ARTIKEL I
De Regeling ammoniak en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:
A
Bijlage 1, onderdeel A 1 diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, wordt
als volgt gewijzigd:
1. De rij met Rav-code A 1.14 komt te luiden:
A 1.14
|
ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende sleuven, regelmatige mestafstorten
voorzien van afdichtflappen, met mestschuif
|
BWL 2010.35.V7
|
|
7
|
2. Na de rij met Rav-code A 1.34 wordt een rij ingevoegd, luidende:
A 1.35
|
ligboxenstal met vlakke vloer voorzien van rubberen sleufvloer, met vlakke langssleuven
en geprofileerd rubber (hellende V-vorm) met groeven en nopjes tussen de langssleuven,
met vingermestschuif
|
BWL 2019.01
|
19
|
8,3
|
B
Bijlage 1, onderdeel E 7 additionele technieken voor emissiereductie van fijnstof
en ammoniak, wordt als volgt gewijzigd:
1. De rijen met Rav-codes E 7.6 en E 7.7 komen te luiden:
E 7.6
|
warmtewisselaar; 31% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2011.02.V5
|
22
|
0
|
E 7.7
|
warmtewisselaar; 13% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2012.03.V5
|
22
|
0
|
2. De rijen met Rav-codes E 7.11 en E 7.12 komen te luiden:
E 7.11
|
warmtewisselaar; 37% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2017.03.V2
|
22
|
0
|
E 7.12
|
warmtewisselaar; 50% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2018.05.V1
|
22
|
0
|
C
Bijlage 1, onderdeel F 6 additionele technieken voor emissiereductie van fijnstof,
wordt als volgt gewijzigd:
De rijen met Rav-codes F 6.5 tot en met F 6.8 komen te luiden:
F 6.5
|
warmtewisselaar; 31% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2011.02.V5
|
22
|
0
|
F 6.6
|
warmtewisselaar; 13% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2012.03.V5
|
22
|
0
|
F 6.7
|
warmtewisselaar; 37% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2017.03.V2
|
22
|
0
|
F 6.8
|
warmtewisselaar; 50% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2018.05.V1
|
22
|
0
|
D
Bijlage 1, onderdeel G 4 additionele technieken voor emissiereductie van fijnstof,
wordt als volgt gewijzigd:
De rijen met Rav-codes G 4.4 tot en met G 4.7 komen te luiden:
G 4.4
|
warmtewisselaar; 31% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2011.02.V5
|
22
|
0
|
G 4.5
|
warmtewisselaar; 13% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2012.03.V5
|
22
|
0
|
G 4.6
|
warmtewisselaar; 37% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2017.03.V2
|
22
|
0
|
G 4.7
|
warmtewisselaar; 50% emissiereductie fijnstof
|
BWL 2018.05.V1
|
22
|
0
|
E
In bijlage 1 komt eindnoot 22 te luiden:
Deze techniek kan worden gecombineerd met alle huisvestingssystemen onder de categorieën
E 1, E 2, E 3, E 4, E 5, F 1, F 2, F 3, F 4, G 1 en G 2 met uitzondering van de biologische
luchtwassystemen, de biofilter en subcategorie G 2.2 (buiten mesten). Als onderdeel
van de huisvestingssystemen E 3.8, E 5.11, E 5.9.1.1.5, E 5.9.1.2.5, F 1.7, F 2.7
en F 4.9 reduceert deze techniek voor de varianten A en B ook de emissie van ammoniak,
mits ook wordt voldaan aan systeembeschrijving BWL 2010.13(.V6). Voor variant C van
deze techniek is bij deze huisvestingssystemen geen reductie van de ammoniakemissie
vastgesteld. In combinatie met andere huisvestingssystemen heeft deze techniek geen
invloed op de ammoniakemissie.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
I. Algemeen
1. De wijziging
Deze regeling wijzigt bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: de
Rav). De Rav is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van
de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: de Wav).
In bijlage 1 bij de Rav zijn emissiefactoren opgenomen voor de berekening van de ammoniakemissie
vanuit veehouderijen. De emissiefactoren zijn gekoppeld aan huisvestingssystemen per
diercategorie. De emissiefactoren worden gebruikt voor de beoordeling of huisvestingssystemen
in dierenverblijven voldoen aan de maximale emissiewaarden voor ammoniak in het Besluit
emissiearme huisvesting. Deze beoordeling vindt op grond van de Wav plaats in het
kader van de behandeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning milieu als bedoeld
in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
voor de oprichting of verandering van een veehouderij. Daarnaast vindt deze beoordeling
ook plaats in het kader van de naleving van de algemene regels van het Activiteitenbesluit
milieubeheer voor het houden van dieren. De emissiefactoren uit de Rav worden verder
gebruikt bij het berekenen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden op grond
van de Wet natuurbescherming.
Bijlage 1 bij de Rav wordt op een aantal punten gewijzigd naar aanleiding van nieuwe
ontwikkelingen. Eén stalbeschrijving is op verzoek van de fabrikant aangepast (Artikel
I, onderdeel A 1). Daarnaast is voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar een nieuw
huisvestingssysteem beschikbaar gekomen (Artikel I, onderdeel A 2). Verder is bij
de additionele technieken voor emissiereductie van fijnstof bij kippen, kalkoenen
en vleeseenden in de systeembeschrijvingen voor warmtewisselaars een extra variant
opgenomen: de compacte warmtewisselaar met daarin geïntegreerd een fijnstoffilter
(Artikel I, onderdelen B, C en D). Tot slot is eindnoot 22 aangepast met oog op het
gebruik van dit systeem (Artikel I, onderdeel E). Een nadere uitleg bij deze wijzigingen
staat in de artikelsgewijze toelichting.
2. Gevolgen
Administratieve lasten
Deze regeling bevat geen meldings-, registratie- of andere informatieverplichtingen
en leidt niet tot een verhoging van administratieve lasten bij bedrijven.
Effecten voor het bedrijfsleven
De wijzigingen in bijlage 1 bij de Rav leiden niet tot extra nalevingskosten voor
het bedrijfsleven. Doordat met deze wijziging een nieuw huisvestingssysteem in de
Rav is opgenomen en er een extra variant voor het toepassen van warmtewisselaars is
toegevoegd, krijgen veehouders meer mogelijkheden om te kiezen tussen huisvestingssystemen
en daarmee te voldoen aan de maximale emissiewaarden voor ammoniak.
Lasten voor de overheid
Er is geen sprake van stijging van de bestuurlijke lasten voor gemeenten en provincies
die optreden als bevoegd gezag.
Effecten voor het milieu
Door het opnemen van een nieuw systeem, het toevoegen van een extra variant voor een
bestaand systeem en het aanpassen van de eisen in de beschrijving van een bestaand
systeem zijn de gevolgen van de wijzigingen voor het milieu neutraal of positief.
3. Consultatie
De meetrapporten, beschrijvingen van huisvestingssystemen en andere gegevens die de
basis vormen voor de wijzigingen in bijlage 1 bij de Rav zijn in opdracht van het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door deskundigen van de Technische adviespool
(TAP) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op volledigheid en juistheid beoordeeld.
Zij hebben aan het ministerie advies uitgebracht over de te hanteren emissiefactoren
en uitvoeringseisen voor de verschillende huisvestingssystemen en additionele technieken.
Dit advies is overgenomen en onder meer verwerkt in de stalbeschrijvingen.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in de Staatscourant.
Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste
verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en de minimuminvoeringstermijn
van twee maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze
afwijking is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private
en publieke nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde
lid, onderdeel a). Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze
regeling is nadrukkelijk de wens van de doelgroep zodat nieuwe inzichten en technische
ontwikkelingen zo snel mogelijk hun beslag krijgen.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
In de onderdelen A tot en met E wordt bijlage 1 op verschillende punten geactualiseerd
en aangevuld. Hieronder wordt per punt aangegeven wat deze wijzigingen inhouden.
Artikel I, onderdeel A
Op verzoek van de fabrikant is met de wijziging onder 1 de controlefrequentie voor
de werking van het huisvestingssysteem BWL 2010.35 in versie 7 van de systeembeschrijving
aangepast en in overeenstemming gebracht met de eerder gehanteerde frequentie in versie
5 van één keer controle per twee maanden. Per abuis was in versie 6 opgenomen dat
controle van de werking van de mestschuif, de afdichtflappen in de gleuven tussen
de vloerplaten en de afdichtvoorzieningen in de mestafstorten één keer per jaar plaatsvindt.
Hierdoor is de goede werking van het huisvestingssysteem niet verzekerd.
Met de wijziging onder 2 is een nieuw huisvestingssysteem binnen de diercategorie
A 1 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar opgenomen. Voor het (nieuwe) huisvestingssysteem
BWL 2019.01 geldt een voorlopige emissiefactor (eindnoot 19) van 8,3 kg NH3/dierplaats per jaar. De ammoniakreductie wordt behaald door het frequent verwijderen
van mest en urine van de vloer, de verlaging van de zuurgraad van de urine en door
het beperken van de uitwisseling van kelderlucht en stallucht, waardoor er minder
ammoniak ontstaat. Het systeem is toepasbaar bij bestaande en nieuwe stallen.
Artikel I, onderdelen B, C en D
Met de wijzigingen in de onderdelen B, C en D wordt een compacte variant van een warmtewisselaar
met filtering van fijnstof aan de systeembeschrijvingen van de vier warmtewisselaars
die al in bijlage 1 als additionele techniek zijn opgenomen, toegevoegd. Deze compacte
variant betreft een warmtewisselaar die in stallen wordt opgehangen en is voorzien
van een droge stoffilter. Omdat de nieuwe warmtewisselaar een variant betreft op de
uitvoeringen van de vier warmtewisselaars die al in bijlage 1 als additionele techniek
zijn opgenomen, is ervoor gekozen de systeembeschrijvingen van de vier warmtewisselaars
aan te passen door de nieuwe variant hieraan toe te voegen.
Artikel I, onderdeel E
Tot slot is eindnoot 22 aangepast omdat voor de nieuw toegevoegde compacte variant
als onderdeel van de in eindnoot 22 genoemde huisvestingssystemen geen ammoniakreductie
is vastgesteld.
Artikel II
Voor een toelichting op de inwerkingtreding van deze regeling wordt verwezen naar
het algemene deel van de toelichting.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-Van der Meer