Beschikking van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, houdende ontheffing RPA-L, beperking speciaal-BvL en artikel 15, tweede lid, Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen voor Brandweer Nederland voor de operationele inzet van RPA’s, Inspectie Leefomgeving en Transport

Datum 12 april 2019

Nummer ILT-2019/8180 inzake ILT-2019/10212

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek van Instituut Fysieke Veiligheid, verder te noemen Brandweer Nederland, ontvangen op 19 februari 2019 van contactpersoon dhr. M. Bokdam, handelende in opdracht van dhr. IJ.J. Stelstra, Directeur Brandweer;

Overwegende dat:

  • Brandweer Nederland voldoet aan de in artikel 10 van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen (Roabl) genoemde eisen en daarmee beroepsmatig vluchten kan uitvoeren met een op afstand bestuurd luchtvaartuig (RPA); Brandweer Nederland dit doet met RPA’s in de categorie helikopters (H) in de klasse met een MTOM < 25 kg;

  • voor deze beroepsmatige RPA-vluchten geen RPAS Operator Certificate (ROC) kan worden afgegeven, omdat Brandweer Nederland geen vluchten uitvoert tegen vergoeding;

  • Brandweer Nederland beschikt over een operationeel handboek dat aan de eisen uit de regeling voldoet;

  • volgens artikel 2, onderdeel a, van de Roabl geen bijzondere bevoegdverklaring aan de piloot kan worden afgegeven voor de vluchtuitvoering met een RPA boven aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, haven- en industriegebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt;

  • volgens bijlage 3 van de Roabl, zijnde een beperking zoals bedoeld in artikel 3.13, derde lid, van de Wet luchtvaart, het speciaal-Bewijs van Luchtwaardigheid voor het RPA (uitsluitend) kan worden afgegeven met de beperking dat het RPA niet wordt gebruikt boven aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, haven- en industriegebieden daaronder begrepen, spoorlijnen en voor motorrijtuigen toegankelijke wegen;

  • volgens artikel 15, tweede lid, onderdeel 1°, van de Roabl het verboden is VFR-vluchten uit te voeren met een RPA, in de categorie helikopters (H) waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand van 25 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen;

  • volgens artikel 16a van de Roabl en artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, van de Vrijstelingsregeling Besluit luchtverkeer 2014, het uitvoeren van een vlucht buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor het veilig uitvoeren van een dergelijke vlucht, slechts mogelijk zijn, indien het RPA is uitgerust met een SSR-transponder met de Mode S;

  • volgens artikel 3, zesde lid, onderdeel d, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart aan houders van een RPA-L de bevoegdverklaring nachtvliegen kan worden afgegeven voor VFR-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode onder de voorwaarde dat het toestel luchtwaardig is bevonden voor de uitvoering van vluchten buiten de daglichtperiode en dat hiervoor nog geen formele criteria zijn vastgelegd;

  • volgens artikel 2.2, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet luchtvaart een bewijs van bevoegdheid kan worden afgegeven wanneer degene, die het bewijs van bevoegdheid heeft aangevraagd, beschikt over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring met betrekking tot het bewijs van bevoegdheid dat hij heeft aangevraagd en voldoende onderricht heeft genoten aan een goedgekeurde of geregistreerde opleidingsinstelling; dat voor de verkrijging van de bevoegdheid om vluchten buiten de daglichtperiode uit te voeren nog geen formele criteria zijn vastgesteld;

  • die beperking niet past bij het maatschappelijk belang van de inzet van een RPA door Brandweer Nederland;

  • de beperking gedeeltelijk kan worden opgeheven via een ontheffing, mits daarbij wordt gewaarborgd dat de risico’s voor derden, zowel medeluchtruimgebruikers als personen en zaken op de grond, bij de vluchten met een RPA van Brandweer Nederland bij operationele inzet tot het minimum worden beperkt;

  • Brandweer Nederland daartoe procedures in het operationeel handboek heeft opgenomen, inclusief operationele aanwijzingen en normen voor de inzet van bemanning en RPA’s ten behoeve van het uitvoeren van vluchten buiten de daglichtperiode;

  • bovenop de standaardopleiding voor RPA-piloten degenen die voor Brandweer Nederland vliegen speciaal worden getraind in het vliegen tijdens operationele inzet, inclusief het vliegen buiten de daglichtperiode;

  • dat deze training en de daaraan verbonden ontheffing niet leiden tot de afgifte van de generieke bevoegdverklaring nachtvliegen; om – al dan niet buiten het functioneren als RPA-vlieger voor Brandweer Nederland – in aanmerking te komen voor die generieke bevoegdverklaring zal men met goed gevolg de training voor die bevoegdverklaring via een goedgekeurde of geregistreerde opleidingsinstelling moeten hebben gevolgd; dat kan pas nadat de eisen voor die bevoegdverklaring zijn vastgesteld en de goedgekeurde of geregistreerde opleidingsinstelling zich voor het geven van de training heeft gekwalificeerd;

  • bij de voorbereiding en uitvoering van de vluchten het beperken van de risico’s voor derden voorop staat;

  • de ontheffingen in deze beschikking uitgaan van de volgende betekenis van ‘aaneengesloten bebouwing’:

    elk gebied in relatie tot een stad, dorp, buurtschap of gehucht dat in belangrijke mate wordt gebruikt voor huisvesting, economische activiteit of recreatie;

  • specifiek genoemd of niet, industrie- en havengebieden worden beschouwd deel uit te maken van aaneengesloten bebouwing;

Gelet op de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.21, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 23, tweede lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 15, vijfde lid, van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. Aan intern gekwalificeerde RPA-piloten werkzaam onder verantwoordelijkheid van Brandweer Nederland wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart, een RPA te bedienen zonder dat de piloot in het bezit is van een geldig bewijs van bevoegdheid RPA-L met een bevoegdverklaring voor vluchten boven aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt en voor het uitvoeren van vluchten buiten de uniforme daglichtperiode.

  • 2. Ten behoeve van de RPA-systemen van Brandweer Nederland wordt aan de houder van deze luchtvaartuigen ontheffing verleend van de beperking van het speciaal-Bewijs van Luchtwaardigheid, genoemd in bijlage 3 van de Roabl, om vluchten uit te voeren met een RPA boven aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.

  • 3. Aan intern gekwalificeerde RPA-piloten van Brandweer Nederland wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 15, tweede lid, van de Roabl, om VFR-vluchten uit te voeren met een RPA in de categorie helikopters (H) waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand van 25 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen.

  • 4. Aan intern gekwalificeerde RPA-piloten van Brandweer Nederland wordt ontheffing verleend van het voorschrift, genoemd in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014, om een SSR- transponder met de Mode S te gebruiken voor de RPA-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode.

Artikel 2

Aan deze ontheffingen zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

  • a. de ontheffingen, genoemd in artikel 1 van deze beschikking, hebben uitsluitend betrekking op RPA-vluchten die worden uitgevoerd door Brandweer Nederland in het kader van operationele inzet ten behoeve van de uitvoering van taken zoals beschreven in artikel 25 van de Wet veiligheidsregio’s en interne training (anders dan opleiding RPA-L) in het kader van het voorgaande, alsmede op RPA-vluchten die worden uitgevoerd ter ondersteuning van de Nationale Politie in de uitvoering van de politietaak zoals beschreven in artikel 3 van de Politiewet 2012;

  • b. vluchtuitvoering vindt plaats volgens het operationeel handboek van Brandweer Nederland, waarin tevens opgenomen de aanwijzingen voor het veilig vliegen buiten de daglichtperiode;

  • c. Brandweer Nederland draagt zorg voor een centrale registratie van alle onder het eerste lid van artikel 1 van deze beschikking bedoelde intern gekwalificeerde RPA-piloten, alsmede van alle onder het tweede lid van artikel 1 van deze beschikking bedoelde RPA-systemen die worden gebruikt voor het uitvoeren van onder dat lid beschreven vluchten;

  • d. Brandweer Nederland draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport, Marktvenster Rail en Luchtvaart, altijd over de meest recente versie van het operationeel handboek van Brandweer Nederland beschikt door toezending aan ILTDocumentManagement@ILENT.nl, onder vermelding van “Update UAS Handboek Brandweer Nederland”;

  • e. de afstand van 25 meter, bedoeld in artikel 1, derde lid, van deze beschikking, mag worden teruggebracht naar maximaal de helft van de RPA-hoogte boven grond of water, gemeten van de rand van een afgezet gebied, waar het gaat om mensenmenigten; hierbij worden hulpverleners en slachtoffers niet meegerekend; waar het gaat om afstand tot aaneengesloten bebouwing of kunstwerken gelden geen extra beperkingen, mits het gaat om een gebied dat voor hulpverlening zo goed mogelijk is afgezet; voor RPA-vluchten binnen 25 meter van genoemde wegen, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen geldt dat de snelheid van al het verkeer binnen 25 meter, indien operationeel mogelijk, zover wordt teruggebracht dat geen vermijdbaar gevaar ontstaat voor inzittenden, voor de RPAS-bemanning of voor andere hulpverleners; in de regel is dit stapvoets;

  • f. RPA-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode worden uitsluitend uitgevoerd door bemanningsleden die succesvol de interne aanvullende opleiding voor vliegen buiten de daglichtperiode hebben afgerond en voldoen aan de relevante kwalificatie-eisen inclusief ‘currency’ zoals opgenomen in het operationeel handboek van Brandweer Nederland;

  • g. RPA-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode worden uitsluitend uitgevoerd met een RPAS dat is voorzien van een geldig speciaal-Bewijs van Luchtwaardigheid dat is afgegeven op basis van een keuring, uitgevoerd door een erkende keuringsinstelling, waarbij zijn meegenomen de voor het RPAS relevante uitrustingseisen voor nachtvluchten uit SERA en EU-verordening nr. 965/2012, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014.

Artikel 3

Het handelen in strijd met deze beschikking kan aanleiding geven tot het intrekken of schorsen van de beschikking.

Artikel 4

De beschikking ILT 2018/47602 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 12 april 2020.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, namens deze, De Senior Inspecteur ILT/Vergunningen,

Bezwaarclausule

Indien u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u hiertegen op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden, schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Tevens ontvangen wij graag uw telefoonnummer dan wel e-mailadres. Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Afdeling Juridische zaken Postbus 16191

2500 BD DEN HAAG

Naar boven