Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 mei 2019, nr. WJZ/8340031(10294), houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van grote restauraties van rijksmonumenten (Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 7.3, tweede lid, juncto 7.7, tweede lid, en 7.5, eerste lid, van de Erfgoedwet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

eigenaar:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een rijksmonument;

groen monument:

rijksmonument of zelfstandig onderdeel zijnde een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting, zoals een park- of tuinaanleg;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

meervoudige opgave:

meervoudige opgave als bedoeld in artikel 7;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

NRF:

Stichting Nationaal Restauratiefonds;

restauratiekosten:

kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen en andere kosten die in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, opgenomen als bijlage bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten, als subsidiabel zijn aangemerkt;

samenstel van rijksmonumenten:

twee of meer rijksmonumenten gekenmerkt door hun onderlinge samenhang die mede bepalend is voor hun monumentale waarde;

verduurzamingsadvies:

verduurzamingsadvies dat voldoet aan de eisen die daaraan in bijlage 2 bij deze regeling zijn gesteld;

werkzaamheden:

werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het herstel van het rijksmonument en waarvoor op grond van deze regeling subsidie is verleend, alsmede werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die aanleiding hebben gegeven tot een verhoging van het subsidiepercentage als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdelen a, b of c.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling. Onderdeel d van de begripsomschrijving van financieel verslag, bedoeld in artikel 1.1 van de Kaderregeling, de artikelen 3.1 en 3.3 tot en met 3.5, 4.1, 4.3, tweede lid, alsmede hoofdstuk 7 van de Kaderregeling zijn niet van toepassing.

Artikel 3. Subsidieplafond en verdeling subsidie

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 een totaalbedrag van € 60 miljoen beschikbaar.

  • 2. De minister beslist na afloop van een aanvraagperiode als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, op de aanvragen in volgorde van de totale restauratiekosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij een aanvraag met lagere totale restauratiekosten voorrang krijgt.

Artikel 4. Te subsidiëren activiteiten en subsidiabele kosten

  • 1. De minister kan aan een eigenaar van een rijksmonument subsidie verstrekken ten behoeve van de restauratie van dat rijksmonument.

  • 2. Subsidiabel zijn:

    • a. de restauratiekosten; en

    • b. de kosten van een verduurzamingsadvies.

  • 3. In afwijking van de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling zijn ook de restauratiekosten subsidiabel ten aanzien van de voorbereiding van de aanvraag, bestaande uit aanbestedingskosten, leges, en kosten voor inspectie, onderzoek, planvorming of rapporten.

  • 4. Een aanvraag wordt afgewezen indien van de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd, minder dan € 2,5 miljoen als subsidiabel wordt aangemerkt.

  • 5. Over het deel van de subsidiabele kosten dat door de eigenaar zou kunnen worden gefinancierd met een lening als bedoeld in artikel 7.8 van de Erfgoedwet, wordt geen subsidie verstrekt.

  • 6. Tenzij sprake is van een samenstel van rijksmonumenten, kan per aanvraag slechts voor één rijksmonument subsidie worden aangevraagd.

Artikel 5. Hoogte subsidiebedrag

  • 1. Het subsidiepercentage bedraagt 30% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Het subsidiepercentage wordt verhoogd:

    • a. met 40 procentpunten, indien de eigenaar in combinatie met de restauratie van het gebouwde rijksmonument en zonder nadelige gevolgen voor het rijksmonument of zijn monumentale waarden werkzaamheden verricht ter verbetering van de duurzaamheid van het gebouwde rijksmonument, die door de minister aan de hand van het beoordelingskader dat is opgenomen als bijlage 1 als voldoende zijn beoordeeld;

    • b. met 10 procentpunten, indien de eigenaar in combinatie met de restauratie van het rijksmonument en zonder nadelige gevolgen voor het rijksmonument of zijn monumentale waarden werkzaamheden verricht ter verbetering van de publiekstoegankelijkheid of toegankelijkheid van het rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking, die voldoen aan het bepaalde in artikel 6; of

    • c. met 10 procentpunten, indien sprake is van een meervoudige opgave.

  • 3. Indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op een samenstel van rijksmonumenten kan een verhoging van het subsidiepercentage als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a, respectievelijk aanhef en onderdeel b, alleen worden toegekend indien de werkzaamheden betrekking hebben op alle gebouwde rijksmonumenten, respectievelijk alle rijksmonumenten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 6. Verbetering toegankelijkheid

Een eigenaar komt uitsluitend in aanmerking voor de verhoging van het subsidiepercentage, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b:

  • a. indien hij in combinatie met de restauratie van het gebouwde rijksmonument werkzaamheden verricht die ertoe leiden dat:

    • 1°. het gebouwde rijksmonument is voorzien van een toegankelijke entree en toegankelijke toiletten voor mensen met een visuele of motorische beperking; en

    • 2°. de goederen en diensten die in het gebouwde rijksmonument worden aangeboden, toegankelijk zijn voor mensen met een visuele of motorische beperking; of

  • b. indien in de aanvraag wordt verklaard en naar het oordeel van de minister voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het rijksmonument na afronding van de restauratie per jaar ten minste 50 extra dagen wordt opengesteld voor het publiek zulks ten opzichte van het aantal dagen per jaar dat het rijksmonument voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden werd opengesteld.

Artikel 7. Meervoudige opgave

Van een meervoudige opgave is sprake, indien de eigenaar in combinatie met de restauratie van een gebouwd monument eveneens een bedrag ter hoogte van ten minste 5% van de restauratiekosten van het gebouwde monument investeert in de instandhouding in situ van cultuurgoederen die deel uitmaken van het interieur van het rijksmonument, alsmede een bedrag investeert ter hoogte van ten minste 10% van de restauratiekosten van het gebouwde monument in de restauratie van een groen monument dat daarmee één rijksmonument of een samenstel van rijksmonumenten vormt.

Artikel 8. Aanvraagperiodes

  • 1. Eigenaren kunnen van 1 juli 2019 tot en met 16 september 2019 subsidie aanvragen.

  • 2. Indien na de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, van het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, ten minste € 10 miljoen resteert, kunnen eigenaren eveneens van 15 augustus 2020 tot en met 16 september 2020 subsidie aanvragen.

  • 3. Een subsidieaanvraag wordt gedaan met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op www.cultureelerfgoed.nl beschikbaar is gesteld.

  • 4. Aanvragen die buiten een aanvraagperiode worden ingediend, worden afgewezen.

Artikel 9. Eisen subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een restauratieplan;

    • b. een actueel inspectierapport over de technische staat van het rijksmonument;

    • c. een financieel dekkingsplan waarin naar het oordeel van de minister voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de financiering van het gedeelte van de restauratiekosten dat niet door subsidie wordt gedekt voldoende is gewaarborgd; en

    • d. de ontvangstbevestiging van een aanvraag voor een kredietbeoordeling door het NRF op basis van dezelfde begroting die onderdeel uitmaakt van het restauratieplan.

  • 2. Een restauratieplan bestaat uit:

    • a. een beschrijving van de technische staat van het rijksmonument;

    • b. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;

    • c. tekeningen van de bestaande toestand van het rijksmonument en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • d. een op de onder a bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of een op die beschrijving gebaseerde werkomschrijving;

    • e. een gespecificeerde begroting; en

    • f. in voorkomende gevallen rapporten inzake bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, cultuurhistorische, decoratieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten.

  • 3. De minister kan een model vaststellen voor het financieel dekkingsplan en de begroting.

  • 4. Indien in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op de verhoging van het subsidiepercentage, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a:

    • a. gaat de aanvraag vergezeld van een plan met betrekking tot de werkzaamheden die worden verricht in het kader van de verduurzaming van het gebouwde rijksmonument, dat voldoet aan de aan de verschillende werkzaamheden verbonden technische eisen en indieningsvereisten als bedoeld in bijlage 1;

    • b. worden in het financieel dekkingsplan eveneens de werkzaamheden betrokken die worden verricht ter verbetering van de duurzaamheid van het gebouwde rijksmonument;

    • c. gaat de aanvraag vergezeld van een verduurzamingsadvies en een verklaring energiebesparing rijksmonument als bedoeld in bijlage 1; en

    • d. worden in het restauratieplan in ieder geval rapporten inzake bouwhistorische en cultuurhistorische aspecten opgenomen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f.

  • 5. Indien in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op de verhoging van het subsidiepercentage, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b:

    • a. gaat de aanvraag vergezeld van een plan met betrekking tot de werkzaamheden die worden verricht in het kader van de verbetering van de toegankelijkheid van het gebouwde rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking of de eventuele werkzaamheden die worden uitgevoerd om mogelijk te maken dat het rijksmonument na afronding van de restauratie extra voor het publiek wordt opengesteld, ten minste bestaande uit:

      • 1°. een omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden; en

      • 2°. tekeningen waarop de voorgenomen werkzaamheden staan aangegeven en, indien de werkzaamheden betrekking hebben op de verbetering van de toegankelijkheid van het gebouwde rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking, waarop staat aangegeven hoe aan de vereisten in artikel 6, aanhef en onder a, wordt voldaan, met inbegrip van de route vanaf de entree;

    • b. worden in het financieel dekkingsplan eveneens de werkzaamheden betrokken die worden verricht in het kader van de verbetering van de toegankelijkheid van het gebouwde rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking of de eventuele werkzaamheden die worden uitgevoerd om mogelijk te maken dat het rijksmonument na afronding van de restauratie extra voor het publiek wordt opengesteld; en

    • c. wordt in de aanvraag vermeld hoeveel dagen per jaar het rijksmonument voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden voor het publiek was opengesteld en hoeveel extra dagen per jaar het monument na uitvoering van de werkzaamheden opengesteld zal zijn voor het publiek.

  • 6. Indien in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op de verhoging van het subsidiepercentage, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c:

    • a. worden in het restauratieplan en het financieel dekkingsplan eveneens de werkzaamheden betrokken die worden verricht in het kader van de meervoudige opgave, met dien verstande dat:

      • 1°. voor het groene monument in het restauratieplan een beschrijving van de technische en fysieke staat van dat monument wordt opgenomen; en

      • 2°. het restauratieplan tevens een tuinhistorisch rapport bevat; en

    • b. bevat de aanvraag een beschrijving van de aard en samenstelling van het geheel van het gebouwde rijksmonument en de daar vanwege de onderlinge samenhang uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij behorende cultuurgoederen.

Artikel 10. Weigeringsgrond

Subsidieverstrekking wordt geweigerd:

  • a. voor zover voor de subsidiabele kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds vanwege het Rijk of een provincie subsidie is verstrekt; of

  • b. indien het NRF wegens onvolledigheid van de aanvraag of omdat de aanvraag niet is te beoordelen, vóór 25 januari van het jaar volgend op het jaar van de aanvraag geen kredietbeoordeling heeft kunnen geven.

Artikel 11. Subsidieverplichtingen

  • 1. Voor zover voor de werkzaamheden een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, vangen de werkzaamheden niet aan zonder of in afwijking van de omgevingsvergunning.

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan de minister een eigenaar bij de subsidieverlening verplichten om:

    • a. mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het rijksmonument;

    • b. de minister tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden;

    • c. werkzaamheden uit te voeren volgens in de beroepsgroep geldende normen;

    • d. het rijksmonument te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het rijksmonument;

    • e. advies te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed alvorens met de voorgenomen werkzaamheden wordt gestart, voor zover de monumentale waarde van het rijksmonument of de werkzaamheden daartoe aanleiding vormen;

    • f. de werkzaamheden onder nader door de minister te stellen voorwaarden te doen begeleiden, indien voor de uitvoering van de werkzaamheden specifieke kennis is vereist;

    • g. voor de duur van de werkzaamheden een construction allrisks-verzekering af te sluiten; of

    • h. vanaf de aanvang van de werkzaamheden op eigen kosten het rijksmonument te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de werkzaamheden daartegen verzekerd te houden.

Artikel 12. Verlening subsidie en bevoorschotting

  • 1. De minister besluit op de aanvragen binnen 22 weken na afloop van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid.

  • 2. In het kader van de beoordeling van de subsidieaanvraag vraagt de minister de relevante resultaten van de kredietbeoordeling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel d, op bij de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

  • 3. In aanvulling op artikel 4.2 van de Kaderregeling neemt de minister bij het besluit tot subsidieverlening een datum op, waarop de werkzaamheden uiterlijk worden afgerond.

  • 4. De minister verleent voorschotten waarvan de hoogte en de termijnen in het besluit tot subsidieverlening worden vermeld. De minister kan aan het verlenen van voorschotten de voorwaarde verbinden dat offertes of facturen worden overgelegd.

Artikel 13. Verantwoording bij subsidies tot € 25.000,-

Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, toont de eigenaar op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.

Artikel 14. Verantwoording bij subsidies van € 25.000,– tot € 125.000,-

  • 1. Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, doch minder dan € 125.000, toont de eigenaar aan de hand van een prestatieverklaring aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. Voor zover uit de prestatieverklaring volgt dat niet alle activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd of dat de eigenaar zich niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft gehouden, bevat de prestatieverklaring de redenen hiervoor.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, toont de eigenaar op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.

Artikel 15. Verantwoording bij subsidies vanaf € 125.000,-

  • 1. Indien de subsidie meer dan € 125.000,– bedraagt, legt de eigenaar rekening en verantwoording af aan de hand van een prestatieverklaring en een financieel verslag over de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. Voor zover uit de prestatieverklaring volgt dat niet alle activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd of de eigenaar zich niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft gehouden, bevat de prestatieverklaring de redenen hiervoor.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, toont de eigenaar op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.

  • 4. Indien de subsidie € 300.000 of meer bedraagt, doet de eigenaar het financieel verslag vergezeld gaan van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. In de verklaring, bedoeld in het vierde lid, verklaart de accountant dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn en doet hij tevens een uitspraak over de naleving door de eigenaar van de in het accountantsprotocol genoemde voorschriften.

  • 6. De eigenaar bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht volgens een door de minister vast te stellen accountantsprotocol.

  • 7. De minister kan de eigenaar verplichten de desbetreffende originele rekeningen en betalingsbewijzen te overleggen.

Artikel 16. Grondslag vaststellen modellen

De minister kan een model vaststellen voor de prestatieverklaring en voor het financieel verslag.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

  • 1. De eigenaar dient binnen 22 weken na de datum, bedoeld in artikel 12, derde lid, een aanvraag tot vaststelling in, met gebruikmaking van het formulier dat daartoe door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

  • 3. Indien de verleende subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. In dat geval wordt de verleende subsidie ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken na de datum, bedoeld in artikel 12, derde lid.

Artikel 18. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 mei 2024.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

BIJLAGE 1. BEOORDELINGSKADER VERDUURZAMING

Deze bijlage behoort bij artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020.

Inleidende opmerking

  • Indien bij de restauratie van het rijksmonument werkzaamheden worden verricht die leiden tot een substantiële verbetering van de duurzaamheid van het rijksmonument, wordt bovenop het basispercentage van 30% subsidie over de subsidiabele kosten 40 procentpunt extra subsidie toegekend.

Verduurzamingsadvies en Verklaring energiebesparing rijksmonument

  • In artikel 9, vierde lid, staan de indieningsvereisten beschreven die gelden indien een eigenaar voor een verhoging van het subsidiepercentage in aanmerking wil komen vanwege werkzaamheden ter verbetering van de duurzaamheid van het gebouwde rijksmonument.

  • Een verduurzamingsadvies dient op grond van artikel 1 van deze regeling te voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in bijlage 2.

  • De verklaring energiebesparing rijksmonument wordt ondertekend door de energieadviseur of eindverantwoordelijke architect. In de verklaring wordt aangegeven welke maatregelen getroffen worden, en wordt verklaard dat de uit te voeren energiebesparende maatregelen voldoen aan de daarvoor (in voorkomend geval) geldende technische eisen in deze bijlage (zie de paragraaf ‘Maatregelenlijst’ hieronder), en dat zij aansluiten op het verduurzamingsadvies. Het te hanteren model voor deze verklaring wordt beschikbaar gesteld op www.cultureelerfgoed.nl.

Puntenstelsel, eisen energiebesparende maatregelen

  • Dit beoordelingskader bevat een puntenstelsel, op basis waarvan wordt bepaald of van een substantiële verbetering van de duurzaamheid van het rijksmonument sprake is. Met iedere energiebesparende maatregel die is opgenomen op de maatregelenlijst (zie hieronder) kunnen punten verdiend worden (1 tot 3 punten). De verhoging van het subsidiepercentage wordt toegekend indien met de uit te voeren verduurzamingsmaatregelen ten minste 14 punten worden behaald.

  • De punten voor een energiebesparende maatregel worden alleen toegekend als de desbetreffende maatregel zo volledig mogelijk wordt uitgevoerd ten behoeve van alle te verwarmen ruimtes in het monument, zonder nadelige gevolgen voor het monument (bouwfysisch) of zijn monumentale waarden. Ter illustratie: het maximum aantal punten voor vensterisolatie (3 punten) wordt alleen toegekend als alle vensters van alle te verwarmen ruimtes in het monument worden geïsoleerd, voor zover dat mogelijk is vanuit bouwfysisch oogpunt en met het oog op de monumentale waarden.

  • Als de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op basis van de aanvraag of eventueel nader onderzoek tot de conclusie komt dat de voorgestelde verduurzamingsmaatregel zou leiden tot onacceptabele schade aan de monumentale waarde van het monument, dan worden de punten voor de desbetreffende maatregel niet toegekend. Daarbij hanteert de RCE de uitgangspunten die zij ook toepast bij het geven van een advies aan een gemeente bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  • Bij de maatregelen telt via het openbare elektriciteitsnet geleverde duurzame energie niet mee als maatregel. Wel tellen mee (niet via het openbare elektriciteitsnet) gekoppelde duurzame energiebronnen als warmte- en koudenetten én gebiedsgebonden duurzame elektriciteitsopwekking die fysiek (via een rechtstreekse kabel of leiding) verbonden zijn aan het monument.

  • De te treffen maatregelen dienen te worden uitgevoerd door een aannemer of installateur. Een keurmerk is niet noodzakelijk. Voor maatregelen die in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd, worden geen punten toegekend.

Afwijking van het puntenstelsel ten gunste van de eigenaar bij energieverbeteringspercentage van ten minste 75%

  • In één geval kan ten gunste van de eigenaar worden afgeweken van de maatregelenlijst. De verhoging van het subsidiepercentage wordt telkens toegekend als met de verduurzamingsmaatregelen een energieprestatieverbeteringspercentage van ten minste 75% wordt gerealiseerd (ten opzichte van een theoretisch model van het rijksmonument waarin die werkzaamheden niet zijn verdisconteerd). De maatregelen mogen niet in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd.

  • De eigenaar toont dit aan met een schriftelijke weergave van een uitgevoerde simulatie van de met de maatregelen te verwachten energieprestatieverbetering.

  • Het model op basis waarvan de simulatie wordt uitgevoerd dient ten minste aan de volgende eisen te voldoen:

  • Het model is dynamisch (houdt rekening met thermische massa, seizoenen, etc.);

  • De simulatie wordt uitgevoerd in een integraal 3D-model waarin alle relevante bouwdelen en maatregelen zijn opgenomen;

  • De simulatie is representatief voor wat betreft:

    • ° Gebouwkarakteristieken (zones, materiaaleigenschappen);

    • ° Gebruikskarakteristieken (gewenst niveau van verwarming en verlichting in verschillende ruimten op verschillende tijdstippen); en

    • ° Klimatologische omstandigheden (aan de hand van een referentiejaar).

  • In de simulatie wordt het huidige gebouw als nulscenario voor de vergelijking genomen. Indien het gebouw niet wind- en waterdicht is, wordt echter het gebouw als ware het wind- en waterdicht als nulscenario genomen.

  • Om te voorkomen dat de uitkomsten worden beïnvloed door een eventueel gewijzigd gebruik, geldt als uitgangspunt dat de berekeningen zijn gebaseerd op het toekomstig gebruik van het gebouw (na uitvoering van de werkzaamheden). Dat gebruik kan hetzelfde zijn als het huidige gebruik.

  • Bij de bepaling van het energieprestatieverbeteringspercentage mag via het openbare elektriciteitsnet geleverde duurzame energie niet worden meegerekend. Niet via het openbare elektriciteitsnet gekoppelde duurzame energiebronnen zoals warmte- en koudenetten of gebiedsgebonden duurzame elektriciteitsopwekking mogen, mits die via een rechtstreekse kabel of leiding verbonden zijn aan het rijksmonument, wel worden meegerekend.

Maatregelenlijst

In onderstaande lijst zijn de meest gangbare energiebesparende maatregelen opgenomen en wordt per maatregel aangegeven hoeveel punten behaald kunnen worden.

 

Basismaatregelen

Punten

1

Kierdichting

2

2

Raamluiken

1

3

Schoorsteenballonen of schoorsteenkleppen

1

4

Isolatie van leidingen en appendages

1

5

Radiatorfolie

1

6

Inregelen van verwarmingsinstallatie

1

7

Verwarmingsregeling

1

8

Verlichtingsregeling

1

     
 

Isolerende maatregelen

 

9

Vensterisolatie

3

10

Dak- of kapisolatie

3

11

Gevelisolatie

3

12

Vloerisolatie/bodemisolatie

3

     
 

Energievoorziening

 

13

HRe- of Hybride ketel

1

14

Biomassa gestookte installatie

2

15

Warmtepomp

1

16

Warmtekrachtkoppeling

1

17

Warmte-koudeopslag

3

18

Zonnepanelen en overige systemen op basis van zonne-energie

1

19

Aansluiting op warmtenet

1

     
 

Distributie, afgifte en terugwinning

 

20

Lagetemperatuurverwarming (LTV)

1

21

WTW

1

22

Vraaggestuurde mechanische ventilatie

1

23

Waterbesparende maatregelen

1

Voor een aantal maatregelen zijn hieronder specifieke technische eisen opgenomen. De onder technische eisen genoemde waarden dienen te worden behaald tenzij dat vanwege de monumentale waarden of vanuit bouwfysisch oogpunt niet mogelijk is. In dat geval worden ook punten toegekend als maatregelen worden genomen waarmee met inachtneming van de monumentale waarden en de mogelijkheden vanuit bouwfysisch oogpunt het maximaal haalbare wordt bereikt. In de Verklaring energiebesparing rijksmonument wordt verklaard dat

(in voorkomend geval) aan de specifieke technische eisen wordt voldaan. Als niet geheel aan de technische eisen kan worden voldaan, wordt toegelicht waarom dit het geval is. In dat geval wordt in de verklaring opgenomen welke maatregelen genomen worden om het maximaal haalbare te bereiken, alsook welke waarden met die maatregelen kunnen worden behaald.

  • 1. Kierdichting

    Beschrijving:

    In monumentale panden zijn kieren en naden vaak een belangrijke oorzaak van warmteverlies.

    Naast kierdichting bij deuren en ramen is het nuttig om te kijken of kieren en naden op andere plekken zoals naast kozijnen, bij brievenbussen, in kapconstructies en in vloeren gedicht kunnen worden.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Op (detail)tekening aangeven hoe de kierdichting wordt gerealiseerd.

    Aandachtspunten: Bij kierdichting moet erop gelet worden dat het monument nog wel voldoende kan ventileren ten behoeve van de luchtkwaliteit.

  • 2. Raamluiken

    Beschrijving: Raamluiken zijn van oudsher een efficiënte vorm voor vensterisolatie. Luiken verminderen niet alleen het warmteverlies door geleiding, maar ook door convectie en straling. In de zomer houden ze warmte buiten.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke raamluiken worden hersteld of teruggebracht.

    Aandachtspunten: Punten worden alleen toegekend voor het herstellen of terugbrengen van raamluiken aan of in monumenten die van oudsher al luiken hadden en op plaatsen waar zij vroeger ook zaten of nog steeds aanwezig zijn. Bij raamluiken aan de binnenzijde neemt de kans op condensatie op het glas toe.

  • 3. Schoorsteenballonen of schoorsteenkleppen

    Beschrijving: Open schoorsteenkanalen maken veel uit in het energieverbruik van gebouwen. Niet-gebruikte schoorstenen kunnen worden afgesloten met een schoorsteenballon. Voor schoorstenen die nog gebruikt worden zijn schoorsteenkleppen of haardplaten een goede oplossing.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke schoorstenen worden afgesloten en op welke wijze.

    Aandachtspunten: Sluit historische schoorsteenkanalen nooit volledig af met een 'perfect' passende schoorsteenklep of -ballon. Dit hindert namelijk de noodzakelijke ventilatie van schoorstenen. Om dezelfde reden is het nuttig schoorstenen in de zomer open te laten. Dan voeren zij vochtige binnenlucht af, waardoor ook minder stroom nodig is voor ventilatie met mechanische systemen.

  • 4. Isolatie van leidingen en appendages

    Beschrijving: Isolatie rond cv-leidingen in onverwarmde ruimten gaat tegen dat het water teveel afkoelt vóór het de radiatoren bereikt.

    Technische eisen: Leidingen in onverwarmde ruimten worden volledig geïsoleerd met een minimaal 25 mm dik isolatiemateriaal.

    Indieningsvereiste: –

    Aandachtspunten: –

  • 5. Radiatorfolie

    Beschrijving: Radiatorfolie reflecteert de stralingswarmte van de achterkant van de radiator grotendeels terug richting de radiator of zorgt ervoor dat de achterkant van de radiator minder stralingswarmte uitzendt.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke radiatoren worden voorzien van folie.

    Aandachtspunten: –

  • 6. Inregelen van verwarmingsinstallatie

    Beschrijving: Toepassen van een weersafhankelijke regeling, waardoor de stooktemperatuur wordt aangepast aan de buitentemperatuur. Daarnaast waterzijdig inregelen.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Omschrijving van de werkzaamheden die worden uitgevoerd.

    Aandachtspunten: –

  • 7. Verwarmingsregeling

    Beschrijving: Bewerkstelligen dat alleen ruimten verwarmd worden waar dat nodig is, door bijvoorbeeld het toepassen van zoneregeling, thermostatische radiatorkranen en/of op afstand bedienbare thermostaten.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Beschrijving van het systeem dat wordt toegepast (zo mogelijk met vermelding van merk en type) en op tekening aangeven hoe de verwarmingsregeling wordt gerealiseerd.

    Aandachtspunten: –

  • 8. Verlichtingsregeling

    Beschrijving: Bewerkstelligen dat alleen ruimten verlicht worden waar dat nodig is, door bijvoorbeeld het toepassen van bewegingsmelders en centrale aan- en uitschakelaars.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven hoe de verlichtingsregeling wordt gerealiseerd.

    Aandachtspunten: –

  • 9. Vensterisolatie

    Beschrijving: Isolatie door glasfolie, achterzetbeglazing of vervanging door monumentenglas of dubbelglas.

    Technische eisen: warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) kleiner of gelijk aan 3,1 W/m²K

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke vensters worden geïsoleerd en met welk type glas/materiaal.

    Aandachtspunten: Vensterisolatie door middel van glasfolie of achterzetbeglazing heeft de voorkeur, boven het vervangen van bestaand glas door monumentenglas of dubbelglas. Ook met glasfolie kan de gevraagde prestatie (maximale U-waarde van 3,1 W/m²K) worden behaald.

  • 10. Dak- of kapisolatie

    Beschrijving: Isolatie van een hellend dak, vlak dak of de zoldervloer daaronder indien de zolder een onverwarmde ruimte is.

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke daken, kappen of zoldervloeren worden geïsoleerd en met welk materiaal.

    Technische eisen: een warmteweerstand (R-waarde) van minimaal 1,3 m²K/W

    Aandachtspunten: –

  • 11. Gevelisolatie

    Beschrijving: Isolatie van een massieve muur of spouwmuur

    Technische eisen: een warmteweerstand (R-waarde) van minimaal 1,1 m²K/W.

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke gevels worden geïsoleerd en met welk materiaal. Ook detailtekening van de aansluiting op venster, vloeren, binnenmuren, etc.

    Aandachtspunten: Isolatie met een bij de situatie passend materiaal en opbouw.

  • 12. Vloerisolatie/bodemisolatie

    Beschrijving: Het aanbrengen van hoogwaardig isolatiemateriaal op de bodem van de kruipruimte op onder, tussen of op de begane grondvloer.

    Technische eisen: Bij vloerisolatie een warmteweerstand (R-waarde) van minimaal 1,3 m²K/W. Bij bodemisolatie een warmteweerstand (R-waarde) van minimaal 3,5 m2K/W.

    Indieningsvereiste: Op tekening aangeven waar de bodem en/of welke vloeren worden geïsoleerd en met welk materiaal.

    Aandachtspunten: Bij bodemisolatie is over het algemeen sprake van een al dan niet geventileerde luchtlaag tussen de isolatie en de begane grondvloer. Hierdoor gaat een deel van de isolatiewaarde verloren, hetgeen tot gevolg heeft dat de isolatielaag beduidend dikker dient te zijn dan bijvoorbeeld isolatie direct onder de vloer. Controleer daarom altijd of van het product een kwaliteitsverklaring beschikbaar is en of in die specifieke toepassing, de vereiste

    warmteweerstand van 3,5 m2K/W wordt gerealiseerd. De kruipruimte dient ook diep genoeg te zijn om er te mogen/kunnen werken.

  • 13. HRe- of Hybride ketel

    Beschrijving: Een HRe-ketel of micro-warmtekrachtkoppeling is een installatie waarbij de productie van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaats vindt.

    Een hybride warmtepomp is een moderne, gasgestookte HR-ketel in combinatie met een warmtepomp.

    Technische eisen: Bij een HRe-ketel bedraagt het geproduceerd elektrisch vermogen minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe. Verder heeft de installatie een thermisch vermogen van ten minste 100% en een elektrisch rendement van ten minste 15%.

    Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

    Aandachtspunten: –

  • 14. Biomassa gestookte installatie

    Beschrijving: Een biomassaketel die bestemd is voor ruimteverwarming en/of de warmtapwatervoorziening van het monument.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie dient te worden aangeleverd. Ook moet inzichtelijk worden gemaakt hoe de biomassa (pellets, houtsnippers), wordt aangevoerd. Bij houtsnippers moet ook de bunker op tekening worden aangegeven in verband met de archeologie. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

    Aandachtspunten: –

  • 15. Warmtepomp

    Beschrijving: Een warmtepomp die is bestemd als hoofd- of basisruimteverwarming van een monument en/of warm tapwater voor een monument en die niet primair gericht is op actieve koeling, waarbij warmte wordt onttrokken aan de bodem, het grondwater, het oppervlaktewater, de buitenlucht of ventilatieafvoerlucht. De bron bepaalt voor een belangrijk deel het rendement.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie dient te worden aangeleverd. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

    Aandachtspunten: –

  • 16. Warmtekrachtkoppeling

    Beschrijving: Installatie waarbij bij de opwekking van elektriciteit de warmte ook wordt benut voor het verwarmen van gebouwen.

    Technische eisen: Een elektrisch rendement van minimaal 40%.

    Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie dient te worden aangeleverd. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

    Aandachtspunten: Energiebesparing met warmtekrachtkoppeling (WKK) is alleen interessant als zowel de warmte als de elektriciteit wordt gebruikt.

  • 17. Warmte-koudeopslag

    Beschrijving: Warmte-koude opslag is een seizoensbuffer waarin warmte en koude in een ondergrondse zandlaag wordt opgeslagen.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: In verband met de archeologie op tekening de locatie van de bronnen aangeven. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

    Aandachtspunten: –

  • 18. Zonnepanelen en overige systemen op basis van zonne-energie

    Beschrijving:

    • Zon-PV-systeem, bestaande uit één of meerdere zonnepanelen met fotovoltaïsche zonnecellen en de daarbij behorende spanningsomvormer(s)

    • Zonneboiler, bestaande uit één of meer zonnecollectoren in combinatie met één of meer warmteopslagvaten.

    • PVT-collectoren, collectoren die zowel warmte als stroom opwekken.

    Technische eisen: Bij een zon-PV-systeem dient de opbrengst minimaal 135 Wattpiek per m2 paneel te zijn.

    Indieningsvereiste: Opgave van het totale te installeren vermogen en op tekening de plaatsing aangeven.

    Aandachtspunten: Het systeem mag niet ten koste gaan van de historische materialen en constructies, het karakter van het monument en het aanzicht van het monument en de omgeving.

  • 19. Aansluiting op warmtenet

    Beschrijving: Aansluiting op een warmtenet.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Korte beschrijving van het warmtenet waarop het monument wordt aangesloten (o.a. warmtebron en het aantal panden dat wordt aangesloten).

    Aandachtspunten: –

  • 20. Lagetemperatuurverwarming (LTV)

    Beschrijving: Verwarmen van radiatoren, vloer- of wandverwarming met water dat een aanvoertemperatuur heeft van maximaal 55 graden Celsius.

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Informatie waaruit blijkt welke ruimten in het monument LTV verwarmd zullen worden.

    Aandachtspunten: Voor het mogelijk maken van LTV is het nodig om na-te isoleren en/of de warmteafgifte elementen te vergroten of er meer te plaatsen.

  • 21. WTW

    Beschrijving: Warmteterugwinning uit ventilatielucht of uit douchewater.

    Technische eisen: Bij warmteterugwinning uit ventilatielucht dient de installatie een rendement te halen van minimaal 90%.

    Indieningsvereiste: Informatie over te installeren capaciteit en rendement van de installatie dient te worden aangeleverd. Daarnaast plaatsing van de installatie op tekening aangeven.

    Aandachtspunten: –

  • 22. Vraaggestuurde mechanische ventilatie

    Beschrijving: De mate van ventilatie wordt per ruimte afgestemd op de ventilatiebehoefte, gemeten door CO2-sensoren (en eventueel luchtvochtigheidssensoren).

    Technische eisen: –

    Indieningsvereiste: Informatie waaruit blijkt in welke ruimten vraaggestuurde ventilatie wordt toegepast en het aantal zones hierin.

    Aandachtspunten: –

  • 23. Waterbesparende maatregelen

    Beschrijving: Voorbeelden van waterbesparende maatregelen zijn het toepassen van waterbesparende kranen en sanitair, druk- en debietbegrenzers, (her)gebruik van drinkwater, hemelwater of grijs water.

    Technische eisen: Er dient een waterbesparing van minimaal 20% op het totaalverbruik gerealiseerd te worden.

    Indieningsvereiste: Overzicht van maatregelen en onderbouwing hoe deze maatregelen leiden tot het realiseren van 20% waterbesparing op het totaalverbruik.

    Aandachtspunten: –

BIJLAGE 2. EISEN VERDUURZAMINGSADVIES

Deze bijlage behoort bij artikel 1 van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020.

Het verduurzamingsadvies bevat een integrale visie op alle aspecten van verduurzaming van het gebouwde rijksmonument, zoals isolatie, energiebesparing en duurzame energieopwekking, zonder nadelige gevolgen voor het monument (bouwfysisch) of zijn monumentale waarden.

Stappenplan

Voor het opstellen van het verduurzamingsadvies wordt het volgende stappenplan doorlopen:

  • 1. Opnemen van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, waarbij de gegevens (o.a. de nulmetingen) worden vastgelegd in een rapportage.

  • 2. Formuleren van de randvoorwaarden en de beoogde doelen.

  • 3. Onderzoek naar en selectie van mogelijke verduurzamingsmaatregelen in de volgende stappen:

    • i. Samenstellen van een volledige lijst van mogelijke maatregelen, met als basis de maatregelentabel, opgenomen in bijlage 1 bij de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020.

    • ii. Vaststellen welke maatregelen niet haalbaar zijn met het oog op het behoud van de monumentale waarden (op zowel de korte als de lange termijn), op de kosten en op de terugverdientijd.

    • iii. Verder onderzoek naar de geselecteerde maatregelen die wel technisch en bouwfysisch haalbaar zijn met behoud van de monumentale waarden.

    • iv. Samenstellen van pakket(ten) haalbare maatregelen in samenhang met elkaar met de geraamde kosten.

    • v. Afweging ten aanzien van de eerdere geformuleerde randvoorwaarden en beoogde doelen.

    • vi. Advies van de uit te voeren maatregelen.

Nulmetingen

De volgende nulmetingen worden verricht:

Monumentale waarden

Een door een bouw- of architectuurhistoricus opgesteld rapport over de aanwezige monumentale waarden (cultuurhistorische waardering/QuickScan monumentale waarden op basis van een bouwhistorisch rapport.

Technische en bouwfysische conditie

  • Vastleggen van de bestaande situatie in tekeningen (gebruikmaking van te controleren bestaande tekeningen volstaat), foto’s en een beschrijving.

  • Vastleggen van de veranderingsgeschiedenis van het monument en zijn bouwkundige en installatietechnische onderdelen.

  • Vaststelling van aanwezige instandhoudingsachterstand, gebreken, onderhoudspunten, mede om mogelijkheden voor combinatie van onderhouds- en verduurzamingsmaatregelen te bepalen (zogenaamde. 'natuurlijke momenten’) aan de hand van inspectierapporten.

  • Vaststellen bouwtechnische en bouwfysische conditie (constructiewijze)

  • Vaststelling van Sterktes, Zwaktes, Kansen en Bedreigingen (SWOT-analyse) van mogelijk riskant vochtgedrag: een thermografische opname van de gebouwschil (indien de condities dit toelaten) – begane grond vloer, buitenwanden, kap en kapruimte, vensters en deuren, exfiltratiepunten (gedaan bij daarvoor geldende klimaatcondities) van exterieur, interieur en suspecte bouwdelen en constructiedelen. Deskundige beeldinterpretatie is hierbij de belangrijkste kwaliteitsfactor.

  • Vaststellen welke verduurzamingsmaatregelen al zijn doorgevoerd en de effectiviteit daarvan.

  • Vaststellen van het huidige vermogen van de installaties.

  • Vaststellen van de leeftijd van de installaties.

  • Vaststellen van de huidige energieprestatie.

Gebruik

  • Bepaling huidig energieverbruik (gas, elektra, anderszins).

  • In overleg met gebruiker: vaststellen aantal gebruikers, gebruikstijden, stookgedrag, stook-tijden/-periodes.

  • Functionele indeling en gebruiksintensiteit.

Omgevingsfactoren

  • Opname van omgevingsfactoren in het kader van verduurzaming (zoals de aanwezigheid van opties voor de aanleg van duurzame opwekkingssystemen (PV, wind, hydro).

  • opname van structurele invloeden vanuit de omgeving op de energieprestatie van het gebouw (zoals eenzijdige waterbelasting bij een op een helling gelegen monument, of de ligging vlak bij zee).

  • Overlast voor de omgeving door te treffen maatregelen.

Vaststelling installatieleeftijd

  • Vaststellen van de leeftijd van de installaties aan de hand van bestaande onderhouds-, herbestemmings- en restauratieplannen.

  • Eventueel (gewenste) wijzigingen in het programma.

Verduurzamingsadvies

Het verduurzamingsadvies volgt de indeling die hieronder is opgenomen, en bevat tenminste de daar genoemde inhoud. Voor het uitwerken van het advies kan worden aangesloten bij de tegen betaling beschikbare (Engelstalige) Europese norm NEN-EN 16883 ‘Behoud van cultureel erfgoed – Richtlijnen voor verbetering van de energieprestatie van historische gebouwen’. Het volgen van de richtlijn is geen verplichting.

Opbouw verduurzamingsadvies

Het verduurzamingsadvies heeft de volgende opbouw en inhoud:

Inleiding
  • Achtergrond monument, functie, opdracht, taakstelling opdracht, reikwijdte advies.

Monumentale waarden
  • Korte bouw- en gebruiksgeschiedenis monument, toegespitst op technologische aspecten gebouwschil en installatiegeschiedenis,

  • Cultuurhistorische waardering/Quickscan monumentale waarden op basis van een bouwhistorisch rapport,

  • Historische context.

Technische en bouwfysische conditie monument
  • Bouwkundige en installatietechnische eigenschappen (gebouwschil, installaties, omgevingsfactoren, opties voor duurzame energieopwekking).

  • Beschrijving huidige energetische situatie, zowel bouwkundig als installatietechnisch.

  • Aangeven van bestaande Rc en U-waarden van de bouwkundige schil per element.

  • Bepaling van de energieverlieskarakteristieken van het monument (verliespercentages per gebouwschildeel). Cijfermatige onderbouwing (gebouwvolumes, weerstandswaarden gebouwschildelen, oppervlakken gebouwschildelen, verhouding tussen bruto- en netto vloeroppervlak, rol van de bouwwijze van het monument daarin (geringe of grote warmtecapaciteit of thermische traagheid, in verband met dag-nacht ritme en warmtebuffering)).

  • Indien de condities ten tijde van het onderzoek het toelaten een thermografische analyse van alle gebouwschildelen en daarvoor in aanmerking komende installatiedelen.

Gebruik monument
  • Weergave huidig energiegebruik.

  • Eventuele plannen voor her- of doorbestemming van het monument met de consequenties (kansen, risico's) voor de monumentale waarden en de verduurzamingsopties.

Maatwerkadvies
  • Bespreking van de mogelijke energiebesparende maatregelen bij dit monument en een inhoudelijke onderbouwing van de uiteindelijke keuze van maatregelen in het advies, met inbegrip van de redenen waarom maatregelen wel, minder of niet kansrijk zijn in dit geval.

  • Systematische behandeling van mogelijkheden voor gebouwschilverbetering bij dit monument met de huidige functie/de functie na herbestemming (vloeren, buitenwanden, kapzone, vensters, deuren, anderszins).

  • Expliciteren randvoorwaarden voor technische verduurzaming van monumenten in het algemeen en dit monument in het bijzonder (risicofactoren van bouwschilverbetering, installatieverbetering, duurzame opwekking).

  • Aangeven van de consequenties van een maatregel voor overige maatregelen (samenhang) en voor het monument.

  • Aangeven potentiële Rc en U-waarden van de bouwkundige schil per element

  • Expliciteren van kansen voor ‘Quick Wins’ (bouwkundig en gebruik).

  • Eventuele belemmeringen met betrekking tot verduurzaming.

  • Eventuele aandachtspunten bij de uitvoering aangegeven, indien relevant ondersteund met voorbeelden en/of details.

  • Systematische behandeling van verbetering van systemen voor verwarming, koeling, ventilatie, inclusief CO2-neutrale opties daarvoor (gasloos).

  • Behandeling van verbeteringen op het gebied van elektriciteitsgebruik.

  • Behandeling van in dit geval realistische mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en energieopslag, inclusief inzetopties voor hernieuwbare brandstof of biobrandstoffen.

Pakketten met maatregelen en prognoses
  • Systematische en cijfermatige behandeling van de afzonderlijke voorgestelde verduurzamingsmaatregelen (besparing in %, investeringskosten, terugverdientijden, levens-duurfactoren).

  • Samenvattend advies met de voorgestelde maatregelen en effecten (besparingen, kosten, terugverdientijden).

  • Prognose toekomstig energiegebruik en bepaling referentiewaarden (in het kader van de per maatregel te geven indicaties voor terugverdientijden).

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling is opgesteld om uitvoering te geven aan de opdracht vanuit het regeerakkoord om speciale aandacht te hebben voor grote monumenten. Het kabinet investeert fors in monumentenzorg. In de kabinetsbrief Erfgoed telt – De betekenis van erfgoed voor de samenleving is aangegeven dat het kabinet zal investeren in de restauratie, toegankelijkheid en verduurzaming van grote monumenten. Van de € 95 miljoen die in de periode 2018-2021 beschikbaar is, is € 30 miljoen besteed in 2018. Projecten die in 2018 subsidie hebben ontvangen, zijn onder meer het Kloostercomplex St. Anna in Venray, de St. Eusebiuskerk in Arnhem en kasteel Groot-Bijsterveld in Oirschot.

Deze regeling voorziet in de inzet van € 60 miljoen van de resterende € 65 miljoen voor de restauratie van rijksmonumenten in voor de kalenderjaren 2019 en 2020. De besteding van de resterende € 5 miljoen wordt nog uitgewerkt en zal later bekend worden gemaakt.

Doelgroep

Deze regeling is bedoeld voor de restauratie van grote rijksmonumenten. Dit is een categorie rijksmonumenten waarvoor al langer aandacht wordt gevraagd. Deze monumenten vallen namelijk veelal buiten de kaders van huidige rijks- en provinciale subsidieregelingen. Dit bleek onder andere uit een onderzoek van Ecorys naar de financiering van monumentenzorg.1 Vanuit het Interprovinciaal Overleg (IPO) wordt bovendien al enkele jaren aangedrongen op een speciale regeling voor grote rijksmonumenten.

Uitgangspunt is de middelen zodanig in te zetten dat ze niet concurreren met bestaande structurele rijks- of provinciale subsidieregelingen. In overleg met IPO en VNG is daarom gekozen voor projecten met een subsidiebehoefte die de reeds bestaande regelingen te boven gaat. Een eigenaar van een rijksmonument kan uitsluitend subsidie aanvragen op grond van deze regeling, indien de subsidiabele kosten van het project ten minste € 2,5 miljoen bedragen. Eigenaren kunnen op basis van deze regeling subsidie aanvragen ten behoeve van de restauratie van een rijksmonument, waarbij zij via een verhoging van het subsidiepercentage worden gestimuleerd om ook te investeren in de verduurzaming van het gebouwde rijksmonument, de verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument, of in een zogenoemde meervoudige opgave (zie nader hieronder).

Er wordt geen subsidie verstrekt voor subsidiabele kosten die met een laagrentende lening van het Nationaal Restauratiefonds (NRF) kunnen worden gefinancierd (zie nader hieronder).

Subsidiepercentage

Eigenaren die voor subsidie in aanmerking komen op grond van deze regeling ontvangen een basispercentage subsidie van 30% van de subsidiabele kosten. Dit basispercentage wordt verhoogd:

  • met 40 procentpunten, indien de eigenaar in combinatie met de restauratie van het rijksmonument werkzaamheden verricht die leiden tot een voldoende verbetering van de duurzaamheid van het rijksmonument;

  • met 10 procentpunten, indien de eigenaar in combinatie met de restauratie van het rijksmonument werkzaamheden verricht ter verbetering van de publiekstoegankelijkheid of toegankelijkheid voor mensen met een visuele of motorische beperking van het rijksmonument; en

  • met 10 procentpunten, indien in combinatie met de restauratie van het gebouwde monument ook een bijbehorend groen monument wordt gerestaureerd en wordt geïnvesteerd in de instandhouding in situ van de roerende onderdelen (cultuurgoederen) van het interieur (een meervoudige opgave).

Verhoging subsidiepercentage bij investering in duurzaamheid

Monumentenbeleid en verduurzaming zijn al jaren onderwerp van discussie. Er is een natuurlijke spanning tussen enerzijds het zorgvuldig omgaan met de monumentale waarden en anderzijds de wens om fysieke maatregelen te treffen om het energieverbruik te verlagen dan wel energie op te wekken. Maar zonnepanelen op kerkdaken stuiten over het algemeen op grote weerstand bij de inwoners en organisaties die zich inzetten voor cultureel erfgoed. Toch moeten ook rijksmonumenten zoveel mogelijk verduurzaamd worden om de komende 30 jaar een functie voor de maatschappij en de eigenaren te houden. Het verduurzamen van monumenten is complex. Voortdurend moet een afweging gemaakt worden tussen de noodzakelijke maatregelen om de energielast te beperken en de eis om de monumentale waarden in stand te houden. Dat zijn keuzes die leiden tot meerkosten. Om die reden ontvangen eigenaren die fors investeren in verduurzaming een hoger subsidiepercentage, namelijk 40 procentpunten bovenop het basissubsidiepercentage van 30%. Met deze impuls wil de minister bereiken dat grote rijksmonumenten gereed worden gemaakt voor de komende decennia, dat aangetoond wordt dat ook rijksmonumenten verduurzaamd kunnen worden, en dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) steeds meer kennis opbouwt.

Verhoging subsidiepercentage bij verbetering toegankelijkheid

Investeren in rijksmonumenten moet bij voorkeur ook een maatschappelijke betekenis hebben. Toegankelijkheid is een belangrijk actueel thema en de regeling stimuleert het investeren in de verbetering van de toegankelijkheid. Daarmee wordt zowel bedoeld fysieke toegankelijkheid voor mensen met een beperking als de publiekstoegankelijkheid van het rijksmonument. Door in te zetten op toegankelijkheid kan 10 procentpunten restauratiesubsidie worden verkregen.

Verhoging subsidiepercentage bij meervoudige opgave

Ten slotte is er al lange tijd debat over de vraag, hoe moet worden omgegaan met historische interieurs die voor een deel bestaan uit cultuurgoederen. Het is een complex vraagstuk en bij plannen voor renovatie of herbestemming zijn interieurs niet zelden de sluitpost op de begroting. Als er behalve de samenhang tussen gebouw en cultuurgoederen ook nog sprake is van een samenhang met de omringende historische tuin- en parkaanleg, is de financiële opgave nog complexer. Er is sprake van een meervoudige opgave als naast de restauratie van het gebouwde monument ook wordt geïnvesteerd in het ter plaatse (in situ) instandhouden van cultuurgoederen die deel uitmaken van het interieur van het gebouwde monument en in de restauratie van een bijbehorend groen monument. Projecten met een meervoudige opgave komen in aanmerking voor 10 procentpunten extra restauratiesubsidie voor zowel het gebouwde als het groene monument (zie nader de artikelsgewijze toelichting). De minister wil daarmee een integrale aanpak stimuleren van het samenstel van het gebouwde en het groene monument en de bijbehorende cultuurgoederen in het interieur.

Aanvullende aanvraagronde

Mocht van het budget in aanvraagjaar 2019 ten minste € 10 miljoen niet verplicht worden, dan worden de resterende middelen beschikbaar gesteld voor een nieuwe aanvraagperiode in 2020. Indien het resterende budget minder dan € 10 miljoen bedraagt, zal er – gelet op de uitvoeringskosten, die hiermee zijn gemoeid – geen nieuwe aanvraagperiode worden opengesteld. In dat geval wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond van een andere subsidieregeling op het gebied van de monumentenzorg.

Regeldruk

Met de uitvoering van deze regeling zijn administratieve lasten gemoeid voor eigenaren. Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. De administratieve lasten worden geschat op € 117.500. Naar verwachting zal een eigenaar ongeveer 50 uur nodig hebben voor het aanvragen van subsidie op grond van deze regeling. Uitgaande van een verwacht aantal aanvragen van 50 bedragen de totale administratieve lasten per kalenderjaar 50 x € 47 (uurtarief) x 50 = € 117.500.

Uitvoerbaarheid

De regeling is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de RCE. De RCE heeft de regeling als uitvoerbaar beoordeeld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Omdat deze regeling is gebaseerd op de Erfgoedwet2 zijn de begripsbepalingen die zijn opgenomen in artikel 1.1 van de Erfgoedwet onverkort op deze regeling van toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor de begrippen ‘rijksmonument’ en ‘cultuurgoed’. In artikel 1 van deze regeling zijn een aantal aanvullende begripsbepalingen opgenomen. De begripsomschrijvingen van ‘eigenaar’ en ‘groen monument’ zijn gelijkluidend aan de begripsomschrijvingen die in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) zijn opgenomen. Voor deze regeling zal daaraan dan ook dezelfde betekenis worden toegekend.

Met het begrip ‘restauratiekosten’ wordt aangesloten bij de kosten die subsidiabel zijn op grond van de Sim. Het begrip duidt specifiek op de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen en andere kosten die als subsidiabel zijn aangemerkt in de bijlage bij de Sim, de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten. Op grond van deze regeling wordt – behoudens voor een verduurzamingsadvies – uitsluitend voor de restauratiekosten subsidie verleend.

Het begrip ‘samenstel van rijksmonumenten’ is ontleend aan de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten. Dit begrip is in de regeling opgenomen om mogelijk te maken dat rijksmonumenten die bij elkaar horen ook in samenhang in één subsidieaanvraag kunnen worden betrokken, ongeacht de wijze van registreren in het rijksmonumentenregister. In andere gevallen kan op grond van artikel 4, zesde lid, van deze regeling namelijk slechts één rijksmonument in een aanvraag worden opgenomen.

Bij een ‘samenstel van rijksmonumenten’ kan men denken aan geregeld van verschillende rijksmonumentnummers voorziene kerken en kerktorens of buitenplaatsen met een bijbehorende historische tuin- en parkaanleg. Bij een samenstel van rijksmonumenten gaat het om een samenhangend geheel van verschillende rijksmonumenten. Het betreft een zowel ruimtelijke als cultuurhistorische samenhang, waaraan de rijksmonumenten (een deel van) hun monumentale waarde ontlenen. Onder ruimtelijke samenhang wordt verstaan dat de gebouwen in een ruimtelijke relatie tot elkaar staan door fysieke nabijheid of doordat er sprake is van een ruimtelijk verbindende historische aanleg, een bepaalde terreininrichting of een stedenbouwkundig concept. De cultuurhistorische samenhang kan bijvoorbeeld blijken uit een historisch-functionele verbinding tussen de rijksmonumenten. Dit is het geval als er sprake was van één eigenaar of bedrijf, zoals bij de verschillende gebouwen op een boerenerf of bij de fabrieksgebouwen van één (historische) onderneming. Ook valt te denken aan een ziekenhuiscomplex (met afzonderlijke gebouwen zoals ziekenhuis, kerk en zusterinternaat) of een kazernecomplex (met afzonderlijke gebouwen zoals hoofdgebouw, barakken, mess en garages). Er kan ook sprake zijn van een cultuurhistorische samenhang vanuit ontwerp, zoals bij een groep gebouwen van één en dezelfde architect.

Het begrip ‘werkzaamheden’ duidt niet uitsluitend op werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de restauratie van het rijksmonument, maar ook op de werkzaamheden die worden uitgevoerd in combinatie met de restauratie van het rijksmonument en die aanleiding geven tot een verhoging van het subsidiepercentage (zie nader de toelichting bij artikel 5 hieronder). Het gaat daarbij specifiek om (i) de werkzaamheden die worden verricht ter verbetering van de duurzaamheid van het rijksmonument, (ii) de werkzaamheden die worden verricht ter verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument, zowel wat betreft publiekstoegankelijkheid als wat betreft de toegankelijkheid van het rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking en (iii) de werkzaamheden in het kader van een meervoudige opgave.

Artikel 2

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is op deze regeling van toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor artikel 3.2, tweede lid, waaruit volgt dat een subsidieaanvraag wordt gedaan voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd (zie voor een uitzondering hierop evenwel de toelichting bij artikel 4). Ook hoofdstuk 5 van de Kaderregeling (dat een aantal algemene aan de subsidie verbonden verplichtingen bevat) is van toepassing bij subsidieverstrekking op grond van deze regeling.

Niettemin wordt in deze regeling (vanwege het bijzondere karakter van een restauratiesubsidie) op een aantal punten afgeweken van de Kaderregeling. In artikel 2 is duidelijkheidshalve geëxpliciteerd van welke artikelen is afgeweken.

Artikel 3

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 een totaalbedrag van € 60 miljoen beschikbaar. Als uitgangspunt kan op grond van artikel 8 van deze regeling gedurende één aanvraagperiode – van 1 juli 2019 tot en met 16 september 2019 – subsidie worden aangevraagd. Indien van de beschikbare € 60 miljoen meer dan € 10 miljoen niet wordt verstrekt, wordt het resterende bedrag opnieuw beschikbaar gesteld voor een tweede aanvraagperiode in 2020 (zie nader de toelichting bij artikel 8).

In het tweede lid van artikel 3 is opgenomen hoe de verdeling van de subsidie plaatsvindt. De minister beslist op de aanvragen in volgorde van de totale restauratiekosten waarvoor subsidie wordt gevraagd. Daarbij krijgen de aanvragen met lagere totale restauratiekosten voorrang.

Artikel 4

Artikel 4 heeft betrekking op de te subsidiëren activiteiten en de kosten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Het eerste lid bepaalt dat de minister aan een eigenaar van een rijksmonument subsidie kan verstrekken ten behoeve van de restauratie van dat rijksmonument. De restauratiekosten zijn daarom de belangrijkste kosten die op grond van het tweede lid voor subsidie in aanmerking komen. Daarnaast zijn de kosten van een verduurzamingsadvies subsidiabel. Dit verduurzamingsadvies wordt door een aanvrager bij de aanvraag gevoegd indien de aanvrager aanspraak wil maken op een verhoging van het subsidiepercentage, omdat de aanvrager in combinatie met de restauratie van het rijksmonument werkzaamheden verricht ter verbetering van de duurzaamheid van het rijksmonument (zie nader hieronder). Het verduurzamingsadvies is enkel subsidiabel indien het voldoet aan de eisen die in bijlage 2 bij deze regeling aan het verduurzamingsadvies zijn gesteld.

In het derde lid van artikel 4 is opgenomen dat ook de restauratiekosten die betrekking hebben op de voorbereiding van de aanvraag subsidiabel zijn. De artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, tweede lid, van de Kaderregeling zijn op deze restauratiekosten niet van toepassing. Het vierde lid van artikel 4 bepaalt dat alleen aanvragen waarin voor meer dan € 2,5 miljoen aan subsidiabele kosten subsidie wordt gevraagd, voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Met dit lid is bedoeld rijksmonumenten met een kleinere restauratieopgave uit te sluiten van deze regeling, opdat de regeling niet concurreert met de bestaande rijks- of provinciale subsidieregelingen.

In het vijfde lid is opgenomen dat geen subsidie wordt verstrekt voor de subsidiabele kosten die kunnen worden gefinancierd met een lening van de Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF), zulks vanuit het uitgangspunt dat alleen subsidie wordt verstrekt voor de kosten die niet anderszins door de eigenaar (met een lening) kunnen worden gefinancierd. Bij wijze van voorbeeld: indien een eigenaar voor € 3 miljoen aan subsidiabele kosten aanvraagt, waarbij op basis van de kredietbeoordeling door het NRF (zie nader de toelichting bij artikel 12 hieronder) blijkt dat € 2 miljoen met een lening zou kunnen worden gefinancierd, wordt enkel over een bedrag van € 1 miljoen aan subsidiabele kosten subsidie verstrekt. De subsidie over dit bedrag kan – afhankelijk van de overige werkzaamheden die de eigenaar in combinatie met de restauratie van het rijksmonument verricht (zie nader de toelichting bij artikel 5 hieronder) uiteenlopen van 30% tot en met 90%.

In het zesde lid is opgenomen dat een eigenaar per aanvraag slechts voor één rijksmonument subsidie kan aanvragen. Dit lijdt uitzondering indien van een samenstel van rijksmonumenten sprake is (zie nader de toelichting bij artikel 1). In relatie tot het vierde lid betekent dit dat het voor een eigenaar van meerdere rijksmonumenten – waarbij geen sprake is van een samenstel van rijksmonumenten – niet mogelijk is de subsidiabele kosten per rijksmonument bij elkaar op te tellen, om te voldoen aan de eis van ten minste € 2,5 miljoen aan subsidiabele kosten. De subsidiabele kosten kunnen wel bij elkaar worden opgeteld indien het gaat om meerdere rijksmonumenten die deel uitmaken van een samenstel van rijksmonumenten.

Artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op het subsidiepercentage. Ingevolge het eerste lid bedraagt het basissubsidiepercentage 30% van de subsidiabele kosten. Dit percentage kan ingevolge het tweede lid worden verhoogd indien de eigenaar van het rijksmonument in combinatie met de restauratie van het rijksmonument werkzaamheden verricht in het kader van (i) een verbetering van de verduurzaming van het rijksmonument (een verhoging van 40 procentpunten), (ii) een verbetering van de publiekstoegankelijkheid of de toegankelijkheid van het rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking (een verhoging met 10 procentpunten), of (iii) indien het rijksmonument een meervoudige opgave kent (zie over de meervoudige opgave nader de toelichting bij artikel 7 hieronder).

In alle gevallen geldt dat de verhoging van het subsidiepercentage enkel wordt toegekend indien de uit te voeren werkzaamheden of te nemen maatregelen voldoen aan de nadere specifieke eisen die worden gesteld.

Verduurzaming

De verhoging van het subsidiepercentage in verband met werkzaamheden in het kader van verduurzaming wordt alleen toegekend indien de werkzaamheden door de minister aan de hand van het beoordelingskader, dat is opgenomen als bijlage 1 bij deze regeling, als voldoende zijn beoordeeld.

Verduurzaming van een rijksmonument moet gericht zijn op het streven naar een zo hoog mogelijk verduurzamingsniveau passend bij het monument en het gebruik. De monumentale waarde is leidend. Tegelijkertijd moet het streven een samenhangend en effectief pakket van maatregelen zijn. Daarom dienen de voorgestelde energiebesparende maatregelen te zijn gebaseerd op een gedegen verduurzamingsadvies waarin ook de monumentale waarden van het gebouw in beeld zijn gebracht. De eisen aan het verduurzamingsadvies staan in bijlage 2. Deze eisen zijn ontleend aan de conceptversie van de uitvoeringsrichtlijn ‘Bouwkundig advies monumenten’ (URL2001) van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) die naar verwachting in mei 2019 zal worden gepubliceerd.

Vereist is een substantiële verbetering van de duurzaamheid van het gebouwde rijksmonument. De aanvrager kan kiezen uit twee methoden om aan te geven hoe deze verbetering wordt bereikt:

  • 1. Aan de hand van de maatregelenlijst in bijlage 1 inzichtelijk maken welke maatregelen worden uitgevoerd. Aan elke uit te voeren maatregel worden punten toegekend (1, 2 of 3 punten). Voor een verhoging van het subsidiepercentage moeten ten minste 14 punten worden behaald; of

  • 2. Door middel van een simulatiemodel aannemelijk maken met welk pakket maatregelen een energiebesparing van ten minste 75% wordt gerealiseerd, uitgaande van de functie die het gebouw zal hebben na uitvoering van de werkzaamheden.

Toegankelijkheid en meervoudige opgave

Voor werkzaamheden in het kader van toegankelijkheid of een meervoudige opgave geldt dat zij moeten voldoen aan het bepaalde in artikel 6, respectievelijk artikel 7 (zie nader de toelichting hieronder).

Artikel 6

Artikel 6 heeft betrekking op de verhoging van het subsidiepercentage met 10 procentpunten voor werkzaamheden ter verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument. Het gaat ten eerste om werkzaamheden ter verbetering van de toegankelijkheid voor mensen met een visuele of motorische beperking. De verhoging van het subsidiepercentage is gekoppeld aan maatregelen die op mensen met deze beperkingen zijn gericht, omdat voor hen de toegankelijkheid met werkzaamheden of ingrepen aan het rijksmonument aanmerkelijk kan worden vergroot. Dit geldt in veel mindere mate voor mensen met bijvoorbeeld een auditieve of verstandelijke beperking. Voor hen komt het eerder aan op assistentie, bejegening en toegankelijkheidsinformatie.

Een verhoging van het subsidiepercentage wordt toegekend indien de eigenaar in combinatie met de restauratie van het rijksmonument werkzaamheden verricht die ertoe leiden dat het rijksmonument is voorzien van een toegankelijke entree en toegankelijke toiletten voor mensen met een visuele of motorische beperking, en die ertoe leiden dat de goederen en diensten die in het rijksmonument worden aangeboden, voor mensen met een visuele of motorische beperking toegankelijk zijn. Voor de verhoging van het subsidiepercentage is bepalend dat werkzaamheden worden verricht die leiden tot het voornoemde eindresultaat. Indien een rijksmonument bijvoorbeeld reeds een toegankelijke entree en toegankelijke goederen en diensten heeft, kan een eigenaar niettemin voor de verhoging van het subsidiepercentage in aanmerking komen, indien hij werkzaamheden verricht die het monument voorzien van toegankelijke toiletten.

De verhoging van het subsidiepercentage kan ten tweede worden toegekend voor een aanmerkelijke vergroting van de publiekstoegankelijkheid van het rijksmonument. Daarvan is sprake indien het rijksmonument na afronding van de restauratie per jaar ten minste 50 extra dagen wordt opengesteld voor het publiek.

Artikel 7

Artikel 7 heeft betrekking op de verhoging van het subsidiepercentage met 10% voor rijksmonumenten die een meervoudige opgave kennen. Van een meervoudige opgave is sprake als de eigenaar in combinatie met de restauratie van een gebouwd monument eveneens een bedrag ter hoogte van ten minste 5% van de restauratiekosten van het gebouwde monument investeert in de instandhouding in situ van cultuurgoederen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet) die deel uitmaken van het interieur van het rijksmonument, alsmede een bedrag ter hoogte van ten minste 10% van de restauratiekosten van het gebouwde monument in de restauratie van een bijbehorend groen monument.

Het moet dus gaan om een gebouwd monument met bijbehorende historische groenaanleg, dat bovendien een interieur heeft waarvan het roerende deel – de inrichting – een geheel vormt met het gebouw dat in onderlinge samenhang van (bijzondere) cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis is. Men spreekt dan wel van een ‘interieurensemble’. Deze samenhang tussen onroerende zaak (het gebouw) en (roerende) cultuurgoederen is soms in één keer samengesteld of aan de hand van een totaalontwerp tot stand gebracht (een ‘Gesamtkunstwerk’), maar is meestal door de jaren of zelfs eeuwen heen gegroeid. Om in aanmerking te komen voor de verhoging van het subsidiepercentage met 10% voor de meervoudige opgave geeft de eigenaar aan wat voor interieurensemble het betreft en wat het belang ervan is, welke cultuurgoederen ertoe behoren, welke maatregelen hij neemt voor de instandhouding van het interieurensemble ter plaatse (in situ) en welke investering hiermee gemoeid is. Hierbij kan het gaan om de restauratie van cultuurgoederen, maar ook om maatregelen ter voorkoming van beschadiging, degradatie of slijtage.

Artikel 8

Artikel 8 heeft betrekking op de aanvraagperiode. Eigenaren kunnen ingevolge het eerste lid van 1 juli 2019 tot en met 16 september 2019 subsidie aanvragen. Indien na deze aanvraagperiode meer dan € 10 miljoen van het beschikbare bedrag resteert, wordt ingevolge het tweede lid in 2020 een tweede aanvraagperiode opengesteld van 15 augustus 2020 tot en met 16 september 2020.

Artikel 9

Artikel 9 bevat de eisen die aan de aanvraag worden gesteld. Voor een aanvraag waarbij geen aanspraak wordt gemaakt op een verhoging van het subsidiepercentage, zijn enkel de eisen die in de eerste twee leden zijn opgenomen van belang. Indien een eigenaar aanspraak maakt op een verhoging van het subsidiepercentage in verband met een verbetering van de duurzaamheid of de toegankelijkheid van het rijksmonument, of in verband met een meervoudige opgave, dienen ook de nadere eisen opgenomen in de leden 4, 5, respectievelijk 6 bij de aanvraag in acht te worden genomen.

Artikel 10

Op grond van onderdeel a van artikel 10 weigert de minister subsidie te verstrekken, voor zover voor de restauratiekosten reeds vanwege het Rijk of een provincie subsidie is verstrekt. In dit kader is het van belang dat de eigenaar ingevolge artikel 3.6 van de Kaderregeling de verplichting heeft om in zijn subsidieaanvraag melding te doen, voor zover hij voor dezelfde kosten ook subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een ander bestuursorgaan.

Op grond van onderdeel b wordt de subsidie eveneens geweigerd indien de Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF) vóór 25 januari van het jaar volgend op het jaar van de aanvraag geen kredietbeoordeling heeft kunnen geven, omdat de aanvraag onvolledig of niet te beoordelen was. Deze weigeringsgrond is nodig om te voorkomen dat een tijdige beslissing door de minister op de ingediende subsidieaanvragen in het gedrang komt. Het is dus in het belang van de eigenaar om tijdig een volledige en beoordeelbare aanvraag om een kredietbeoordeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder d, te doen bij het NRF, en om (als stukken ontbreken) tijdig gehoor te geven aan een verzoek van het NRF om de aanvraag aan te vullen. Daarom is de ontvangstbevestiging door het NRF van de aanvraag voor de kredietbeoordeling een indieningsvereiste voor de subsidieaanvraag. Het NRF wordt in staat geacht om binnen een termijn van 19 weken voor alle subsidieaanvragers een kredietbeoordeling uit te voeren.

Artikel 11

Artikel 11 bevat de subsidieverplichtingen. Het eerste lid bevat de verplichting voor de eigenaar om de werkzaamheden – voor zover daarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, niet te doen aanvangen zonder of in afwijking van die omgevingsvergunning. Deze subsidieverplichting is niet facultatief en is derhalve steeds verbonden aan een op grond van deze regeling verstrekte subsidie.

Het tweede lid van artikel 11 bevat een aantal facultatieve subsidieverplichtingen. De minister kan een of meer van deze subsidieverplichtingen opleggen in het besluit tot subsidieverlening. De opgenomen subsidieverplichtingen zijn gebaseerd op de artikelen 21 en 22 van de Sim (zulks met uitzondering van artikel 21, onderdelen b en d).

Artikel 12

Artikel 12 heeft betrekking op de beslissing van de minister op de subsidieaanvragen. In afwijking van Kaderregeling besluit de minister binnen 22 weken na afloop van de aanvraagperiode op de aanvragen. Deze langere termijn (ten opzichte van de gebruikelijke beslistermijn van 13 weken op grond van de Kaderregeling) is opgenomen om mogelijk te maken dat de minister bij de beoordeling van de aanvragen in overleg treedt met de Stichting Nationaal Restauratiefonds om de relevante resultaten van de kredietbeoordeling op te vragen. Aan de hand van deze resultaten wordt door de minister beoordeeld of en in hoeverre artikel 4, vijfde lid, aanleiding geeft tot het verstrekken van een lager subsidiebedrag.

De verwachting is dat veel van de subsidieaanvragers rechtspersonen zullen zijn. Niettemin zal het opvragen van de resultaten van een kredietbeoordeling in een aantal gevallen (met name indien het een subsidieaanvraag van een natuurlijk persoon betreft) ook het uitwisselen van persoonsgegevens kunnen inhouden. Tussen de minister en de Stichting Nationaal Restauratiefonds worden maatregelen getroffen om in die gevallen de verwerking van persoonsgegevens zoveel mogelijk te minimaliseren en te voorzien van passende waarborgen. Dit gebeurt onder andere door de relevante resultaten uit te wisselen aan de hand van een voor externe partijen niet tot een persoon herleidbaar kenmerk.

Artikelen 13 tot en met 15

De artikelen 13 tot en met 15 betreffen de verantwoording van een subsidie door de eigenaar. De artikelen 13 tot en met 15 zijn in belangrijke mate gebaseerd op de artikelen 23 tot en met 25 van de Sim, met dien verstande dat de derde en vierde leden van artikel 24 van de Sim niet zijn overgenomen in artikel 14 en 15 van deze regeling. Daarbij zijn de artikelen 14 en 15 van deze regeling – anders dan de artikelen 24 en 25 van de Sim – als alternatief geformuleerd. Daarbij is artikel 14 van toepassing voor de verantwoording van subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000, en artikel 15 voor de verantwoording van subsidies van € 125.000 of meer.

In artikel 15, vierde lid, is opgenomen dat de eigenaar het financieel verslag enkel vergezeld doet gaan van een controleverklaring, indien de subsidie € 300.000,– of meer bedraagt. Dit is in lijn met de wijze van verantwoording van subsidies op grond van de Sim, waarbij in de praktijk thans ook – ter beperking van de regeldruk – alleen een controleverklaring wordt gevraagd indien de subsidie € 300.000,– of meer bedraagt.1

De verantwoording heeft niet alleen betrekking op de werkzaamheden ten behoeve van de restauratie van het rijksmonument, maar ook op de eventuele werkzaamheden die worden verricht in het kader van verduurzaming, het verbeteren van de toegankelijkheid, of een meervoudige opgave. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet volledig zijn verricht. Hierbij dient men er rekening mee te houden dat bij de vaststelling voor de activiteiten als geheel een lager subsidiepercentage kan worden vastgesteld indien de activiteiten in het kader van verduurzaming, toegankelijkheid of meervoudige opgave niet (volledig) worden verricht en indien de desbetreffende verhoging van het subsidiepercentage daardoor achteraf gezien niet had moeten worden toegekend.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

‘Samenhangende evaluatie van het financiële stelsel voor monumentenzorg’, Ecorys 2018.

X Noot
2

Namelijk: de artikelen 7.3, tweede lid, juncto 7.7, tweede lid, en 7.5, eerste lid, van de Erfgoedwet.

X Noot
1

Vgl. hieromtrent het ‘Controleprotocol voor subsidies verleend op grond van regelingen bij of krachtens de Erfgoedwet’ .

Naar boven