TOELICHTING
Algemeen deel
1. Aanleiding voor en doel van de regeling
Op grond van deze subsidieregeling (hierna: regeling) kunnen subsidies worden verstrekt
aan aanbestedingsplichtige organisaties om een externe adviseur in te schakelen voor
ondersteuning bij maatschappelijk verantwoord inkopen.
Maatschappelijk verantwoord inkopen, ook wel duurzaam inkopen genoemd, houdt in dat
bij de inkoop van producten, diensten en werken naast de prijs, rekening wordt gehouden
met de effecten van de inkoop op het milieu en sociale aspecten. Voorbeelden van maatschappelijk
verantwoord inkopen zijn circulair inkopen, klimaatneutraal inkopen, biobased inkopen,
inkopen waarbij de internationale sociale voorwaarden worden toegepast en inkopen
waarbij ‘social return on investment’ wordt toegepast.1 In de regeling ligt de nadruk op klimaatneutraal en circulair inkopen, waarmee wordt
bijgedragen aan CO2-reductie of efficiënt grondstoffengebruik.
Met de regeling wordt uitvoering gegeven aan het ‘Plan van aanpak maatschappelijk
verantwoord inkopen overheden 2015–2020’ van de ministeries van Infrastructuur en
Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Klimaat,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken. In dit plan is beschreven
welke activiteiten in de periode 2015–2020 door de rijksoverheid worden uitgevoerd
om maatschappelijk verantwoord inkopen door de overheid in brede zin te bevorderen.
Daarnaast is de regeling ondersteunend aan het ‘Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie
2019-2023’. Met dit uitvoeringsprogramma geven het kabinet en de deelnemende partijen
aan het ‘Grondstoffenakkoord’ vorm aan de transitie naar een circulaire economie.
Ook maakt de regeling onderdeel uit van de impuls die de rijksoverheid met budget
uit de ‘klimaatenvelop 2019’ via publieke inkoop wil geven aan de transitie naar een
klimaatneutrale en circulaire economie.
Jaarlijks kopen aanbestedingsplichtige organisaties (waaronder de rijksoverheid, gemeenten,
provincies en waterschappen) voor circa 73 miljard euro aan producten, diensten en
werken in. Wanneer hierbij één van de thema’s van maatschappelijk verantwoord inkopen
centraal staat kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan beleidsdoelen, zoals
het tegengaan van klimaatverandering, het stimuleren van hernieuwbare energieopwekking
en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Maatschappelijk verantwoord inkopen
is hiermee een krachtig instrument om een bijdrage te leveren milieudoelen en sociale
doelen.
Bij veel aanbestedingsplichtige organisaties bestaat de wens om maatschappelijk verantwoord
in te kopen. Dit blijkt ook uit het feit dat veel aanbestedingsplichtige organisaties
de afgelopen jaren het ‘Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2016–2020’ hebben
ondertekend en een ‘MVI actieplan’ hebben opgesteld. Het hiervoor genoemde manifest
betreft een initiatief van het kabinet met als doel door middel van overheidsbrede
inkoop de bijdrage van maatschappelijk verantwoord inkopen aan verschillende beleidsdoelen,
zoals het tegengaan van klimaatverandering en het realiseren van een circulaire economie,
te vergroten.
Aanbestedingsplichtige organisaties lopen bij maatschappelijk verantwoord inkopen
echter aan tegen concretiseringsvraagstukken. In de praktijk blijkt het bijvoorbeeld
lastig te zijn om bij klimaatneutraal inkopen te beoordelen welke offerte leidt tot
de grootste CO2-reductie. Hierbij wordt de weg naar externe expertise niet altijd gevonden. Deze
regeling beoogt het inwinnen van extern advies over maatschappelijk verantwoord inkopen
te stimuleren.
In de regeling ligt de nadruk op de thema’s klimaatneutraal en circulair inkopen waarmee
wordt bijgedragen aan CO2-reductie of efficiënt grondstoffengebruik. Daarom is het subsidieplafond voor extern
advies over klimaatneutraal of circulair inkopen hoger dan het subsidieplafond voor
extern advies over inkopen waarbij een ander thema van maatschappelijk verantwoord
inkopen centraal staat.
2. Verhouding tot bestaande regelgeving
Een nationaal bestuursrechtelijke kader voor deze regeling wordt gevormd door de Algemene
wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Meer specifiek kan gewezen worden op hoofdstukken
4.1 (Beschikkingen) en 4.2 (Subsidies) van de Awb, waarin bepalingen zijn opgenomen
die relevant zijn of kunnen zijn voor subsidieontvangers.
Daarnaast zijn het Kaderbesluit Subsidies I en M (hierna: het Kaderbesluit) en de
staatssteunregels van belang voor de onderhavige regeling.
Kaderbesluit
Deze regeling is gebaseerd op het Kaderbesluit (en de daaraan ten grondslag liggende
Kaderwet Subsidies I en M). De bepalingen van het Kaderbesluit zijn dan ook van toepassing
op de subsidieverstrekking op grond van onderhavige regeling, ook wanneer er niet
expliciet in de regeling naar verwezen wordt. Voor de subsidieontvanger is dan ook
niet alleen deze regeling, maar ook het Kaderbesluit van belang.
Europeesrechtelijke aspecten
De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Doordat de
subsidie beperkt is tot inkoop door aanbestedingsplichtige organisaties en gericht
is op de uitvoering van de wettelijke plicht tot aanbesteding is geen sprake van subsidiëring
van economische activiteiten. Dit betekent dat er geen sprake is van staatsteun.
3. Administratieve lasten en risicoanalyse
De administratieve lasten voor de aanvragers van subsidie bestaan uit het kennisnemen
van de regeling, het doen van de aanvraag en de overige verplichtingen die uit de
regeling voortvloeien voor ontvangers van subsidie, waaronder voor zover van toepassing
het verplicht meewerken aan onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (hierna: het RIVM) naar de effecten van klimaatneutraal of circulair inkopen
op CO2-reductie of efficiënt grondstoffengebruik. Voor deze regeling zijn de administratieve
lasten voor een aanvrager van de subsidie geschat op gemiddeld 5% van het totale subsidiebedrag.
De administratieve lasten van de regeling zijn zo laag mogelijk gehouden.
Er is een risico-analyse uitgevoerd en een risico-beheerplan opgesteld. Mede op basis
daarvan is gekozen voor een licht handhavingsregime.
4. Uitvoering
Deze regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna:
RVO.nl), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Mandaat en
machtiging daartoe is verleend in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging algemeen
directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op het terrein van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat. RVO.nl is betrokken geweest bij het opstellen van
de regeling en heeft een uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. Uit die toets zijn geen
problemen in de uitvoerbaarheid naar voren gekomen.
5. Consultatie
De onderhavige regeling brengt geen significante verandering in de rechten en plichten
van burgers, bedrijven en instellingen en heeft ook geen grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.
Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie2 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven.
6. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2019. Hiermee wordt afgeweken
van de in het tweede lid van artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving
voor ministeriële regelingen genoemde vaste verandermomenten en van de ingevolge het
vierde lid geldende minimuminvoeringstermijn van twee maanden. Hiertoe wordt overgegaan
omdat hiermee ongewenste publieke nadelen worden voorkomen. Het later in werking laten
treden van deze regeling zou ertoe leiden dat pas later in 2019 beschikt kan worden
op de aanvragen om subsidie. Dit zou een vertraging opleveren voor het maatschappelijk
verantwoord inkopen door aanbestedingsplichtige organisaties en de voordelen voor
het milieu die hiermee gemoeid zijn. Er is tijdig een vooraankondiging gedaan van
de regeling op de websites van RVO.nl en PIANOo (dit is het expertisecentrum aanbesteden
van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat) en er is ook op andere wijze
gecommuniceerd met de doelgroep. Zij is daarom op de hoogte van de regeling.
De regeling geldt voor een periode van vijf jaar en vervalt op 1 mei 2024. Uiterlijk
vijf jaar na inwerkingtreding van de regeling wordt een verslag gepubliceerd over
de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.
Artikelsgewijs deel
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 1 bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling. De begripsbepaling
van inkoper wordt hieronder nader toegelicht.
In deze regeling wordt onder inkoper verstaan een aanbestedende dienst in de zin van artikel 1.1 van de Aanbestedingswet
2012 (hierna: de Aanbestedingswet), uitgezonderd de staat, en een speciaal sectorbedrijf
in de zin van artikel 1.1 van deze wet.
Onder aanbestedende dienst wordt in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet verstaan de
staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling
dan wel een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen.
In artikel 1.1 van de Aanbestedingswet wordt tevens omschreven aan welke criteria
een organisatie moet voldoen om beschouwd te worden als publiekrechtelijke instelling
in de zin van deze wet.
Onder speciaal sectorbedrijf wordt in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet verstaan
een aanbestedende dienst, een overheidsbedrijf en een bedrijf of instelling waaraan
door een aanbestedende dienst een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend,
voor zover die dienst, dat bedrijf of die instelling een activiteit uitoefent als
bedoeld in dit artikel. Uit de omschrijving in de Aanbestedingswet van een speciaal
sectorbedrijf volgt dat een deel van de bedrijven die zijn aan te merken als speciaal
sectorbedrijf tevens zijn aan te merken als aanbestedende dienst in de zin van deze
wet. Deze bedrijven vallen reeds hierom al onder de begripsomschrijving van inkoper.
Artikel 2. Doel van de regeling
Voor het doel van de regeling wordt verwezen naar de doelstelling van de regeling
die in het algemeen deel van deze toelichting is verwoord.
Artikel 3. Verstrekken van subsidie
In het eerste lid van artikel 3 is bepaald dat de Minister subsidie kan verstrekken
aan een inkoper. Onder inkopers in de zin van de regeling vallen alle aanbestedingsplichtige
organisaties uitgezonderd de staat. De staat is uitgesloten van subsidie omdat het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties coördinerend is voor het stimuleren
van maatschappelijk verantwoord inkopen door de rijksoverheid en daarvoor budget toegekend
heeft gekregen.
Daarnaast is in het eerste lid onderscheid gemaakt tussen extern advies over klimaatneutraal
en circulair inkopen (a) en inkopen waarbij een ander thema van maatschappelijk verantwoord
inkopen centraal staat (b). Een voorbeeld van een activiteit die onder onderdeel a,
valt is het klimaatneutraal inkopen van onderhoud van een weg door een provincie,
waarbij energiebesparing wordt gerealiseerd in materiaalgebruik en vervoer. Een voorbeeld
van een activiteit die onder onderdeel b valt is de inkoop van natuursteen door een
waterschap waarbij het waterschap rekening wil houden met de internationale sociale
voorwaarden. Met het toepassen van internationale sociale voorwaarden kan het waterschap
bijdragen aan het uitbannen van misstanden in de inkoopketen, zoals dwangarbeid, slavernij,
kinderarbeid en discriminatie.
Ook is in het eerste lid bepaald dat voor zover subsidie wordt verstrekt voor extern
advies over klimaatneutraal of circulair inkopen, dit advies moet worden gegeven in
het kader van een concreet inkooptraject. Wanneer subsidie wordt verstrekt voor extern
advies over inkopen waarbij een ander thema van maatschappelijk verantwoord inkopen
centraal staat, geldt dat dit advies gegeven kan worden in het kader van een concreet
inkooptraject of een activiteit die tot doel heeft maatschappelijk verantwoord inkopen
door de organisatie te stimuleren. Het kan daarbij om een breed scala van activiteiten
gaan. De uitrol van een project binnen een organisatie met als doel de verankering
van maatschappelijk verantwoord inkopen in de gehele organisatie is bijvoorbeeld een
activiteit waarvoor extern advies kan worden ingewonnen dat subsidiabel is. Het vereiste
dat alleen subsidie wordt verstrekt voor extern advies over klimaatneutraal of circulair
inkopen wanneer sprake is van een concreet inkooptraject, is gesteld om ervoor te
zorgen dat CO2-reductie of efficiënt grondstoffengebruik ten gevolge van klimaatneutraal of circulair
inkopen naar aanleiding van het ingewonnen externe advies, gemeten kan worden.
In het tweede lid is in de onderdelen a, b en c bepaald wat een aanvrager om subsidie
aannemelijk moet maken om in aanmerking te komen voor subsidie. In onderdeel a is
bepaald dat de aanvrager om subsidie aannemelijk moet maken een eigen ambitie te hebben
op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen. De aanvrager kan aantonen deze
ambitie te hebben door een ondertekend ‘Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen’
of een vergelijkbaar beleidsdocument. In onderdeel b is bepaald dat het moet gaan
om een kennisvraag waarvoor onvoldoende expertise bestaat binnen de aanbestedingsplichtige
organisatie die subsidie aanvraagt om deze vraag te beantwoorden. In onderdeel c is
bepaald dat er op het gebied van klimaatneutraal en circulair inkopen of inkopen waarbij
een ander thema van maatschappelijk verantwoord inkopen centraal staat voldoende sprake
moet zijn van verbeterpotentieel. Dit kan de aanvrager van subsidie aannemelijk maken
via de beschrijving van de ambitie op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen.
In het derde lid van artikel 3 is bepaald dat alleen subsidie wordt verleend voor
extern advies over maatschappelijk verantwoord inkopen aan een speciaal sectorbedrijf,
dat niet tevens is aan te merken als aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet,
wanneer het gaat om inkoop in het kader van haar sectorale taak. Deze voorwaarde is
opgenomen omdat een speciaal sectorbedrijf dat niet tevens is aan te merken als aanbestedende
dienst in de zin van de Aanbestedingswet, alleen verplicht is de regels voor aanbesteding
uit de Aanbestedingswet toe te passen wanneer zij haar sectorale taak uitoefent.
Artikel 4. Subsidiabele kosten en hoogte subsidie
In het tweede lid van artikel 4 wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 6, tweede
lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit. Uit dit artikel volgt dat de vóór indiening
van de aanvraag door de aanvrager gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking komen
wanneer het een subsidie betreft van lager dan € 25.000 waarbij met toepassing van
artikel 15, tweede lid, direct een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven.
Op grond van onderhavige regeling worden dit soort subsidies verstrekt. Er worden
immers subsidies verstrekt van maximaal € 10.000 en in artikel 9 is bepaald dat subsidies
bij de verlening direct worden vastgesteld. Omdat het niet wenselijk is dat subsidie
wordt verstrekt voor reeds opgestelde of deels opgestelde adviezen is in het tweede
lid bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt voor kosten die zijn gemaakt voor indiening
van de aanvraag.
In het derde lid is bepaald welk bedrag per aanvraag wordt verstrekt. Hierbij zijn
twee verschillende bedragen vastgesteld waarbij is aangesloten bij het gemaakte onderscheid
binnen maatschappelijk verantwoord inkopen in artikel 3 van de regeling. Uit het derde
lid volgt dat per aanvraag een vast bedrag wordt verstrekt. Met de hoogte van de genoemde
bedragen is gewaarborgd dat aan zoveel mogelijk aanbestedingsplichtige organisaties
subsidie kan worden verstrekt en tegelijkertijd voldoende geld beschikbaar is voor
het opstellen van deugdelijke adviezen. Het subsidieplafond voor circulair of klimaatneutraal
inkopen is hoger dan voor de andere thema’s van maatschappelijk verantwoord inkopen.
Het bedrag dat per aanvrager beschikbaar is voor advies over klimaatneutraal of circulair
inkopen is daarom ook hoger vastgesteld.
Artikel 5. Subsidieplafond en wijze van verdelen
Er zijn in het eerste lid van artikel 5 twee subsidieplafonds vastgesteld voor 2019
waarbij eveneens is aangesloten bij het gemaakte onderscheid binnen maatschappelijk
verantwoord inkopen in artikel 3 van de regeling. Dit betekent dat één plafond is
vastgesteld voor extern advies over klimaatneutraal of circulair inkopen en één plafond
voor extern advies over inkopen waarbij een ander thema van maatschappelijk verantwoord
inkopen centraal staat.
Artikel 6. Subsidieaanvraag
In het tweede lid van artikel 6 is bepaald dat een aanvraag om subsidie voor extern
advies over maatschappelijk verantwoord inkopen bij een concreet inkooptraject moet
worden ondertekend door de opdrachtgever voor dit traject binnen de aanbestedingsplichtige
organisatie. Deze verplichting is opgenomen omdat het voor de effectiviteit van het
advies belangrijk is dat bij een inkooptraject ook de opdrachtgever de wens om maatschappelijk
verantwoord in te kopen ondersteunt.
Artikel 7. Indieningstermijn subsidieaanvraag
In artikel 7 is bepaald dat aanvragen tot en met 30 september (12.00 u Nederlandse
tijd) kunnen worden ingediend. Deze datum is opgenomen zodat kan worden voldaan aan
het vereiste van artikel 10, onderdeel c, van de regeling dat het externe advies binnen
het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verstrekt moet worden afgerond.
Artikel 8. Afwijzingsgrond
In de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit zijn de gronden voor afwijzing van een
aanvraag om subsidie opgenomen. In artikel 8 van de regeling is daarnaast een extra
afwijzingsgrond opgenomen. Uit dit artikel volgt dat op grond van deze regeling aan
dezelfde inkoper slechts eenmaal per kalenderjaar subsidie kan worden verstrekt. De
afwijzingsgrond van artikel 8 is opgenomen om zoveel mogelijk aanbestedingsplichtige
organisaties een kans te geven op extern advies.
Artikel 9. Subsidievaststelling
In artikel 15, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit is bepaald dat indien
een subsidie lager dan € 25.000 wordt verstrekt direct een beschikking tot subsidievaststelling
wordt gegeven. Door dit artikel van toepassing te verklaring in artikel 9 wordt een
subsidie gelijktijdig met de verlening hiervan direct vastgesteld.
Artikel 10. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Naast de in artikel 17 van het Kaderbesluit opgenomen verplichtingen voor subsidieontvangers
zijn in artikel 10 van de regeling extra verplichtingen opgenomen.
In onderdeel a van artikel 10 is bepaald dat na ontvangst van het besluit tot subsidieverstrekking
een startgesprek met RVO.nl moet plaatsvinden. Hiermee wordt beoogd de kwaliteit van
het externe advies te verhogen. Het advies dat de subsidieontvanger van RVO.nl ontvangt
is niet bindend. RVO.nl kan aanbevelingen doen ten aanzien van de criteria die belangrijk
kunnen zijn voor het selecteren van een passende externe adviseur, maar geeft geen
concrete adviezen over de keuze van de in te schakelen adviseurs.
In onderdeel b is bepaald dat het externe advies waarvoor subsidie wordt gevraagd
moet worden opgesteld door een adviseur met kennis van het thema van maatschappelijk
verantwoord inkopen waar de kennisvraag op ziet en ervaring met dit thema bij een
aanbestedingsplichtige organisatie. Dit betekent dat de adviseur bekend is met het
gedachtengoed van maatschappelijk verantwoord inkopen, zoals verwoord in het ‘Manifest
Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2016–2020’ en de adviseur eerder een actieve rol
moet hebben gespeeld bij een voor de kennisvraag relevant project op het gebied van
maatschappelijk verantwoord inkopen bij een aanbestedingsplichtige organisatie. Reden
voor deze voorwaarden is het uitgangspunt dat een adviseur enige expertise moet hebben
opgebouwd om een wezenlijke impuls te kunnen geven aan maatschappelijk verantwoord
inkopen door aanbestedingsplichtige organisaties.
In onderdeel c is een termijn gegeven voor het afronden van een extern adviestraject.
Deze termijn is opgenomen omdat sprake moet zijn van een concrete vraag van een aanbestedingsplichtige
organisatie die snel moet kunnen worden beantwoord. Het is niet de bedoeling dat de
adviseur die wordt ingehuurd processen of taken overneemt van de subsidieontvangers.
Het doel van de regeling is het geven van een kennisimpuls.
In onderdeel d is bepaald dat, voor zover subsidie is verstrekt voor extern advies
over klimaatneutraal of circulair inkopen en dit advies (deels) is opgevolgd, subsidieontvangers
verplicht zijn om mee te werken aan een onderzoek door het RIVM naar de effecten van
het klimaatneutraal of circulair inkopen. Hiervoor zal in het besluit tot subsidieverstrekking
een termijn worden opgenomen. Aan subsidieontvangers wordt door het RIVM een methodiek
ter beschikking gesteld met nadere informatie over de wijze waarop zij de effecten
moeten meten. Hiermee worden subsidieontvangers in staat gesteld ook in opvolgende
jaren het meten voort te zetten. De aangereikte methodiek houdt de administratieve
lasten voor de subsidieontvangers zo laag mogelijk.
In onderdeel e is bepaald dat subsidieontvangers mee moeten werken aan openbaarmaking
van het externe advies. Openbaarmaking is belangrijk omdat de regeling bedoeld is
om kennis bij de doelgroep over maatschappelijk verantwoord inkopen te vergroten.
Door alle adviezen te ontsluiten kunnen aanbestedingsplichtige organisaties leren
van de vragen van anderen en de uitgebrachte adviezen.
Artikel 12. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Voor een toelichting op de inwerkingtreding en horizonbepaling wordt verwezen naar
het algemene deel van deze toelichting.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-Van der Meer