Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 23 april 2019, nr. PO/7456625, houdende de mandatering van de directeur van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2019)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:4 en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2 en 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008;

Gezien de instemming van het bestuur en de directeur-bestuurder van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. stichting:

Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland;

c. Europese school:

school gesticht en in stand gehouden op grond van het Verdrag houdende het statuut van de Europese scholen;

d. Raad van Bestuur:

Raad van Bestuur van de Europese scholen (Board of Governors).

Artikel 2. Mandaat en volmacht

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 3. Werkgeverschap

  • 1. Aan de directeur van de stichting wordt mandaat verleend voor het werkgeverschap van het aan de Europese scholen gedetacheerd personeel.

  • 2. Dit werkgeverschap omvat in ieder geval het aanstellen en ontslaan van personeel, het voeren van Decentraal Georganiseerd Overleg over de rechtstoestand van het personeel en het nemen van overige besluiten alsmede het vaststellen van beleidsregels in het kader van de rechtspositie van het personeel, met inachtneming van de rol van de toezichthouders.

  • 3. De stichting biedt ondersteuning aan de minister bij eventuele procedures voortvloeiend uit het werkgeverschap op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Ten aanzien van het aantal aan de Europese scholen aangestelde personeelsleden hanteert de stichting de volgende uitgangspunten:

    • a. ondergrens: aan de hand van het in de Raad van Bestuur voor Nederland vastgestelde target level, naar boven afgerond op een geheel getal, wordt bepaald hoeveel personeelsleden in ieder geval door de stichting worden aangesteld.

    • b. bovengrens: het aantal aangestelde personeelsleden ligt maximaal 10 procent hoger dan het target level, naar boven afgerond op een geheel getal.

    • c. hiervan mag worden afgeweken wanneer aan deze bovengrens nog niet voldaan kan worden wegens het natuurlijk verloop van personeelsleden.

    • d. wanneer de stichting af wil wijken van bovenstaande uitgangspunten treedt zij in overleg met de minister.

    • e. de aanname van een directeur of adjunct-directeur voor een van de Europese scholen wordt in ieder geval afgestemd met de minister.

Artikel 4. Europese School Bergen

Aan de directeur van de stichting wordt mandaat verleend voor het beheren van de middelen die jaarlijks op de Rijksbegroting zijn bestemd voor het groot onderhoud van de Europese School te Bergen alsmede een deel van de personele kosten en materiële kosten als bedoeld in de ‘Overeenkomst betreffende het functioneren van de Europese School in Nederland’ (Trb 1970, 95).

Artikel 5. Bedrag en wijze van bevoorschotting

  • 1. De hoogte van het voorschot voor de activiteiten bedoeld in de artikelen 3 en 4 wordt voorafgaand aan het boekjaar aan de hand van de door de stichting ingediende begroting vastgesteld.

  • 2. Het voorschot voor de activiteiten bedoeld in de artikelen 3 en 4 wordt in gelijke maandelijkse termijnen betaald.

  • 3. Voor de activiteiten bedoeld in artikel 4 is voor de jaren 2019 tot en met 2023 een totaalbedrag beschikbaar van maximaal € 1.500.000,–.

  • 4. De berekening van de vergoeding van de kosten voor het jaar 2024 en volgende wordt aan het einde van de periode, bedoeld in het derde lid, nader bepaald.

Artikel 6. Aanvraag, betaling en afrekening

  • 1. De stichting dient uiterlijk 6 weken voor aanvang van het kalenderjaar een overzicht in van de kosten in het daarop volgende kalenderjaar. Dit bevat in ieder geval een overzicht van het aantal formatieplaatsen op de Europese scholen op 1 oktober van het kalenderjaar waarin de begroting wordt ingediend.

  • 2. De stichting dient uiterlijk 22 weken na afloop van het kalenderjaar een overzicht in van de daadwerkelijke kosten. Dit bevat in ieder geval een overzicht van het definitieve aantal formatieplaatsen op de Europese scholen op 1 oktober van het kalenderjaar t-1 en een overzicht van de salariskosten op basis van jaaroverzichten uit het salarissysteem, kosten van noodzakelijke scholing en begeleiding personeel, dotatie voor een bestemde reserve, voor zover deze risico’s niet worden gedekt door Participatiefonds en Vervangingsfonds of andere daarvoor ontwikkelde fondsen of voorzieningen en verhuiskosten en buitenlandtoelage op basis van jaaroverzichten uit het salarissysteem.

  • 3. De gegevens bedoeld in het eerste en het tweede lid, mogen aangeleverd worden als onderdeel van de begroting en het financieel verslag dat de stichting jaarlijks indient vanwege de subsidie die zij ontvangt op grond van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2019–2023 met dien verstande dat de gegevens die betrekking hebben op de activiteiten die op grond van dit besluit worden verricht daarbinnen herkenbaar zijn opgenomen in een afzonderlijk hoofdstuk.

Artikel 7. Controleverklaring

Het overzicht van de daadwerkelijke kosten bedoeld in artikel 6, tweede lid, is voorzien van een controleverklaring opgesteld door een accountant overeenkomstig een door de minister vastgesteld model met inachtneming van het door de minister vastgestelde accountantsprotocol, bekend gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl.

Artikel 8. Eindafrekening

Op basis van het totaal van de werkelijke kosten van het betreffende jaar, zoals blijkt uit de financiële verantwoording, kan de minister besluiten eventueel teveel betaalde gelden terug te vorderen.

Artikel 9. Ondermandaat

Het verlenen van ondermandaat van de in dit besluit gemandateerde bevoegdheden is toegestaan.

Artikel 10. Intrekking

Het Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2019–2023 in werking treedt.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2019

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

Met dit besluit wordt het Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland ingetrokken. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het ingetrokken mandaatbesluit zijn de volgende.

  • 1) Er zijn uitgangspunten opgenomen ten aanzien van het aantal aan te stellen personeelsleden aan de Europese scholen, deze komen in plaats van het financieel plafond.

  • 2) Het subsidiebedrag voor het beheer van de Europese School Bergen is voor de periode 2019–2023 opnieuw vastgesteld.

  • 3) Het werkgeverschap Lycée International te Saint-Germain-en-Laye vervalt als taak.

  • 4) Het beheer van de subsidiemiddelen bestemd voor de onderwijsvoorziening van het Nederlands Astmacentrum te Davos vervalt als taak.

Ad. 1 – Uitgangspunten aantal aan te stellen personeelsleden aan de Europese scholen:

In het vorige mandaatbesluit gold voor het werkgeverschap personeel Europese scholen een financieel plafond. In de evaluatie van het mandaatbesluit werd vastgesteld dat de stichting hierdoor een oneigenlijk risico loopt. Om deze reden, maar ook met het oog op de op handen zijnde aanpassing van het cost sharing model door de Raad van Bestuur, is ervoor gekozen om beleidsmatige kaders vast te leggen in plaats van financiële.

De beleidsmatige kaders zijn erop gericht om in ieder geval te voldoen aan de afspraken die in de Raad van Bestuur worden gemaakt over het aantal door Nederland te vervullen posten.

Ad. 3 – Werkgeverschap Lycée International te Saint-Germain-en-Laye

Met ingang van juli 2016 detacheert de stichting geen leraren meer aan de Nederlands afdeling van genoemde instelling. Het mandaatbesluit wordt daar nu mee in overeenstemming gebracht.

Ad. 4 – Nederlands Astmacentrum te Davos

Met ingang van het schooljaar 2018/2019 stelt de Nederlandse overheid geen geld meer beschikbaar voor de onderwijsvoorziening van het Nederlands Astmacentrum te Davos. Het mandaatbesluit wordt daarmee in overeenstemming gebracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3. Werkgeverschap

In het vierde lid zijn de beleidsmatige kaders (uitgangspunten) vastgelegd die gelden voor de stichting ten aanzien van het aantal aan te stellen personeelsleden aan de Europese scholen. De afspraken gemaakt over het aantal te detacheren personeelsleden in de Raad van bestuur vormen daarbij het uitgangspunt.

Met het target level wordt het aantal personeelsleden bedoeld dat een lidstaat geacht wordt te detacheren. Het target level wordt jaarlijks bepaald aan de hand van het door de Raad van Bestuur vastgestelde cost sharing model. In dit model zijn verschillende factoren opgenomen. Zo wordt onder andere gekeken naar het aantal leerlingen uit een lidstaat dat naar een van de Europese scholen gaat. Het aantal te detacheren personeelsleden kan daardoor van jaar op jaar verschillen. In 2018 was het target level 33,5 fte.

Omdat het niet mogelijk of wenselijk is personeel te ontslaan of te dwingen te vertrekken op grond van de uitgangspunten uit het vierde lid, is in onderdeel c bepaald dat van de bovengrens mag worden afgeweken wanneer daar wegens het natuurlijk verloop van personeelsleden nog niet aan kan worden voldaan. Via natuurlijk verloop kan het aantal posten overigens betrekkelijk snel tot het gewenste niveau worden afgebouwd, omdat voor een detachering aan een Europese school een maximumtermijn van negen jaar geldt.

De aan de Europese school München gedetacheerde personeelsleden vallen overigens niet onder de zogenaamde verdragsverplichtende posten. Zoals bepaald onder het vierde lid, onder d, worden over deze posten door de stichting afspraken gemaakt met de minister.

Omdat aan de post van adjunct-directeur of directeur hogere personeelslasten verbonden zijn, is in het vierde lid, onder e, bepaald dat de invulling van een dergelijke post altijd afgestemd wordt met de minister, ook al valt die binnen de kaders bedoeld in het vierde lid, onder a en b, gestelde kaders.

Artikel 5. Bedrag en wijze van bevoorschotting

In 2019 zijn de kosten van het werkgeverschap reeds begroot op: € 6.039.000,– Wij verwachten dat de kosten voor het werkgeverschap per saldo de komende vijf jaar zullen dalen en tussen de 5,5 en 6 miljoen euro per jaar zullen liggen. Er is geen maximumbedrag opgenomen in dit besluit omdat de hoogte van die kosten (dat wil zeggen de salarissen van het gedetacheerde personeel, de kosten van noodzakelijke scholing en begeleiding personeel, dotatie voor een bestemde reserve, voor zover deze risico’s niet worden gedekt door Participatiefonds en Vervangingsfonds of andere daarvoor ontwikkelde fondsen of voorzieningen en verhuiskosten en buitenlandtoelage) kan schommelen en afhankelijk is van hetgeen in de Raad van Bestuur van de Europese scholen wordt bepaald.

De kosten na 2019 hangen af van een aantal factoren:

  • 1) Het nieuwe cost sharing model dat in 2020 in werking zal treden.

    Op grond van de besprekingen die tot nog toe in de Raad van Bestuur over dit model zijn gevoerd, is het onze verwachting dat het target level voor Nederland op grond van het nieuwe model een stuk hoger zal komen te liggen dan nu het geval is, maar wel enigszins lager dan het aantal personeelsleden dat momenteel door de stichting wordt gedetacheerd. Op grond van deze factor verwachten wij een lichte daling van de kosten.

  • 2) Het aantal Nederlandse leerlingen aan de Europese scholen.

    Het target level wordt mede bepaald aan de hand van het aantal Nederlandse leerlingen aan de Europese scholen. In de afgelopen jaren is het aantal Nederlandse leerlingen licht gedaald. Wanneer die trend zich doorzet, hoeft Nederland minder personeelsleden te detacheren naar de Europese scholen. Op grond van deze factor verwachten wij een lichte daling van de kosten.

  • 3) Stijging van de lonen.

    De Nederlandse leraren aan de Europese scholen vallen onder de cao voor Nederlandse leraren. Op grond van deze factor verwachten wij een stijging van de kosten van circa 2,5% per jaar.

  • 4) Natuurlijk verloop personeelsleden

    Naar verwachting zullen de komende jaren circa vijf personeelsleden per jaar het einde van hun negenjaarstermijn bereiken. Het aantal detachering kan maximaal in het tempo van natuurlijk verloop worden afgebouwd. Het hangt vervolgens af van de eerste factor tot welk niveau het aantal detacheringen uiteindelijk kan worden afgebouwd.

Artikel 6. Aanvraag, betaling en afrekening

In dit artikel wordt bepaald op welke wijze de stichting de jaarlijkse aanvraag voor financiering indient en hoe zij die ten behoeve van de afrekening van het verstrekte bedrag achteraf verantwoordt. In dit artikel is zoveel mogelijk aangesloten op de procedures die gelden voor de subsidie die de stichting ontvangt voor Nederlands onderwijs in het buitenland. Op deze manier wordt voorkomen dat de stichting nodeloze administratieve lasten heeft. De stichting mag om die reden de gevraagde informatie aanleveren als onderdeel van de stukken die in het kader van de subsidieaanvraag worden aangeleverd, met dien verstande dat in die stukken een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de posten en activiteiten die voortvloeien uit het mandaatbesluit en de posten en activiteiten die voortvloeien uit de subsidieregeling.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven