TOELICHTING
Inleiding
Met deze regeling worden vijf speciaal beschermde Antarctische gebieden, Antarctic
Specially Protected Area’s (ASPA’s) aangewezen waarvan de betreding ten behoeve van
niet-wetenschappelijke activiteiten met als doel het bezoeken van een historische
plaats of monument bij vergunning kan worden toegestaan. In aansluiting op internationale
standaarden wordt hiermee in bepaalde gevallen een uitzondering gemaakt op het algemene
uitgangspunt dat het verboden is om ASPA’s te betreden. Deze regeling regelt nog niet
de daadwerkelijke toegang tot deze vijf gebieden, hiervoor is eerst nog een vergunning
nodig. Met deze regeling wordt tegemoet gekomen aan de wens van Nederlandse organisatoren
van reizen die ASPA’s willen bezoeken en wordt voorkomen dat zij een vergunning aanvragen
in het buitenland om die plaatsen te kunnen betreden.
Het Antarctisch stelstel van milieubescherming
Het Antarctica Verdrag (Trb. 1965, 148) en het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag (Trb. 1992, 110) bevatten een systeem dat gericht is op het handhaven van de vrede in het Antarctisch
gebied, het behoud van de waarde van Antarctica voor de wetenschap en de bescherming
van het Antarctisch milieu. In het Protocol wordt Antarctica in artikel 2 aangewezen
als natuurreservaat. Daarmee is heel Antarctica beschermd gebied. In artikel 3 wordt
een aantal belangrijke milieubeginselen geformuleerd. Bepaald wordt onder meer dat
de bescherming van het milieu en de daarvan afhankelijke en daarmee samenhangende
ecosystemen, alsmede de intrinsieke waarden van Antarctica met inbegrip van de wilderniswaarden,
fundamentele uitgangspunten vormen bij het plannen en uitvoeren van activiteiten in
het Antarctisch gebied. Om dit te garanderen bepaalt het Protocol dat speciaal beschermde
Antarctische gebieden, Antarctic Specially Protected Area’s (ASPA’s) kunnen worden
aangewezen ter bescherming van opmerkelijke ecologische, wetenschappelijke, historische
of esthetische waarden of de waarde als wildernis, dan wel een combinatie van deze
waarden, of lopend of gepland wetenschappelijk onderzoek. De toegang tot deze ASPA’s
is verboden voor niet-wetenschappelijk of toeristisch gebruik tenzij in het internationale
Beheersplan expliciet anders is bepaald. Verdragspartijen wijzen bevoegde autoriteiten
aan om in lijn met het Protocol vergunningen te verlenen. Daarnaast kunnen speciaal
beheerde Antarctische gebieden, Antarctic Specially Managed Area’s (ASMA’s) worden
aangewezen ter ondersteuning van de planning of coördinatie van activiteiten, ter
vermijding van mogelijke conflicten, ter verbetering van de samenwerking tussen verdragspartijen
of ter beperking van de milieueffecten van de activiteiten die in dat gebied kunnen
worden verricht. Voor de toegang tot deze speciaal beheerde Antarctische gebieden
is geen vergunning vereist tenzij zij (deels) in een ASPA zijn gelegen. Ook biedt
het Protocol de mogelijkheid om plaatsen of monumenten met een erkende historische
waarde (Historic Site or Monument - HSM) aan te wijzen. Een aantal HSM’s is tevens
aangewezen als ASPA of is in een ASPA gelegen.
De aanwijzing van ASPA’s en ASMA’s geschiedt door indiening van een Beheersplan voor
het betrokken gebied en de vaststelling van dat Beheersplan door de Consultieve vergadering
van het Verdrag inzake Antarctica. In de Beheersplannen zijn regels opgenomen ter
bescherming van de bijzondere gebieden, zoals de voorwaarden waaronder door de bevoegde
nationale autoriteit vergunningen kunnen worden afgegeven. Vergunningen die worden
verleend voor de toegang tot een ASPA dienen in overeenstemming te zijn met het op
dat gebied betrekking hebbende Beheersplan. Momenteel zijn 72 ASPA’s aangewezen. De
lijst met aangewezen gebieden is in te zien op de website van het Antarctic Treaty
System www.ats.aq Daarnaast zijn momenteel 92 HSM’s aangewezen, waarvan er elf gelegen zijn in negen
ASPA’s. Voor vijf van deze ASPA’s is in de Beheersplannen betreding voor niet-wetenschappelijk
activiteiten of toeristische doeleinden expliciet toegestaan en ingekaderd, juist
om de toegang tot de historische plaatsen of monumenten mogelijk te maken. Voor de
overige vier geldt dat niet-wetenschappelijke activiteiten en toerisme expliciet zijn
verboden, niet expliciet worden benoemd, of onvoldoende helder zijn gedefinieerd.
Dit Antarctisch systeem is in Nederland geïmplementeerd in de Wet bescherming Antarctica
(WbA). Artikel 6 van de WbA bevat een groot aantal verboden handelingen waaronder
het verbod om een ASPA te betreden. Artikel 9 van de WbA bevat de gronden waarop een
vergunning verleend kan worden, en artikel 15 bepaalt in onderdeel i, onder 3, dat
de voorwaarden die in een Beheersplan zijn opgenomen in ieder geval in de vergunning
moeten worden opgenomen. Tot de inwerkingtreding van de Wet van 20 februari 2019 tot
wijziging van de Wet bescherming Antarctica in verband met het verruimen van de toegang
tot speciaal beschermde gebieden, het uitbreiden van de vergunningplicht en het verduidelijken
van de positie van internationale waarnemers (Stb. 2019, 118) was het in Nederland niet mogelijk om een vergunning te verlenen voor de toegang
tot een ASPA voor niet-wetenschappelijk activiteiten of toerisme. Nederlandse organisatoren
die deze gebieden toch wilden bezoeken, deden dit waar mogelijk met een buitenlandse
vergunning. Met de wijziging van de WbA is het onder andere mogelijk gemaakt een uitzondering
op het verbod in artikel 6 te maken en ASPA’s aan te wijzen waarvoor een vergunning
kan worden verleend voor het betreden ervan ten behoeve van niet-wetenschappelijke
activiteiten met als doel het bezoeken van een historische plaats of historisch monument.
Hiermee is het Nederlandse stelsel in lijn gebracht met het internationale stelsel,
dat de Beheesrplannen van de ASPA’s als uitgangspunt neemt bij het bepalen in hoeverre
en onder welke voorwaarden betreding van ASPA’s toelaatbaar wordt geacht.
Aanwijzing ASPA’s
In deze regeling worden vijf ASPA’s aangewezen waarvoor de algemene verbodsbepaling
op betreding niet geldt. Het gaat daarbij om ASPA’s waarbinnen internationaal een
of meerdere historische plaatsen of historisch monumenten zijn aangewezen, en waarvoor
om die reden in het internationale Beheersplan expliciet is aangegeven dat toerisme
(onder voorwaarden) is toegestaan. Het gaat om:
-
– ASPA 155 (Ross Island), het betreffende monument is de hut van de Britse Antarctische
Expeditie van Scott, 1910-1913, en een hut van Shackleton’s Trans Antarctic Expeditie
1914-1916. Het volledige Beheersplan is te vinden op http://www.ats.aq/documents/recatt%5Catt572_e.pdf;
-
– ASPA 157 (Ross Island), de hut van de Britse Antarctische expeditie van Shackleton,
1907-1909. Het volledige Beheersplan is te vinden op http://www.ats.aq/documents/recatt%5Catt573_e.pdf;
-
– ASPA 158 (Ross Island), de hut van de Britse Antarctische Expeditie van Scott, 1901-1904.
Het volledige Beheersplan is te vinden op http://www.ats.aq/documents/recatt%5Catt574_e.pdf;
-
– ASPA 159 (Cape Adare), drie hutten van vroege poolexpedities (twee uit 1899, en 1911).
Het volledige Beheersplan is te vinden op http://www.ats.aq/documents/recatt%5Catt575_e.pdf;
-
– ASPA 162 (Cape Denison), een boothaven en historische artefacten. Het volledige Beheersplan
is te vinden op http://www.ats.aq/documents/recatt/Att549_e.pdf.
Deze ASPA’s worden aangewezen omdat zij voldoen aan beide gestelde voorwaarden: aanwezigheid
van één of meerdere historische plaatsen of monumenten en expliciet toestaan van niet-wetenschappelijke
activiteiten of toerisme in het internationale Beheersplan. Voor de andere vier ASPA’s
waarin zich HSM’s bevinden is gebruik voor toerisme ofwel expliciet uitgesloten, of
is het Beheersplan onvoldoende duidelijk om te kunnen vaststellen dat toerisme is
toegestaan. Indien aan deze voorwaarden voldaan is kan vergunning worden verleend,
maar het hoeft niet. De discretionaire bevoegdheid om een aanvraag toch te weigeren
conform de algemene weigeringsgronden van de WbA blijft van toepassing. Bij de beoordeling
van de vergunning moet vervolgens nog getoetst worden aan het Beheersplan voor het
gebied en moeten de relevante voorwaarden uit het Beheersplan vertaald worden naar
vergunningsvoorwaarden.
Uitvoering en handhaving
Op de uitvoering en handhaving van de WbA en de onderliggende regelgeving is uitgebreid
ingegaan in de memorie van toelichting bij de bovengenoemde wijziging van de WbA (zie
kamerstukken II 2017/2018, 34 935, nr. 3). De uitvoering van de WbA is neergelegd bij Rijkswaterstaat (hierna: RWS), waarbij
afgelopen jaren gemiddeld zes tot acht vergunningen per jaar zijn afgegeven. Handhaving
van de nationale regelgeving en de verleende vergunningen is belegd bij de Inspectie
Leefomgeving en Transport (hierna: ILT).
RWS heeft op deze regeling een Uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. RWS constateert ten
eerste dat de regeling geen wijziging aanbrengt in de taken van RWS. Ten tweede geeft
RWS aan dat het niet de verwachting is dat er meer vergunningaanvragen zullen worden
ingediend. Naar verwachting zijn het partijen die jaarlijks een vergunningaanvraag
indienen, die gebruik zullen maken van de extra mogelijkheid. Wel geeft RWS aan dat
het toetsen en opnemen van vergunningvoorschriften voor activiteiten in ASPA’s zal
leiden tot een beperkte toename in de benodigde tijd voor het vergunningverleningsproces
omdat dit per ASPA beoordeeld moet worden. Dit is reeds geconcludeerd bij de beoordeling
van de wetswijziging. Hierbij is tevens opgenomen wat de ingeschatte kosten zijn van
het bij vergunning toestemming verlenen om bepaalde ASPA’s te betreden voor niet-wetenschappelijke
activiteiten. Ten slotte merkt RWS op dat, zoals ook al bij de wetswijziging is opgemerkt,
niet verwacht wordt dat er negatieve beleidseffecten zijn door de betreding van bepaalde
ASPA’s.
ILT heeft op 27 mei 2019 een Handhaafbaarheids- Uitvoerbaarheids en Fraudegevoeligheidstoets
(HUF-toets) uitgebracht. In lijn met hetgeen in de memorie van toelichting bij de
wijziging van de Wba is opgemerkt, constateert ILT dat een vergunningplicht voor Nederlanders
die zich buiten Nederland bevinden, kan leiden tot extra handhavingsgevallen. De mogelijkheden
voor toezicht en handhaving zijn beperkt, omdat overtredingen ver buiten Nederland
plaatsvinden. ILT geeft aan de huidige praktijk voort te zetten: (potentiële) overtreders
worden aangesproken op het gedrag en overtredingen worden voor zover mogelijk gehandhaafd.
Er zal naar verwachting geen extra capaciteit nodig zijn in de handhaving. Daarnaast
adviseert de ILT te onderzoeken hoe toezicht en handhaving versterkt kan worden door
internationale samenwerking. Dit advies zal worden meegenomen.
Gevolgen
De regeling heeft positieve gevolgen voor de administratieve lastendruk. Met deze
regeling wordt tegemoet gekomen aan een wens van het Nederlandse bedrijfsleven inzake
toegang tot ASPA’s. Het wordt organisatoren van reizen mogelijk gemaakt om ook in
Nederland een vergunning aan te vragen voor activiteiten die betrekking hebben op
het betreden van ASPA’s met als doel een bijzondere historische plaats of bijzonder
historisch monument te bezoeken. Organisatoren zijn hiermee niet langer aangewezen
op een buitenlandse vergunning om de bijzondere historische plaats of historisch monument
in ASPA’s te bezoeken. Met de openstelling van een beperkt aantal gebieden wordt voorkomen
dat concurrentienadeel voor het Nederlands bedrijfsleven ontstaat en kan een aantrekkelijk
toeristisch aanbod worden gedaan.
Zoals ook al in de memorie van toelichting bij de wijziging van de WbA wordt opgemerkt
worden geen negatieve gevolgen voor het milieu verwacht. De openstelling voor toeristen
van enkele ASPA’s, tevens gebieden die zijn aangewezen als bijzondere historische
plaats of historisch monument, gebeurt onder de strikte randvoorwaarden zoals deze
zijn opgenomen in het internationaal aanvaarde Beheersplan voor deze gebieden. De
Nederlandse organisatoren die deze gebieden in het verleden wilden bezoeken deden
dat op een buitenlandse vergunning. Hun wens om ook deze activiteiten, net als hun
andere activiteiten, onder een Nederlandse vergunning te kunnen brengen betekent daarom
niet zonder meer dat nu meer toeristen de gebieden betreden. Er wordt verder vanuit
de uitvoering niet verwacht dat de mogelijkheid om met een vergunning ASPA’s te betreden,
zal leiden tot aanmerkelijk meer bezoeken aan Antarctica. Bovendien bevatten de Beheersplannen
van de aangewezen ASPA’s maxima’s voor het totaal aantal bezoekers per jaar. Er zijn
mogelijk positieve gevolgen voor het milieu door het vermijden van situaties waarin
organisatoren hun vergunning elders aanvragen en zich zo onttrekken aan Nederlandse
toetsing vooraf.
Consultatie
Deze regeling is gedurende vier weken van 6 mei tot 3 juni 2019 ter consultatie aangeboden
via de website www.internetconsultatie.nl. Organisatoren zijn hierover expliciet geïnformeerd. Er is één niet-openbare reactie
ontvangen. Deze reactie zag niet op de aanwijzing van de ASPA’s maar op andere onderdelen
van het Arctisch beleid en heeft daarom niet tot aanpassing van deze regeling geleid.
Artikelsgewijs
Artikel 1 (aanwijzing ASPA’s)
Artikel 1 wijst ten behoeve van niet-wetenschappelijke activiteiten met als doel het
bezoeken van een historische plaats of een historisch monument vijf speciaal beschermde
Antarctische gebieden aan. Het begrip ‘historische plaats of historisch monument’
wordt in de WbA gedefinieerd als een plaats onderscheidenlijk monument dat ingevolge
artikel 8, tweede of derde lid, van bijlage V bij het Protocol als zodanig is aangewezen.
Ook de begripsbepaling van ‘speciaal beschermd Antarctisch gebied’ is in de WbA bepaald:
delen van het Antarctisch gebied, die ingevolge artikel 3, eerste of derde lid, van
bijlage V bij het Protocol als zodanig zijn aangewezen. Ook de formele naam en verwijzing
naar het Protocol zijn in de WbA te vinden: Protocol betreffende milieubescherming
bij het Verdrag (Trb. 1992, 110). Bij de aanwijzing van de gebieden is aangesloten bij de formele aanduiding die
Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica hen op basis van artikel
8 van bijlage V van het Protocol heeft toegekend. Voor al deze gebieden is in het
bijbehorende Beheersplan bepaald dat zij toegankelijk zijn voor niet-wetenschappelijke
activiteiten. In het algemeen deel van de toelichting is al ingegaan op de specifieke
kenmerken van elk gebied, de reden van aanwijzing en de Beheersplannen.
Artikel 2 (voorwaarden)
Artikel 9, tweede lid, van de WbA bepaalt dat de regeling waarin de aanwijzing van
ASPA’s geregeld wordt nadere regels bevat over het betreden van het aangewezen speciaal
beschermd Antarctisch gebied ter bescherming van het Antarctisch milieu. Hoewel op
grond van artikel 9 van de WbA de voorwaarden en beperkingen die voortvloeien uit
Beheersplannen tevens aan de vergunning moeten worden verbonden, is het wenselijk
een aantal algemene voorwaarden te verbinden aan de aanwijzing van ASPA’s. Het gaat
daarbij om de bepaling dat Nederland in samenwerking met andere relevante Verdragspartijen
zal toezien op tijdige periodieke toetsing en waar nodig op herziening van het beheerplan
voor de ASPAs genoemd in artikel 1. Dat zal gebeuren in kader van de Consultatieve
Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica, waarin Beheersplannen periodiek worden
bediscussieerd en zo nodig aangepast. Mocht aanpassing in internationaal verband onvoldoende
snel verlopen, kan worden besloten om, vooruitlopend op herziening van het Beheersplan,
aanvullende voorwaarden in de vergunning op te nemen. Daarnaast is expliciet opgenomen
dat wanneer een (gewijzigd) Beheersplan van een ASPA de toegang voor toerisme niet
langer mogelijk maakt, het betreden van deze ASPA ook niet meer is toegestaan, ondanks
dat de ASPA wel is aangewezen op grond van artikel 1. Als het Beheersplan toerisme
definitief niet meer toestaat, zal artikel 1 hieraan worden aangepast en zal de aanwijzing
worden ingetrokken. Deze bepaling is bedoeld als vangnet, omdat bij de vergunningverlening
ook al rekening wordt gehouden met de bepalingen uit het Beheersplan.
Artikel 3 (inwerkingtreding)
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019. Gelet op het feit dat
met deze regeling tegemoet wordt gekomen aan een wens van de branche wordt met een
beroep op Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving
afgeweken van de vaste invoer- en publicatietermijn van 2 maanden die in het kader
van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten voor de wijziging van regelgeving
in acht moet worden genomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. Schouten