Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 9 januari 2019, nr. 19008425, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019(Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019)

De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,

Gelet op artikel 10 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en artikel 2, derde en vierde lid, van de Plantenziektenwet;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de inspecteur-generaal:

de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

b. de plaatsvervangend inspecteur-generaal:

de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

c. de directeuren:

de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren, de directeur CFO/Financiën en de directeur Bedrijfsvoering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

d. de directeur BuRO:

de directeur van het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

e. de Chief Veterinary Inspector:

de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

f. de Director National Plant Protection Organisation:

de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

g. de divisiehoofden:

de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

h. de afdelingshoofden:

de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

i. de teamleiders Bestuurlijke maatregelen:

de teamleiders van de Teams Bestuurlijke maatregelen 1 en 2 van de divisie Juridische Zaken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

j. de directieraad:

het collectief van de onder a, b en c bedoelde functionarissen;

k. de toezichthoudende dierenartsen:

de toezichthoudende dierenartsen van de directie Keuren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

l. de inspecteurs van de afdeling Dier:

de inspecteurs van de Afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

m. de inspecteurs van de afdeling Plant, Vis, EU en Natuur:

de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en Natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

n. de inspecteurs medewerker toezicht van de afdeling Plant, Vis, EU en Natuur:

de inspecteurs medewerker toezicht van de afdeling Plant, Vis, EU en Natuur divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

§ 2. Taakverdeling tussen de inspecteur-generaal en de onder hem ressorterende functionarissen

Artikel 2

Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:

  • a. personeelsaangelegenheden, met uitzondering van de in artikel 3, tweede en derde lid, bedoelde aangelegenheden;

  • b. aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:

    • 1°. ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of

    • 2°. die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.

Artikel 3

  • 1. Aan de directeuren, divisiehoofden en de afdelingshoofden wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de directieraad jaarlijks vastgesteld bedrag niet te boven gaat.

  • 2. Aan de directeuren wordt tevens, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het op grond van artikel 51 van het Algemeen Rijksambtenaren Reglement afnemen van eed of belofte van ambtenaren werkzaam voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

  • 3. Aan de directeuren, de divisiehoofden en de afdelingshoofden wordt tevens, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;

    • b. het verlenen van zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof;

    • c. het accorderen van P-Direkt aanvragen;

    • d. het aangaan van verplichtingen en het afhandelen van verzoeken op het gebied van opleiding van personeel;

    • e. het accorderen van aanvragen voor dienstreizen en het goedkeuren van reiskostendeclaraties binnen en buiten de Europese Unie.

  • 4. Aan de directeuren en divisiehoofden wordt tevens, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. het ondertekenen van het personeelsgespreksverslag als bedoeld in de Regeling personeelsgesprek sector Rijk;

    • b. het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures;

    • c. het beëindigen van het dienstverband van in tijdelijk en vaste dienst aangestelde medewerkers op aanvraag van de betrokkene (ontslag op eigen verzoek);

    • d. het inschakelen van uitzendkrachten en stagiairs;

    • e. het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers in tijdelijke en vaste dienst;

    • f. het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal;

    • g. het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie;

    • h. het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in artikel 17, negende lid, van het BBRA 1984;

    • i. het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in artikel 23 BBRA 1984, met uitzondering van het elfde lid;

    • j. het nemen van beslissingen inzake woon-werkverkeer en het accorderen van tijdschrijfregistratie;

    • k. het accorderen dat een medewerker afwijkt van het maximaal over te boeken vakantieaanspraken;

    • l. het verlenen van verlof, buitengewoon verlof, zwangerschapsverlof, bevallingsverlof, ouderschapverlof en de PAS-regeling;

    • m. het beslissen op aanvragen in P-Direkt, waaronder een aanvraag in het kader van IKAP;

    • n. het toekennen van een ambtsjubileumgratificatie;

    • o. het beslissen op een aanvraag in het kader van de geldende regels inzake scholingsfaciliteiten;

    • p. het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;

    • q. het aangaan van verplichtingen en het afhandelen van verzoeken op het gebied van opleiding van personeel;

    • r. het accorderen van aanvragen voor binnenlandse dienstreizen en het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor deze en voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie.

    • s. het uitvoering geven aan arbeidsgezondheidskundige begeleiding;

    • t. het nemen van besluiten omtrent schadeloosstellingen op grond van artikel 69 van het ARAR tot een bedrag van € 1.000.

Artikel 4

Aan de Chief Veterinary Inspector, de Director National Plant Protection Organisation, de toezichthoudende dierenartsen, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, Vis, EU en Natuur en de inspecteurs medewerker toezicht van de afdeling Plant, Vis, EU en Natuur wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.

Artikel 5

Aan de directeur Strategie en het divisiehoofd Juridische Zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebbende bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep tegen besluiten op hun werkterrein.

Artikel 6

Aan de teamleiders Bestuurlijke maatregelen 1 en 2 wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.

§ 3. Vervanging

Artikel 7

De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger. De uit dit besluit voor de directeur CFO/Financiën voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van zijn afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 8

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur van de Auditdienst Rijk, de Algemene Rekenkamer en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.

Artikel 9

Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Utrecht, 9 januari 2019

R.J.T. van Lint inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK ’s-Gravenhage.

Naar boven