Buiten toepassing laten rijkscoördinatieregeling Energielandgoed Wells Meer, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Datum: 18 juni 2019

Nummer: DGKE/19145387

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT,

overwegende:

  • dat de gemeente Bergen het voornemen heeft Energielandgoed Wells Meer te realiseren. Een grootschalige gebiedsontwikkeling in het gebied Wells Meer bij Well met onder meer ruimte voor grootschalige zonnevelden van meer dan 50 Mw;

  • dat dit initiatief op grond van artikel 9b Elektriciteitswet 1998 onder de rijkscoördinatieregeling valt, als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • dat de rijkscoördinatieregeling, voor zover hier van belang, gelet op artikel 3.35, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening met zich brengt dat voor het hiervoor bedoelde project een inpassingsplan wordt vastgesteld door de Ministers van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK), en dat de voorbereiding en bekendmaking van het inpassingsplan door de Minister van EZK worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking met andere voor de uitvoering van het project benodigde besluiten;

  • dat de Minister van EZK, in afwijking van het voorgaande, op grond van artikel 9b, vierde lid, Elektriciteitswet 1998 kan bepalen dat voor een bepaald project geen inpassingsplan wordt voorbereid en de voorbereiding en bekendmaking van andere besluiten niet door hem worden gecoördineerd;

  • dat deze bevoegdheid kan worden toegepast indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van de desbetreffende productie-installatie, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van Energielandgoed Wells Meer benodigde besluiten, redelijkerwijze niet valt te verwachten dat toepassing van rijkscoördinatieregeling, als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden;

  • dat deze situatie zich bij dit project voordoet, omdat gezien de omvang, aard en ligging van de productielocatie Wells Meer, alsmede het aantal voor de aanleg van het Energielandgoed Wells Meer benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van de rijkscoördinatieregeling, als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden;

  • dat de ontwikkeling van Energielandgoed Wells Meer een integrale gebiedsontwikkeling is waarbij het niet alleen om het opwekken van duurzame energie gaat, maar ook andere elementen in dit gebied een plek moeten krijgen;

  • dat de provincie Limburg en de gemeente Bergen op 26 september 2018 een intentieverklaring hebben ondertekend met het oog op een voortvarende realisatie van Energielandgoed Wells Meer;

  • dat er overigens geen bijzondere belemmeringen zijn die in de weg staan aan een voorspoedig verloop van de benodigde procedures, zonder dat de rijkscoördinatieregeling wordt toegepast;

  • dat, gelet op het voorgaande, de gemeente Bergen mij bij brief van 27 mei 2019 heeft verzocht de rijkscoördinatieregeling buiten toepassing te laten;

  • dat voorafgaand hieraan het bij het project betrokken bestuursorgaan – de provincie Limburg – is gehoord over het voornemen het Rijk te verzoeken de rijkscoördinatieregeling buiten toepassing te laten;

  • dat de provincie Limburg bij brief van 18 april 2019 heeft aangegeven hiermee te kunnen instemmen;

Gelet op artikel 9b, vierde lid, onder a, Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel 1

Geen van de procedures, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening is van toepassing op de besluitvorming inzake Energielandgoed Wells Meer.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, namens deze: J.M.C. Smallenbroek directeur Warmte & Ondergrond

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven