Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 juni 2019, nr. IENW/BSK-2019/136409, tot wijziging van de Drinkwaterregeling in verband met vereenvoudiging van de regeling van signaleringsparameters voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 22, eerste, tweede, derde en vierde lid van de Drinkwaterwet in samenhang met artikel 30, eerste, derde, vierde en vijfde lid van het Drinkwaterbesluit en artikel 51 van de Drinkwaterwet in samenhang met artikel 59 van het Drinkwaterbesluit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Drinkwaterregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 16 komt als volgt te luiden:

Artikel 16 (eisen en ontheffing in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater)

  • 1. De eisen aan het oppervlaktewater waaruit drinkwater wordt bereid, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder b, van het besluit, zijn opgenomen in bijlage 5a.

  • 2. Een overschrijding van een in bijlage 5a opgenomen eis wordt door de eigenaar van een drinkwaterbedrijf onmiddellijk gemeld aan de inspecteur.

  • 3. Het verbod, bedoeld in artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de wet, om drinkwater te bereiden uit oppervlaktewater dat niet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, voldoet, is niet van toepassing:

    • a. voor zover het oppervlaktewater op een zodanige wijze wordt behandeld dat het daarmee bereide drinkwater voldoet aan de daaraan gestelde eisen, bedoeld in tabel I of II van bijlage A van het Drinkwaterbesluit, met inachtneming van een krachtens artikel 21, vijfde lid, van de wet, verleende ontheffing;

    • b. in geval van het niet voldoen van het drinkwater aan een in tabel IIIa, IIIb of IV van bijlage A van het besluit gestelde eis, en de toezichthouder overeenkomstig artikel 25, tweede lid, van het besluit van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen, of

    • c. voor zover krachtens het vijfde lid een ontheffing van een eis als bedoeld in het eerste lid is verleend.

  • 4. Indien naar verwachting gedurende een periode, langer dan 30 dagen, het oppervlaktewater niet voldoet aan een in bijlage 5a opgenomen eis, verzoekt de eigenaar van een drinkwaterbedrijf om verlening van een ontheffing als bedoeld in het vijfde lid. In afwachting van de beslissing op de aanvraag kan de inname worden voortgezet.

  • 5. De Minister kan met betrekking tot een eis als bedoeld in het eerste lid een ontheffing als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de wet verlenen indien:

    • a. de eigenaar van een drinkwaterbedrijf is aangewezen op het gebruik van het desbetreffende oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater, en

    • b. het belang van de bescherming van de volksgezondheid zich niet verzet tegen het gebruik van dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater.

  • 6. De Minister doet van de verlening van een ontheffing als bedoeld in het vijfde lid mededeling aan het openbaar lichaam dat belast is met het waterkwaliteitsbeheer van het betrokken oppervlaktewater, bedoeld in artikel 3.1 van de Waterregeling.

B

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a (signaleringsparameters voor oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater)

  • 1. Signaleringsparameters voor het signaleren van mogelijke verontreiniging van oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding van drinkwater, zijn opgenomen in bijlage 5b.

  • 2. Een overschrijding van een signaleringsparameter wordt door de eigenaar van een drinkwaterbedrijf onmiddellijk gemeld aan de inspecteur.

  • 3. In geval van een overschrijding draagt de eigenaar van een drinkwaterbedrijf zorg voor het onmiddellijk verrichten van onderzoek naar de hoedanigheid van het water dat wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater, waaronder in het bijzonder de aard en concentratie van de desbetreffende stof of stoffen en de risico’s daarvan voor de volksgezondheid. De eigenaar van het drinkwaterbedrijf deelt de resultaten van dit onderzoek onmiddellijk met de inspecteur.

C

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5a, behorend bij artikel 16 van de Drinkwaterregeling

Kwaliteitseisen voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater

Parameter

Eenheid

Waarde*

Zuurgraad

pH

7,0 ≤ pH ≤ 9,0

Kleurintensiteit

mg/l

50

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

50

Temperatuur

°C

25

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

mS/m bij 20°C

80

Geur

geen abnormale verandering

Chloride

mg/l Cl

150 (noot 3)

Sulfaat

mg/l SO4

100

Fluoride

mg/l F

1

Ammonium

mg/l NH4

1,5

Nitraat

mg/l NO3

50

Fosfaat

mg/l PO4

0,9

Zuurstof opgelost

mg/l O2

≥ 5

Natrium

mg/l Na

120

IJzer opgelost

µg/l Fe

300

Mangaan

µg/l Mn

500

Koper

µg/l Cu

50

Zink

µg/l Zn

200

Boor

µg/l B

1.000

Arseen

µg/l As

20

Cadmium

µg/l Cd

1,5

Chroom (totaal)

µg/l Cr

20

Lood

µg/l Pb

30

Seleen

µg/l Se

10

Kwik

µg/l Hg

0,3

Barium

µg/l Ba

200

Cyanide

µg/l CN

50

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

µg/l

1

Gewasbeschermingsmiddelen, biociden, en hun relevante afbraakprodukten (som)

µg/l

0,5

Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun relevante afbraakproducten per afzonderlijke stof (noot 1)

µg/l

0,1

Bacteriën van de coligroep (noot 2)

aantal per 100 ml

2.000

Escherichia coli (noot 2)

aantal per 100 ml

2.000

Enterococcen (noot 2)

aantal per 100 ml

1.000

Pyrazool

µg/l

3

*) De waarden zijn maximumwaarden, tenzij anders is aangegeven.

Noten:

  • 1. Indien het een metaboliet van gewasbeschermingsmiddelen betreft welke in humaan toxicologisch opzicht relevant is dan is de kwaliteitseis 0,1 µg/l. Voor de overige metabolieten geldt een norm van 1,0 µg/l (zie tabel II, noot 7, van het Drinkwaterbesluit)

  • 2. Voor nadere regels omtrent de analyse van de microbiologische veiligheid wordt verwezen naar noot 1 van tabel I van bijlage A van het Drinkwaterbesluit.

  • 3. Deze waarde moet worden beschouwd als jaargemiddelde.

D

Na bijlage 5a wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 5b, behorend bij artikel 16a van de Drinkwaterregeling

Indicatoren- Signaleringsparameters voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater

Parameter

Eenheid

Waarde*

AOX

µmol X/l

Aromatische aminen (noot 1 en 2)

µg/l

1

(Chloor)fenolen (noot 1 en 2)

µg/l

1

Diglyme(n) (noot 1)

µg/l

1

Ethyl tert-butyl ether (ETBE) (noot 1)

µg/l

1

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen (noot 1)

µg/l

1

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen (noot 1)

µg/l

1

Methyl tert-butyl ether (MTBE) (noot 1)

µg/l

1

Monocyclische koolwaterstoffen/aromaten (noot 1)

µg/l

1

Overige antropogene stoffen (noot 1 en 3)

µg/l

1

*) De waarden zijn maximumwaarden

Noten:

  • 1. Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten zal er nader onderzoek plaatsvinden overeenkomstig artikel 16a, derde lid, van de Drinkwaterregeling. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken.

  • 2. Indien het een metaboliet van gewasbeschermingsmiddelen betreft welke in humaan toxicologisch opzicht relevant is dan is de kwaliteitseis 0,1 µg/l. Voor de overige metabolieten geldt een norm van 1,0 µg/l (zie bijlage A, tabel II, noot 7 van het Drinkwaterbesluit)

  • 3. Met deze parameter worden stoffen bedoeld die niet behoren tot de andere parameters in deze tabel of tabel 5a maar welke een bedreiging voor de drinkwatervoorziening kunnen zijn.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Samenvatting

Deze regeling wijzigt de Drinkwaterregeling (hierna: Dwr) en vereenvoudigt de regels voor signaleringsparameters in oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding van drinkwater. In Nederland meten we uitgebreid wat er in het oppervlaktewater zit dat gebruikt wordt voor de productie van drinkwater. Mogelijke nieuwe verontreinigingen signaleren we snel. De drinkwaterbedrijven gebruiken hierbij de signaleringsparameters om in actie te komen. Als die wordt overschreden kijken ze hoeveel van een stof in het oppervlaktewater zit, of er een risico is voor de volksgezondheid en beoordelen ze welke vervolgacties nodig zijn. De drinkwaterbedrijven passen hierbij innamestops toe om het drinkwater veilig te stellen. Signaleringsparameters hebben dus een poortwachtersfunctie om de bron van ons drinkwater en het drinkwater zelf te beschermen.

De wijziging is op verzoek van de drinkwaterbedrijven en is administratief van aard, omdat deze betrekking heeft op de werklasten voor betrokkenen. Met de wijziging zullen er minder administratieve handelingen vereist zijn als uit onderzoek blijkt dat een stof geen risico vormt voor de volksgezondheid. Hierdoor kan meer tijd worden gewijd aan stoffen die wel een (potentieel) risico vormen voor de volksgezondheid. Verder blijft de praktijk onveranderd: de drinkwaterbedrijven monitoren uitgebreid, ze passen het regime van innamestops toe om de drinkwaterkwaliteit veilig te stellen, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat normeert opkomende stoffen die een risico vormen. Zo houden we ons drinkwater samen schoon en gezond.

In deze toelichting wordt verder ingegaan op:

  • achtergrond;

  • aanleiding en problematiek;

  • inhoud van de wijziging;

  • rollen en verantwoordelijkheden

  • samenhang met Drinkwaterbesluit;

  • volgende fase: spoedprocedure verder borgen

  • voorbereidingsprocedure;

  • effecten;

  • invoering;

Tot slot wordt een artikelsgewijze toelichting gegeven.

Achtergrond

Opkomende stoffen zijn stoffen waarvan de schadelijkheid (deels) onbekend is en waarvoor nog geen norm geldt. Aan deze stoffen wordt in de drinkwaterregeling gerefereerd als ‘overige antropogene stoffen’. De aanpak van opkomende stoffen richt zich allereerst op de bron. Daar waar de preventieve aanpak onverhoopt mis gaat, moeten betrokkenen nog steeds zo snel mogelijk in kunnen grijpen. Daartoe dient de signaleringsparameter voor opkomende stoffen in ‘in te nemen water bestemd voor de bereiding van drinkwater’. Bij overschrijding van de signaleringsparameter van 1,0 µg/l worden opkomende stoffen gesignaleerd en op risico’s beoordeeld zodat bepaald kan worden welke actie nodig is.

Om een compleet beeld te krijgen dient de signaleringsparameter in zijn context te worden bezien. Het is een vangnet voor opkomende stoffen die in het oppervlaktewater terecht komen. De signaleringsparameter functioneert in samenhang met:

  • 1. Het toelatingsbeleid (o.a. vergunningverlening en REACH), van toepassing op stofgebruikers, producenten en lozers.

  • 2. De werkgroep aanpak Opkomende Stoffen, waarin alle betrokken partijen deelnemen, waarbij nieuwe ontwikkelingen op basis van stofdatabases worden bijgehouden. Met speciale aandacht voor Persistente Mobiele en Toxische (PMT) stoffen zoals GenX en PFOA.

  • 3. De gebiedsdossiers onder de Kaderrichtlijn water (KRW), onder verantwoordelijkheid van provincies en RWS in samenwerking met de drinkwaterbedrijven, waarbij gebiedsgericht bedreigingen rond innamepunten in kaart worden gebracht.

  • 4. Monitoring onder de KRW (Protocol voor monitoring en toetsing drinkwaterbronnen KRW’), onder verantwoordelijkheid van provincies en RWS, met gebruik van een signaleringswaarde van 0,1 µg/l die geldt voor nieuwe, opkomende stoffen1.

  • 5. Risico Gebaseerd Monitoren (RGM) met ook hier speciale aandacht voor PMT-stoffen, onder verantwoordelijkheid van de drinkwaterbedrijven. Hiervoor gebruikt men een concept-richtsnoer waar het ministerie van IenW de kaders voor heeft bepaald.

Gezamenlijk dragen deze acties gericht op opkomende stoffen bij aan schoon en veilig drinkwater. Mede daardoor is de kwaliteit van het drinkwater in Nederland goed geborgd.

Aanleiding en problematiek

Betrokkenen in de waterketen hebben het ministerie van IenW verzocht te onderzoeken of optimalisatie van de toepassing van de signaleringsparameter mogelijk is. Dit is als actie opgepakt onder het uitvoeringsprogramma Opkomende Stoffen.

De Drinkwaterregeling stelt regels voor signaleringsparameters voor opkomende stoffen (‘overige antropogene stoffen’) voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt geproduceerd. In het gezamenlijke traject is geconstateerd dat momenteel bij deze regels geen onderscheid wordt gemaakt tussen stoffen die wel en stoffen die geen risico vormen. Hierdoor gaat een aanzienlijk deel van de capaciteit en tijd naar de opkomende stoffen die geen risico vormen. Er is in de huidige situatie in alle gevallen bij overschrijding van de signaleringsparameter namelijk een ontheffing nodig. Ook als uit onderzoek is gebleken dat een stof geen risico vormt, zoals bijvoorbeeld de zoetstof sucralose. Ter illustratie: dit geldt voor 39 van de 40 opkomende stoffen waarvoor ontheffing werd verleend sinds de zomer van 2016. Er gaat dus onnodig veel tijd en inspanningen naar de opkomende stoffen die geen risico vormen voor de volksgezondheid. Bovendien is er soms onduidelijkheid over de inname-eisen, omdat er een verschil kan zitten tussen de eisen vanuit drinkwaterbeleid en de eisen vanuit waterkwaliteitsbeleid. Ten eerste kan er verschil zitten tussen de signaleringsparameter voor drinkwaterbedrijven en de stofspecifieke waarde waar een bevoegd gezag vanuit gaat bij de (water)vergunningverlening. Dit leidt tot onnodige bezwaren op vergunningen. Dit komt door onduidelijkheden in de regelgeving die enerzijds het in acht nemen van de signaleringsparameter op dezelfde voet als overige kwaliteitseisen lijkt te vereisen, en anderzijds (volgens de oude voetnoot 1 bij de tabel van bijlage 5 Dwr) lijkt te bedoelen dat bij overschrijding van een signaleringsparameter in het oppervlaktewater alleen onderzoek nodig is. Ten tweede kan er ook een verschil ontstaan wanneer een ontheffingswaarde voor een drinkwaterbedrijf verschilt van de stofspecifieke waarde waar het bevoegd gezag vanuit gaat bij de vergunningverlening. Dit komt doordat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het bevoegde gezag een verschillende afweging kunnen maken bij de vergunningverlening en ontheffingverlening. Ontheffing en vergunning hebben daarbij normaliter een andere functie en geldigheidsduur.

Het beoogde doel van de regels voor de signaleringsparameter, zijnde de poortwachtersfunctie en het nader bepalen van het risico voor de volksgezondheid zodat daarnaar gehandeld kan worden, komt dus niet goed tot zijn recht. Dit leidt tot hoge uitvoeringslasten en nalevingskosten. Bovendien kan dit leiden tot onnodig zorgwekkende beeldvorming rondom drinkwater door het relatief grote aantal ontheffingen.

Inhoud van de wijziging

Door vereenvoudiging kan beter worden gefocust op de stoffen die een (potentieel) risico vormen. Middels de wijziging geldt in eerste instantie een meld- en onderzoeksplicht bij overschrijding van de algemene signaleringsparameter. Indien uit het onderzoek blijkt dat er een risico is zal een specifieke norm voor de desbetreffende stof worden opgenomen in de regelgeving. Voor die specifieke norm geldt vervolgens het gebruikelijke ontheffingsregime. Indien nodig kan deze stofspecifieke norm bovendien met spoed worden vastgesteld in de regelgeving of in het kader van het toezicht op de drinkwaterbedrijven worden gehanteerd. Dit is bijvoorbeeld van belang tijdens een droge zomer. Met de wijziging wordt doelmatiger gewerkt en wordt beter recht gedaan aan de functie van de signaleringsparameter. Het voornaamst is dat het beschermingsniveau hierbij gelijk blijft, terwijl de uitvoeringslasten verminderen waardoor tijd en middelen kunnen worden gericht op de stoffen die ertoe doen.

Deze regeling wijzigt daartoe artikel 16 en bijlage 5 van de Dwr en voegt een nieuw artikel 16a en een nieuwe bijlage 5b in. De wijziging is conform de voetnoot 1 bij de tabel in bijlage 5 van de huidige Dwr. Uit de verschillende onderzochte varianten is naar voren gekomen dat deze variant bij de betrokken partijen op het meeste en sterk draagvlak kan rekenen. De wijziging heeft geen betrekking op de hoogte van de signaleringsparameter aangezien uit een eerdere evaluatie is gebleken dat deze voldoet2.

De wijzigingsregeling houdt samengevat het volgende in:

  • de signaleringsparameters van de tabel van bijlage 5 van de Dwr zijn in een nieuwe tabel 5b ondergebracht (waarbij de bestaande tabel 5 is omgedoopt tot tabel 5a);

  • de signaleringsparameters vallen niet langer onder de werking van artikel 16 van de Dwr maar worden in een nieuw artikel 16a van de Dwr geregeld;

  • in het nieuwe artikel 16a van de Dwr wordt bepaald dat bij overschrijding van een signaleringsparameter een melding en onderzoek moet plaatsvinden3;

  • in geval van een risico voor de volksgezondheid zal de minister voor de desbetreffende stof vervolgens een specifieke eis opnemen in bijlage 5a van de Dwr;

  • de regeling van artikel 16 van de Dwr en bijlage 5a van de Dwr heeft alleen nog betrekking op de (specifieke) kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Dww en artikel 30, eerste lid, onder b, van het Dwb (‘eisen aan het oppervlaktewater waaruit drinkwater kan worden bereid’).

Rollen en verantwoordelijkheden

De aanpak van een overschrijding begint bij de lozende partij en het bevoegd gezag ziet erop toe dat overschrijdingen waar nodig worden teruggedrongen. De waterbeheerder speelt een essentiële rol bij het opsporen van de bron indien die in eerste instantie onbekend is. Op deze manier wordt de noodzaak tot benedenstroomse acties bij drinkwaterbedrijven en andere betrokkenen zoveel mogelijk beperkt. Als er sprake is van een overschrijding gelden verder de onderstaande rollen en verantwoordelijkheden:

  • 1: Het drinkwaterbedrijf signaleert dat de signaleringsparameter van 1,0 µg/l wordt overschreden in het innamewater.

  • 2: Het drinkwaterbedrijf heeft een onderzoeksplicht en een meldingsplicht aan de ILT, conform art. 16 drinkwaterregeling. Het drinkwaterbedrijf draagt zorg voor het onmiddellijk verrichten van onderzoek naar de hoedanigheid van het water dat gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater, waaronder in het bijzonder de aard en concentratie van de stof en de risico’s daarvan voor de volksgezondheid. De ILT beoordeelt deze informatie en verzoekt het RIVM indien nodig om een drinkwaterrichtwaarde voor de stof af te leiden.

  • 3: Hiermee start de Normstellingsprocedure voor stoffen in Water en Lucht. In deze procedure doorloopt de door RIVM geadviseerde drinkwaterrichtwaarde de Wetenschappelijke Klankbordgroep Normstelling (wetenschappelijke toetsing) en de Beleidsmatige Werkgroep Normstelling (beleidsmatige weging), alvorens de Stuurgroep Normstelling Water en Lucht een beleidsmatige norm vaststelt4. De beleidsmatige norm wordt gehanteerd om de risico’s te beoordelen en Bevoegde Gezagen gebruiken de norm in de vergunningsafweging (immissietoets). RIVM publiceert de norm op de site ‘Risico’s van Stoffen’. De Stuurgroep Normstelling komt 4-jaarlijks bijeen5.

  • 4: ILT beoordeelt het risico o.b.v. de beleidsmatige norm en de concentraties van de stof. Zij benutten hierbij de drinkwaterbedrijven en het RIVM. Er is sprake van een risico wanneer een stof (naar verwachting) langdurig de beleidsmatige norm overschrijdt en daarmee voor een structureel probleem zorgt. Indien een puntbron bekend is dient de overschrijding via deze route opgelost te worden. ILT vormt o.b.v. de informatie een oordeel:

    • er is geen risico. Het drinkwaterbedrijf mag verder met de normale bedrijfsvoering. Het drinkwaterbedrijf houdt de stof in beeld bij het ‘Risico Gebaseerd Monitoren’ (RGM) en kijkt bijvoorbeeld naar de trend in de concentratie van de stof. ILT ziet hierop toe;

    • er is een risico. Er wordt gehandeld conform onderstaande stappen

  • 5: ILT, RIVM en IenW (DGWB) bespreken de stoffen die een risico vormen. Dit kan ook gelden voor eventuele twijfelgevallen. De minister van IenW besluit vervolgens over vaststelling van een norm in de regelgeving, waar nodig met spoed6.

  • 6: Indien de norm wordt overschreden geldt de reeds bestaande meldings- en ontheffingsprocedure voor de drinkwaterbedrijven.

Samenhang met Drinkwaterbesluit: signaleringsparameters voor drinkwater

Voor de huidige regeling van signaleringsparameters voor drinkwater en de samenhang tussen de signaleringsparameters voor het in te nemen water en die voor het drinkwater heeft deze wijziging geen gevolgen:

  • een stof die in het in te nemen water voorkomt en daar tot overschrijding van de signaleringsparameter leidt (gevolgd door onderzoek en indien nodig een specifieke norm in bijlage 5a Dwr) kan vervolgens ook in het drinkwater voorkomen;

  • indien dat het geval is en daarbij de signaleringsparameter van tabel IIIc van bijlage A van het Dwb wordt overschreden (en geen zuivering of andere behandeling mogelijk is) is artikel 25 van het Dwb van toepassing en moet het drinkwaterbedrijf de overschrijding melden, onderzoek doen, consumenten informeren en herstelmaatregelen nemen, tenzij de inspecteur van oordeel is dat de overschrijding geen nadelige gevolgen voor de gezondheid van consumenten of de aan hen toebehorende goederen heeft;

  • indien het onderzoek uitwijst dat er een risico is voor de gezondheid, dient een specifieke eis voor de desbetreffende stof voor het drinkwater in bijlage A, tabel I of II van het Dwb te worden opgenomen. Dit volgt mede uit de Drinkwaterrichtlijn7;

  • zolang geen specifieke kwaliteitseis in het Dwb is opgenomen kan bij de uitvoering van artikel 25 van het Dwb een voorlopige waarde worden vastgesteld;

  • zo nodig kan bij gevaar voor de volksgezondheid toepassing worden gegeven aan artikel 52 van de Dww, op grond waarvan de levering van drinkwater aan consumenten of andere afnemers kan worden verboden of alleen worden toegestaan voor bepaald gebruik indien er naar het oordeel van de inspecteur gevaar is voor de volksgezondheid;

  • bij ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan de minister bovendien op grond van artikel 23 van de Dww en na overleg met de minister van VWS een onverwijlde voorziening treffen.

Gelet op artikel 7 van de Kaderrichtlijn water (Krw)8 en de artikelen 12, derde lid, en 12a van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (BKMW) 20099 geldt bij het voorgaande verder als voorwaarde dat de waterkwaliteit van het in te nemen water niet zodanig mag verslechteren dat de zuiveringslast toeneemt. Een kwaliteitseis in de Drinkwaterregeling wordt eveneens opgenomen in het Bkmw en het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL).

Volgende fase: spoedprocedure verder borgen

In het verlengde op deze wijziging zal de vereenvoudiging en verduidelijking van de wettelijke systematiek voor signaleringsparameters voor drinkwater, in lijn met de wijziging van de drinkwaterregeling, worden uitgewerkt. Met het doel om met spoed, vooruitlopend op wijziging van bijlage A van het Dwb, voor het drinkwater een specifieke norm bij ministeriële regeling te kunnen vaststellen indien er een risico is voor de volksgezondheid. Een voorbeeld is artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet. Totdat de wijzigingen in relatie tot het Dwb concreet zijn uitgewerkt kan de inspectie te allen tijde op basis van artikel 25 van het Dwb ingrijpen om de drinkwaterkwaliteit te borgen. Ook kan het eerdergenoemde artikel 23 van de Dww worden ingezet bij een ernstig gevaar, dan wel artikel 52 van de Dww.

Voorbereidingsprocedure

De wijzigingsregeling is voorbereid in zorgvuldig overleg met de drinkwaterbedrijven, Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin), Vereniging van Rivierwaterbedrijven (RIWA), Unie van waterschappen, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Rijkswaterstaat, Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en Vereniging voor Energie Milieu en Water (VEMW). Waarbij de drinkwaterbedrijven die oppervlaktewater gebruiken voor de productie van drinkwater extra nauw zijn betrokken. Vanwege het belang van drinkwater en de maatschappelijke aandacht is de wijziging via internet ter consultatie voorgelegd aan burgers en andere belanghebbenden. De resultaten hiervan zijn worden benut bij het vaststellen van de definitieve wijziging.

Effecten

Nalevingskosten en HUF-toets

De wijziging bestaat uit het verlaten van een ‘overbodige’ maar belastende administratieve procedure. De wijziging heeft naar inschatting een afname van de nalevingskosten en administratieve lasten tot gevolg bij met name de drinkwaterbedrijven, maar ook vergunningaanvragers, waterbeheerders en bevoegde gezagen. Uit de HUF-toets blijkt ook voor de ILT naar verwachting een vermindering in de uitvoeringslasten. Er is breed draagvlak voor de voorgestelde wijziging, omdat deze de uitvoering vereenvoudigt bij een gelijkblijvend beschermingsniveau van het drinkwater.

De wijziging wordt gezien als goed uitvoerbaar door betrokken partijen (drinkwaterbedrijven, bevoegde gezagen, industrie), omdat deze ten opzichte van de huidige situatie meer risico gestuurd en efficiënt is. Ook schept de wijziging voor betrokkenen duidelijkheid over de eisen voor het in te nemen water door eenduidige normstelling voor bevoegde gezagen en drinkwaterbedrijven. Met de wijziging zal de onderzoeks- en monitoringsinspanning van de drinkwaterbedrijven gelijk blijven. Evenals de toepassing van innamestops. De wijziging sluit aan bij de bestaande wettelijke systematiek voor ontheffingen bij overschrijding van een wettelijke eis uit de drinkwaterregelgeving. Deze systematiek behoort tot de reguliere praktijk voor drinkwaterbedrijven en de ILT. De vereenvoudiging zorgt met name voor:

  • een vermindering in het aantal aan te vragen ontheffingen. Dit bespaart drinkwaterbedrijven en de ILT tijd en geld. Dit weegt niet enkel in termen van uitvoeringslasten, maar ook in termen van beeldvorming rondom het maatschappelijk actuele thema drinkwater. Een groot aantal (onnodige) ontheffingen heeft een negatief effect op het vertrouwen in drinkwater;

  • een verminderde noodzaak voor de drinkwaterbedrijven om in bezwaar te gaan tegen vergunningen;

  • duidelijke uitgangspunten voor vergunningverleners (bevoegde gezagen);

  • een naar verwachting gelijkblijvende inspanning voor het RIVM en partijen betrokken bij de Normstellingsprocedure Water en Lucht.

De effecten kunnen als volgt worden gekwantificeerd: afgaande op het aantal verleende ontheffingen sinds medio 2015 leidt de wijzigingsregeling naar verwachting tot een totaal van circa 15 minder ontheffingen per jaar. Een ontheffing kost zowel de drinkwaterbedrijven als de ILT ongeveer 2 dagen. De drinkwaterbedrijven en de ILT besparen daardoor circa 30 dagen per jaar. De regeldrukvermindering voor de drinkwaterbedrijven kan daarom als volgt in euro’s worden uitgedrukt: 15 ontheffingen per jaar à 16 uur à € 54 = € 12.960. Er is gerekend met het uurtarief op pagina 33 van het Handboek meting Regeldrukkosten10. De ILT registreert het aantal ontheffingen en aan de hand hiervan kan met de tijd worden bezien of de beoogde lastenverlichting ook in de praktijk uitpakt zoals voorgesteld. De vermindering zal vooral merkbaar zijn voor de drinkwaterbedrijven langs de Maas aangezien veel ontheffingen op hen van toepassing zijn.

Een kwantificering van de verdere gevolgen voor actoren in de (drink)waterketen is meer complex, maar naar inschatting zullen meer actoren een vermindering van de regeldruk merken. Er hoeven namelijk minder discussies/bezwaarprocedures te ontstaan, omdat de wijziging onduidelijkheid wegneemt over de eisen die gelden op het innamepunt. Laatstgenoemde vermindering van de regeldruk daalt neer op drinkwaterbedrijven, lozende partijen, waterbeheerders en bevoegde gezagen.. Bijkomend effect voor de drinkwaterbedrijven is het schrappen van wachttijd voor een niet noodzakelijke ontheffing.

Zoals naar voren komt is deze wijziging dus naar verwachting positief in termen van uitvoerings- en administratieve lasten voor de drinkwaterbedrijven, bevoegde gezagen, bedrijfsleven en overheid. Met de tijd en middelen die gewonnen worden beogen betrokken partijen meer risicogebaseerd te werken zodat belangrijke stoffen als GenX sneller en beter worden opgepikt. De wijziging heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) deelt de analyse dat er geen omvangrijke gevolgen zijn voor de regeldruk en heeft om die reden geen formeel advies uitgebracht over de wijziging.

Invoering

De wijzigingsregeling heeft onmiddellijke werking. Er is geen overgangsrecht van toepassing. Op het moment van inwerkingtreding hoeven in procedure zijnde aanvragen om ontheffingen vanwege overschrijding van een signaleringsparameter voor het innamewater niet meer te worden afgehandeld. De nieuwe regelgeving is direct van toepassing. Voor die stoffen waar er geen sprake is van een overschrijding van de beleidsmatige norm worden de bestaande ontheffingen (ten gevolge van overschrijding van de signaleringsparameter voor overige antropogene stoffen voor het innamewater) zo spoedig mogelijk actief ingetrokken door de ILT.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 16 Drinkwaterregeling)

Opschrift

In verband met het grote aantal wijzigingen van artikel 16 van de Dwr is gekozen voor een nieuwe tekst voor dit artikel. In het opschrift is verduidelijkt dat het bij artikel 16 van de Dwr primair om eisen aan het in te nemen water gaat en daarnaast de ontheffing.

Eerste en tweede lid

Het eerste en tweede lid van artikel 16 Dwr zijn ongewijzigd.

Derde lid, algemeen

Het derde lid bevat een vereenvoudigde en verduidelijkte regeling van de bepalingen van het voormalige vierde tot en met zesde lid, achtste en negende lid van artikel 16 Dwr, met een verbeterde aansluiting op artikel 22 van de Dww. Het vereiste van ontheffing voor het in te nemen water ook in gevallen waarin het drinkwater na behandeling van het in te nemen water wel aan de eisen voldoet is daarbij vervallen. Uit artikel 16, vierde en achtste lid, (oud) van de Dwr volgde namelijk al dat in de gevallen waarin het in te nemen water niet aan de eisen voldoet maar het drinkwater wel, het verbod van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de Dww niet van toepassing is (zie ook artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de Dww en artikel 30, derde lid, van het Dwb). In de gevallen waarin het verbod niet van toepassing is, is een ontheffing van dat verbod ook niet meer aan de orde. Abusievelijk volgde dit laatste nog wel uit artikel 16, vijfde lid, aanhef en onder a, achtste en negende lid van de Dwr. Met het nieuwe derde lid is dat hersteld.

Het gewijzigde artikel 16 van de Dwr kent daarmee een vereenvoudigde opzet:

  • 1. (eerste lid) voor oppervlaktewater gelden bepaalde kwaliteitseisen;

  • 2. (tweede lid) een overschrijding wordt gemeld;

  • 3. (derde lid) het verbod van artikel 22, tweede lid, van de Dww om drinkwater te bereiden van oppervlaktewater dat niet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen voldoet blijft onverminderd gelden, tenzij:

    • a. het oppervlaktewater zodanig is behandeld dat het drinkwater aan de kwaliteitseisen voldoet (onderdeel a),

    • b. er sprake is van een normoverschrijding als bedoeld in artikel 25 van het Dwb en de toezichthouder van oordeel is dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid (onderdeel b), of

    • c. een ontheffing van een kwaliteitseis is verleend (onderdeel c);

  • 4. (vierde en vijfde lid) bevoegdheid minister tot ontheffingverlening en gronden daarvoor.

Derde lid, onderdelen a, b en c

Het nieuwe derde lid, aanhef en onderdeel a, is in lijn met het voorgaande. Het verbod van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de Dww is niet van toepassing indien het drinkwater na behandeling voldoet aan de eisen van tabel I en II van bijlage A van het Dwb, met inachtneming van een eventueel verleende ontheffing van een kwaliteitseis van tabel II (de bij de ontheffing vastgestelde waarde wordt daarbij in acht genomen). Een ontheffing in gevallen waarin het wettelijke verbod niet geldt is niet langer aan de orde.

Ingevolge onderdeel b van het derde lid is het bedoelde verbod evenmin van toepassing indien het drinkwater weliswaar niet voldoet aan een in tabel IIIa, IIIb of IV van bijlage A van het Dwb opgenomen eis, maar de toezichthouder overeenkomstig artikel 25 van het Dwb van oordeel is dat de overschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van consumenten of aan hen toebehorende goederen. Het kan daarbij bijv. gaan om de norm voor chloride van tabel IIIa. De signaleringsparameters van bijlage A, tabel IIIc, van het Dwb zijn uitgezonderd van de werking van artikel 16, derde lid. Deze maken immers geen deel meer uit van de kwaliteitseisen waar artikel 16 en bijlage 5a van de Dwr betrekking op hebben.

Ook is het verbod niet (langer) van toepassing voor zover een ontheffing voor het in te nemen water op grond van het vijfde lid van artikel 16 is verleend (onderdeel c).

Daarmee biedt het nieuwe derde lid van artikel 16 van de Dwr een vereenvoudigd kader voor de gevallen waarin het verbod van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de Dww, niet geldt.

Vierde, vijfde en zesde lid

Het vierde lid van artikel 16 van de Dwr vormt een voortzetting van het voormalige derde lid. Het vijfde lid vormt een vereenvoudigd kader voor de ontheffingverlening zoals voorheen opgenomen in het vijfde lid en deels in het zesde, achtste en negende lid (zoals hiervoor, onder ‘algemeen’ is toegelicht). Het zesde lid vormt een ongewijzigde voortzetting van het voormalige zevende lid.

Artikel I, onderdeel B (nieuw artikel 16a van de Dwr)

Eerste lid

Het eerste lid duidt de functie en vindplaats van signaleringsparameters voor het signaleren van mogelijke verontreiniging van oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding van drinkwater (evenals dat in artikel 16, eerste lid, gebeurt voor de kwaliteitseisen). De bepaling is mede ontleend aan de eerdere voetnoot 1 bij bijlage 5 van de Dwr (oud), waarmee nu in de bepalingen van de Dwr zelf helderheid en meer consistentie ontstaat over de functie van signaleringsparameters.

Tweede lid

Het tweede lid is een voortzetting van de voorheen geldende meldplicht van artikel 16, tweede lid, Dwr. Vanwege de splitsing van artikel 16 (oud) in twee artikelen is ook de meldplicht gesplitst. Er is geen sprake van een nieuwe meldplicht. De grondslag van de meldplichten zoals deze reeds golden volgt uit artikel 22 van de Dww en artikel 30 van het Dwb als deel van de systematiek van toezicht, melding en ontheffingverlening. Daarnaast is deze gebaseerd op artikel 51 van de Dww en artikel 59 van het Dwb.

Derde lid

In het derde lid is een onderzoeksplicht opgenomen, gebaseerd op artikel 22, eerste lid, van de Dww en artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Dwb. De bepaling is een voortzetting van het bepaalde in voetnoot 1, tweede zin, bij tabel 5 van de Dwr (oud). Met het nieuwe artikel 16a van de Dwr is de onderzoeksverplichting bij overschrijding van een signaleringsparameter in de artikelen zelf opgenomen en de eerdergenoemde inconsistentie in de regelgeving opgeheven.

Artikel I, onderdeel C (wijziging bijlage 5)

Bijlage 5 van de Dwr is gewijzigd door onderdeel C. De bijlage is omgedoopt tot bijlage 5a. De signaleringsparameters zijn uit bijlage 5 gehaald en in de nieuwe bijlage 5b ondergebracht. De tekst van voetnoot 1 (die betrekking had op signaleringsparameters) is hier verwijderd en met verduidelijking opgenomen in artikel 16a en bijlage 5b. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen.

Artikel I, onderdeel D (nieuwe bijlage 5b)

De nieuwe bij artikel 16a van de Dwr behorende bijlage 5a bevat de signaleringsparameters uit bijlage 5 (oud). De bijbehorende voetnoten zijn overgenomen. In voetnoot 1 is de zin met betrekking tot de onderzoeksverplichting onder verwijzing naar artikel 16a verduidelijkt.

Artikel II

Overeenkomstig aanwijzing voor de regelgeving 4.17, onderdeel 5 wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten. Dit betreft zowel de invoeringstermijn als het vaste verandermoment. Reden is dat dit gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste publieke nadelen voorkomt en dat het reparatiewetgeving betreft.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
3

Dit betreft het verrichten van onderzoek naar de hoedanigheid van het drinkwater dat gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater op basis van artikel 22, eerste lid, van de Dww en artikel 30, eerste lid, onder a, van het Dwb.

X Noot
5

de Stuurgroep kan met een schriftelijke ronde werken. In urgente gevallen kan het voorkomen dat het Bevoegd Gezag een RIVM drinkwaterrichtwaarde hanteert die nog niet is vastgesteld in de Stuurgroep. Zodra dat wel heeft plaatsgevonden volgt altijd een check door het Bevoegde Gezag of dit nog vraagt om bijstelling.

X Noot
6

In urgente gevallen is het opstellen van een brief door IenW/ILT een instrument, zeker voor het stellen van een eis aan het drinkwater zelf (vooruitlopend op de mogelijkheid voor een spoedprocedure voor het opnemen van drinkwatereisen in de regelgeving, welke nog nader wordt uitgewerkt)

X Noot
7

Artikel 5, tweede lid, tweede volzin en artikel 8, zesde lid, van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (Pb L 330/32).

X Noot
8

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (Pb L 327/1).

X Noot
9

Stb 2015, 394.

Naar boven