Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 24 mei 2019, nr. WJZ/19046086, tot wijziging van de Regeling handel in emissierechten in verband met verband met de handel in emissierechten voor de periode 2021–2030

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2019 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PbEU 2018, L334), Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L334), Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59) en de artikelen 16.13a, 16.29 en 16.32 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het begrip ‘minister’ en de daarbij behorende begripsomschrijving vervangen door ‘minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat’.

B

In de artikelen 7, eerste lid, 18, eerste lid, 19, 23 en 28 vervalt telkens ‘vastgesteld en elektronisch’. In artikel 17 vervalt ‘vastgestelde en elektronisch’.

C

Het opschrift van paragraaf 2.1.4. komt te luiden:

§ 2.1.4. Melden van wijzigingen van het monitoringsplan en met betrekking tot de vergunningsplicht

D

In artikel 15, tweede lid, wordt ‘artikel 3, twaalfde lid,’ vervangen door ‘artikel 3, onder 12,’.

E

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16. Tijdelijke wijzigingen van het monitoringsplan

Tijdelijke wijzigingen van het monitoringsplan, bedoeld in artikel 23 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, worden binnen vijf dagen na het ontstaan van de tijdelijke wijziging gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.

F

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a. Beëindiging van de activiteiten

Een situatie als bedoeld in artikel 16.20c, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet, wordt binnen zes weken na het ontstaan ervan gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.

G

De artikelen 20 en 21 vervallen.

H

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25. Eenvoudig monitoringsplan

Voor het vereenvoudigd monitoringsplan, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2019 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PbEU 2018, L334), wordt gebruik gemaakt van een door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld standaardformulier.

I

In artikel 31 wordt ‘Richtlijn 2003/87/EG’ vervangen door ‘EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten’.

J

Na artikel 41 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.2b Verstrekken van gegevens ten behoeve van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode 2021–2025

Artikel 41a. Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op broeikasgasinstallaties waarin een of meer activiteiten worden verricht, die behoren tot een categorie die is aangewezen in bijlage 1 bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten en die in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten op grond van artikel 11 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.

Artikel 41b. Aanvraag kosteloze toewijzing
  • 1. De exploitant van een broeikasgasinstallatie dient de aanvraag voor de kosteloze toewijzing van emissierechten op grond van de gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 10bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uiterlijk op 30 juni 2019 in bij het bestuur van de emissieautoriteit.

  • 2. De aanvraag voldoet aan de daaraan in Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59) gestelde eisen en bevat alle gegevens die op grond van deze verordening worden verlangd.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend op een door het bestuur van de emissieautoriteit aangegeven wijze met gebruikmaking van een standaardformulier dat door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 41c. Overleggen monitoring methodologieplan
  • 1. De exploitant dient het monitoring methodologieplan op grond van artikel 10bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uiterlijk op 30 juni 2019 in bij het bestuur van de emissieautoriteit.

  • 2. Het monitoring methodologieplan voldoet aan de in Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59) gestelde eisen en bevat alle gegevens die op grond van deze verordening worden verlangd.

  • 3. Het monitoring methodologieplan wordt opgesteld en overgelegd op een door het bestuur van de emissieautoriteit aangegeven wijze met gebruikmaking van een standaardformulier dat door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

  • 4. Het besluit over de goedkeuring van het monitoring methodologieplan wordt uiterlijk op 31 december 2020 genomen door het bestuur van de emissieautoriteit.

Artikel 41d. Wijzigingen monitoring methodologieplan
  • 1. De melding van niet significante wijzigingen in het monitoring methodologieplan op grond van de gedelegeerde handelingen wordt gedaan uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de wijzigingen zijn aangebracht.

  • 2. De melding van de wijzigingen in het monitoring methodologieplan wordt gedaan op een door het bestuur van de emissieautoriteit aangegeven wijze met gebruikmaking van een formulier dat door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 41e. Standaardformulier verificatierapport van de verificateur

Het op grond van artikel 27 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L334) opgestelde verificatierapport wordt opgesteld en overgelegd op een door het bestuur van de emissieautoriteit aangegeven wijze en met gebruikmaking van een standaardformulier dat door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 41f. Standaardformulier aanvraag uitsluiting broeikasgasinstallaties die minder dan 2 500 ton uitstoten
  • 1. De exploitant van een broeikasgasinstallatie die minder dan 2 500 ton CO2-equivalenten aan emissies heeft gerapporteerd aan het bestuur van de emissieautoriteit, uitgezonderd emissies van biomassa, in elk van de drie jaren voorafgaand aan moment, bedoeld in artikel 27bis, eerste lid, onder a, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, kan de minister verzoeken, met gebruikmaking van het formulier als bedoeld in artikel 41b, derde lid, of, als er geen kosteloze toewijzing van emissierechten wordt aangevraagd, met gebruikmaking van een door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld standaardformulier, de broeikasgasinstallatie aan te melden bij de Europese Commissie ten behoeve van uitsluiting van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten als bedoeld in artikel 27 bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.

  • 2. Het standaardformulier wordt uiterlijk 30 juni 2019 ingediend bij het bestuur van de emissieautoriteit.

K

Het opschrift van paragraaf 3.3. komt te luiden:

§ 3.3. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2013–2020

L

Het opschrift van artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2013–2020

M

Na artikel 42 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.3a. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2021–2025

Artikel 42a. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2021–2025
  • 1. Voor de aanvraag om kosteloze toewijzing van gratis broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 16.32, eerste lid, van de wet wordt gebruik gemaakt van een door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld standaardformulier.

  • 2. De aanvraag voldoet aan de daaraan in de gedelegeerde handelingen gestelde eisen en bevat alle gegevens die op grond van de gedelegeerde handelingen wordt verlangd.

  • 3. De artikelen 41c, tweede lid, en 41d zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De minister beslist binnen vier maanden na ontvangst op de aanvraag.

N

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3. In een geval als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit handel in emissierechten, wordt na de melding, bedoeld in het eerste lid, al dan niet in samenhang met het tweede lid, de situatie waarin de restrictie niet naar behoren functioneert of heeft gefunctioneerd met als gevolg dat de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I bij het Besluit handel in emissierechten, op enig moment is overschreden, binnen twee weken na het ontstaan van de overschrijding van de drempelwaarde gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.

  • 4. Jaarlijks wordt een controle en test van de werking van de restrictie uitgevoerd.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Een door de meetverantwoordelijke gas of andere persoon of instantie verstrekt bewijs van de controle en test van de werking wordt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit of van een op grond van artikel 18.4 van de wet aangewezen ambtenaar overgelegd.

O

Artikel 50 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 mei 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling handel in emissierechten (hierna: de regeling). Aanleiding hiervoor vormt implementatie van richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU 2018, L76) (hierna: Richtlijn 2018/410). Richtlijn 2018/410 is een wijziging van de oorspronkelijke ETS-richtlijn uit 2003 (hierna: EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), waarin het EU-ETS is vormgegeven waarmee bedrijven emissierechten voor CO2-emissies kunnen verhandelen.

Richtlijn (EU)2018/410 is gericht op de regels van het Europese systeem voor handel in broeikasgasemissierechten (hierna: emissierechten) zoals die gelden in de periode 2021–2030. Het Europese systeem voor emissiehandel, ook wel bekend als het ETS, is in 2005 gestart (Richtlijn 2003/87/EG) en gaat in 2021 de zogenoemde vierde handelsperiode in. Om te zorgen dat de juiste gegevens tijdig geleverd worden aan de Nederlandse emissieautoriteit (NEa) wordt de regeling gewijzigd.

Naar aanleiding van de wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 (Kamerstukken II 2018/19, 35 190, nr. 1-3) zal de Regeling handel in emissierechten opnieuw gewijzigd worden.

2. Inhoud van de Regeling

De regeling geeft aan welke gegevens de exploitant van een broeikasgasinstallatie moet verstrekken aan de NEa, zodat de NEa deze gegevens – na goedkeuring door de NEa – kan aanbieden aan de Europese Commissie. Deze verplichting geldt zowel voor exploitanten die in de derde handelsperiode al handelden als zogenaamde nieuwkomers (die voor het eerst gaan handelen in de 4e handelsperiode).

3. Administratieve lasten, bedrijfseffecten en milieueffecten

De wijziging van de regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van bedrijven. De regeldrukeffecten zijn het gevolg van Europese verplichtingen, waarbij een lidstaat geen eigen beleidsruimte heeft. De kwantitatieve regeldrukeffecten van de wijzigingen voor ETS-deelnemers is door middel van een onderzoek1 in kaart gebracht. De wijziging van de regeling heeft geen invloed op de regeldruk voor burgers.

Voor het in kaart brengen van de regeldruk is aangesloten bij het door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voorgeschreven Handboek meting regeldrukkosten2. Voor het kwantificeren is de methodiek van het Standaard Kostenmodel (SKM) gebruikt.

Op basis van dit onderzoek wordt verwacht wordt dat de wijzigingen in de regeling leiden tot een eenmalige toename van de regeldruk voor bedrijven van minimaal € 2,4 miljoen en maximaal € 2,9 miljoen. Daarnaast wordt een structurele toename van regeldruk voor bedrijven verwacht van minimaal € 412.000 en maximaal € 448.000 per jaar. De lastenvermindering van € 250.000 ten gevolge van de vrijstelling voor bedrijven met geringe emissies, zoals opgenomen in de aanpassing van het Besluit handel in emissierechten is hierbij buiten beschouwing gelaten. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de regeldruk ten gevolge van de initiële toewijzing van emissierechten in zijn geheel is aangemerkt als een toename van de regeldruk, terwijl dit een terugkerend en inherent element is van het ETS.

Bij de start van elke nieuwe handelsperiode vindt immers een initiële toewijzing van emissierechten plaats. De gehele lastendruk die hiermee gepaard gaat is als regeldruktoename opgenomen omdat in Richtlijn 2018/410 voor de komende handelsperiode (2021–2030) de toewijzing van emissierechten is opgenomen.

De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege heeft het voorstel niet geselecteerd voor formele advisering.

In de onderstaande tabellen is de eenmalige en structurele regeldruk per onderwerp opgenomen. Onder de tabel wordt de regeldruk per onderwerp kort toegelicht.

Eenmalige regeldruk

Onderwerp

Minimaal effect (AL in €)

Maximaal effect (AL in €)

Initiële toewijzing gratis rechten (fase 1 en 2)

Gegevensverzameling en MMP

€ 964.000

€ 1.216.000

Verificatie

€ 1.396.000

€ 1.636.000

Totaal

€ 2.361.000

€ 2.852.000

Structurele regeldruk

Onderwerp

Minimaal effect (AL in €)

Maximaal effect (AL in €)

Jaarlijkse gegevensaanlevering om productiewijziging te bepalen

Gegevensverzameling

€ 240.000

€ 260.000

Verificatie

€ 172.000

€ 188.000

Totaal

€ 412.000

€ 448.000

Initiële toewijzing gratis rechten

Bedrijven hebben te maken met eenmalige regeldruk als gevolg van de verplichting om gegevens te verzamelen, het monitoring methodologieplan op te stellen en om deze te laten verifiëren. Deze regeldruk is het hoogst voor bedrijven met hoog complexe installaties omdat zij gegevens moeten aanleveren, die in de huidige situatie voor een groot deel nog niet (op het juiste detailniveau) worden gemeten.

Jaarlijks gegevens aanleveren productiewijziging

Deze gewijzigde verplichting zorgt ervoor dat per jaar meer bedrijven tijd en middelen kwijt zijn aan het verstrekken en (laten) verifiëren van informatie aan de NEa. De extra tijdbesteding en kosten als gevolg daarvan zijn met name hoog voor bedrijven met hoog complexe installaties. Dit komt doordat de gevraagde gegevens nu niet op het gevraagde detailniveau worden bijgehouden. Voor de overige bedrijven is de extra tijdbesteding beperkter omdat de gevraagde gegevens bij hen al worden bijgehouden op het gevraagde detailniveau.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

A

In verband met een herindeling van departementale taken onder kabinet Rutte-III valt het thema klimaat onder de minister van Economische Zaken en Klimaat. De Minister van Infrastructuur en Milieu wordt daarom vervangen door de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

B

Met de wijziging van de artikelen 7, eerste lid, 17, 18, eerste lid, 23 en 28 van de regeling wordt een vereenvoudiging doorgevoerd; het bestuur van de emissieautoriteit stelt voor de desbetreffende in de artikelen aangegeven handelingen een standaardformulier beschikbaar. Dit formulier wordt niet langer door de emissieautoriteit formeel vastgesteld.

C

De naamgeving van paragraaf 2.1.4 wordt aangepast om weer te geven dat een exploitant van een broeikasgasinstallatie ook een melding bij het bestuur van de emissieautoriteit moet doen bij beëindiging van activiteiten.

D

Het vervangen van het tweede lid van artikel 15 door ‘artikel 3, onder 12,’ is een wetstechnische aanpassing.

E

De mogelijkheid om wijzingen van het monitoringsplan in een maandelijks overzicht aan het bestuur van de emissieautoriteit de melden vervalt, omdat deze mogelijkheid was bedoeld voor het systeem van emissiehandel voor NOx, dat met ingang van 1 januari 2014 is opgeheven.

F

In artikel 16a wordt opgenomen dat mocht een installatie niet meer onder de reikwijdte van het ETS vallen, dit aan het bestuur van de emissieautoriteit wordt gemeld. Dit kan aanleiding zijn de emissievergunning in te trekken.

G

De artikelen 20 en 21 komen te vervallen omdat onthouding van de in deze artikelen bedoelde goedkeuringen al rechtstreeks mogelijk is op grond van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel en de Verordening accreditatie en verificatie emissiehandel.

H

De bepalingen inzake een vereenvoudigde risicobeoordeling komen te vervallen omdat deze al zijn opgenomen in de Verordening monitoring en rapportage. In artikel 25 wordt opgenomen dat kleine emittenten die daarvoor in aanmerking komen, gebruik kunnen maken van een door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld standaardformulier voor een eenvoudig monitoringsplan.

I

Artikel 31 wordt tekstueel aangepast. Verwezen wordt naar het begrip EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten in plaats van naar het nummer van de richtlijn.

J

Paragraaf 3.2a is opgenomen met het oog op de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode 2021–2025. In Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59) wordt de kosteloze toewijzing van emissierechten verder uitgewerkt. In paragraaf 3.2a zijn nationale bepalingen opgenomen ter uitvoering van deze verordening. Het gaat hierbij voornamelijk om de gegevensverstrekking door de exploitant van een broeikasgasinstallatie aan het bestuur van de emissieautoriteit en het overleggen van het monitoring methodologieplan.

In artikel 41f is geregeld dat zeer kleine emittenten (minder dan 2500 CO2-equivalenten per jaar) via de emissieautoriteit een verzoek kunnen indienden uitgezonderd te worden van het emissiehandelssysteem. Omdat de bedrijven die uitgezonderd willen worden voor de 4e handelsperiode aangemeld moeten worden bij de Europese Commissie, moet de exploitant uiterlijk 30 juni 2019 een verzoek indienden via de emissieautoriteit, door gebruik te maken van het ter beschikking gestelde formulier.

K, L en M

In het opschrift van paragraaf 3.3 wordt verduidelijkt dat deze ziet op de toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2013–2020. Daarnaast wordt ook in de aanhef van artikel 42 verduidelijkt dat het gaat om de toewijzing aan nieuwkomers in de 2013–2020.

Paragraaf 3.2b is opgenomen ten behoeve van de procedure voor de toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2021–2025.

N

de regels over de technische restrictie gelijktijdige werking reserve-eenheid worden vereenvoudigd doordat de verplichting tot een jaarlijkse rapportage aan het bestuur van de emissieautoriteit komt te vervallen. Daarvoor komt in de plaats dat er melding wordt gedaan aan het bestuur van de emissieautoriteit indien de restrictie niet naar behoren heeft gefunctioneerd.

O

Artikel 50 vervalt omdat de periode voor het melden van wijzigen eindigde op

1 juli 2012.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Sira, Regeldrukeffecten Nederlandse implementatie gewijzigde ETS-richtlijn, 2019

Naar boven