Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 18 april 2019, nr. IENW/BSK-2019/80314, houdende wijziging van de Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 5, eerste lid, onder a, van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de onderdelen b, e, f en g ‘9.06, zevende en achtste lid’ telkens vervangen door: 9.06, negende en tiende lid.

B

Aan artikel 1, wordt na onderdeel g een onderdeel toegevoegd luidende:

  • h. de personen die door het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel zijn aangewezen als bevoegde autoriteit voor de vaarwegen in beheer bij de Provincie Overijssel, voor zover het betreft de vaarwegen Reevediep en Onderdijkse Waard, voor de artikelen:

    1.01, onderdeel A 8°;

    1.01, onderdeel A 14°;

    1.09, tweede lid;

    1.10, vierde lid;

    1.12, derde en vierde lid;

    1.13, tweede en derde lid;

    1.14;

    1.15; tweede lid;

    1.17, eerste lid;

    1.20;

    1.21, tweede lid;

    1.23;

    3.15, tweede lid;

    3.20, vijfde lid, onderdelen a en e;

    3.25, derde lid;

    3.27;

    3.28;

    3.29, tweede lid, onderdeel b;

    4.05, zesde en zevende lid;

    4.06, vijfde lid;

    4.07, tweede lid, onderdeel a;

    6.08;

    6.19, zesde lid;

    6.21a, eerste en vierde lid;

    6.26, eerste, tweede, derde lid, de onderdelen c en e, en zevende lid;

    6.28, tweede, vierde, tiende en vijftiende lid;

    6.28b, eerste lid, onderdeel b;

    6.29, vierde lid;

    6.31, eerste lid;

    6.32, eerste lid;

    7.01, vierde en vijfde lid;

    7.02, eerste lid, onderdeel b, en derde lid;

    7.07, derde lid;

    7.08, eerste en tweede lid;

    8.06, eerste en tweede lid;

    8.08, tweede lid, onderdeel g, en derde lid;

    9.02, derde lid;

    9.03, tweede, derde, vierde en zesde lid;

    9.04, vijfde lid;

    9.05, derde lid;

    9.06, negende en tiende lid;

    9.07, eerste en tweede lid;

    9.08.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2019.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

TOELICHTING

In 2007 is de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (hierna: PKB-RvdR) tot stand gekomen waarin is besloten tot uitvoering van een pakket aan maatregelen met als doelstelling het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstroming en het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Voor de riviertak IJssel is met een wijziging van de PKB-RvdR d.d. 24 mei 2013 in het maatregelenpakket de hoogwatergeul Reevediep opgenomen. Deze hoogwatergeul is in de gewijzigde PKB-RvdR aangeduid als de maatregel: ‘Beperkte hoogwatergeul Kampen (Reevediep)’, hier verder genoemd ‘de hoogwatergeul Reevediep’.

De Provincie Overijssel heeft zich er voor ingezet dat het Reevediep kan worden benut voor recreatievaart. Hiertoe zijn in het Reevediep en de Onderdijkse Waard vaargeulen aangelegd. Deze vaargeulen zijn vaarwegen in de zin van de Scheepvaartverkeerswet.

Beide vaargeulen zijn gelet op hun functie in het kader van Ruimte voor de Rivier in beheer bij het Rijk. Gelet op de waardevolle bijdrage van deze vaarwegen aan de recreatievaart in de provincie Overijssel is het bevoegd gezag, bedoeld in de artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet, voor deze vaarwegen door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat overgedragen aan het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel.

Dat betekent dat het College van Gedeputeerde Staten bevoegd is tot het nemen van verkeersbesluiten met betrekking tot de vaargeulen Reevediep en Onderdijkse Waard.

Gelet op het bovenstaande is het ook wenselijk de bevoegdheid van de bevoegde autoriteit in het Binnenvaartpolitiereglement over te dragen aan de Provincie Overijssel. Voor wateren in beheer bij het Rijk, zoals de vaargeulen Reevediep en Onderdijkse Waard, is zonder een dergelijke overdracht de bevoegde autoriteit de directeur-generaal Rijkswaterstaat, de desbetreffende hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat, of ambtenaren van Rijkswaterstaat belast met de uitvoering van het Binnenvaartpolitiereglement. Gelet op de proactieve rol van de Provincie Overijssel met betrekking tot deze vaargeulen ligt het voor de hand de hiervoor door het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel aangewezen personen aan te wijzen als bevoegde autoriteit.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven