TOELICHTING
1. Inleiding
Een tachograaf is een apparaat dat rij- en rusttijden registreert en inzichtelijk
maakt hoeveel uren een bestuurder achter elkaar in zijn voertuig heeft gereden en
hoeveel rust hij heeft genoten. Deze informatie helpt handhavende instanties om te
controleren of de bestuurder zijn werk onder de wettelijk voorgeschreven arbeidsomstandigheden
kan verrichten en voldoende uitgerust de weg opgaat. Dit laatste is ook belangrijk
voor de verkeersveiligheid.
De laatste jaren heeft de Europese wetgever steeds meer initiatief genomen om de regels
over tachografen te harmoniseren. Naast de verbetering van de arbeidsomstandigheden
en de verkeersveiligheid heeft deze harmonisatie ook tot doel om op Europese schaal
een gelijk speelveld te creëren. Uiteindelijk is het streven om alle bestuurders van
vrachtauto’s binnen de Europese Unie (EU) onder hetzelfde rij- en rusttijdenregime
te brengen.
Het Europese kader is echter niet helemaal sluitend. Uitvoering van Europese regels,
waaronder Verordening nr. 165/2014, maakt het stellen van nationale regels noodzakelijk
omtrent de erkenning van tachograaftechnici, werkplaatsen en voertuigfabrikanten die
werkzaamheden aan tachografen verrichten. Deze ministeriële regeling bevat daarom
regels die voor de uitvoering van de Europese regels noodzakelijk zijn, om adequate
handhaving van de regels mogelijk te maken via een erkenningenstelsel en duidelijke
eisen aan de procedure van werkzaamheden.
Daartoe worden regels gesteld over:
-
• de eisen aan werkplaatsen waar werkzaamheden aan tachografen uitgevoerd mogen worden,
zodat degene die de beschikking heeft over deze werkplaats de erkenning tachografen
kan aanvragen;
-
• de eisen aan een erkenning van tachograaftechnici;
-
• de eisen aan mobiele onderzoekseenheden;
-
• de eisen aan de uitvoering van de werkzaamheden aan tachografen;
-
• het bewaren van gegevens uit de tachograaf;
-
• toezicht en handhaving door de Dienst Wegverkeer (RDW);
-
• het overgangsrecht.
Deze regels moeten zorgen voor meer duidelijkheid voor de verschillende betrokken
partijen, zodat zij geholpen worden hun werkzaamheden op een zo goed mogelijke manier
uit te voeren, overtredingen (bewust of onbewust) worden teruggedrongen en effectief
kan worden gehandhaafd. Bovendien vervalt in deze regeling het onderscheid tussen
de verschillende typen tachografen zodat er naast een analoge en een digitale tachograaf
ook ruimte is voor toekomstige typen tachografen zoals de slimme tachograaf die per
15 juni 2019 in gebruik zal worden gebracht. Tot slot zorgt de nieuwe regeling voor
het in lijn brengen van de Regeling tachografen met overige relevante ministeriele
regelingen, in het bijzonder de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.
2. De erkenning tachografen en de erkenning van tachograaftechnici
De erkenning tachografen is het eerste onderwerp dat deze regeling uitwerkt. De erkenning
tachografen wordt afgegeven aan een natuurlijke- of rechtspersoon wanneer deze een
verklaring omtrent het gedrag en een geldig KvK-nummer kan overleggen en de beschikking
heeft over een werkplaats die voldoet aan de eisen die in bijlage I bij deze regeling
staan. Deze eisen hebben onder meer betrekking op de apparatuur die in de werkplaats
aanwezig moet zijn en de kwaliteit van de werkomstandigheden.
De werkzaamheden aan de tachografen worden in de werkplaats verricht door een tachograaftechnicus.
Een tachograaftechnicus is een houder van een geldige bevoegdheidspas. De Dienst Wegverkeer
verleent deze pas aan een natuurlijk persoon die het examen tachograaftechnicus met
goed gevolg heeft afgelegd. Deze bevoegdheidspas heeft een geldigheidsduur van vier
jaar. Na vier jaar moet de tachograaftechnicus opnieuw een examen halen om zijn bevoegdheidspas
te kunnen laten verlengen. Deze verplichting garandeert dat een tachograaftechnicus
tenminste iedere vier jaar aantoont te beschikken over actuele kennis en vaardigheden.
In verband met de geldigheidsduur van de bevoegdheidspas van vier jaar is het voor
een groot aantal tachograaftechnici niet verplicht om direct met ingang van 15 juni
2019, vanaf wanneer het verplicht is om in tachograafplichtige voertuigen die voor
het eerst worden geregistreerd een tweede generatie digitale tachograaf (‘slimme tachograaf’)
te installeren, te kunnen werken met een slimme tachograaf. Om een goede dienstverlening
te garanderen, zal het voor sommige tachograaftechnici echter noodzakelijk zijn om
zich reeds bij te scholen voordat de geldigheid van hun bevoegdheidspas verloopt.
Het is daarom ook aan te bevelen dat tachograaftechnici zich op hoogte houden van
actuele ontwikkelingen.
Het is mogelijk dat een persoon zowel de erkenninghouder als tachograaftechnicus is.
Vaker doet zich de situatie voor dat een erkenninghouder een tachograaftechnicus in
dienst heeft die de werkzaamheden aan de tachografen uitvoert.
3. De erkenning van mobiele onderzoekseenheden
Deze regeling bevat in Hoofdstuk 2a een speciaal kader voor de erkenninghouders van
mobiele onderzoekseenheden. Deze erkenninghouders hebben de beschikking over een mobiele
onderzoekseenheid. Dit is een voertuig dat voldoet aan de eisen genoemd in bijlage
1a en waarmee een tachograaftechnicus werkzaamheden kan uitvoeren in een inrichting.
Deze inrichting hoeft in dat geval niet aan de eisen voor een werkplaats te voldoen,
aangezien de elementen die ontbreken worden aangevuld door de mobiele onderzoekseenheid.
Daardoor is gegarandeerd dat een tachograaftechnicus voldoende middelen heeft om de
werkzaamheden uit te voeren.
Op grond van deze regeling eindigt op 1 januari 2025 de mogelijkheid voor tachograaftechnici
om werkzaamheden uit te voeren met een mobiele onderzoekseenheid in een inrichting.
Vanaf dat moment is een werkplaats die vermeld staat op een erkenning tachografen
de enige plaats waar werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. Er zijn een aantal redenen
voor het beëindigen van deze mogelijkheid. In de eerste plaats zijn de mobiele eenheden
niet noodzakelijk. Aangezien in Nederland op dit moment 744 werkplaatsen over een
erkenning tachografen beschikken, is er altijd wel een werkplaats in de buurt waar
een vervoerondernemer werkzaamheden aan een tachograaf kan laten plaatsvinden. In
de tweede plaats rechtvaardigt het kleine aantal erkenninghouders van mobiele onderzoekseenheden
niet de extra kosten voor het toezicht op de naleving van de regels rond mobiele onderzoekseenheden
en inrichtingen.
Daarom kunnen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling (15 juni 2019)
geen nieuwe erkenningen voor mobiele onderzoekseenheden aangevraagd worden. Voor de
huidige 22 mobiele erkenninghouders geldt dat hun erkenning op 1 januari 2025 vervalt.
Van deze mobiele erkenninghouders zijn er 15 actief en 7 inactief. Van het totaal
aantal meldingen per jaar (in 2017 waren dit er 85.614) wordt ongeveer 2,5% (in 2017:
2.173) afgedaan door de mobiele onderzoekseenheden.
Tijdens de voorbereiding van deze regeling hebben de mobiele erkenninghouders erop
gewezen dat een deel van de erkenninghouders de mobiele onderzoekseenheden gebruiken
om zeer gespecialiseerde werkzaamheden aan tachografen uit te voeren op locatie. Het
betreft werkzaamheden die weinig voorkomen en bij andere tachograaftechnici veel vragen
oproepen. Een alternatief voor deze dienstverlening is dat, mocht een tachograaftechnicus
er niet uitkomen, de hulp van een externe tachograafexpert kan worden ingeschakeld.
Deze kan een tachograaftechnicus te hulp schieten. De relatie tussen de tachograaftechnicus
en degene die te hulp schiet wordt beheerst door de gebruikelijke privaatrechtelijke
relatie tussen adviseur en geadviseerde. De tachograaftechnicus blijft echter degene
die door de RDW wordt aangesproken. In het geval er iets mis gaat, komt dit voor rekening
van de tachograaftechnicus. Nieuw is dat de bevoegdheid van de tachograaftechnicus
tot het verrichten van werkzaamheden door de RDW kan worden geschorst of (in het ergste
geval) worden ingetrokken.
Er is besloten tot een overgangstermijn van zes jaar, om de erkenninghouders met een
mobiele onderzoekseenheid, voldoende gelegenheid te bieden om zich aan de nieuwe situatie
aan te passen.
4. Uitvoering van werkzaamheden aan tachografen, registers, toezicht en handhaving
Deze regeling bepaalt niet alleen waar of door wie de werkzaamheden uitgevoerd mogen
worden, maar ook hoe de werkzaamheden aan tachografen uitgevoerd moeten worden. In
hoofdstuk 3 staan daartoe de eisen aan de procedure van werkzaamheden. Deze bepalingen
hebben meerdere doelen. Het eerste doel is te waarborgen dat een tachograaftechnicus
op een zorgvuldige manier zijn werkzaamheden kan uitvoeren. Daarnaast is het doel
dat enkele belangrijke onderdelen van de werkzaamheden overal in Nederland op dezelfde
manier worden gedaan. De onduidelijkheid die er was rondom het begrip testen is hierbij
weggenomen. Het gebruik van de werkplaatskaart voor niet tachograafgerelateerde werkzaamheden
is niet toegestaan. De proefrit waar in artikel 3:5 naar wordt verwezen is een verplicht
onderdeel van de werkzaamheden aan de tachograaf. Hiervoor moet een werkplaatskaart
worden gebruikt. De werkplaatskaart mag niet worden gebruikt voor een proefrit die
geen onderdeel is van de afsluitende werkzaamheden aan de tachograaf.
Een derde reden om regels te stellen over de manier waarop de werkzaamheden uitgevoerd
moeten worden, is om de RDW in staat te stellen zijn toezichts- en handhavingstaken
goed uit te voeren. Een voorbeeld is de meldingsplicht in artikel 3:6, eerste lid.
Op basis van deze melding kan de RDW de steekproefsgewijze controles als bedoeld in
artikel 5:1, eerste lid, uitvoeren. Een ander voorbeeld is de manipulatiecontrole
die de tachograaftechnicus bij aanvang van de werkzaamheden uitvoert en rapporteert
aan de RDW (artikel 3:3, eerste en derde lid). Manipulatie van tachografen is een
risico voor de verkeersveiligheid en kan leiden tot een verslechtering van de arbeidsomstandigheden
van de bestuurder. Tachograaftechnici zijn de eerste die deze manipulatie waarnemen
en een melding hiervan maakt het mogelijk om manipulatie steeds verder terug te dringen.
Voor de bedrijfsbezoeken die de RDW regelmatig uitvoert, zijn goed bijgehouden registers
noodzakelijk (artikel 4:1). Aan de RDW staat, op grond van deze regeling, een aantal
handhavingsinstrumenten ter beschikking. Deze staan in artikel 5:2, in relatie tot
de erkenninghouder, en in 5:3, in relatie tot de tachograaftechnicus. Over de manier
waarop de RDW deze instrumenten invult, kan een beleidsregel worden vastgesteld.
Bij het toezicht op de werkzaamheden is een coöperatieve houding van de tachograaftechnicus
en de erkenninghouder cruciaal. Uiteindelijk is alles erop gericht om de kwaliteit
van de registratie van de rij- en rusttijden te garanderen zodat handhavers kunnen
vertrouwen op de gegevens uit de tachograaf en overtredingen van de rij- en rusttijdenregels
kunnen worden geconstateerd en bestraft. Op die manier werkt iedereen samen aan een
verbetering van de verkeersveiligheid.
Bijlage I van deze regeling bevat in vergelijking met de Regeling controleapparaten
2005 de volgende aanvullende eisen die worden gesteld aan een werkplaats of de daarin
aanwezige apparatuur.
Nieuw zijn de eisen zoals gesteld in Algemene eisen lid b en c en Vereiste apparatuur
lid b (dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn) en c (meetband).
Deze veranderingen zullen in de praktijk niet tot grote veranderingen leiden en zijn
veranderd om ze in lijn te brengen met de eisen die worden gesteld aan erkenninghouders
APK.
Daarnaast stelt de regeling eisen aan een inspectieput of hefinrichting. De noodzaak
voor het hebben van een inspectieput of herinrichting is nieuw en wordt een noodzakelijke
voorwaarde geacht voor het goed en veilig kunnen uitvoeren van het werk van de tachograaftechnicus
als ook controle door de Dienst Wegverkeer.
5. Notificatie
Deze regeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Unie ter voldoening aan artikel
44 van verordening (EU) nr. 165/2014.
6. Financiële gevolgen
De financiële gevolgen van de invoering van deze regeling zijn gering. De verplichtingen
voor de erkenninghouder en de tachograaftechnicus veranderen niet wezenlijk ten opzichte
van de Regeling controleapparaten 2005. Hetzelfde geldt voor de RDW. De belangrijkste
vernieuwing is de betere aansluiting van deze regeling bij Europeesrechtelijke kaders.
Verder zijn de mogelijkheden om te handhaven voor de RDW uitgebreid.
In deze regeling zijn enkele eisen aan werkplaatsen toegevoegd. Het gaat hier om de
eisen aan de inspectieput of hefinrichting, een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp
dan wel een zaklantaarn en een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse I I
I van voldoende lengte. Deze eisen worden gesteld om de werkzaamheden op een goede,
veilige en daarmee ARBO verantwoorde manier uit te kunnen voeren. Deze eisen worden
bovendien ook al gesteld aan werkplaatsen die APK actief zijn. Meer dan 90% van de
erkenninghouders heeft een erkenning voor zowel APK als tachograaf en zullen hier
dus sowieso over moeten beschikken. Van de overige groep erkenninghouders beschikt
maar een zeer klein deel niet over een inspectieput of hefinrichting. De kosten hiervan
liggen afhankelijk van gekozen oplossing tussen de 20.000 en 50.000 euro.
De financiële gevolgen voor de erkenninghouders met een mobiele eenheid zijn sterk
afhankelijk per bedrijf. Voor de inactieve erkenninghouders zijn er geen of zeer beperkte
financiële gevolgen. Voor de 15 actieve erkenninghouders kunnen de gevolgen groter
zijn, maar dit kan mogelijk worden ondervangen door de omvorming van de mobiele eenheid
naar een werkplaats en/of het aanbieden van expertise aan tachograaftechnici. Bij
eventuele omvorming naar een werkplaats moeten er kosten worden gemaakt om te voldoen
aan de eisen die worden gesteld aan een werkplaats. De kosten hiervan zijn sterk afhankelijk
van de gekozen oplossing en de uitgangssituatie (ook veel mobiele erkenninghouders
beschikken immers al over een werkplaats). Ook de impact van wanneer een mobiele eenheid
er voor kiest enkel zijn expertise aan te bieden is lastig te bepalen. De inschatting
van de erkenninghouders met een mobiele eenheid op dit moment is dat er zeker bij
de introductie van nieuwe tachografen veel werk is waarbij de expertise gewenst blijft.
De kosten voor de tachograaftechnicus veranderen zoals gezegd niet wezenlijk, het
laten vervallen van de eisen aan de opleiding heeft naar verwachting een beperkt effect
op de kosten van de opleiding.
7. Internetconsultatie
Al voorafgaand aan de internetconsultatie zijn relevante stakeholders als tachograaffabrikanten
en leveranciers, mobiele erkenninghouders en brancheorganisaties uit de voertuigen-
en transportbranche betrokken bij de totstandkoming van deze regeling. Dit om de regeling
zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de vragen en wensen uit de praktijk.
Belangstellenden en belanghebbenden konden bij hun reactie de hele regeling en de
toelichting betrekken.
Er zijn vier geldige reacties binnengekomen, deze zijn alle openbaar. Indieners zijn:
Volvo Group Center Rijnsburg, BOVAG, CA.S.U. – Utrecht b.v. alsmede het Adviescollege
Toetsing Regeldruk (ATR). CA.S.U. – Utrecht b.v. heeft geen inhoudelijke reactie gegeven.
Artikel 2:6 Verlening erkenning bevoegdheid tachograaftechnicus
BOVAG geeft aan dat een bevoegdheidspas een geldigheidsduur van vier jaar heeft en
dat formeel gezien een opleiding voor de tweede generatie digitale tachografen niet
wordt vereist. De participant spreekt de verwachting uit dat de overheid zich duidelijker
uitspreekt over de noodzaak van bijscholing vóór introductie hiervan, en zich tevens
bewust zal zijn van de kosten die nascholing met zich meebrengt.
Naar aanleiding van deze opmerking is er in de toelichting een aanbeveling opgenomen
dat tachograaftechnici zich op de hoogte houden van actuele ontwikkelingen.
Artikel 3:1 Procedure van werkzaamheden
Volvo Group brengt naar voren dat in de praktijk de werkplaatskaart wordt gebruikt
om tijdens werkzaamheden aan het voertuig ongewenste meldingen in de tachograaf te
verklaren, en dat als na deze reparaties de tachograaf opnieuw geijkt moet worden
dat een aanzienlijke verhoging van de kosten voor de vervoerder en een hoge werkdruk
in de werkplaatsen met zich meebrengt. De participant stelt voor om lid 3 te wijzigen
in ‘ voor de reparatie van een tachograaf en/of aan het voertuig.’
BOVAG merkt in het verlengde hiervan op dat onder lid 3 staat dat de werkplaatskaart
uitsluitend mag worden toegepast om tachograaf gerelateerde werkzaamheden uit te voeren,
wijst erop dat hier in de praktijk soms anders mee wordt omgegaan, en verzoekt hiervoor
duidelijke instructies toe te voegen.
Naar aanleiding van deze opmerking is in artikel 3:1.3 toegevoegd dat het hier ook
gaat om tachograafgerelateerde werkzaamheden. Niet tachograafgerelateerde werkzaamheden
mogen niet worden uitgevoerd met de werkplaatskaart.
Artikel 3:3 Manipulatiecontrole
BOVAG merkt op dat fraudeurs de laatste jaren steeds inventiever zijn geworden en
het daarom wenselijk is dat RDW de erkenninghouders van tijd tot tijd informeert aangaande
nieuw gevonden vormen van manipulatie, waardoor de vindbaarheid ervan wordt vergroot
en fraudeurs eerder herkend. De RDW heeft aangegeven dat men samen met de branche
wil kijken of en op welke manier informatie over manipulatie kan worden gedeeld.
Artikel 3:5 Afsluiting van de werkzaamheden
BOVAG merkt op ervan uit te gaan dat hier een proefrit betreffende de tachograaf wordt
bedoeld, en verzoekt dit extra te vermelden om te voorkomen dat hierover verwarring
ontstaat.
Naar aanleiding van deze opmerking is de toelichting hierop verduidelijkt.
Artikel 4:1 Registers
BOVAG vraagt zich af wat wordt bedoeld met ‘regelmatig een back-up’ maken, en verzoekt
dit te verduidelijken om geen ruimte te laten voor discussie hierover met de RDW.
Naar aanleiding van deze opmerking is er voor gekozen om dit niet in de regeling te
specificeren maar in de toelichting de verantwoordelijkheid duidelijker te leggen
bij de erkenninghouder.
Bijlage I Overzicht eisen aan werkplaatsen
BOVAG vraagt zich af of, wanneer een bandenpomp is vereist, deze dan niet jaarlijks
herijkt moet worden om afwijkingen hierdoor in de tachograaf te voorkomen.
Naar aanleiding van deze opmerking is navraag gedaan bij de RDW. Die heeft aangegeven
dat werkplaatsen momenteel al beschikken over een professionele en deugdelijke bandenpomp.
De kosten die met het herijken zijn gemoeid wegen daarmee niet op tegen de baten.
Bijlage I CE Markering
BOVAG wijst erop dat in de bijlagen 1 en la onder kopje ‘Tachograafspecifieke eisen’
is vereist dat diverse zaken een CE-markering hebben, vraagt zich af of dat logisch
is voor alle zaken die worden opgesomd, en verzoekt om een verduidelijking en meer
specifieke omschrijving.
Naar aanleiding van deze opmerking is aan bijlagen 1 en l a toegevoegd dat de CE markering
alleen noodzakelijk is wanneer deze relevant is.
ATR
ATR geeft aan dat naar de mening van het college nut en noodzaak van de voorgestelde
wijzigingen in de regeling zijn onderbouwd, maar geeft nog wel een aantal adviespunten
hierbij. Het college adviseert de regeling niet vast te stellen, tenzij met de adviespunten
rekening is gehouden.
Naar aanleiding van het advies van ATR is de introductiedatum van de regeling aangepast
naar een latere datum. Ook is de per abuis nog in de toelichting opgenomen verplichting
voor het aanleveren van een uittreksel uit het handelsregister vervangen door het
aanleveren van een geldig KvK nummer.
Daarnaast is in de toelichting verder uitgewerkt in hoeverre de eisen in de voorgestelde
Regeling tachografen in lijn zijn met de Europese eisen voor tachografen en tachograafkaarten
en in hoeverre de regeling zorgt voor een volledig gelijk speelveld ten aanzien van
tachografen.
Ook is verder verduidelijkt of en in hoeverre de inhoudelijke verplichtingen voor
onder andere tachograaftechnici en erkenningenhouders wijzigen ten opzichte van de
huidige situatie en welke wijzigingen volgen uit of in aansluiting op Europese bepalingen.
Tot slot is verder beschreven wat de regeldrukgevolgen van de regeling zijn en waarom
het lastig is dit verder kwantitatief en kwalitatief in kaart te brengen.
8. Uitvoeringstoetsen
Over deze regeling zijn de uitvoeringstoetsen gevraagd aan de RDW en de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT). De RDW heeft op 31 januari 2019 laten weten uitvoering
te kunnen geven aan de regeling. Wel zal de RDW op het vlak van ICT de nodige aanpassingen
moeten verrichten. Ook zijn er aanpassingen voorzien in de proces -en juridische ondersteuning.
Daarnaast zijn er nog enkele schriftelijke opmerkingen gemaakt die de uitvoerbaarheid
van de regeling verder verbeteren. Deze opmerkingen zijn overgenomen.
De ILT heeft op 1 februari 2019 een uitvoeringstoets uitgebracht over deze regeling.
De ILT heeft geen specifieke opmerkingen over de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid
en fraudebestendigheid van de Regeling tachografen. Wel voorziet de ILT dat extra
financiële middelen nodig zijn voor de onkosten van Kiwa om uitvoering te kunnen geven
aan deze regeling.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2:3
Het vijfde lid, waarin geregeld wordt dat een werkplaats slechts in één erkenning
tachografen kan worden vermeld, staat er niet aan in de weg dat ingevolge het eerste
lid, onder sub c, meerdere werkplaatsadressen in één erkenning kunnen worden vermeld.
Op die manier is gewaarborgd dat aan één werkplaats één erkenning gebonden is en worden
werkplaatshouders niet verplicht om ten aanzien van al hun werkplaatsen een separate
erkenningsaanvraag te doen.
Artikel 2:6
Deze bepaling dient om te voorkomen dat er teveel tijd zit tussen het verkrijgen van
een diploma en het moment waarop een tachograaftechnicus daadwerkelijk met zijn werkzaamheden
begint. Wanneer daar teveel tijd tussen zit, is het risico groot dat de tachograaftechnicus
belangrijke ontwikkelingen heeft gemist. Daarom moet een tachograaftechnicus opnieuw
het examen tachograaftechnicus met goed gevolg afleggen indien er meer dan twee jaar
zit tussen het verkrijgen van het diploma en de aanvraag van de bevoegdheidspas.
Om dezelfde reden is een bevoegdheidspas geldig voor vier jaar. Na vier jaar kan een
tachograaftechnicus de bevoegdheidspas verlengen op voorwaarde dat hij het examen
bevoegdheidsverlenging met goed gevolg heeft afgelegd. Deze permanente educatie is
cruciaal, zeker omdat door technische ontwikkelingen de eisen aan tachografen regelmatig
veranderen. In de strijd tegen fraude bij de registratie van de rij- en rusttijden
spelen bovendien de tachograaftechnici een belangrijke signalerende en ondersteunende
rol. Daar zijn goed opgeleide mensen voor nodig.
Indien na afloop van de geldigheidsduur van het diploma geen bevoegdheidspas wordt
aangevraagd, is de tachograaftechnicus niet langer bevoegd de werkzaamheden als tachograaftechnicus
te verrichten.
In het zesde lid wordt een uitzondering gemaakt voor personen die werkzaam zijn bij
een fabrikant en die zeer beperkte werkzaamheden uitvoeren aan de tachograaf. Deze
personen worden vrijgesteld van het examen tachograaftechnicus, omdat de omvang van
de examenstof niet in verhouding staat tot de omvang van de voor deze personen benodigde
relevante kennis. Deze personen kunnen na overlegging van een verklaring van de fabrikant
dat de betreffende persoon bij hem werkzaam is en voldoende kennis heeft van het bedrijfsproces
om de werkzaamheden te kunnen verrichten een bevoegdheidspas ontvangen. Doordat er
geen pincode wordt verstrekt kunnen deze personen ook maar een beperkt aantal werkzaamheden
uitvoeren.
Artikel 6:1
Door de aanpassing van artikel 2, derde lid, onder a, en artikel 7, tweede lid, onder
b, van de Regeling tachograafkaarten heeft de intrekking of schorsing van de geldigheid
van de bevoegdheidspas tot gevolg dat de werkplaatskaart niet kan worden verleend
of wordt ingetrokken.
Artikel 6:3
Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2019. Deze inwerkingtredingsdatum
wijkt af van de vaste verandermomenten. Deze regeling geeft echter uitvoering aan
een bindende EU-rechtshandeling, namelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2018/502 van
de Commissie van 28 februari 2018. Daarom is gekozen voor een afwijkende datum van
inwerkingtreding.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga