Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juni 2019, nr. 2019-0000251071, houdende instelling van de Commissie van onderzoek inzake misstanden ProDemos-Huis voor democratie en rechtsstaat

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Overwegende dat in overleg met de Voorzitter van de Tweede Kamer is besloten een onafhankelijk extern onderzoek te laten doen naar de meldingen die binnen ProDemos - Huis voor Democratie en Rechtsstaat zijn gedaan van grensoverschrijdend gedrag door een van haar medewerkers;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie:

commissie, genoemd in artikel 2, eerste lid;

b. minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. ministerie:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

d. ProDemos:

Stichting ProDemos - Huis voor democratie en rechtsstaat.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een onafhankelijke Commissie van onderzoek inzake misstanden ProDemos-Huis voor democratie en rechtsstaat.

  • 2. De commissie heeft tot taak om:

    • a. onderzoek te doen naar de meldingen van misstanden bij ProDemos en de daarbij gevolgde procedures;

    • b. onderzoek te doen naar de cultuur en algemene werkwijze binnen ProDemos waarbinnen de misstanden zijn ontstaan;

    • c. onderzoek te doen naar de governance van ProDemos en specifiek de relatie met de minister, als subsidiegever, en de relatie met de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, als verstrekker van een bijdrage aan het Activiteitenprogramma van ProDemos;

    • d. een oordeel te geven en aanbevelingen te doen aan de minister en de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken, genoemd in het tweede lid.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en 2 andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden door de minister worden geschorst en ontslagen.

Artikel 4 Leden

De leden van de commissie zijn:

  • mr. T.H.J. Joustra, tevens voorzitter;

  • prof. dr. P.L. Meurs;

  • mr. G.N. Roes

Artikel 5 Secretarissen

  • 1. De minister en de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal stellen ieder een secretaris ter beschikking aan de commissie.

  • 2. De secretarissen zijn voor de uitvoering van hun taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

Artikel 6 Duur van het onderzoek

  • 1. De commissie brengt uiterlijk op 4 juli 2019 haar eindrapport uit aan de minister en de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 2. De minister kan de termijn, genoemd in het eerste lid, verlengen, indien de omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het binnen die termijn uitbrengen van het eindrapport.

  • 3. Na het uitbrengen van het eindrapport is de commissie opgeheven.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet en op welke wijze de vertrouwelijkheid van informatie geborgd wordt.

  • 2. De commissie bepaalt in het protocol hoe zij, in het kader van hoor en wederhoor, bevindingen voorlegt aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.

  • 3. De commissie en de minister stellen gezamenlijk een protocol vast over de wijze waarop door het ministerie informatie wordt verstrekt aan de commissie en de vertrouwelijkheid daarvan wordt geborgd. De voorzitter van de commissie ondertekent dit protocol namens de commissie.

  • 4. De commissie en de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal kunnen gezamenlijk een protocol vaststellen over de wijze waarop door de Kamer informatie wordt verstrekt aan de Commissie en de vertrouwelijkheid daarvan wordt geborgd. De voorzitter van de commissie ondertekent dit protocol namens de commissie.

  • 5. De commissie verantwoordt haar werkwijze in het eindrapport, genoemd in artikel 6, eerste lid.

Artikel 8 Inwinnen van inlichtingen

  • 1. De commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2. Het ministerie verleent de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die zij nodig heeft met inachtneming van het in artikel 7, derde lid, bedoelde protocol.

  • 3. Ambtenaren van het ministerie zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.

  • 4. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gevraagd de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie te verlenen die zij nodig heeft.

Artikel 9 Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,3 fte.

  • 2. Aan de andere leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2 fte.

Artikel 10 Openbaarmaking

  • 1. Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister en de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal uitgebracht of overgedragen.

  • 2. Het eindrapport van de commissie wordt gelijktijdig uitgebracht aan de minister en de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het eindrapport wordt door de minister, na overleg met de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, openbaar gemaakt.

Artikel 11 Archiefbescheiden

  • 1. Het archief van de commissie wordt na afloop van het onderzoek overgebracht naar het archief van het ministerie.

  • 2. Het beheer van het archief vindt plaats met inachtneming van de protocollen, bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven