TOELICHTING
Algemeen
Samenvatting
Deze regeling wijzigt de Drinkwaterregeling (hierna: Dwr) en vereenvoudigt de regels
voor signaleringsparameters in oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding van drinkwater.
In Nederland meten we uitgebreid wat er in het oppervlaktewater zit dat gebruikt wordt
voor de productie van drinkwater. Mogelijke nieuwe verontreinigingen signaleren we
snel. De drinkwaterbedrijven gebruiken hierbij de signaleringsparameters om in actie
te komen. Als die wordt overschreden kijken ze hoeveel van een stof in het oppervlaktewater
zit, of er een risico is voor de volksgezondheid en beoordelen ze welke vervolgacties
nodig zijn. De drinkwaterbedrijven passen hierbij innamestops toe om het drinkwater
veilig te stellen. Signaleringsparameters hebben dus een poortwachtersfunctie om de
bron van ons drinkwater en het drinkwater zelf te beschermen.
De wijziging is op verzoek van de drinkwaterbedrijven en is administratief van aard,
omdat deze betrekking heeft op de werklasten voor betrokkenen. Met de wijziging zullen
er minder administratieve handelingen vereist zijn als uit onderzoek blijkt dat een
stof geen risico vormt voor de volksgezondheid. Hierdoor kan meer tijd worden gewijd
aan stoffen die wel een (potentieel) risico vormen voor de volksgezondheid. Verder
blijft de praktijk onveranderd: de drinkwaterbedrijven monitoren uitgebreid, ze passen
het regime van innamestops toe om de drinkwaterkwaliteit veilig te stellen, de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht en het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat normeert opkomende stoffen die een risico vormen. Zo houden we ons drinkwater
samen schoon en gezond.
In deze toelichting wordt verder ingegaan op:
-
– achtergrond;
-
– aanleiding en problematiek;
-
– inhoud van de wijziging;
-
– rollen en verantwoordelijkheden
-
– samenhang met Drinkwaterbesluit;
-
– volgende fase: spoedprocedure verder borgen
-
– voorbereidingsprocedure;
-
– effecten;
-
– invoering;
Tot slot wordt een artikelsgewijze toelichting gegeven.
Achtergrond
Opkomende stoffen zijn stoffen waarvan de schadelijkheid (deels) onbekend is en waarvoor
nog geen norm geldt. Aan deze stoffen wordt in de drinkwaterregeling gerefereerd als
‘overige antropogene stoffen’. De aanpak van opkomende stoffen richt zich allereerst
op de bron. Daar waar de preventieve aanpak onverhoopt mis gaat, moeten betrokkenen
nog steeds zo snel mogelijk in kunnen grijpen. Daartoe dient de signaleringsparameter
voor opkomende stoffen in ‘in te nemen water bestemd voor de bereiding van drinkwater’.
Bij overschrijding van de signaleringsparameter van 1,0 µg/l worden opkomende stoffen
gesignaleerd en op risico’s beoordeeld zodat bepaald kan worden welke actie nodig
is.
Om een compleet beeld te krijgen dient de signaleringsparameter in zijn context te
worden bezien. Het is een vangnet voor opkomende stoffen die in het oppervlaktewater
terecht komen. De signaleringsparameter functioneert in samenhang met:
-
1. Het toelatingsbeleid (o.a. vergunningverlening en REACH), van toepassing op stofgebruikers,
producenten en lozers.
-
2. De werkgroep aanpak Opkomende Stoffen, waarin alle betrokken partijen deelnemen, waarbij
nieuwe ontwikkelingen op basis van stofdatabases worden bijgehouden. Met speciale
aandacht voor Persistente Mobiele en Toxische (PMT) stoffen zoals GenX en PFOA.
-
3. De gebiedsdossiers onder de Kaderrichtlijn water (KRW), onder verantwoordelijkheid
van provincies en RWS in samenwerking met de drinkwaterbedrijven, waarbij gebiedsgericht
bedreigingen rond innamepunten in kaart worden gebracht.
-
4. Monitoring onder de KRW (Protocol voor monitoring en toetsing drinkwaterbronnen KRW’),
onder verantwoordelijkheid van provincies en RWS, met gebruik van een signaleringswaarde
van 0,1 µg/l die geldt voor nieuwe, opkomende stoffen1.
-
5. Risico Gebaseerd Monitoren (RGM) met ook hier speciale aandacht voor PMT-stoffen,
onder verantwoordelijkheid van de drinkwaterbedrijven. Hiervoor gebruikt men een concept-richtsnoer
waar het ministerie van IenW de kaders voor heeft bepaald.
Gezamenlijk dragen deze acties gericht op opkomende stoffen bij aan schoon en veilig
drinkwater. Mede daardoor is de kwaliteit van het drinkwater in Nederland goed geborgd.
Aanleiding en problematiek
Betrokkenen in de waterketen hebben het ministerie van IenW verzocht te onderzoeken
of optimalisatie van de toepassing van de signaleringsparameter mogelijk is. Dit is
als actie opgepakt onder het uitvoeringsprogramma Opkomende Stoffen.
De Drinkwaterregeling stelt regels voor signaleringsparameters voor opkomende stoffen
(‘overige antropogene stoffen’) voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt geproduceerd.
In het gezamenlijke traject is geconstateerd dat momenteel bij deze regels geen onderscheid
wordt gemaakt tussen stoffen die wel en stoffen die geen risico vormen. Hierdoor gaat
een aanzienlijk deel van de capaciteit en tijd naar de opkomende stoffen die geen
risico vormen. Er is in de huidige situatie in alle gevallen bij overschrijding van
de signaleringsparameter namelijk een ontheffing nodig. Ook als uit onderzoek is gebleken
dat een stof geen risico vormt, zoals bijvoorbeeld de zoetstof sucralose. Ter illustratie:
dit geldt voor 39 van de 40 opkomende stoffen waarvoor ontheffing werd verleend sinds
de zomer van 2016. Er gaat dus onnodig veel tijd en inspanningen naar de opkomende
stoffen die geen risico vormen voor de volksgezondheid. Bovendien is er soms onduidelijkheid
over de inname-eisen, omdat er een verschil kan zitten tussen de eisen vanuit drinkwaterbeleid
en de eisen vanuit waterkwaliteitsbeleid. Ten eerste kan er verschil zitten tussen
de signaleringsparameter voor drinkwaterbedrijven en de stofspecifieke waarde waar
een bevoegd gezag vanuit gaat bij de (water)vergunningverlening. Dit leidt tot onnodige
bezwaren op vergunningen. Dit komt door onduidelijkheden in de regelgeving die enerzijds
het in acht nemen van de signaleringsparameter op dezelfde voet als overige kwaliteitseisen
lijkt te vereisen, en anderzijds (volgens de oude voetnoot 1 bij de tabel van bijlage
5 Dwr) lijkt te bedoelen dat bij overschrijding van een signaleringsparameter in het
oppervlaktewater alleen onderzoek nodig is. Ten tweede kan er ook een verschil ontstaan
wanneer een ontheffingswaarde voor een drinkwaterbedrijf verschilt van de stofspecifieke
waarde waar het bevoegd gezag vanuit gaat bij de vergunningverlening. Dit komt doordat
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het bevoegde gezag een verschillende
afweging kunnen maken bij de vergunningverlening en ontheffingverlening. Ontheffing
en vergunning hebben daarbij normaliter een andere functie en geldigheidsduur.
Het beoogde doel van de regels voor de signaleringsparameter, zijnde de poortwachtersfunctie
en het nader bepalen van het risico voor de volksgezondheid zodat daarnaar gehandeld
kan worden, komt dus niet goed tot zijn recht. Dit leidt tot hoge uitvoeringslasten
en nalevingskosten. Bovendien kan dit leiden tot onnodig zorgwekkende beeldvorming
rondom drinkwater door het relatief grote aantal ontheffingen.
Inhoud van de wijziging
Door vereenvoudiging kan beter worden gefocust op de stoffen die een (potentieel)
risico vormen. Middels de wijziging geldt in eerste instantie een meld- en onderzoeksplicht
bij overschrijding van de algemene signaleringsparameter. Indien uit het onderzoek
blijkt dat er een risico is zal een specifieke norm voor de desbetreffende stof worden
opgenomen in de regelgeving. Voor die specifieke norm geldt vervolgens het gebruikelijke
ontheffingsregime. Indien nodig kan deze stofspecifieke norm bovendien met spoed worden
vastgesteld in de regelgeving of in het kader van het toezicht op de drinkwaterbedrijven
worden gehanteerd. Dit is bijvoorbeeld van belang tijdens een droge zomer. Met de
wijziging wordt doelmatiger gewerkt en wordt beter recht gedaan aan de functie van
de signaleringsparameter. Het voornaamst is dat het beschermingsniveau hierbij gelijk
blijft, terwijl de uitvoeringslasten verminderen waardoor tijd en middelen kunnen
worden gericht op de stoffen die ertoe doen.
Deze regeling wijzigt daartoe artikel 16 en bijlage 5 van de Dwr en voegt een nieuw
artikel 16a en een nieuwe bijlage 5b in. De wijziging is conform de voetnoot 1 bij
de tabel in bijlage 5 van de huidige Dwr. Uit de verschillende onderzochte varianten
is naar voren gekomen dat deze variant bij de betrokken partijen op het meeste en
sterk draagvlak kan rekenen. De wijziging heeft geen betrekking op de hoogte van de
signaleringsparameter aangezien uit een eerdere evaluatie is gebleken dat deze voldoet2.
De wijzigingsregeling houdt samengevat het volgende in:
-
– de signaleringsparameters van de tabel van bijlage 5 van de Dwr zijn in een nieuwe
tabel 5b ondergebracht (waarbij de bestaande tabel 5 is omgedoopt tot tabel 5a);
-
– de signaleringsparameters vallen niet langer onder de werking van artikel 16 van de
Dwr maar worden in een nieuw artikel 16a van de Dwr geregeld;
-
– in het nieuwe artikel 16a van de Dwr wordt bepaald dat bij overschrijding van een
signaleringsparameter een melding en onderzoek moet plaatsvinden3;
-
– in geval van een risico voor de volksgezondheid zal de minister voor de desbetreffende
stof vervolgens een specifieke eis opnemen in bijlage 5a van de Dwr;
-
– de regeling van artikel 16 van de Dwr en bijlage 5a van de Dwr heeft alleen nog betrekking
op de (specifieke) kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Dww
en artikel 30, eerste lid, onder b, van het Dwb (‘eisen aan het oppervlaktewater waaruit
drinkwater kan worden bereid’).
Rollen en verantwoordelijkheden
De aanpak van een overschrijding begint bij de lozende partij en het bevoegd gezag
ziet erop toe dat overschrijdingen waar nodig worden teruggedrongen. De waterbeheerder
speelt een essentiële rol bij het opsporen van de bron indien die in eerste instantie
onbekend is. Op deze manier wordt de noodzaak tot benedenstroomse acties bij drinkwaterbedrijven
en andere betrokkenen zoveel mogelijk beperkt. Als er sprake is van een overschrijding
gelden verder de onderstaande rollen en verantwoordelijkheden:
-
1: Het drinkwaterbedrijf signaleert dat de signaleringsparameter van 1,0 µg/l wordt overschreden
in het innamewater.
-
2: Het drinkwaterbedrijf heeft een onderzoeksplicht en een meldingsplicht aan de ILT,
conform art. 16 drinkwaterregeling. Het drinkwaterbedrijf draagt zorg voor het onmiddellijk
verrichten van onderzoek naar de hoedanigheid van het water dat gebruikt wordt voor
de bereiding van drinkwater, waaronder in het bijzonder de aard en concentratie van
de stof en de risico’s daarvan voor de volksgezondheid. De ILT beoordeelt deze informatie
en verzoekt het RIVM indien nodig om een drinkwaterrichtwaarde voor de stof af te
leiden.
-
3: Hiermee start de Normstellingsprocedure voor stoffen in Water en Lucht. In deze procedure
doorloopt de door RIVM geadviseerde drinkwaterrichtwaarde de Wetenschappelijke Klankbordgroep
Normstelling (wetenschappelijke toetsing) en de Beleidsmatige Werkgroep Normstelling
(beleidsmatige weging), alvorens de Stuurgroep Normstelling Water en Lucht een beleidsmatige
norm vaststelt4. De beleidsmatige norm wordt gehanteerd om de risico’s te beoordelen en Bevoegde
Gezagen gebruiken de norm in de vergunningsafweging (immissietoets). RIVM publiceert
de norm op de site ‘Risico’s van Stoffen’. De Stuurgroep Normstelling komt 4-jaarlijks
bijeen5.
-
4: ILT beoordeelt het risico o.b.v. de beleidsmatige norm en de concentraties van de
stof. Zij benutten hierbij de drinkwaterbedrijven en het RIVM. Er is sprake van een
risico wanneer een stof (naar verwachting) langdurig de beleidsmatige norm overschrijdt
en daarmee voor een structureel probleem zorgt. Indien een puntbron bekend is dient
de overschrijding via deze route opgelost te worden. ILT vormt o.b.v. de informatie
een oordeel:
-
– er is geen risico. Het drinkwaterbedrijf mag verder met de normale bedrijfsvoering.
Het drinkwaterbedrijf houdt de stof in beeld bij het ‘Risico Gebaseerd Monitoren’
(RGM) en kijkt bijvoorbeeld naar de trend in de concentratie van de stof. ILT ziet
hierop toe;
-
– er is een risico. Er wordt gehandeld conform onderstaande stappen
-
5: ILT, RIVM en IenW (DGWB) bespreken de stoffen die een risico vormen. Dit kan ook gelden
voor eventuele twijfelgevallen. De minister van IenW besluit vervolgens over vaststelling
van een norm in de regelgeving, waar nodig met spoed6.
-
6: Indien de norm wordt overschreden geldt de reeds bestaande meldings- en ontheffingsprocedure
voor de drinkwaterbedrijven.
Samenhang met Drinkwaterbesluit: signaleringsparameters voor drinkwater
Voor de huidige regeling van signaleringsparameters voor drinkwater en de samenhang
tussen de signaleringsparameters voor het in te nemen water en die voor het drinkwater
heeft deze wijziging geen gevolgen:
-
• een stof die in het in te nemen water voorkomt en daar tot overschrijding van de signaleringsparameter
leidt (gevolgd door onderzoek en indien nodig een specifieke norm in bijlage 5a Dwr)
kan vervolgens ook in het drinkwater voorkomen;
-
• indien dat het geval is en daarbij de signaleringsparameter van tabel IIIc van bijlage
A van het Dwb wordt overschreden (en geen zuivering of andere behandeling mogelijk
is) is artikel 25 van het Dwb van toepassing en moet het drinkwaterbedrijf de overschrijding
melden, onderzoek doen, consumenten informeren en herstelmaatregelen nemen, tenzij
de inspecteur van oordeel is dat de overschrijding geen nadelige gevolgen voor de
gezondheid van consumenten of de aan hen toebehorende goederen heeft;
-
• indien het onderzoek uitwijst dat er een risico is voor de gezondheid, dient een specifieke
eis voor de desbetreffende stof voor het drinkwater in bijlage A, tabel I of II van
het Dwb te worden opgenomen. Dit volgt mede uit de Drinkwaterrichtlijn7;
-
• zolang geen specifieke kwaliteitseis in het Dwb is opgenomen kan bij de uitvoering
van artikel 25 van het Dwb een voorlopige waarde worden vastgesteld;
-
• zo nodig kan bij gevaar voor de volksgezondheid toepassing worden gegeven aan artikel
52 van de Dww, op grond waarvan de levering van drinkwater aan consumenten of andere
afnemers kan worden verboden of alleen worden toegestaan voor bepaald gebruik indien
er naar het oordeel van de inspecteur gevaar is voor de volksgezondheid;
-
• bij ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan de minister bovendien op grond van
artikel 23 van de Dww en na overleg met de minister van VWS een onverwijlde voorziening
treffen.
Gelet op artikel 7 van de Kaderrichtlijn water (Krw)8 en de artikelen 12, derde lid, en 12a van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring
water (BKMW) 20099 geldt bij het voorgaande verder als voorwaarde dat de waterkwaliteit van het in te
nemen water niet zodanig mag verslechteren dat de zuiveringslast toeneemt. Een kwaliteitseis
in de Drinkwaterregeling wordt eveneens opgenomen in het Bkmw en het Besluit Kwaliteit
Leefomgeving (BKL).
Volgende fase: spoedprocedure verder borgen
In het verlengde op deze wijziging zal de vereenvoudiging en verduidelijking van de
wettelijke systematiek voor signaleringsparameters voor drinkwater, in lijn met de
wijziging van de drinkwaterregeling, worden uitgewerkt. Met het doel om met spoed, vooruitlopend op wijziging
van bijlage A van het Dwb, voor het drinkwater een specifieke norm bij ministeriële
regeling te kunnen vaststellen indien er een risico is voor de volksgezondheid. Een
voorbeeld is artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet. Totdat de wijzigingen in relatie
tot het Dwb concreet zijn uitgewerkt kan de inspectie te allen tijde op basis van
artikel 25 van het Dwb ingrijpen om de drinkwaterkwaliteit te borgen. Ook kan het
eerdergenoemde artikel 23 van de Dww worden ingezet bij een ernstig gevaar, dan wel
artikel 52 van de Dww.
Voorbereidingsprocedure
De wijzigingsregeling is voorbereid in zorgvuldig overleg met de drinkwaterbedrijven,
Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin), Vereniging van Rivierwaterbedrijven
(RIWA), Unie van waterschappen, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Rijkswaterstaat, Vereniging van de Nederlandse
Chemische Industrie (VNCI) en Vereniging voor Energie Milieu en Water (VEMW). Waarbij
de drinkwaterbedrijven die oppervlaktewater gebruiken voor de productie van drinkwater
extra nauw zijn betrokken. Vanwege het belang van drinkwater en de maatschappelijke
aandacht is de wijziging via internet ter consultatie voorgelegd aan burgers en andere
belanghebbenden. De resultaten hiervan zijn worden benut bij het vaststellen van de
definitieve wijziging.
Effecten
Nalevingskosten en HUF-toets
De wijziging bestaat uit het verlaten van een ‘overbodige’ maar belastende administratieve
procedure. De wijziging heeft naar inschatting een afname van de nalevingskosten en
administratieve lasten tot gevolg bij met name de drinkwaterbedrijven, maar ook vergunningaanvragers,
waterbeheerders en bevoegde gezagen. Uit de HUF-toets blijkt ook voor de ILT naar
verwachting een vermindering in de uitvoeringslasten. Er is breed draagvlak voor de
voorgestelde wijziging, omdat deze de uitvoering vereenvoudigt bij een gelijkblijvend
beschermingsniveau van het drinkwater.
De wijziging wordt gezien als goed uitvoerbaar door betrokken partijen (drinkwaterbedrijven,
bevoegde gezagen, industrie), omdat deze ten opzichte van de huidige situatie meer
risico gestuurd en efficiënt is. Ook schept de wijziging voor betrokkenen duidelijkheid
over de eisen voor het in te nemen water door eenduidige normstelling voor bevoegde
gezagen en drinkwaterbedrijven. Met de wijziging zal de onderzoeks- en monitoringsinspanning
van de drinkwaterbedrijven gelijk blijven. Evenals de toepassing van innamestops.
De wijziging sluit aan bij de bestaande wettelijke systematiek voor ontheffingen bij
overschrijding van een wettelijke eis uit de drinkwaterregelgeving. Deze systematiek
behoort tot de reguliere praktijk voor drinkwaterbedrijven en de ILT. De vereenvoudiging
zorgt met name voor:
-
• een vermindering in het aantal aan te vragen ontheffingen. Dit bespaart drinkwaterbedrijven
en de ILT tijd en geld. Dit weegt niet enkel in termen van uitvoeringslasten, maar
ook in termen van beeldvorming rondom het maatschappelijk actuele thema drinkwater.
Een groot aantal (onnodige) ontheffingen heeft een negatief effect op het vertrouwen
in drinkwater;
-
• een verminderde noodzaak voor de drinkwaterbedrijven om in bezwaar te gaan tegen vergunningen;
-
• duidelijke uitgangspunten voor vergunningverleners (bevoegde gezagen);
-
• een naar verwachting gelijkblijvende inspanning voor het RIVM en partijen betrokken
bij de Normstellingsprocedure Water en Lucht.
De effecten kunnen als volgt worden gekwantificeerd: afgaande op het aantal verleende
ontheffingen sinds medio 2015 leidt de wijzigingsregeling naar verwachting tot een
totaal van circa 15 minder ontheffingen per jaar. Een ontheffing kost zowel de drinkwaterbedrijven
als de ILT ongeveer 2 dagen. De drinkwaterbedrijven en de ILT besparen daardoor circa
30 dagen per jaar. De regeldrukvermindering voor de drinkwaterbedrijven kan daarom
als volgt in euro’s worden uitgedrukt: 15 ontheffingen per jaar à 16 uur à € 54 =
€ 12.960. Er is gerekend met het uurtarief op pagina 33 van het Handboek meting Regeldrukkosten10. De ILT registreert het aantal ontheffingen en aan de hand hiervan kan met de tijd
worden bezien of de beoogde lastenverlichting ook in de praktijk uitpakt zoals voorgesteld.
De vermindering zal vooral merkbaar zijn voor de drinkwaterbedrijven langs de Maas
aangezien veel ontheffingen op hen van toepassing zijn.
Een kwantificering van de verdere gevolgen voor actoren in de (drink)waterketen is
meer complex, maar naar inschatting zullen meer actoren een vermindering van de regeldruk
merken. Er hoeven namelijk minder discussies/bezwaarprocedures te ontstaan, omdat
de wijziging onduidelijkheid wegneemt over de eisen die gelden op het innamepunt.
Laatstgenoemde vermindering van de regeldruk daalt neer op drinkwaterbedrijven, lozende
partijen, waterbeheerders en bevoegde gezagen.. Bijkomend effect voor de drinkwaterbedrijven
is het schrappen van wachttijd voor een niet noodzakelijke ontheffing.
Zoals naar voren komt is deze wijziging dus naar verwachting positief in termen van
uitvoerings- en administratieve lasten voor de drinkwaterbedrijven, bevoegde gezagen,
bedrijfsleven en overheid. Met de tijd en middelen die gewonnen worden beogen betrokken
partijen meer risicogebaseerd te werken zodat belangrijke stoffen als GenX sneller
en beter worden opgepikt. De wijziging heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) deelt de analyse dat er geen omvangrijke
gevolgen zijn voor de regeldruk en heeft om die reden geen formeel advies uitgebracht
over de wijziging.
Invoering
De wijzigingsregeling heeft onmiddellijke werking. Er is geen overgangsrecht van toepassing.
Op het moment van inwerkingtreding hoeven in procedure zijnde aanvragen om ontheffingen
vanwege overschrijding van een signaleringsparameter voor het innamewater niet meer
te worden afgehandeld. De nieuwe regelgeving is direct van toepassing. Voor die stoffen
waar er geen sprake is van een overschrijding van de beleidsmatige norm worden de
bestaande ontheffingen (ten gevolge van overschrijding van de signaleringsparameter
voor overige antropogene stoffen voor het innamewater) zo spoedig mogelijk actief
ingetrokken door de ILT.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 16 Drinkwaterregeling)
Opschrift
In verband met het grote aantal wijzigingen van artikel 16 van de Dwr is gekozen voor
een nieuwe tekst voor dit artikel. In het opschrift is verduidelijkt dat het bij artikel
16 van de Dwr primair om eisen aan het in te nemen water gaat en daarnaast de ontheffing.
Eerste en tweede lid
Het eerste en tweede lid van artikel 16 Dwr zijn ongewijzigd.
Derde lid, algemeen
Het derde lid bevat een vereenvoudigde en verduidelijkte regeling van de bepalingen
van het voormalige vierde tot en met zesde lid, achtste en negende lid van artikel
16 Dwr, met een verbeterde aansluiting op artikel 22 van de Dww. Het vereiste van
ontheffing voor het in te nemen water ook in gevallen waarin het drinkwater na behandeling
van het in te nemen water wel aan de eisen voldoet is daarbij vervallen. Uit artikel
16, vierde en achtste lid, (oud) van de Dwr volgde namelijk al dat in de gevallen
waarin het in te nemen water niet aan de eisen voldoet maar het drinkwater wel, het
verbod van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de Dww niet van toepassing is
(zie ook artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de Dww en artikel 30, derde lid,
van het Dwb). In de gevallen waarin het verbod niet van toepassing is, is een ontheffing
van dat verbod ook niet meer aan de orde. Abusievelijk volgde dit laatste nog wel
uit artikel 16, vijfde lid, aanhef en onder a, achtste en negende lid van de Dwr.
Met het nieuwe derde lid is dat hersteld.
Het gewijzigde artikel 16 van de Dwr kent daarmee een vereenvoudigde opzet:
-
1. (eerste lid) voor oppervlaktewater gelden bepaalde kwaliteitseisen;
-
2. (tweede lid) een overschrijding wordt gemeld;
-
3. (derde lid) het verbod van artikel 22, tweede lid, van de Dww om drinkwater te bereiden
van oppervlaktewater dat niet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
gestelde eisen voldoet blijft onverminderd gelden, tenzij:
-
a. het oppervlaktewater zodanig is behandeld dat het drinkwater aan de kwaliteitseisen
voldoet (onderdeel a),
-
b. er sprake is van een normoverschrijding als bedoeld in artikel 25 van het Dwb en de
toezichthouder van oordeel is dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid (onderdeel
b), of
-
c. een ontheffing van een kwaliteitseis is verleend (onderdeel c);
-
4. (vierde en vijfde lid) bevoegdheid minister tot ontheffingverlening en gronden daarvoor.
Derde lid, onderdelen a, b en c
Het nieuwe derde lid, aanhef en onderdeel a, is in lijn met het voorgaande. Het verbod
van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de Dww is niet van toepassing indien
het drinkwater na behandeling voldoet aan de eisen van tabel I en II van bijlage A
van het Dwb, met inachtneming van een eventueel verleende ontheffing van een kwaliteitseis
van tabel II (de bij de ontheffing vastgestelde waarde wordt daarbij in acht genomen).
Een ontheffing in gevallen waarin het wettelijke verbod niet geldt is niet langer
aan de orde.
Ingevolge onderdeel b van het derde lid is het bedoelde verbod evenmin van toepassing
indien het drinkwater weliswaar niet voldoet aan een in tabel IIIa, IIIb of IV van
bijlage A van het Dwb opgenomen eis, maar de toezichthouder overeenkomstig artikel
25 van het Dwb van oordeel is dat de overschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor
de gezondheid van consumenten of aan hen toebehorende goederen. Het kan daarbij bijv.
gaan om de norm voor chloride van tabel IIIa. De signaleringsparameters van bijlage
A, tabel IIIc, van het Dwb zijn uitgezonderd van de werking van artikel 16, derde
lid. Deze maken immers geen deel meer uit van de kwaliteitseisen waar artikel 16 en
bijlage 5a van de Dwr betrekking op hebben.
Ook is het verbod niet (langer) van toepassing voor zover een ontheffing voor het
in te nemen water op grond van het vijfde lid van artikel 16 is verleend (onderdeel
c).
Daarmee biedt het nieuwe derde lid van artikel 16 van de Dwr een vereenvoudigd kader
voor de gevallen waarin het verbod van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van
de Dww, niet geldt.
Vierde, vijfde en zesde lid
Het vierde lid van artikel 16 van de Dwr vormt een voortzetting van het voormalige
derde lid. Het vijfde lid vormt een vereenvoudigd kader voor de ontheffingverlening
zoals voorheen opgenomen in het vijfde lid en deels in het zesde, achtste en negende
lid (zoals hiervoor, onder ‘algemeen’ is toegelicht). Het zesde lid vormt een ongewijzigde
voortzetting van het voormalige zevende lid.
Artikel I, onderdeel B (nieuw artikel 16a van de Dwr)
Eerste lid
Het eerste lid duidt de functie en vindplaats van signaleringsparameters voor het
signaleren van mogelijke verontreiniging van oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding
van drinkwater (evenals dat in artikel 16, eerste lid, gebeurt voor de kwaliteitseisen).
De bepaling is mede ontleend aan de eerdere voetnoot 1 bij bijlage 5 van de Dwr (oud),
waarmee nu in de bepalingen van de Dwr zelf helderheid en meer consistentie ontstaat
over de functie van signaleringsparameters.
Tweede lid
Het tweede lid is een voortzetting van de voorheen geldende meldplicht van artikel
16, tweede lid, Dwr. Vanwege de splitsing van artikel 16 (oud) in twee artikelen is
ook de meldplicht gesplitst. Er is geen sprake van een nieuwe meldplicht. De grondslag
van de meldplichten zoals deze reeds golden volgt uit artikel 22 van de Dww en artikel
30 van het Dwb als deel van de systematiek van toezicht, melding en ontheffingverlening.
Daarnaast is deze gebaseerd op artikel 51 van de Dww en artikel 59 van het Dwb.
Derde lid
In het derde lid is een onderzoeksplicht opgenomen, gebaseerd op artikel 22, eerste
lid, van de Dww en artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Dwb. De bepaling
is een voortzetting van het bepaalde in voetnoot 1, tweede zin, bij tabel 5 van de
Dwr (oud). Met het nieuwe artikel 16a van de Dwr is de onderzoeksverplichting bij
overschrijding van een signaleringsparameter in de artikelen zelf opgenomen en de
eerdergenoemde inconsistentie in de regelgeving opgeheven.
Artikel I, onderdeel C (wijziging bijlage 5)
Bijlage 5 van de Dwr is gewijzigd door onderdeel C. De bijlage is omgedoopt tot bijlage
5a. De signaleringsparameters zijn uit bijlage 5 gehaald en in de nieuwe bijlage 5b
ondergebracht. De tekst van voetnoot 1 (die betrekking had op signaleringsparameters)
is hier verwijderd en met verduidelijking opgenomen in artikel 16a en bijlage 5b.
Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen.
Artikel I, onderdeel D (nieuwe bijlage 5b)
De nieuwe bij artikel 16a van de Dwr behorende bijlage 5a bevat de signaleringsparameters
uit bijlage 5 (oud). De bijbehorende voetnoten zijn overgenomen. In voetnoot 1 is
de zin met betrekking tot de onderzoeksverplichting onder verwijzing naar artikel
16a verduidelijkt.
Artikel II
Overeenkomstig aanwijzing voor de regelgeving 4.17, onderdeel 5 wordt afgeweken van
de systematiek van de vaste verandermomenten. Dit betreft zowel de invoeringstermijn
als het vaste verandermoment. Reden is dat dit gelet op de doelgroep, aanmerkelijke
ongewenste publieke nadelen voorkomt en dat het reparatiewetgeving betreft.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga