TOELICHTING
1. Inleiding
Op grond van artikel 19kg van de Natuurbeschermingswet 1998 hebben de toenmalige Staatssecretaris
van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming
met gedeputeerde staten van alle provincies en de Minister van Defensie, het programma
aanpak stikstof (PAS) vastgesteld voor het tijdvak 1 juli 2015 – 1 juli 2021. Het
programma heeft tot doel de stikstofbelasting van voor stikstof gevoelige habitats
in Natura 2000-gebieden te verminderen en de instandhoudingsdoelstellingen voor deze
habitats binnen afzienbare termijn te realiseren door middel van een samenhangende,
overkoepelende aanpak, mede met het oog op een evenwichtige, duurzame economische
ontwikkeling. Het programma geldt op grond van overgangsrecht (artikel 9.3, derde
lid, van de Wet natuurbescherming) ook als programma als bedoeld in artikel 1.13,
eerste lid, van de Wet natuurbescherming, welke wet op 1 januari 2017 de Natuurbeschermingswet
1998 heeft vervangen. De regels over het programma aanpak stikstof zijn met ingang
van die datum gesteld in titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming en titel 2.1
van de Regeling natuurbescherming.
De Regeling natuurbescherming wordt gewijzigd om te verduidelijken dat geen ontwikkelingsruimte
wordt toegedeeld voor een toename van depositie van ten hoogste 0,05 mol per jaar
op een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied.
Daarnaast wordt bepaald dat de ontwikkelingsruimte die het bevoegd gezag toedeelt
voor tijdelijke werkzaamheden in het kader van een in beginsel permanente activiteit,
mag worden gemiddeld.
Ook wordt het kavelbesluit als bedoeld in de Wet windenergie op zee aangewezen als
besluit waarin ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld.
Tot slot wordt een prioritair project dat eerder van de lijst is verwijderd daaraan
weer toegevoegd.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel 2.8 het internetadres te wijzigingen
van de site, waarop mededeling wordt gedaan van de van rechtswege verlaging van de
grenswaarde, bedoeld in artikel 2.12, tweede lid, van het Besluit natuurbescherming.
2. Verduidelijking naar aanleiding van uitspraak
Op 14 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State een uitspraak gedaan waaruit duidelijk wordt dat de Afdeling
uit de huidige tekst van artikel 2.4, tweede lid, van de Regeling natuurbescherming
(voorheen artikel 5, tweede lid, van de Regeling Programmatische Aanpak Stikstof)
afleidt dat ontwikkelingsruimte moet worden toegedeeld voor toenames van deposities
op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, lager of gelijk aan
0,05 mol per hectare per jaar (ECLI:NL:RVS:2019:832). Het is van belang om te verduidelijken
dat dit niet het geval is. Deze deposities zijn verwaarloosbaar. In veel gevallen
gaat het bovendien om bijdragen die op zeer grote afstand van een activiteit plaatsvinden
en daarmee niet meer goed zijn toe te rekenen aan de betrokken activiteit. De cumulatie
van deze kleine bijdragen is op andere wijze verdisconteerd binnen de totale depositie
die passend is beoordeeld in het kader van het PAS.
Om in het licht van de hiervoor genoemde uitspraak misverstanden te voorkomen, is
aan artikel 2.4, tweede lid, van de Regeling natuurbescherming een volzin toegevoegd
waarin expliciet tot uitdrukking wordt gebracht, dat er geen ontwikkelingsruimte wordt
toegedeeld wanneer de toename van stikstofdepositie op een hectare stikstofgevoelig
habitat van een Natura 2000-gebied, de 0,05 mol per jaar niet overstijgt. Deze wijziging
werkt terug tot en met 1 januari 2017, de datum van de inwerkingtreding van de Regeling
natuurbescherming. Nu de betrokken depositie wel is betrokken in de passende beoordeling
die ten grondslag ligt aan het programma, leidt de terugwerkende kracht niet tot benadeling
van derde belanghebbenden.
3. Middeling tijdelijke fase
In artikel 2.4, vierde lid, van de Regeling natuurbescherming is bepaald dat voor
projecten waarvoor slechts tijdelijk toestemming wordt verleend, uitgegaan mag worden
van de gemiddelde depositie in plaats van de maximale depositie die de activiteit
in een kalenderjaar veroorzaakt.
Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij activiteiten, waarbij sprake is van
een duidelijk te onderscheiden (tijdelijke) aanlegfase, waarin de meeste depositie
wordt veroorzaakt, en een gebruiksfase. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan depositie
door af- en aanrijdend bouwverkeer, door ontgronding of door heiwerkzaamheden, maar
ook door het tijdelijk verleggen van verkeer in verband met de aanleg van een woonwijk.
Het ligt in de rede om deze activiteiten op een vergelijkbare wijze te benaderen als
activiteiten waarvoor een tijdelijk toestemming wordt verleend. Dit voorkomt bovendien
dat aan deze projecten onnodig veel schaarse ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld.
Hiertoe wordt artikel 2.4, vierde lid, van de Regeling gewijzigd. De ontwikkelingsruimte
bestemd voor de tijdelijke werkzaamheden mag worden gemiddeld. Dat wil zeggen dat
de jaarlijks veroorzaakte maximale stikstofdepositie door de tijdelijke werkzaamheden
bij elkaar wordt opgeteld en wordt gedeeld door zes.
4. Toedeling van ontwikkelingsruimte bij kavelbesluit
In artikel 5 van de Wet windenergie op zee is bepaald dat voor projecten en andere
handelingen waarop een kavelbesluit betrekking heeft, geen vergunningplicht geldt
als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. Voor deze activiteiten
geldt ook geen ander toedelingsbesluit als genoemd in artikel 2.7, eerste lid, Besluit
natuurbescherming. Dat betekent dat niet de mogelijkheid bestaat om, op basis van
de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het programma, ontwikkelingsruimte
toe te delen voor zover de betrokken activiteiten stikstofdepositie veroorzaken. Om
dat te corrigeren wordt het kavelbesluit door het nieuwe artikel 2.6a van de Regeling
natuurbescherming toegevoegd aan de lijst van besluiten waarin ontwikkelingsruimte
kan worden toegedeeld.
5. Actualisatie van de prioritaire projectenlijst
In bijlage 1 bij de Regeling natuurbescherming zijn projecten of andere handelingen
en categorieën van projecten of andere handelingen benoemd of beschreven die aantoonbaar
van nationaal of provinciaal maatschappelijk belang zijn en waarvoor ontwikkelingsruimte
is gereserveerd ingevolge artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming
(prioritaire projecten). De lijst met prioritaire projecten wordt in elk geval jaarlijks
geactualiseerd. Bij de actualisatie kunnen projecten aan de lijst worden toegevoegd
of van de lijst worden afgevoerd of kan de omvang van de gereserveerde ontwikkelingsruimte
voor projecten worden bijgesteld.
Bij de huidige actualisatie wordt een project dat eerder al op de lijst stond, daaraan
opnieuw toegevoegd. Het gaat om het project van nationaal belang Luchthavenbesluit
Lelystad Airport waarvoor eerder een melding is gedaan op grond van artikel 2.7 van
de Regeling natuurbescherming. Na die melding is het project verwijderd van de prioritaire
projectenlijst. Inmiddels is gebleken dat die melding herzien moet worden en is noodzakelijk
dat het project weer wordt toegevoegd aan de lijst van prioritaire projecten. Er vindt
geen bijstelling van de omvang van de gereserveerde ontwikkelingsruimte plaats, omdat
de door dit project veroorzaakte stikstofdepositie nog steeds past binnen de reservering
die voor luchthavens is opgenomen. Ook is duidelijk dat de melding wordt gedaan binnen
dit tijdvak van het programma.
6. Effecten van de regeling
De onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers
of instellingen of bestuurlijke lasten voor bevoegde gezagen. De nalevingskosten voor
de natuurwetgeving zullen niet wijzigen als gevolg van de onderhavige regeling. Overeenkomstig
de Code interbestuurlijke verhoudingen zijn de provincies betrokken geweest bij de
voorbereiding van onderhavige regeling.
7. Afwijken van vaste verandermomenten
Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving (1 januari,
1 april, 1 juli en 1 oktober), omdat het van belang is dat de onderhavige regeling
zo spoedig mogelijk in werking treedt, gegeven de gewenste verduidelijking naar aanleiding
van de uitspraak van de voorzieningenrechter (punt 2), de voorkoming van een onnodig
beslag op schaarse ontwikkelingsruimte (punt 3), de reparatie van de afwezigheid van
een toedelingsbesluit voor ontwikkelingsruimte voor windparken (punt 4) en in verband
met de planning van het proces rond het luchthavenbesluit (punt 5).
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten