ARTIKEL I
De Regeling handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt het begrip ‘minister’ en de daarbij behorende begripsomschrijving
vervangen door ‘minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat’.
B
In de artikelen 7, eerste lid, 18, eerste lid, 19, 23 en 28 vervalt telkens ‘vastgesteld
en elektronisch’. In artikel 17 vervalt ‘vastgestelde en elektronisch’.
C
Het opschrift van paragraaf 2.1.4. komt te luiden:
§ 2.1.4. Melden van wijzigingen van het monitoringsplan en met betrekking tot de vergunningsplicht
D
In artikel 15, tweede lid, wordt ‘artikel 3, twaalfde lid,’ vervangen door ‘artikel
3, onder 12,’.
E
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16. Tijdelijke wijzigingen van het monitoringsplan
Tijdelijke wijzigingen van het monitoringsplan, bedoeld in artikel 23 van de Verordening
monitoring en rapportage emissiehandel, worden binnen vijf dagen na het ontstaan van
de tijdelijke wijziging gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.
F
Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 16a. Beëindiging van de activiteiten
Een situatie als bedoeld in artikel 16.20c, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet,
wordt binnen zes weken na het ontstaan ervan gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.
G
De artikelen 20 en 21 vervallen.
H
Artikel 25 komt te luiden:
Artikel 25. Eenvoudig monitoringsplan
Voor het vereenvoudigd monitoringsplan, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van Uitvoeringsverordening
(EU) nr. 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2019 inzake de monitoring en rapportage
van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees
Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie
(PbEU 2018, L334), wordt gebruik gemaakt van een door het bestuur van de emissieautoriteit
beschikbaar gesteld standaardformulier.
I
In artikel 31 wordt ‘Richtlijn 2003/87/EG’ vervangen door ‘EG-richtlijn handel in
broeikasgasemissierechten’.
J
Na artikel 41 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3.2b Verstrekken van gegevens ten behoeve van de kosteloze toewijzing van emissierechten
voor de periode 2021–2025
Artikel 41a. Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op broeikasgasinstallaties waarin een of meer activiteiten
worden verricht, die behoren tot een categorie die is aangewezen in bijlage 1 bij
de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten en die in aanmerking komen voor
kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten op grond van artikel 11 van de
EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
Artikel 41b. Aanvraag kosteloze toewijzing
-
1. De exploitant van een broeikasgasinstallatie dient de aanvraag voor de kosteloze
toewijzing van emissierechten op grond van de gedelegeerde handelingen als bedoeld
in artikel 10bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uiterlijk
op 30 juni 2019 in bij het bestuur van de emissieautoriteit.
-
2. De aanvraag voldoet aan de daaraan in Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van
de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende
overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten
overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en
de Raad (PbEU 2019, L59) gestelde eisen en bevat alle gegevens die op grond van deze
verordening worden verlangd.
-
3. De aanvraag wordt ingediend op een door het bestuur van de emissieautoriteit aangegeven
wijze met gebruikmaking van een standaardformulier dat door het bestuur van de emissieautoriteit
beschikbaar wordt gesteld.
Artikel 41c. Overleggen monitoring methodologieplan
-
1. De exploitant dient het monitoring methodologieplan op grond van artikel 10bis van
de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uiterlijk op 30 juni 2019 in bij
het bestuur van de emissieautoriteit.
-
2. Het monitoring methodologieplan voldoet aan de in Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331
van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende
overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten
overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en
de Raad (PbEU 2019, L59) gestelde eisen en bevat alle gegevens die op grond van deze
verordening worden verlangd.
-
3. Het monitoring methodologieplan wordt opgesteld en overgelegd op een door het bestuur
van de emissieautoriteit aangegeven wijze met gebruikmaking van een standaardformulier
dat door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.
-
4. Het besluit over de goedkeuring van het monitoring methodologieplan wordt uiterlijk
op 31 december 2020 genomen door het bestuur van de emissieautoriteit.
Artikel 41d. Wijzigingen monitoring methodologieplan
-
1. De melding van niet significante wijzigingen in het monitoring methodologieplan op
grond van de gedelegeerde handelingen wordt gedaan uiterlijk op 31 december van het
jaar waarin de wijzigingen zijn aangebracht.
-
2. De melding van de wijzigingen in het monitoring methodologieplan wordt gedaan op
een door het bestuur van de emissieautoriteit aangegeven wijze met gebruikmaking van
een formulier dat door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.
Artikel 41e. Standaardformulier verificatierapport van de verificateur
Het op grond van artikel 27 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie
van 19 december 2018 inzake de verificatie en de accreditatie van verificateurs krachtens
Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L334) opgestelde
verificatierapport wordt opgesteld en overgelegd op een door het bestuur van de emissieautoriteit
aangegeven wijze en met gebruikmaking van een standaardformulier dat door het bestuur
van de emissieautoriteit beschikbaar wordt gesteld.
Artikel 41f. Standaardformulier aanvraag uitsluiting broeikasgasinstallaties die minder
dan 2 500 ton uitstoten
-
1. De exploitant van een broeikasgasinstallatie die minder dan 2 500 ton CO2-equivalenten
aan emissies heeft gerapporteerd aan het bestuur van de emissieautoriteit, uitgezonderd
emissies van biomassa, in elk van de drie jaren voorafgaand aan moment, bedoeld in
artikel 27bis, eerste lid, onder a, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten,
kan de minister verzoeken, met gebruikmaking van het formulier als bedoeld in artikel
41b, derde lid, of, als er geen kosteloze toewijzing van emissierechten wordt aangevraagd,
met gebruikmaking van een door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld
standaardformulier, de broeikasgasinstallatie aan te melden bij de Europese Commissie
ten behoeve van uitsluiting van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten
als bedoeld in artikel 27 bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
-
2. Het standaardformulier wordt uiterlijk 30 juni 2019 ingediend bij het bestuur van
de emissieautoriteit.
K
Het opschrift van paragraaf 3.3. komt te luiden:
§ 3.3. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2013–2020
L
Het opschrift van artikel 42 komt te luiden:
Artikel 42. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2013–2020
M
Na artikel 42 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3.3a. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2021–2025
Artikel 42a. Toewijzing aan nieuwkomers in de periode 2021–2025
-
1. Voor de aanvraag om kosteloze toewijzing van gratis broeikasgasemissierechten, bedoeld
in artikel 16.32, eerste lid, van de wet wordt gebruik gemaakt van een door het bestuur
van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld standaardformulier.
-
2. De aanvraag voldoet aan de daaraan in de gedelegeerde handelingen gestelde eisen
en bevat alle gegevens die op grond van de gedelegeerde handelingen wordt verlangd.
-
3. De artikelen 41c, tweede lid, en 41d zijn van overeenkomstige toepassing.
-
4. De minister beslist binnen vier maanden na ontvangst op de aanvraag.
N
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde en vierde lid komen te luiden:
-
3. In een geval als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit handel in emissierechten, wordt na de melding, bedoeld in het eerste lid, al dan niet in samenhang met het
tweede lid, de situatie waarin de restrictie niet naar behoren functioneert of heeft
gefunctioneerd met als gevolg dat de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I bij het Besluit handel in emissierechten, op enig moment is overschreden, binnen twee weken na het ontstaan van de overschrijding
van de drempelwaarde gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.
-
4. Jaarlijks wordt een controle en test van de werking van de restrictie uitgevoerd.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Een door de meetverantwoordelijke gas of andere persoon of instantie verstrekt
bewijs van de controle en test van de werking wordt op verzoek van het bestuur van
de emissieautoriteit of van een op grond van artikel 18.4 van de wet aangewezen ambtenaar
overgelegd.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling handel in emissierechten (hierna:
de regeling). Aanleiding hiervoor vormt implementatie van richtlijn (EU) 2018/410
van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn
2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen
en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU 2018, L76) (hierna: Richtlijn 2018/410). Richtlijn
2018/410 is een wijziging van de oorspronkelijke ETS-richtlijn uit 2003 (hierna: EG-richtlijn
handel in broeikasgasemissierechten), waarin het EU-ETS is vormgegeven waarmee bedrijven
emissierechten voor CO2-emissies kunnen verhandelen.
Richtlijn (EU)2018/410 is gericht op de regels van het Europese systeem voor handel
in broeikasgasemissierechten (hierna: emissierechten) zoals die gelden in de periode
2021–2030. Het Europese systeem voor emissiehandel, ook wel bekend als het ETS, is
in 2005 gestart (Richtlijn 2003/87/EG) en gaat in 2021 de zogenoemde vierde handelsperiode
in. Om te zorgen dat de juiste gegevens tijdig geleverd worden aan de Nederlandse
emissieautoriteit (NEa) wordt de regeling gewijzigd.
Naar aanleiding van de wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie
van Richtlijn (EU) 2018/410 (Kamerstukken II 2018/19, 35 190, nr. 1-3) zal de Regeling handel in emissierechten opnieuw gewijzigd worden.
2. Inhoud van de Regeling
De regeling geeft aan welke gegevens de exploitant van een broeikasgasinstallatie
moet verstrekken aan de NEa, zodat de NEa deze gegevens – na goedkeuring door de NEa
– kan aanbieden aan de Europese Commissie. Deze verplichting geldt zowel voor exploitanten
die in de derde handelsperiode al handelden als zogenaamde nieuwkomers (die voor het
eerst gaan handelen in de 4e handelsperiode).
3. Administratieve lasten, bedrijfseffecten en milieueffecten
De wijziging van de regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van bedrijven. De regeldrukeffecten
zijn het gevolg van Europese verplichtingen, waarbij een lidstaat geen eigen beleidsruimte
heeft. De kwantitatieve regeldrukeffecten van de wijzigingen voor ETS-deelnemers is
door middel van een onderzoek1 in kaart gebracht. De wijziging van de regeling heeft geen invloed op de regeldruk
voor burgers.
Voor het in kaart brengen van de regeldruk is aangesloten bij het door het ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voorgeschreven Handboek meting regeldrukkosten2. Voor het kwantificeren is de methodiek van het Standaard Kostenmodel (SKM) gebruikt.
Op basis van dit onderzoek wordt verwacht wordt dat de wijzigingen in de regeling
leiden tot een eenmalige toename van de regeldruk voor bedrijven van minimaal € 2,4
miljoen en maximaal € 2,9 miljoen. Daarnaast wordt een structurele toename van regeldruk
voor bedrijven verwacht van minimaal € 412.000 en maximaal € 448.000 per jaar. De
lastenvermindering van € 250.000 ten gevolge van de vrijstelling voor bedrijven met
geringe emissies, zoals opgenomen in de aanpassing van het Besluit handel in emissierechten
is hierbij buiten beschouwing gelaten. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de
regeldruk ten gevolge van de initiële toewijzing van emissierechten in zijn geheel
is aangemerkt als een toename van de regeldruk, terwijl dit een terugkerend en inherent
element is van het ETS.
Bij de start van elke nieuwe handelsperiode vindt immers een initiële toewijzing van
emissierechten plaats. De gehele lastendruk die hiermee gepaard gaat is als regeldruktoename
opgenomen omdat in Richtlijn 2018/410 voor de komende handelsperiode (2021–2030) de
toewijzing van emissierechten is opgenomen.
De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege
heeft het voorstel niet geselecteerd voor formele advisering.
In de onderstaande tabellen is de eenmalige en structurele regeldruk per onderwerp
opgenomen. Onder de tabel wordt de regeldruk per onderwerp kort toegelicht.
Eenmalige regeldruk
Onderwerp
|
Minimaal effect (AL in €)
|
Maximaal effect (AL in €)
|
Initiële toewijzing gratis rechten (fase 1 en 2)
|
Gegevensverzameling en MMP
|
€ 964.000
|
€ 1.216.000
|
Verificatie
|
€ 1.396.000
|
€ 1.636.000
|
Totaal
|
€ 2.361.000
|
€ 2.852.000
|
Structurele regeldruk
Onderwerp
|
Minimaal effect (AL in €)
|
Maximaal effect (AL in €)
|
Jaarlijkse gegevensaanlevering om productiewijziging te bepalen
|
Gegevensverzameling
|
€ 240.000
|
€ 260.000
|
Verificatie
|
€ 172.000
|
€ 188.000
|
Totaal
|
€ 412.000
|
€ 448.000
|
Initiële toewijzing gratis rechten
Bedrijven hebben te maken met eenmalige regeldruk als gevolg van de verplichting om
gegevens te verzamelen, het monitoring methodologieplan op te stellen en om deze te
laten verifiëren. Deze regeldruk is het hoogst voor bedrijven met hoog complexe installaties
omdat zij gegevens moeten aanleveren, die in de huidige situatie voor een groot deel
nog niet (op het juiste detailniveau) worden gemeten.
Jaarlijks gegevens aanleveren productiewijziging
Deze gewijzigde verplichting zorgt ervoor dat per jaar meer bedrijven tijd en middelen
kwijt zijn aan het verstrekken en (laten) verifiëren van informatie aan de NEa. De
extra tijdbesteding en kosten als gevolg daarvan zijn met name hoog voor bedrijven
met hoog complexe installaties. Dit komt doordat de gevraagde gegevens nu niet op
het gevraagde detailniveau worden bijgehouden. Voor de overige bedrijven is de extra
tijdbesteding beperkter omdat de gevraagde gegevens bij hen al worden bijgehouden
op het gevraagde detailniveau.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
A
In verband met een herindeling van departementale taken onder kabinet Rutte-III valt
het thema klimaat onder de minister van Economische Zaken en Klimaat. De Minister
van Infrastructuur en Milieu wordt daarom vervangen door de Minister van Economische
Zaken en Klimaat.
B
Met de wijziging van de artikelen 7, eerste lid, 17, 18, eerste lid, 23 en 28 van
de regeling wordt een vereenvoudiging doorgevoerd; het bestuur van de emissieautoriteit
stelt voor de desbetreffende in de artikelen aangegeven handelingen een standaardformulier
beschikbaar. Dit formulier wordt niet langer door de emissieautoriteit formeel vastgesteld.
C
De naamgeving van paragraaf 2.1.4 wordt aangepast om weer te geven dat een exploitant
van een broeikasgasinstallatie ook een melding bij het bestuur van de emissieautoriteit
moet doen bij beëindiging van activiteiten.
D
Het vervangen van het tweede lid van artikel 15 door ‘artikel 3, onder 12,’ is een
wetstechnische aanpassing.
E
De mogelijkheid om wijzingen van het monitoringsplan in een maandelijks overzicht
aan het bestuur van de emissieautoriteit de melden vervalt, omdat deze mogelijkheid
was bedoeld voor het systeem van emissiehandel voor NOx, dat met ingang van 1 januari 2014 is opgeheven.
F
In artikel 16a wordt opgenomen dat mocht een installatie niet meer onder de reikwijdte
van het ETS vallen, dit aan het bestuur van de emissieautoriteit wordt gemeld. Dit
kan aanleiding zijn de emissievergunning in te trekken.
G
De artikelen 20 en 21 komen te vervallen omdat onthouding van de in deze artikelen
bedoelde goedkeuringen al rechtstreeks mogelijk is op grond van de Verordening monitoring
en rapportage emissiehandel en de Verordening accreditatie en verificatie emissiehandel.
H
De bepalingen inzake een vereenvoudigde risicobeoordeling komen te vervallen omdat
deze al zijn opgenomen in de Verordening monitoring en rapportage. In artikel 25 wordt
opgenomen dat kleine emittenten die daarvoor in aanmerking komen, gebruik kunnen maken
van een door het bestuur van de emissieautoriteit beschikbaar gesteld standaardformulier
voor een eenvoudig monitoringsplan.
I
Artikel 31 wordt tekstueel aangepast. Verwezen wordt naar het begrip EG-richtlijn
handel in broeikasgasemissierechten in plaats van naar het nummer van de richtlijn.
J
Paragraaf 3.2a is opgenomen met het oog op de kosteloze toewijzing van emissierechten
voor de periode 2021–2025. In Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie
van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling
voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel
10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59)
wordt de kosteloze toewijzing van emissierechten verder uitgewerkt. In paragraaf 3.2a
zijn nationale bepalingen opgenomen ter uitvoering van deze verordening. Het gaat
hierbij voornamelijk om de gegevensverstrekking door de exploitant van een broeikasgasinstallatie
aan het bestuur van de emissieautoriteit en het overleggen van het monitoring methodologieplan.
In artikel 41f is geregeld dat zeer kleine emittenten (minder dan 2500 CO2-equivalenten
per jaar) via de emissieautoriteit een verzoek kunnen indienden uitgezonderd te worden
van het emissiehandelssysteem. Omdat de bedrijven die uitgezonderd willen worden voor
de 4e handelsperiode aangemeld moeten worden bij de Europese Commissie, moet de exploitant
uiterlijk 30 juni 2019 een verzoek indienden via de emissieautoriteit, door gebruik
te maken van het ter beschikking gestelde formulier.
K, L en M
In het opschrift van paragraaf 3.3 wordt verduidelijkt dat deze ziet op de toewijzing
aan nieuwkomers in de periode 2013–2020. Daarnaast wordt ook in de aanhef van artikel
42 verduidelijkt dat het gaat om de toewijzing aan nieuwkomers in de 2013–2020.
Paragraaf 3.2b is opgenomen ten behoeve van de procedure voor de toewijzing aan nieuwkomers
in de periode 2021–2025.
N
de regels over de technische restrictie gelijktijdige werking reserve-eenheid worden
vereenvoudigd doordat de verplichting tot een jaarlijkse rapportage aan het bestuur
van de emissieautoriteit komt te vervallen. Daarvoor komt in de plaats dat er melding
wordt gedaan aan het bestuur van de emissieautoriteit indien de restrictie niet naar
behoren heeft gefunctioneerd.
O
Artikel 50 vervalt omdat de periode voor het melden van wijzigen eindigde op
1 juli 2012.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes