Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 januari 2019, nr. IENW/BSK-2018/244265, tot wijziging van de Regeling luchtvaartvertoningen in verband met enkele actualiseringen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 8a.51, derde lid, van de Wet luchtvaart en artikel 158, tweede lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling luchtvaartvertoningen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De omschrijving van het begrip ‘beoordelaar’ komt te luiden: een door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart aangewezen persoon die bedreven is in het beoordelen van kunstvluchten.

2. De omschrijving van het begrip ’luchthaveninformatieverstrekker’ komt te luiden: een persoon met een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, dat geldig is voor de luchtvaartvertoning.

3. De omschrijving van het begrip ’minister’ komt te luiden: Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ’onder onderdeel b’ vervangen door ’in onderdeel c’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Ten aanzien van het vertoningterrein geldt dat:

    • a. voordat de motoren van een luchtvaartuig in werking worden gesteld:

      • personen, voertuigen en ander materieel, voor zover niet noodzakelijk in het kader van de startprocedure van de motor van dat luchtvaartuig, zich op veilige afstand daarvan bevinden;

      • stoffen die gevaar of schade kunnen opleveren worden opgeruimd, dan wel uit de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartuig worden verwijderd;

    • b. tijdens het in werking stellen en houden van de motoren:

      • een ter zake bevoegd persoon in de stuurhut van het luchtvaartuig aanwezig is, die de controle heeft over de bedieningsorganen en de remmen;

      • geen schade wordt veroorzaakt aan zaken en dat de veiligheid van personen niet in gevaar wordt gebracht;

    • c. het in werking stellen van een motor van een luchtvaartuig door middel van het met handkracht bewegen van de luchtschroef, geschiedt door personen die ter zake geïnstrueerd zijn;

    • d. in werking zijnde motoren geen hoger toerental draaien dan noodzakelijk voor het starten, wegrijden of koelen van de motor op de parkeerplaats;

    • e. een luchtvaartuig met een of meer in werking zijnde motoren niet in beweging wordt gezet, indien daardoor letsel of schade kan worden berokkend aan personen of zaken of de veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid en komt te luiden:

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op luchtvaartvertoningen waaraan alleen vrije ballonnen deelnemen.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. De minister kan een vergunning verlenen voor het houden van een luchtvaartvertoning boven water- of landoppervlak, waarbij niet wordt gestart van en geland op het vertoningterrein, indien aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en tweede lid, onderdelen e en f, is voldaan en het vertoningterrein voldoet aan de afmetingen genoemd in tabel 1 van de bijlage behorend bij deze regeling.

  • 2. Bij de aanvraag van een vergunning, bedoeld in het eerste lid, geeft de aanvrager aan waar deelnemende gemotoriseerde luchtvaartuigen op of in nabijheid van het vertoningterrein een noodlanding kunnen uitvoeren zonder het publiek of de deelnemers in gevaar te brengen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, mag een watervliegtuig starten van en landen op het wateroppervlak.

D

In de bijlage komt het opschrift van tabel 1 te luiden:

Tabel 1, behorend bij de artikelen 6, eerste en tweede lid, en 7, eerste lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Op basis van artikel 17 van de Luchtvaartwet is een vergunning vereist voor het houden van een luchtvaartvertoning. De regels waar in dat kader aan moet worden voldaan zijn neergelegd in de Regeling Toezicht Luchtvaart en in betekenende mate in de Regeling luchtvaartvertoningen (hierna: de Regeling).

De belangrijkste aanleiding om de Regeling nu te wijzigen is het wegnemen van de onduidelijkheden in de Regeling met betrekking tot de situatie dat er bij de luchtvaartvertoning niet op het vertoningterrein wordt gestart of geland.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele verouderde bepalingen aan te passen alsmede enkele juridisch-technische aanpassingen door te voeren.

Administratieve lasten en nalevingkosten

De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot een toe- of afname van de administratieve lasten of nalevingkosten voor het bedrijfsleven.

Uitvoering en handhaving

De ILT houdt toezicht op de naleving van onder meer (veiligheids)wetten en regels voor de luchtvaart en handhaaft deze. In dat verband is deze regeling aan de Inspecteur Generaal (IG) van de ILT voorgelegd ter toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de bepalingen van de regeling. De IG heeft geconcludeerd dat de regeling uitvoerbaar en fraudebestendig is en geen gevolgen heeft voor de inzet van de ILT, maar dat in het voorstel op diverse punten onduidelijkheden zijn die de handhaafbaarheid belemmeren. Ten aanzien van de handhaafbaarheid is voor een belangrijk deel aan de bezwaren en suggesties van de IG tegemoet gekomen en is waar nodig uitleg gegeven over de beoogde wijzigingen.

Internetconsultatie

Het ontwerp van de regeling is niet opengesteld voor openbare internetconsultatie. Het ontwerp behelst naast enkele juridisch technische aanpassingen een technisch-inhoudelijke wijziging teneinde onduidelijkheden weg te nemen wat betreft het starten en landen bij een luchtvaartvertoning. De betrokken sector is hiervan op de hoogte. Met toepassing van de uitzonderingsgrond ‘ministeriële regelingen die geen ingrijpende verandering teweeg brengen in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen hebben voor de uitvoeringspraktijk’ is in dit geval afgezien van internetconsultatie.

Inwerkingtreding

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Deze wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 april 2019 in werking en daarmee op een vast verandermoment.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Omdat de beoordelaar niet noodzakelijkerwijs zelf bedreven hoeft te zijn in het uitvoeren van kunstvluchten, maar kunstvluchten wel moet kunnen beoordelen, is de omschrijving van ‘beoordelaar’ aangepast. In de definitie van luchthaveninformatieverstrekker wordt de verwijzing naar artikel 17, onderdeel d, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart gewijzigd in artikel 18, eerste lid, onderdeel d. Dit betreft een technische aanpassing van een foutieve verwijzing. Daarnaast wordt de omschrijving van het onderdeel ‘minister’ geactualiseerd.

B

De verwijzing in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, is niet correct en wordt gecorrigeerd.

Het nieuw geformuleerde derde lid bevat een aantal voorschriften ter bescherming van personen en zaken bij het starten van de motor, het in beweging zetten van het luchtvaartuig en het tanken van luchtvaartuigen. Deze bepalingen vormden onderdeel van het Algemeen luchthavenreglement, dat inmiddels is vervallen. Aangezien deze voorschriften van belang zijn voor de veiligheid van personen en zaken worden deze hier gehandhaafd.

C

Artikel 6, vierde lid (oud), bevat een bepaling voor de situatie dat er niet van en op het vertoningterrein wordt gestart en geland en stelt daarbij eisen aan de afmetingen van het terrein en de eis dat het obstakelvrij moet zijn. Het vertoningterrein hoeft niet geschikt te zijn om te landen. Deze bepaling ziet daarmee op de aanwezigheid van een geschikt terrein om een noodlanding te kunnen maken door de deelnemers van een luchtvaartvertoning zonder daarbij het publiek in gevaar te brengen. In artikel 7 van de Regeling staat echter ook een bepaling voor de situatie dat er niet wordt gestart van en geland op het vertoningterrein, maar dit artikel stelt niet de eis dat het vertoningterrein aan bepaalde afmetingen moet voldoen en obstakelvrij moet zijn. Dit vormt een contradictie in de Regeling met verschillende voorschriften voor dezelfde situatie. In de nu voorliggende wijziging wordt dit opgelost door de bepaling van artikel 6, vierde lid, te laten vervallen en artikel 7 aan te passen. Hiermee is artikel 6 dan in zijn geheel van toepassing op de luchtvaartvertoning waarbij op het vertoningterrein wordt gestart en geland en ziet artikel 7 alleen op luchtvaartvertoningen, waarbij niet op het vertoningterrein wordt gestart en geland.

Het eerste lid van artikel 7 is aangepast in de zin dat voor de vereiste afmeting van het vertoningterrein wordt verwezen naar de bijlage bij de Regeling. Dit vereiste is overgeheveld uit artikel 6, vierde lid. De verwijzing in artikel 7, eerste lid, naar tabel 1 is in dit geval dus uitsluitend relevant voor de minimum afmeting van het vertoningterrein. Daarnaast is aan de opsomming van voorwaarden waaraan moet worden voldaan, ook artikel 6, eerste lid, onderdeel d, toegevoegd.

Artikel 7, tweede lid, bepaalt dat er een geschikte locatie moet zijn voor het eventueel kunnen uitvoeren van een noodlanding op of in de buurt van het vertoningterrein zonder het publiek of de deelnemers in gevaar te brengen. Er wordt niet meer de strikte eis gesteld dat dit op het vertoningterrein moet geschieden en dat het vertoningterrein daarom obstakelvrij moet zijn. De aanvrager van de vergunning dient bij de aanvraag aan te geven op welk terrein deelnemende luchtvaartuigen in voorkomende gevallen een noodlanding kunnen maken. Hierbij zal de aanvrager rekening moeten houden met de gebruikslimieten van de demonstratietoestellen en nagaan of er geen obstakels aanwezig zijn die een belemmering vormen om dit terrein veilig te bereiken. De vertoningdirecteur dient deze locatie voorafgaand aan het uitvoeren van de luchtvaartvertoning aan de deelnemers bekend te stellen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven