TOELICHTING
Aanleiding en noodzaak
Met deze wijzigingsregeling is het op 7 december 2018 aangenomen protocol 2018-II-10
van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart geïmplementeerd in bijlage 1.9 van de
Binnenvaartregeling (hierna: Bvr). Hierin is het Reglement scheepvaartpersoneel op
de Rijn (hierna: Rsp) opgenomen. Daarnaast is een aantal omissies in de Bvr hersteld.
Tevens is een aantal bepalingen verduidelijkt die betrekking hebben op vrijstellingsbewijs
voor open rondvaarboten van het Amsterdamse grachtentype.
Effecten
Financiële lasten
Onderdeel G betreft een gewijzigd model vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot
van het Amsterdamse grachtentype. Dit nieuwe model wordt met ingang van de inwerkingtreding
van deze wijzigingsregeling uitgegeven en gaat het bestaande pasje vervangen. Dit
brengt de volgende kosten met zich mee: 108 pasjes dienen te worden vervangen à € 27,90.
Totaal komt dit uit op € 3013,20. Het nieuwe pasje wordt door het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen aan de desbetreffende schippers toegezonden. Zij hoeven dus
niet zelf een nieuw pasje aan te vragen.
Regeldrukgevolgen
Als gevolg van deze wijzigingen zal de regeldruk niet significant wijzigen.
De in de onderdelen A, B en E opgenomen aanpassingen van de regeling hebben geen gevolgen
voor de regeldruk omdat het hier de implementatie van richtlijn (EU) 2016/1629 betreft.
Deze richtlijn kent geen inhoudelijke wijzigingen.
De in onderdeel C opgenomen wijziging brengt eveneens geen gevolgen voor de regeldruk
met zich mee omdat dit uitsluitend een verduidelijking van bestaande regelgeving betreft.
Onderdeel D betreft de wijziging van het Rsp die met zich meebrengt dat bemanningsleden
van een schip dat in de exploitatiewijze A1 en A2 vaart, zoals bedoeld in artikel
3.10 van het Rsp, ook tijdens de vaart mogen rusten. Als gevolg van deze wijziging
zal de regeldruk naar verwachting afnemen omdat het schip door kan varen terwijl er
wordt gerust. Voorheen moesten bemanningsleden buiten de vaart kunnen rusten. Dat
beperkte de inzetbaarheid van het schip. Wel zijn er geluidseisen gesteld aan de plek
waar door de bemanningsleden wordt gerust. Deze eisen zijn echter niet nieuw en werden
al onder de oude richtlijn 2006/87 aan slaapruimtes gesteld. Nu zijn deze eisen in
artikel 15.02 van de ES-TRIN opgenomen.
Onderdeel F betreft het herstel van een omissie.
In onderdeel H wordt de in bijlage 11.1 bij de Bvr opgenomen boetecatalogus aangepast
aan de in onderdeel D opgenomen wijzigingen. Hierdoor wordt het o
opleggen van boetes bij overtreding van die bepalingen mogelijk gemaakt.
Advies ATR
Er is advies gevraagd aan de ATR met betrekking tot de effecten die de wijziging van
de Binnenvaartregeling heeft. ATR deelt de mening dat er geen omvangrijke gevolgen
zijn voor de regeldruk en heeft om die reden geen formeel advies uitgebracht.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is belast met het toezicht op en de handhaving
van de regelgeving die bij de onderhavige wijzigingsregeling gewijzigd wordt. De onderhavige
wijzigingsregeling is voor een HUF-toets (handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid)
aan de ILT voorgelegd en is handhaafbaar en uitvoerbaar bevonden. Wel is opgemerkt
dat de handhaving wordt bemoeilijkt omdat de koppeling tussen rust en stilliggen een
belangrijke indicator was voor de naleving van de rusttijden. Nu er tijdens de vaart
mag worden gerust vervalt die koppeling. Handhaving zal zich in het vervolg meer richten
op de vraag of er aan de voorwaarden voor het rusten in de exploitatiewijzen A1 en
de A2 tijdens de vaart wordt voldaan en of de maximale vaartijden in deze exploitatiewijzen
worden nageleefd.
Het controlemiddel voor rusttijden is het vaartijdenboek. Bij de controles op de Binnenvaartwet
hebben veel overtredingen betrekking op het niet invullen van het vaartijdenboek.
Daarnaast worden er regelmatig onjuiste aantekeningen gesignaleerd. Voor een adequate
handhaving is het noodzakelijk dat de boetecatalogus in bijlage 11.1 van de Binnenvaartregeling
wordt aangepast. Dit betreft het toevoegen van een boetefeit voor het niet naleven
van de maximale vaartijden in de exploitatiewijzen A1 en A2 en het opnemen van een
boetefeit voor het onjuist invullen van het vaartijdenboek. De wijzigingen zijn in
onderdeel H opgenomen.
Consultatie
Er heeft geen (internet)consultatie plaatsgevonden over deze wijzigingsregeling omdat
er sprake is van strikte implementatie en het herstel van enkele omissies. Consultatie
zal niet in betekenende mate kunnen leiden tot aanpassing van de wijzigingsregeling.
De wijzigingen brengen geen ingrijpende veranderingen in de rechten en plichten van
burgers en bedrijven met zich mee en zullen ook geen ingrijpende gevolgen hebben voor
de uitvoeringspraktijk.
Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 juli 2019 inwerking. Dit is implementatiedatum
opgenomen in protocol 2018-II-10 van de CCR.
Op grond van het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten dient een
regeling op één van de vier vaste verandermomenten in werking te treden en dient een
invoeringstermijn van twee maanden te worden aangehouden. Implementatie van Europese
of internationale regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot
het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten van regelgeving. Met deze regeling
wordt protocol 2018-II-10 van de CCR geïmplementeerd. Verder is een aantal omissies
hersteld en een aantal artikelen verduidelijkt. Reparatie van regelgeving is eveneens
één van de uitzonderingsgronden.
Artikelsgewijs
Onderdelen A, B en E
Met de in de onderdelen A en B opgenomen wijzigingen zijn de artikelen 3.9 en 3.10
aangepast aan de gewijzigde benaming van het ‘communautaire binnenvaartcertificaat’
naar ‘Uniebinnenvaartcertificaat’ zoals dat in richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees
Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften
voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van
Richtlijn 2006/87/EG wordt gehanteerd. Deze artikelen zijn abusievelijk niet meegenomen
in de eerdere wijziging van de Binnenvaartregeling.
Met onderdeel E is in Bijlage 3.7 alsnog de verwijzing naar de nieuwe bijlage 1.1a
opgenomen. Deze verwijzing was bij de eerdere wijziging van de Binnenvaartregeling
over het hoofd gezien.
Onderdeel C
Met deze wijziging is in artikel 7.5 verduidelijkt dat het vaarbewijs (vrijstellingsbewijs
van het groot vaarbewijs) voor rondvaartboten van het Amsterdamse grachtentype tevens
de mogelijkheid omvat om met open rondvaartboten te varen waarvoor (slechts) een klein
vaarbewijs is vereist. Hierover bestond onduidelijkheid omdat dit nergens expliciet
werd vermeld. Dat leidde ertoe dat dit in de praktijk werd gedoogd. De vereisten voor
het verkrijgen van het vrijstellingsbewijs/vaarbewijs zijn hoger dan die voor het
verkrijgen van het klein vaarbewijs. Naast de benodigde theoretische kennis, maakt
ook praktijkvaardigheid in het varen met rondvaartboten met een lengte tot 20 meter
onderdeel uit van opleiding en examen, terwijl voor het klein vaarbewijs uitsluitend
theoretische kennis is vereist. Met deze wijziging is nu duidelijker vastgelegd dat
het meerdere ook het mindere omvat.
Onderdeel D
De verplichting in de artikelen 3.11 en 3.12 van Bijlage 1.9 dat de bemanning van
een schip dat in de exploitatiewijze A1 en A2 vaart, in vierentwintig uren acht, respectievelijk
zes uren buiten de vaart moet rusten, beperkt de inzet van die schepen, en daarmee
de concurrentiekracht. De verplichting om buiten de vaart te rusten was in het leven
geroepen om de bemanning als geheel de gelegenheid te bieden voldoende uit te rusten,
om daarna de werkzaamheden aan boord op een veilige manier te kunnen hervatten. Hetzelfde
kan echter worden bereikt als bemanningsleden tijdens de vaart aan boord een ononderbroken
rust van 6, respectievelijk 8 uren kunnen genieten in een ruimte waarvan de maximale
geluidsdruk 60 dB(A) is, overeenkomstig hetgeen daaromtrent is geregeld in artikel
15.02, vijfde lid, onderdeel b, van de Europese standaard tot vaststelling van de
technische voorschriften voor schepen (ES-TRIN). Op een schip dat in de exploitatiewijze
B (continu) vaart, is dit immers ook mogelijk. In de continuvaart is er voor de bemanningsleden
niet de verplichting om buiten de vaart te rusten. Wel moet er in een periode van
48 uren twee maal 6 uren ononderbroken kunnen worden gerust in een ruimte waarvan
de maximaal toegelaten geluidsdruk 60 dB(A) is. Dat aan de eis voor de maximale geluidsdruk
is voldaan, moet blijken uit het binnenschipcertificaat, ook voor wat betreft schepen
die zijn gebouwd vóór 1 april 1976. Het schip dient daartoe voor keuring en vermelding
in het binnenschipcertificaat aan de desbetreffende autoriteit te worden aangeboden.
Ook ten tijde dat er aan boord in de A1 vaart of in de A2 vaart door één of meerdere
bemanningsleden wordt gerust, moet de veilige vaart zijn gewaarborgd. Dat is mogelijk
als er bij de inzet van de minimumbemanning steeds rekening wordt gehouden met laad-,
los-, en ankerhandelingen die moeten worden verricht, de sluizen die moeten worden
gepasseerd en de andere veiligheidsaspecten. Het valt binnen de verantwoordelijkheid
van de schipper om, rekening houdend met deze aspecten, te beslissen wie wanneer tijdens
de vaart zijn rusttijd mag nemen. Hij moet erop letten dat het aantal bemanningsleden
dat vereist is met het oog op de veiligheid aan boord van het schip, ingezet wordt,
dat wil zeggen dienst heeft. In ieder geval moet er minstens één schipper dienstdoen.
Dat is dan ook als voorwaarde voor het rusten aan boord tijdens de vaart in artikel
3.11, vierde lid (nieuw), opgenomen.
De maximale vaartijden in de A1 en in de A2 vaart als opgenomen in artikel 3.10, eerste
en tweede lid, blijven onverkort van toepassing. Dat is ook het geval met artikel
3.11, vierde lid, waarin is geregeld dat een bemanningslid gedurende zijn verplichte
rusttijd niet voor enigerlei taak mag worden ingezet, ook niet om toezicht te houden
of stand-by te zijn, behalve voor wat betreft de in de politievoorschriften bedoelde
wacht- en toezichtstaken voor stilliggende vaartuigen.
Indien tijdens de vaart is gerust moet, om aan te tonen dat een rusttijd van acht,
respectievelijk zes uren in acht is genomen, naast een kopie van het vaartijdenboek
van het schip waarop de laatste reis van het desbetreffende bemanningslid heeft plaatsgevonden
ook een kopie van het binnenschipcertificaat van dat schip worden overgelegd, ten
bewijze dat is gerust in een ruimte die voldoet aan de geluidseisen bepaald in artikel
3.11, vierde lid.
Onderdeel F
Met deze wijziging wordt een omissie hersteld. Het ICC is een in Nederland erkend
vaarbewijs. Verzuimd was dit in bijlage 7.1 op te nemen.
Onderdeel G
In het nieuwe, gewijzigde, model vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van het
Amsterdamse grachtentype is nu duidelijker aangegeven voor welke scheepvaartwegen
de vrijstelling van toepassing is: alleen voor scheepvaartwegen van zone 4 en ook
voor scheepvaartwegen van zone 3, voor zover daarvoor toestemming is gegeven door
de desbetreffende bevoegde autoriteit. Daarnaast is de opmaak van het pasje in overeenstemming
gebracht met die van het groot- en het beperkt groot vaarbewijs.
Onderdeel H
De koppeling van rust en niet varen in de A1 en A2 was een belangrijke indicator voor
de naleving van de rusttijden. Deze koppeling verdwijnt door de wijziging. Het toezicht
zal zich daarom richten op de vraag of er aan de voorwaarden voor het rusten in de
A1 en de A2 tijdens de vaart wordt voldaan en of de maximale vaartijden in deze exploitatiewijzen
worden nageleefd. Daarom wordt een boetefeit voor het niet naleven van de maximale
vaartijden in de exploitatiewijzen A1 en A2 in bijlage 11.1 Binnenvaartregeling opgenomen.
Nu de boete betrekking kan hebben op een langere periode is het bedrag van de boete
hierop aangepast. Die was € 1.000,– per uur en nu € 500,– per uur.
Het controlemiddel voor onder andere vaartijden en rusttijden is het vaartijdenboek.
Bij de controles op de Binnenvaartwet hebben veel overtredingen betrekking op het
niet invullen van het vaartijdenboek. Er wordt echter ook vaak vastgesteld dat het
vaartijdenboek onjuist wordt ingevuld. Voor deze onjuiste aantekeningen was geen boetefeit
in bijlage 11.1 Binnenvaartregeling opgenomen. Door dit toe te voegen kan het niet
juist invullen van het vaartijdenboek ook bestuurlijk worden gehandhaafd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga