Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juni 2019, 2019-0000075463, tot vaststelling grenzen bandbreedte uurloon jeugd-LIV 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3.3, derde lid, van de Wet tegemoetkomingen loondomein;

Besluit:

Artikel 1

Voor het kalenderjaar 2019 zijn de bedragen van de ondergrens en bovengrens naar leeftijd voor de bepaling van de bandbreedtes, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet tegemoetkomingen loondomein, vastgesteld op de volgende bedragen:

Leeftijd bereikt op 31-12-2018

ondergrens

bovengrens

21 jaar

€ 9,36

€ 10,05

20 jaar

€ 7,59

€ 10,05

19 jaar

€ 5,82

€ 8,45

18 jaar

€ 4,93

€ 6,48

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 juni 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Een werkgever kan in aanmerking komen voor de tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Deze tegemoetkoming wordt aangeduid als het minimumjeugdloon voordeel (jeugd-LIV). De werknemer verdient een gemiddeld uurloon waarvoor per leeftijdscategorie een bandbreedte geldt. De bandbreedtes van het gemiddelde uurloon per leeftijdscategorie genoemd in artikel 3.3 van de Wet tegemoetkomingen loondomein worden jaarlijks vastgesteld in verband met de indexering van het minimumjeugdloon. Omdat de bedragen van het minimumloon per 1 januari en per 1 juli worden geïndexeerd worden de bedragen van deze onder- en bovengrens van het gemiddelde uurloon per kalenderjaar afgeleid van het gemiddelde van het minimumuurloon per 1 januari en per 1 juli. Op grond van artikel 3.3, derde lid van de Wtl wordt de uitkomst van deze berekening per kalenderjaar bij het begin van de maand juli (als de bedragen voor het minimumloon die gelden bekend zijn) bij ministeriële regeling vastgesteld. Voor het kalenderjaar 2019 voorziet deze regeling daarin. In deze regeling worden per leeftijdscategorie de bedragen voor de onder- en bovengrens vastgesteld afgeleid van het gemiddelde van het bij die leeftijd behorende minimumuurloon op grond van de jaarbedragen voor het minimumloon en vakantiebijslag per 1 januari 2019 en per 1 juli 2019.

Het gemiddelde uurloon dat uiteindelijk in aanmerking wordt genomen wordt vastgesteld door het jaarloon te delen door het aantal verloonde uren. Voor de vaststelling van de bandbreedte geldt als ondergrens een percentage van het uurloon afgeleid van het geldende minimumloon en het bedrag van wettelijke vakantiebijslag, behorend bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week en als bovengrens een percentage van dit uurloon bij een normale arbeidsduur van 36 uren per week.

De percentages in artikel 3.3 van de Wtl horende bij de bandbreedtes per leeftijdscategorie voor de vaststelling van het gemiddelde uurloon zijn per 1 januari 2019 aangepast aan de tweede verhoging van de minimumjeugdlonen per 1 juli 2019.1 Voor de 21-jarigen wordt bij de bovengrens uitgegaan van het bedrag van de ondergrens van het lage- inkomensvoordeel (LIV) om te voorkomen dat de doelgroepen van jeugd-LIV en LIV elkaar overlappen. Voor de 20-jarigen wordt in 2019 bij de bovengrens ook uitgegaan van de ondergrens van het LIV, om te voorkomen dat het uurloon boven de genoemde ondergrens van het LIV uitstijgt en er overlap ontstaat tussen de regelingen.

Deze regeling is tot stand gekomen na overleg met de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Artikel XXX van de Verzamelwet SZW 2019.

Naar boven