Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 24 juni 2019, nr. 2625361, tot aanwijzing van het Keurmerkinstituut B.V. als certificerende instelling, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Jeugdwet (Aanwijzingsbesluit certificerende instelling Jeugdwet 2019–2024)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op de artikelen 3.4, eerste lid, van de Jeugdwet en 3.1.1, derde lid, van het Besluit Jeugdwet;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

certificaat of voorlopig certificaat:

certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van de Jeugdwet;

certificerende instelling:

de certificerende instelling, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Jeugdwet;

KMI:

het Keurmerkinstituut, bedoeld in artikel 2;

Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 2

Het Keurmerkinstituut B.V., gevestigd te Zoetermeer, wordt aangewezen als certificerende instelling.

Artikel 3

Onverminderd artikel 3.1.5 van het Besluit Jeugdwet kan de aanwijzing in ieder geval worden ingetrokken, indien KMI niet voldoet aan de bij of krachtens de Jeugdwet gestelde voorschriften, of de voorwaarden, bedoeld in artikel 4.

Artikel 4

Aan de aanwijzing zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. KMI past bij de besluitvorming inzake de afgifte van een certificaat of voorlopig certificaat het certificatieschema toe dat als bijlage bij dit besluit is opgenomen;

  • b. KMI maakt voor de uitoefening van de taken als certificerende instelling uitsluitend gebruik van auditors die een verklaring omtrent het gedrag hebben verkregen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • c. KMI maakt voor de uitoefening van de taken als certificerende instelling op geen enkel moment gebruik van auditors van wie de verklaring omtrent het gedrag langer dan vijf jaar geleden is afgegeven;

  • d. KMI houdt op diens website een lijst met namen bij van:

    • 1°. de instellingen die KMI op grond van de Jeugdwet heeft gecertificeerd;

    • 2°. de instellingen die bij KMI een aanvraag voor een certificaat of een voorlopig certificaat hebben ingediend;

  • e. KMI verstrekt jaarlijks aan de Minister inzicht in:

    • 1°. alle kosten en baten die voortvloeien uit de activiteiten van KMI als certificerende instelling;

    • 2°. de tarieven die KMI als certificerende instelling hanteert en de wijze waarop deze tarieven zich tot de door KMI gemaakte kosten verhouden;

  • f. KMI treft zodanige voorzieningen en handelt zodanig dat KMI alle informatie- en medewerkingsverplichtingen ten aanzien van de bevoegde toezichthouders en de Minister volledig en onbelemmerd kan nakomen.

Artikel 5

Indien KMI het voornemen heeft om zijn taken als certificerende instelling bij afloop van de aanwijzing of op een eerdere datum te beëindigen, informeert KMI de Minister zo spoedig mogelijk hierover en minimaal zes maanden voor de voorgenomen datum van beëindiging.

Artikel 6

Het Aanwijzingsbesluit certificerende instelling Jeugdwet wordt ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 25 juni 2019.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit certificerende instelling Jeugdwet 2019.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Dit besluit is op 25 juni 2019 bekend gemaakt aan het Keurmerkinstituut B.V. door toezending. Binnen zes weken na toezending van het besluit kan degene die hierdoor in zijn of haar belangen is getroffen, een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet door de indiener zijn ondertekend en bevat ten minste zijn naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaar rust. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister voor Rechtsbescherming, t.a.v. Directie Wetgeving en Juridische Zaken, sector Juridische Zaken en Wetgevingsbeleid, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag.

BIJLAGE

TOELICHTING

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Jeugdwet wordt een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitsluitend uitgevoerd door een instelling die hiervoor een certificaat of een voorlopig certificaat heeft verkregen. Dit certificaat of voorlopig certificaat wordt afgegeven door een certificerende instelling. Deze certificerende instelling wordt overeenkomstig artikel 3.1.1, tweede lid, van het Besluit Jeugdwet voor de duur van vijf jaar aangewezen. Het Keurmerkinstituut B.V. (hierna: KMI) is als eerste certificerende instelling aangewezen van 25 juni 2014 tot en met 24 juni 2019. Een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure is gevolgd om een certificerende instelling voor de nieuwe periode van vijf jaar, namelijk van 25 juni 2019 tot 24 juni 2024, te selecteren en aan te wijzen. Aan deze procedure hebben meerdere kandidaten deelgenomen. Na zorgvuldige beoordeling van de inschrijving van de kandidaten is besloten om de aanwijzing als certificerende instelling opnieuw te gunnen aan KMI. Op 16 mei 2019 zijn de kandidaten over de uitslag van de aanbestedingsprocedure geïnformeerd. Tegen de uitslag is geen bezwaar gemaakt.

Ten opzichte van het vorige aanwijzingsbesluit zijn slechts tekstuele verbeteringen doorgevoerd en zijn onderdelen geschrapt die destijds slechts relevant waren vanwege de invoering van de Jeugdwet.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Het KMI wordt aangewezen als certificerende instelling. Uit artikel 3.1.1, tweede lid, van het Besluit Jeugdwet volgt al dat de aanwijzing plaatsvindt voor de duur van vijf jaar. Dit wordt niet in het aanwijzingsbesluit herhaald.

Artikel 3

Op grond van artikel 3.1.5, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet kan de aanwijzing worden ingetrokken, indien wordt geoordeeld dat de certificerende instelling haar taak niet naar behoren vervult. Het onderhavig artikel bepaalt in welke situaties in ieder geval tot intrekking van de aanwijzing kan worden overgegaan, althans waarin dat zal worden overwogen. De aanwijzing wordt op grond van artikel 3.1.5, tweede lid, van het Besluit Jeugdwet niet eerder ingetrokken dan nadat de certificerende instelling in de gelegenheid is gesteld om binnen een alsdan te stellen termijn alsnog haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 4

Aan de aanwijzing worden enkele voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden verschillen inhoudelijk niet van de voorwaarden bij de vorige aanwijzing, behalve op het punt van accreditatie. KMI beschikt reeds over de toepasselijke accreditatie.

Onderdeel a

Bij het onderzoek naar en de beoordeling van een aanvraag van een eventueel te certificeren instelling past het KMI een certificatieschema toe. Onderdeel van dit certificatieschema is een normenkader waar het KMI de te certificeren instellingen aan zal toetsen. Dit normenkader wordt bij ministeriële regeling, namelijk de Regeling normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering, krachtens artikel 3.4, vierde lid, van de Jeugdwet vastgesteld. Het certificatieschema is integraal en ongewijzigd opgenomen bij dit aanwijzingsbesluit.

Onderdeel b en c

Auditors moeten neutraal en objectief handelen. Zij mogen niet vatbaar zijn voor corruptie. Zodoende moet de certificerende instelling uitsluitend auditors inzetten die een verklaring omtrent het gedrag kunnen overleggen. Op geen enkel moment mag de verklaring omtrent het gedrag van een auditor ouder zijn dan vijf jaren. Anders moet de certificerende instelling wachten totdat de betreffende auditor een nieuwe verklaring kan overleggen, voordat deze kan worden ingezet.

Onderdeel d

Van de certificerende instelling wordt verlangd dat zij zowel de namen van instellingen publiceert die zij heeft gecertificeerd, als de namen van instellingen die zich alleen nog hebben aangemeld voor een certificaat. Gemeenten die overwegen om een instelling te contracteren, kunnen hiervan kennis nemen en eventueel in een vroeg stadium gerichte – wellicht ontbindende – afspraken maken met de gecertificeerde of nog te certificeren instellingen.

Onderdeel e

Het is van belang dat de certificerende instelling inzicht geeft in de kosten en baten tevens inzicht geeft in de relatie tussen kostprijs en de in rekening gebrachte tarieven. Dit helpt immers bij de beoordeling of sprake is van marktconforme tarieven of dat er aanleiding is om een maximumtarief vast te stellen overeenkomstig artikel 3.2.1, vierde lid, van het Besluit Jeugdwet.

Onderdeel f

Onder andere in artikel 3.1.3 van het Besluit Jeugdwet zijn voorschriften voor opgenomen met betrekking tot de certificerende instelling die neerkomen op een medewerkings- en informatieplicht. Het onderhavig onderdeel betreft een voorwaarde die aan de certificerende instelling wordt gesteld ter borging en nadere invulling van de genoemde plicht. Dit heeft zodoende betrekking op de wijze waarop de certificerende instelling aan de medewerkings- en informatieplicht zou moeten voldoen. Zo ontkomt de certificerende instelling er in ieder geval niet aan om te voorzien in een direct toegankelijke administratie voor degenen die toezicht op haar moeten houden.

Het gaat hier niet alleen om handelingen van de certificerende instelling. Bepaalde handelingen moet zij juist nalaten, voor zover dat tegenstrijdig zou zijn met het onderhavige onderdeel. De certificerende instelling moet zich in contractuele sfeer bijvoorbeeld onthouden van geheimhoudingsclausules, indien dit leidt tot enige afbreuk van de genoemde medewerkings- en informatieplicht.

Ondanks dat de certificerende instelling mogelijk wel voldoet aan de medewerkings- en informatieplicht zoals die is neergelegd in wet- en regelgeving, kan de aanwijzing gelet op dit onderdeel alsnog worden ingetrokken, indien de certificerende instelling geen of onvoldoende voorzieningen treft. De voorwaarde in dit onderdeel betreft geen algemene voorwaarde ten aanzien van de certificerende instelling. Het gaat hier om een bijzondere en aan de aanwijzing verbonden voorwaarde welke zonder naleving leidt tot intrekking van de aanwijzing.

Artikel 5

Om tijdig te kunnen voorzien in een opvolgende certificerende instelling en een vloeiende overdracht van de werkzaamheden zo veel mogelijk te waarborgen, regelt dit artikel verder dat KMI een beëindiging van zijn taken als certificerende instelling, ruim van te voren moet aankondigen.

Artikelen 6 en 7

Het vorige aanwijzingsbesluit besloeg de periode van 25 juni 2014 tot en met 24 juni 2019 en wordt ingetrokken. Uit het oogpunt van continuïteit moet de nieuwe aanwijzing direct volgen op de vorige aanwijzing. Daarom treedt dit besluit – met terugwerkende kracht – in werking vanaf het moment dat de vorige aanwijzingsperiode is verlopen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven