Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 april 2019, nr. WJZ/18252729, tot wijziging van de Regeling preventie in verband met een wijziging van de voorschriften voor het bijladen van varkens

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 40n, vijfde lid, wordt na 'zeugen' ingevoegd 'of speenbiggen'.

B

In artikel 48, derde lid, wordt 'artikel 48, eerste lid' vervangen door 'artikel 48c, eerste lid'.

C

In artikel 48a, tweede lid, wordt na 'schapen' ingevoegd 'of geiten'.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 april 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling zijn de voorschriften gewijzigd van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (hierna: de Regeling preventie) ten aanzien van het bijladen op van varkens op een vervoerseenheid. Hiernaast zijn twee tekstuele verbeteringen aangebracht.

2. Algemeen

Op grond van artikel 40n, eerste lid, van de Regeling preventie, is het bijladen van varkens in beginsel verboden. Vervolgens zijn in artikel 40n, leden 2 tot en met 5, uitzonderingen geformuleerd op dit verbod. Zo mogen er, op grond van artikel 40n, vierde lid, van de Regeling preventie, op één vervoermiddel varkens aanwezig zijn van ten hoogste twee verschillende bedrijven, niet zijnde verzamelcentra, indien de varkens bestemd zijn voor het slachthuis. Dit betekent dat een vervoerseenheid tijdens een rit ten hoogste éénmaal kan worden bijgeladen op een bedrijf, niet zijnde een verzamelcentrum.

Voor zeugen die bestemd zijn voor het slachthuis geldt een lichter regime dan voor andere varkens. Op grond van artikel 40n, vijfde lid, van de Regeling preventie, mogen op één vervoerseenheid zeugen aanwezig zijn van ten hoogste drie bedrijven, niet zijnde verzamelcentra. Dit betekent dat een vervoerseenheid met zeugen tijdens een rit ten hoogste tweemaal kan worden bijgeladen op een bedrijf, niet zijnde een verzamelcentrum.

Reden voor het onderscheid tussen zeugen en andere varkens is het aantal dieren dat in de praktijk geladen kan worden per adres. Voor andere varkens dan zeugen is de vervoerseenheid vrijwel altijd vol na éénmaal bijladen, maar bij zeugen is dit niet het geval. Zeugen zijn in beginsel niet bestemd voor de slacht, maar voor het voortbrengen van nakomelingen, en worden slechts incidenteel afgevoerd naar de slacht, bijvoorbeeld als ze voor het voortbrengen van nakomelingen niet meer geschikt zijn. Als voor zeugen ook zou gelden dat ten hoogste éénmaal mag worden bijgeladen, zou er veelal met halflege of met kleinere vervoerseenheden naar het slachthuis moeten worden gereden. Om dit te vóórkomen, mochten en mogen zeugen niet eenmaal, maar tweemaal worden bijgeladen.

3. Bijladen van speenbiggen

Indien een speenbig (een varken van ten minste drie en ten hoogste twaalf weken oud, dat niet meer wordt gezoogd door de moeder) niet voldoet aan de eisen om het op te fokken of af te mesten, kan de varkenshouder besluiten de speenbig af te voeren naar de slacht. Aangezien het bij de speenbiggen, net als bij de zeugen, om kleine aantallen gaat en de bestemming vaak hetzelfde is, worden de zeugen en speenbiggen in de praktijk veelal tegelijk afgevoerd.

Vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling konden zeugen tweemaal worden bijgeladen en speenbiggen slechts éénmaal. Vanuit veterinair oogpunt is er geen reden voor dit onderscheid. Aangezien transportmiddelen als risico worden gezien voor de verspreiding van dierziekten, is het juist wenselijk dat de speenbiggen, ook bij een tweede maal bijladen, tegelijk met de zeugen mee kunnen naar het slachthuis, zodat voor de speenbiggen niet een apart vervoermiddel hoeft te worden ingezet. Om dit te verhelpen, is artikel 40n, vijfde lid, van de Regeling preventie, gewijzigd om het mogelijk te maken dat niet alleen zeugen, maar ook speenbiggen ten hoogste tweemaal kunnen worden bijgeladen. De veterinair risico’s zijn verwaarloosbaar, omdat de biggen van hetzelfde bedrijf geladen worden als de zeugen. Het risicoprofiel van speenbiggen en zeugen is gelijk.

4. Regeldruk

Deze regeling heeft geen kwantificeerbare regeldrukeffecten.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2019. Dit is in lijn met het beleid van vaste verandermomenten van regelgeving.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven