Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 juni 2019, kenmerk 1539477-191724-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 juli 2019

De Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 januari 2019, worden met ingang van 1 juli 2019 verhoogd met 1,23%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 juli 2019 vastgesteld als volgt:

A

B

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 juli 2019

van

tot en met

 

1.225,21

1.356,79

27.022,56 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioen-grondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

18,7680

214,00

1.404,45

1.446,64

18,7974

214,00

1.446,65

2.021,13

18,8473

214,00

2.021,14

2.066,96

18,8665

214,00

2.066,97

2.113,24

18,8682

214,00

2.113,25

2.158,62

18,8697

214,00

2.158,63

2.204,45

18,8721

214,00

2.204,46

2.248,92

18,8741

214,00

2.248,93

2.294,76

18,8758

214,00

2.294,77

2.385,51

18,8779

214,00

2.385,52

2.485,34

18,8821

214,00

2.485,35

2.583,36

18,8855

214,00

2.583,37

2.678,65

18,8896

214,00

2.678,66

2.679,11

18,9250

214,00

2.679,12

2.726,30

18,9288

214,00

2.726,31

2.773,49

18,9308

214,00

2.773,50

2.820,23

18,9366

214,00

2.820,24

2.867,88

18,9383

214,00

2.867,89

2.914,62

18,9448

214,00

2.914,63

2.961,36

18,9467

214,00

2.961,37

2.961,81

18,9475

214,00

2.961,82

3.004,92

18,9513

215,00

3.004,93

3.048,94

18,9526

215,00

3.048,95

3.092,96

18,9572

215,00

3.092,97

3.136,07

18,9581

215,00

3.136,08

3.136,52

18,9622

215,00

3.136,53

3.180,08

18,9633

215,00

3.180,09

3.223,19

18,9642

215,00

3.223,20

3.223,64

18,9681

215,00

3.223,65

3.267,21

18,9690

215,00

3.267,22

3.310,32

18,9698

215,00

3.310,33

3.353,88

18,9759

215,00

3.353,89

3.397,44

18,9878

215,00

3.397,45

3.441,01

18,9909

215,00

3.441,02

3.484,57

18,9921

215,00

3.484,58

3.528,13

18,9973

215,00

3.528,14

3.571,69

18,9981

215,00

3.571,70

3.615,26

19,0040

215,00

3.615,27

3.658,82

19,0053

215,00

3.658,83

3.659,27

19,0065

215,00

3.659,28

3.713,73

19,0101

215,00

3.713,74

3.768,18

19,0113

215,00

3.768,19

3.822,63

19,0169

215,00

3.822,64

3.823,09

19,0332

215,00

3.823,10

3.877,54

19,0349

215,00

3.877,55

3.932,00

19,0386

215,00

3.932,01

3.986,45

19,0402

215,00

3.986,46

4.040,90

19,0454

215,00

4.040,91

4.084,02

19,0473

215,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 januari 2019, worden met ingang van 1 juli 2019 verhoogd met 1,23%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 juli 2019 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 27.025,85;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

    € 56.377,23;

    € 34.815,70;

    € 18.322,09;

    € 18.597,72;

    € 18.372,45;

    € 36.629,36.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2019, worden met ingang van 1 juli 2019 verhoogd met 1,23%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 juli 2019 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.251,88;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.674,92;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 3.054,86;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.842,54.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2019, worden met ingang van 1 juli 2019 verhoogd met 1,23%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 juli 2019 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.251,88;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.674,92.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.

Deze regeling zal (met toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen is om een tweetal redenen noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede is indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die voor het eerst een aanvraag op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred met de welvaartsontwikkeling in Nederland.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 april 2019, nr. 2019-0000050552, (Staatscourant nr. 20730) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2019 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 1,23%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 juli 2019 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgelegde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan zijn, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Eerst dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven