Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 april 2019, nr. 19086190, houdende een correctiekorting op de diergezondheidsheffing voor bepaalde pluimveehouders voor 2018 (Beleidsregel correctiekorting diergezondheidsheffing pluimveehouders 2018)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 93, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit diergezondheidsheffing;

diergezondheidsheffing:

heffing als bedoeld in artikel 91b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

eendagskuiken:

kuiken dat nog geen 72 uur oud is;

gebruikspluimvee:

pluimvee dat bestemd is voor de productie van consumptie-eieren of direct bestemd is voor de productie van vlees;

grootmoederdier:

vrouwelijk dier dat 17 weken of ouder is en gehouden wordt voor de productie van broedeieren ter verkrijging van andere moederdieren;

legkip:

kip die 17 weken of ouder is en gehouden wordt voor de productie van consumptie-eieren of vaccinbroedeieren;

legras:

pluimveeras dat bestemd is voor de productie van eieren;

moederdier:

kip die 17 weken of ouder is en gehouden wordt voor de productie van broedeieren ter verkrijging van gebruikspluimvee;

traaggroeiend ras:

ras waarvan de dieren minder dan 50 gram per dag groeien;

verordening (EG) nr. 834/2007:

Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189);

verordening (EG) nr. 589/2008:

Verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008, L 163);

vleeskalkoen:

kalkoen van 72 uur of ouder die direct bestemd is voor de productie van vlees;

vleeskuiken:

kip van 72 uur of ouder die direct bestemd is voor de productie van vlees;

vleesras:

pluimveeras dat bestemd is voor de productie van vlees.

Artikel 2

  • 1. Op de diergezondheidsheffing die over 2018 is geheven van een pluimveehouder, wordt een bedrag in mindering gebracht als deze aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. ten aanzien van de dieren waarop de heffing betrekking heeft, is artikel IVa van de wet van 5 juli 2017 tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds) (Stb. 2017, 313) van toepassing;

    • b. deze dieren zijn vòòr 1 januari 2019 afgevoerd van het bedrijf;

    • c. in 2018 zijn ter vervanging van deze dieren nieuwe dieren in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte binnengebracht.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het aantal dieren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheiden naar diercategorie, te vermenigvuldigen met het volgende correctietarief:

    • a. eendagskuikens die behoren tot een vleesras:

      • 1˚. € 1,1545 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot grootmoederdier;

      • 2˚. € 0.0932 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot moederdier;

    • b. kippen die behoren tot een vleesras:

      • 1˚. € 1,040 per grootmoederdier;

      • 2˚. € 0,1807 per moederdier;

    • c. vleeskuikens:

      • 1˚. € 0,0071 per vleeskuiken van een traaggroeiend ras;

      • 2˚. € 0,0055 per vleeskuiken van andere rassen dan bedoeld in onderdeel 1˚;

    • d. eendagskuikens die behoren tot een legras:

      • 1˚. € 0,5618 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot grootmoederdier;

      • 2˚. € 0,0592 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot moederdier;

      • 3˚. € 0,0168 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot legkip;

    • e. kippen die behoren tot een legras:

      • 1˚. € 1,0692 per grootmoederdier;

      • 2˚. € 0,1629 per moederdier;

    • f. legkippen:

      • 1˚. € 0,2104 per legkip die wordt gehouden voor de productie van biologische eieren als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening (EG) nr. 834/2007;

      • 2˚. € 0,1298 per legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren van hennen met vrije uitloop als bedoeld in bijlage II, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 589/2008;

      • 3˚. € 0,1644 per legkip die wordt gehouden voor de productie van scharreleieren als bedoeld in bijlage II, onderdeel 2, van verordening (EG) nr. 589/2008;

      • 4˚. € 0,1268 per legkip die wordt gehouden voor de productie van kooi-eieren als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3, van verordening (EG) nr. 589/2008;

    • g. vleeskalkoenen:

      • 1˚. € 0,0723 per mannelijke vleeskalkoen;

      • 2˚. € 0,0452 per vrouwelijke vleeskalkoen;

    • h. eenden: € 0,0035 per eend.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel correctiekorting diergezondheidsheffing pluimveehouders 2018.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 april 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Deze beleidsregel voorziet in een correctie van de aan een specifieke groep pluimveehouders opgelegde diergezondheidsheffing voor het jaar 2018.

Per 1 januari 2018 geldt een nieuw heffingenstelsel voor de diergezondheidsheffing. Dit stelsel is opgenomen in de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (Gwwd). Als hoofdregel wordt de diergezondheidsheffing geheven naar het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden. Voor pluimveehouders (houders van kippen, kalkoenen of eenden) wordt de diergezondheidsheffing echter geheven naar het aantal dieren dat aan het begin van de periode waarin zij worden gehouden in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte wordt binnengebracht – zogeheten koppels. Dit is nieuw ten opzichte van de heffingssystematiek die vòòr 2018 gold.

Het aantal koppels dat per jaar een stal wordt binnengebracht verschilt per pluimveehouder en is afhankelijk van de pluimveecategorie waartoe de dieren behoren die in de stal zitten. Dit betekent dat houders van pluimvee met een korte levensloop (zoals vleeskuikens die na 6 á 7 weken worden geslacht) over het algemeen vaker een koppel afvoeren en een nieuwe opzet de stal in brengen dan houders van pluimvee dat relatief lang in de stal zit (zoals legkippen die een jaar of langer blijven zitten en eieren produceren).

De Wet herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds voorziet in overgangsrecht voor de diergezondheidsheffing over koppels die op 1 januari 2018 aanwezig zijn in de stal, en die vóór genoemde datum zijn opgezet. Artikel IVa van de Wet herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds bepaalt dat voor deze koppels een heffing geldt naar rato van het deel van 2018 waarin de koppels nog worden gehouden; een zogenaamde overgangsheffing (hierna: de overgangsheffing).

Het Besluit diergezondheidsheffing stelt de tarieven voor de diergezondheidsheffing vast. De tarieven worden gebaseerd op het totale bedrag dat door de betreffende sector moet worden opgebracht. Het tarief wordt berekend door dat bedrag te delen door het verwachte aantal gehouden dieren per jaar.

De tarieven zoals deze in 2018 golden (hierna: tarief 2018)1zijn fors hoger uitgevallen dan de tarieven zoals deze per 1 januari 2017 golden (hierna: tarief 2017) vanwege uitgaven voor de pluimveesector die niet eerder in tarieven verwerkt zijn, zoals de uitgaven voor de bestrijding van vogelgriep.

De tarieven 2018 voor pluimveehouders luidden als volgt:

Heffingscategorie:

Tarief :

Het houden van eendagskuikens die behoren tot een vleesras:

€ 1,8348 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot grootmoederdier

 

€ 0,1529 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot moederdier

Het houden van kippen die behoren tot een vleesras:

€ 1,7406 per grootmoederdier

 

€ 0,2955 per moederdier

Het houden van vleeskuikens:

€ 0,0117 per vleeskuiken van een traaggroeiend ras

 

€ 0,0090 per vleeskuiken van andere rassen dan het traaggroeiend ras

Het houden van eendagskuikens die behoren tot een legras:

€ 0,8969 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot grootmoederdier

 

€ 0,0996 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot moederdier

 

€ 0,0280 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot legkip

Het houden van kippen die behoren tot een legras:

€ 1,9306 per grootmoederdier

 

€ 0,3250 per moederdier

Het houden van legkippen:

€ 0,5423 per legkip die wordt gehouden voor de productie van biologische eieren als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening(EG) nr. 834/2007

 

€ 0,3632 per legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren van hennen met vrije uitloop als bedoeld in bijlage II, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 589/2008

 

€ 0,4858 per legkip die wordt gehouden voor de productie van scharreleieren als bedoeld in bijlage II, onderdeel 2, van verordening (EG) nr. 589/2008

 

€ 0,2793 per legkip die wordt gehouden voor de productie van kooi-eieren als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3, van verordening (EG) nr. 589/2008

Het houden van vleeskalkoenen:

€ 0,0808 per vrouwelijke vleeskalkoen

 

€ 0,1292 per mannelijke vleeskalkoen

Het houden van eenden:

€ 0,0059 per eend

Bij het vaststellen van de hoogte van de tarieven 2018 is abusievelijk geen rekening gehouden met pluimveehouders die, naast een heffing over nieuw opgezette koppels in 2018, ook nog een overgangsheffing moeten betalen, omdat de meeste houders begin 2018 vaak nog dieren uit 2017 op het bedrijf hielden. Allereerst geldt voor deze groep pluimveehouders (naar rato) het hoge tarief 2018 voor de overgangsheffing over het koppel dat op 1 januari 2018 reeds aanwezig was in de stal. Daarnaast geldt hetzelfde hoge tarief 2018 per nieuw opgezet koppel. Omdat zowel voor de overgangsheffing als voor de reguliere heffing 2018 het hoge tarief 2018 van toepassing is, levert de diergezondheidsheffing in 2018 meer op dan nodig is.

Het voorgaande betekent dat onverkorte toepassing van de tarieven in het Besluit diergezondheidsheffing, zoals dat luidde van 1 januari tot en met 31 december 2018, voor de hiervoor bedoelde groep pluimveehouders zou leiden tot financiële benadeling van overwegende aard. Het ligt daarom in de rede, gezien het materiele zorgvuldigheidsbeginsel, neergelegd in art. 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, om een korting toe te passen op de diergezondheidsheffing voor 2018.

Bij het berekenen van de kortingstarieven is uitgegaan van het deel van het tarief 2018 dat strekt ter dekking van de uitgaven voor de pluimveesector die niet eerder in tarieven verwerkt waren, zoals de uitgaven voor de bestrijding van vogelgriep. Daaraan betalen deze pluimveehouders immers al mee bij de heffing voor het houden van de in 2018 opgezette koppels.

Pluimveehouders met koppels die op 1 januari 2018 reeds aanwezig zijn en deze dieren niet vervangen in 2018, omdat ze geen nieuwe opzet hebben in 2018, betalen wel het reguliere hoge tarief 2018. Zo dragen zij ook bij aan de dekking van de eerder niet in tarieven verwerkte uitgaven. Deze pluimveehouders hebben pas in 2019 een nieuwe opzet en betalen dan het lagere tarief dat voor 2019 is vastgesteld in het Besluit diergezondheidsheffing. Hierdoor betalen uiteindelijk alle pluimveehouders mee aan de achterstallige uitgaven die in het tarief 2018 zijn verwerkt.

Deze situatie is uitzonderlijk, omdat de systematiek van heffen is gewijzigd per 1 januari 2018 bij circa 1.700 (van de in totaal 2.500) pluimveehouders en bij hen een overgangsheffing is opgelegd van totaal circa tien miljoen euro, waarbij is gerekend met het hoge tarief 2018. Van die 1.700 houders hadden circa 250 houders geen nieuwe opzet in 2018. Door het toepassen van een korting zal er circa drie miljoen euro worden terugbetaald aan pluimveehouders die onder de reikwijdte van deze beleidsregel vallen ten laste van het Diergezondheidsfonds. Dit heeft geen gevolgen voor de begroting van het fonds, omdat bij het opstellen van de begroting geen rekening was gehouden met het hoge tarief voor de overgangsheffing.

Bij de totstandkoming van deze beleidsregel is informeel overlegd met organisaties die de betreffende pluimveehouders vertegenwoordigen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Het Besluit diergezondheidsheffing zoals het besluit luidde van 1 januari tot en met 31 december 2018 is te raadplegen via www.wetten.nl.

Naar boven