Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 maart 2019, houdende instelling van de begeleidingscommissie Tweede evaluatie Wet normering topinkomens (Instellingsbesluit begeleidingscommissie Tweede evaluatie Wet normering topinkomens)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 7.2 van de Wet normering topinkomens;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de begeleidingscommissie:

de begeleidingscommissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een begeleidingscommissie Tweede evaluatie Wet normering topinkomens.

  • 2. De begeleidingscommissie heeft tot taak onafhankelijk inhoudelijk te adviseren over de aanpak van het kwantitatieve respectievelijk kwalitatieve onderzoek naar (mogelijke) neveneffecten van de Wet normering topinkomens (deelonderzoek 6 en 7).

  • 3. De voorzitter heeft daarnaast tot taak een onafhankelijk oordeel te geven en te adviseren over de methodologie van alle onderzoeken ten behoeve van de Tweede evaluatie van de Wet normering topinkomens.

Artikel 3. Samenstelling

Als leden van de commissie worden benoemd:

  • a. de heer prof. dr. P.H.M. van Hoesel, tevens voorzitter;

  • b. de heer prof. dr. A.J. Dur;

  • c. de heer prof. dr. F.M. van der Meer;

Artikel 4. Ondersteuning begeleidingscommissie

  • 1. De begeleidingscommissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de begeleidingscommissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.

Artikel 5. Informatieplicht

De begeleidingscommissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 6. Nota

  • 1. De begeleidingscommissie stelt uiterlijk november 2020 een nota op voor de Minister met een oordeel over de gevolgde aanpak en methodologie van de onderzoeken bedoeld in artikel 2.

  • 2. Na het uitbrengen van de nota is de commissie opgeheven.

Artikel 7. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de andere leden ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

  • 4. De voorzitter en de leden ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfskosten op voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk.

Artikel 8. Overige kosten van de begeleidingscommissie

  • 1. De overige kosten van de begeleidingscommissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.

  • 2. Onder overige kosten worden in ieder geval verstaan: de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen.

Artikel 9. Openbaarmaking

Het rapport en andere producten die door of namens de begeleidingscommissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de begeleidingscommissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 10. Archiefbescheiden

De begeleidingscommissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Ambtenaar & Organisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit begeleidingscommissie Tweede evaluatie Wet normering topinkomens.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

In de Wet normering topinkomens is vastgelegd dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2020, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag stuurt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk: artikel 7.2 Wet normering topinkomens (WNT).

Het plan van aanpak Tweede wetsevaluatie WNT 2015–2020 is op 9 oktober 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staat beschreven hoe de tweede wetsevaluatie wordt uitgevoerd. De onderzoeksfase is onderverdeeld in een drietal sporen: (1) doeltreffendheid (deelonderzoek 1–3) betreffende onderzoek naar de naleving van de wet op het gebied van de bezoldiging, ontslagvergoeding en openbaarmakingsplicht; (2) doelmatigheid (deelonderzoek 4 en 5) betreffende het onderzoek naar de regeldruk van de WNT respectievelijk de mogelijkheden tot vereenvoudiging van de WNT en (3) de neveneffecten van de WNT (deelonderzoek 6 en 7) betreffende het kwantitatieve onderzoek respectievelijk het kwalitatieve onderzoek naar de (mogelijke) neveneffecten van de wet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven