Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 april 2019, nr. 1390675, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs in verband met het regelen van aanvullende taken voor de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie en in verband met het stellen van beleidsregels over de toekenning van kwaliteitsbekostiging en tot wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in verband met de verantwoording over de kwaliteitsbekostiging

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 2.6, vijfde lid, 2.14 en 5.2, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de artikelen 4.7 en 4.11 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De letters a tot en met i vervallen.

2. De begripsbepalingen worden in alfabetische rangschikking geplaatst.

3. In de alfabetische rangschikking (nieuw) worden vier nieuwe begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

hogeschool:

hogeschool als bedoeld in onderdeel g van de bijlage van de wet;

kwaliteitsafspraken:

kwaliteitsafspraken als bedoeld in het akkoord ‘Investeren in Onderwijskwaliteit, Kwaliteitsafspraken 2019–2024’, bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 31 288, nr. 621;

kwaliteitsbekostiging:

een aanvullende rijksbijdrage als bedoeld in artikel 2.6, vijfde lid, van de wet;

accreditatieorgaan:

de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, bedoeld in artikel 1 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs, met bijlage; Den Haag, 3 september 2003 (Trb. 2003, 167);

universiteit:
  • 1°. universiteit als bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage van de wet,

  • 2°. de Open Universiteit, bedoeld in onderdeel h van de bijlage van de wet, en

  • 3°. levensbeschouwelijke universiteit als bedoeld in onderdeel i van de bijlage van de wet;.

4. De begripsbepaling van Minister komt te luiden:

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

5. In de begripsbepaling van persoonsgebonden nummer wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’.

B

In artikel 2, derde lid, wordt ‘bijlage 11’ vervangen door ‘bijlage 13’.

C

De bijlagen 10 en 11 worden vernummerd tot de bijlagen 12 en 13.

D

Na paragraaf 2 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a. Beleidsregels kwaliteitsbekostiging

Artikel 3c. Reikwijdte

Paragraaf 2a bevat, met uitzondering van de artikelen 3h en 3i, beleidsregels met betrekking tot de wijze waarop de minister gebruik maakt van de bevoegdheid tot het toekennen van kwaliteitsbekostiging als bedoeld in artikel 2.6, vijfde lid, van de wet voor het tijdvak 2021 tot en met 2024.

Artikel 3d. Aanvraag- en beslistermijnen kwaliteitsbekostiging bij planbeoordeling
  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, van het besluit wordt uiterlijk zes weken voor het afgesproken tijdstip van het bezoek van de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel b, van de wet, ingediend bij het accreditatieorgaan.

  • 2. Indien er geen sprake is van een commissie als bedoeld in het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, van het besluit uiterlijk acht weken voor het afgesproken tijdstip van bezoek van de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 18a, onderdeel d, ingediend bij het accreditatieorgaan.

  • 3. De minister besluit binnen achtentwintig weken na de uiterste aanvraagdatum, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De minister besluit binnen dertig weken na de uiterste aanvraagdatum, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, tweede lid, van het besluit wordt uiterlijk een jaar na het besluit tot afwijzing van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, ingediend bij het accreditatieorgaan.

  • 6. De minister besluit binnen dertig weken na de uiterste aanvraagdatum, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 3e. Besluit kwaliteitsbekostiging bij planbeoordeling

Een besluit tot toekenning van kwaliteitsbekostiging als bedoeld in artikel 3d, derde of zesde lid, betreft een gehele toekenning of een gehele weigering van de voor de desbetreffende universiteit of hogeschool op grond van artikel 3h berekende kwaliteitsbekostiging.

Artikel 3f. Aanvraag en beslistermijnen kwaliteitsbekostiging bij planrealisatie
  • 1. De minister besluit voor 1 december 2022 de kwaliteitsbekostiging, bedoeld in artikel 4.32, eerste lid, van het besluit toe te kennen of te weigeren.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.32, derde lid, van het besluit wordt uiterlijk een jaar na een besluit van de minister de kwaliteitsbekostiging niet toe te kennen als bedoeld in artikel 4.32, derde lid, van het besluit, ingediend bij het accreditatieorgaan.

  • 3. De minister besluit binnen dertig weken na de uiterste aanvraagdatum, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3g Besluit kwaliteitsbekostiging bij planrealisatie

Een besluit tot toekenning van de kwaliteitsbekostiging als bedoeld in artikel 3f, eerste of derde lid, betreft een gehele toekenning of een gehele weigering van de voor de desbetreffende universiteit of hogeschool op grond van artikel 3h berekende kwaliteitsbekostiging.

Artikel 3h. Berekening, verdeling en betaling bedrag
  • 1. De hoogte van de kwaliteitsbekostiging wordt berekend:

    • a. indien de ontvanger een universiteit betreft, op basis van het aandeel van de ontvanger in de studentgebonden financiering, bedoeld in artikel 4.7, derde lid, onder a en onder b, van het besluit, van de desbetreffende universiteit voor het desbetreffende begrotingsjaar;

    • b. indien de ontvanger een hogeschool betreft, op basis van het aandeel van de ontvanger in de studentgebonden financiering, bedoeld in artikel 4.7, derde lid, onder a en onder b, van het besluit, en de onderwijsopslag in percentages, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit, van de desbetreffende hogeschool voor het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 2. Bedragen voor kwaliteitsbekostiging die als gevolg van afwijzingen door de minister van een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, tweede lid, van het besluit niet worden toegekend, of die als gevolg van het niet doen van een aanvraag niet worden toegekend, worden volgens de uitgangspunten van het eerste lid verdeeld over de universiteiten respectievelijk de hogescholen, waaraan wel een bedrag is toegekend.

  • 3. De minister betaalt een voor enig jaar toegekend bedrag op dezelfde wijze als en gelijktijdig met de jaarlijkse rijksbijdrage, bedoeld in de artikelen 2.5 en 2.6 van de wet.

Artikel 3i. Bedragen kwaliteitsbekostiging

De bedragen van de kwaliteitsbekostiging, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid en 4.32, eerste lid, van het besluit, voor universiteiten onderscheidenlijk hogescholen worden bekendgemaakt in de bijlagen 10 respectievelijk 11 van deze regeling.

E

In de artikelen 10, 11, 14, 15, 16 en 18 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door ‘minister’.

F

In de artikelen 14, tweede lid, en 19, eerste lid, wordt ‘bijlage 10 ’ telkens vervangen door ‘bijlage 12’ en in artikel 19, vijfde lid, wordt ‘Bijlage 10’ vervangen door ‘Bijlage 12’.

G

Na paragraaf 8a wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 8b. Aanvullende taken accreditatieorgaan in verband met kwaliteitsafspraken

Artikel 18a
  • 1. Het accreditatieorgaan heeft in aanvulling op artikel 5.2, vierde lid, van de wet tot taak:

    • a. de minister te adviseren de aanvragen, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste en tweede lid, en 4.32, derde lid, van het besluit;

    • b. in 2022 de minister te adviseren of voldaan is aan de maatstaven, bedoeld in artikel 4.32, eerste lid, van het besluit;

    • c. uiterlijk zes jaar na het besluit, bedoeld in artikel 3d, derde of zesde lid, de verwezenlijking te evalueren van de in de aanvraag in het vooruitzicht gestelde kwaliteit, bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, van het besluit, van een universiteit of hogeschool en daarover de minister te adviseren;

    • d. een commissie van deskundigen in te stellen in het geval het:

      • 1°. de advisering over een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, van het besluit betreft en de desbetreffende universiteit of hogeschool geen erkenning ITK als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de wet, heeft verkregen;

      • 2°. de advisering over een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, van het besluit betreft en voor de desbetreffende instelling niet reeds een commissie van deskundigen is ingesteld in het kader van een instellingstoets kwaliteitszorg als bedoeld in artikel 5.23, eerste lid, van de wet;

      • 3°. de advisering betreft over een aanvraag als bedoeld in artikel 4.30, tweede lid, van het besluit;

      • 4°. de advisering betreft over een aanvraag als bedoeld in artikel 4.32, eerste en derde lid, van het besluit;

    • e. het in 2020 of 2022 of op verzoek van de minister opmaken van een landelijk beeld van de stand van zaken van de kwaliteitsafspraken.

  • 2. Het accreditatieorgaan stelt een toetsingsprotocol vast voor de advisering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Het toetsingsprotocol wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de minister daarmee heeft ingestemd.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE REGELING JAARVERSLAGGEVING ONDERWIJS

Artikel 3 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel f wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f1. wordt in het bestuursverslag over de jaren 2019 tot en met 2024 een hoofdstuk toegevoegd over de voortgang ten aanzien van inhoud en proces van de kwaliteitsafspraken, bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, waarbij afspraken met de medezeggenschap over de besteding van de studievoorschotmiddelen terugkomen;.

2. Na onderdeel l wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • l1. onverminderd onderdeel l, wordt separaat aan het bestuursverslag en de jaarrekening door het bevoegd gezag over het jaar 2021 een reflectie van de medezeggenschap op de realisatie van het plan tot dan toe, de betrokkenheid van belanghebbenden en de facilitering van de medezeggenschap toegevoegd;.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs in werking treedt. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip waarop het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs in werking treedt, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met het tijdstip waarop het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs in werking trad.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

I Algemeen

Aanleiding

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. Daarin worden (beleids)regels opgenomen over de uitoefening van de wettelijke bevoegdheid tot het toekennen van kwaliteitsbekostiging, die de minister heeft op grond van artikel 2.6, vijfde lid, van de wet. Het betreft (beleids)regels met betrekking tot de aanvraag, de berekeningswijze, de hoogte en de betaling van kwaliteitsbekostiging. Ook wordt in deze regeling de verdeelsystematiek voor de kwaliteitsbekostiging geregeld. Verder wordt bij ministeriële regeling geregeld dat de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) taken krijgt in de advisering van de minister ten aanzien van de kwaliteitsafspraken. Tot slot worden in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs de vereisten van het jaarverslag aangepast aan wat is afgesproken over de kwaliteitsafspraken.

Daar waar hierna over het budget voor kwaliteitsbekostiging wordt gesproken, zijn de middelen bedoeld die vrijkomen door de invoering van het studievoorschot in 2021 tot en met 2024. In het akkoord over het studievoorschot dat het kabinet Rutte-II in 2014 sloot met de Tweede Kamerfracties van de VVD, PvdA, D66 en GroenLinks1 was reeds afgesproken dat de middelen die vanaf 2018 vrijkomen door de invoering van het studievoorschot, zouden worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs en zouden worden gekoppeld aan kwaliteitsafspraken. Om dit te kunnen realiseren, werd in 2015 met de Wet studievoorschot hoger onderwijs een bepaling in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) opgenomen die de grondslag biedt voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs.2 In het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van 10 oktober 20173 is de keuze om de middelen die vrijkomen door het studievoorschot te koppelen aan kwaliteitsafspraken bevestigd en zijn kaders beschreven voor de vormgeving van de kwaliteitsafspraken. Deze kaders vormden het vertrekpunt voor intensief overleg tussen de minister van OCW en de studentenorganisaties ISO en LSVb, de VSNU en de Vereniging Hogescholen. Op 9 april 2018 heeft de minister van OCW met deze partijen een akkoord gesloten over de vormgeving van de kwaliteitsafspraken in de periode 2019 tot en met 2024 getiteld ‘Investeren in Onderwijskwaliteit, Kwaliteitsafspraken 2019–2024’4 (hierna: het akkoord). Het akkoord maakt ook deel uit van de sectorakkoorden hbo en wo die eveneens op 9 april 2018 zijn gesloten tussen de minister van OCW en de Vereniging Hogescholen respectievelijk de VSNU.5

Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs

Het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs betreft de uitwerking van de wettelijke grondslag die het mogelijk maakt hogescholen en universiteiten aanvullende bekostiging (‘kwaliteitsbekostiging’) toe te kennen met als doel de onderwijskwaliteit te verbeteren. Het besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs maakt het mogelijk om voor de bekostigingsjaren 2021 tot en met 2024 kwaliteitsbekostiging toe te kennen. De minister kan ten eerste kwaliteitsbekostiging toekennen op basis van een positieve beoordeling van een plan van de instelling voor kwaliteitsverbetering (kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planbeoordeling). In dat geval betreft het de toekenning van kwaliteitsbekostiging voor de jaren 2021 tot en met 2024.

Daarnaast kan de minister kwaliteitsbekostiging toekennen bij een positieve beoordeling van de realisatie van het plan per 31 december 2021 (kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planrealisatie). In dat geval gaat het om de toekenning van een aanvullend bedrag voor het jaar 2024.

De aanvraag, de berekeningswijze, de hoogte en de betaling van kwaliteitsbekostiging zijn uitgewerkt in onderhavige regeling.

Aanvraagprocedure

De minister zal op de aanvraag voor kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planbeoordeling binnen dertig weken na de uiterste datum van indiening besluiten of de instelling kwaliteitsbekostiging ontvangt in de periode 2021 tot en met 2024. Als de aanvraag wordt geweigerd krijgt de instelling de gelegenheid om binnen een jaar na de afwijzing een nieuwe aanvraag in te dienen. Voldoet de tweede aanvraag wel aan de maatstaven die geregeld zijn in het besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs, dan ontvangt de instelling de kwaliteitsbekostiging voor in het vooruitzicht gestelde kwaliteit voor de jaren 2021 tot en met 2024 alsnog.

De minister beoordeelt uiterlijk 1 december 2022 of de instellingen die de kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planbeoordeling hebben ontvangen, in aanmerking komen voor de kwaliteitsbekostiging die is gekoppeld aan de planrealisatie. Dit betreft in beginsel een ambtshalve beoordeling op basis van het jaarverslag over het jaar 2021, een separate en meer uitgebreidere beschrijving van de voortgang die daaraan is toegevoegd en een separate reflectie van de medezeggenschap. Als de minister besluit om de kwaliteitsbekostiging die is gekoppeld aan de planrealisatie niet toe te kennen, krijgt de instelling de gelegenheid om binnen een jaar een aanvraag in te dienen voor kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planrealisatie. Voldoet deze aanvraag aan de maatstaven die geregeld zijn in het besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs, dan ontvangt de instelling de kwaliteitsbekostiging alsnog.

Taak voor de NVAO

De minister laat zich bij de planbeoordeling, de beoordeling van de realisatie van het plan in 2022 en de evaluatie in de periode 2023 tot en met 2026 van de verwezenlijking van het plan door de NVAO per individuele aanvraag adviseren. De minister baseert zijn besluit over de bekostiging op het advies van de NVAO. Deze taak voor de NVAO wordt in deze ministeriële regeling vastgelegd. Ook krijgt de NVAO middels deze regeling de bevoegdheid om een toetsingsprotocol voor de beoordeling van de plannen vast te stellen, na instemming van de minister van OCW, en om landelijke beelden op te maken van de stand van zaken omtrent de kwaliteitsafspraken.

De planbeoordeling door de NVAO gaat uit van een bezoek van een panel aan de instelling. De plannen van instellingen worden beoordeeld in de periode najaar 2018 – voorjaar 2020. Dit is de periode waarin bij veel instellingen de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) door de NVAO plaatsvindt. De ITK is een periodieke, externe en onafhankelijke beoordeling op vrijwillige basis, van de interne kwaliteitszorg van een instelling. Bij instellingen die deelnemen aan de ITK kan de beoordeling van het plan voor kwaliteitsbekostiging als een apart onderzoek worden uitgevoerd, gelijktijdig met de ITK-beoordeling. Voor enkele instellingen die hun ITK-beoordeling reeds hebben doorlopen of de aanvraag voor de kwaliteitsbekostiging niet willen combineren met de ITK, zal de beoordeling van het plan separaat worden gedaan, door (een deel van) het panel dat ook de ITK heeft uitgevoerd. Instellingen die niet deelnemen aan de ITK krijgen een zelfstandige beoordeling van hun plan, waarbij net als bij andere instellingen een panel een bezoek brengt aan de instelling.

Over de planning van de bezoeken worden tussen de NVAO en de betreffende instellingen concrete afspraken gemaakt. In deze regeling wordt geregeld dat een instelling uiterlijk zes weken voor de datum waarop het panelbezoek gepland staat haar aanvraag indient als de beoordeling procedureel gekoppeld is aan een ITK. Voor instellingen bij wie de beoordeling niet procedureel is gekoppeld aan ITK-procedure, wordt geregeld dat zij hun aanvragen uiterlijk acht weken voor het geplande panelbezoek indienen.

Het advies van de NVAO over het plan van de instelling is in alle gevallen een zelfstandig advies onafhankelijk van de uitkomst van de ITK.

De beoordeling van de verwezenlijking van de voornemens van de instelling tot en met 2021 is in het najaar van 2022 voorzien. Het jaarverslag over 2021, de reflectie van de medezeggenschap en de separate (uitgebreidere) beschrijving van de voortgang ten aanzien van inhoud en proces van de kwaliteitsbekostiging vormen de basis voor het advies door de NVAO. Daarbij is in principe geen sprake van een panelbezoek. Overeenkomstig de afspraken die daarover zijn gemaakt in het akkoord over de kwaliteitsafspraken zal de NVAO, als het advies over voornoemde documenten daartoe aanleiding geeft, in gesprek gaan met de instelling. Als dat gesprek reden geeft tot nader onderzoek, zal de NVAO (een deel van) het panel dat de planbeoordeling uitvoerde een aanvullend onderzoek laten uitvoeren om zo tot haar advies aan de minister van OCW te komen.

Middelen voor kwaliteitsbekostiging

Het budget voor de kwaliteitsbekostiging bestaat uit middelen die zijn vrijgekomen vanwege de invoering van de Wet studievoorschot hoger onderwijs. De opbrengsten van het studievoorschot nemen gaandeweg toe; in de periode 2021 tot en met 2024 komt er jaarlijks een bedrag aan middelen bij ten opzichte van het bedrag dat voor het daaraan voorafgaande jaar beschikbaar is. Dat jaarlijkse extra bedrag wordt hierna de ‘oploop’ genoemd.

Het budget voor kwaliteitsbekostiging betreft 90 procent van de studievoorschotmiddelen die vrijkomen in de periode 2021 tot en met 2024, omdat 10 procent al bij de Strategische Agenda in 2015 is gereserveerd voor overige landelijke prioriteiten.

De kwaliteitsbekostiging die is gekoppeld aan de planbeoordeling betreft de 90 procent aan studievoorschotmiddelen voor 2021 tot en met 2024 met uitzondering van de oploop voor het jaar 2024; die oploop wordt toegekend in de vorm kwaliteitsbekostiging die is gekoppeld aan de planrealisatie.

Verdeling middelen kwaliteitsbekostiging

In het akkoord is afgesproken dat de kwaliteitsbekostiging voor hogescholen die daarvoor in aanmerking komen wordt verdeeld naar rato van het aandeel van een hogeschool in de studentgebonden financiering en de onderwijsopslag in percentages in een jaar. Voor universiteiten is de afspraak gemaakt dat de kwaliteitsbekostiging voor universiteiten die daarvoor in aanmerking komen, wordt verdeeld naar rato van het aandeel van een universiteit in de studentgebonden financiering in een jaar. Aldus is op grond van artikel 2.6, vijfde lid, van de WHW, sprake van een afwijkende berekeningswijze voor het berekenen van de kwaliteitsbekostiging voor instellingen.

In onderstaande tabel is het overzicht opgenomen van de kwaliteitsbekostiging die de komende jaren voor de sector in zijn geheel en specifiek voor hogescholen en universiteiten beschikbaar wordt gesteld, conform het akkoord over de kwaliteitsafspraken.

De tabel is gebaseerd op de begroting van 2018.

x € 1 miljoen*

2021

2022

2023

2024

Totaal budget kwaliteitsbekostiging hbo en wo

368

460

485

550

Waarvan kwaliteitsbekostiging hbo in het vooruitzicht gestelde kwaliteit 2021 tm 2024

228

285

301

301

Waarvan kwaliteitsbekostiging wo in het vooruitzicht gestelde kwaliteit 2021 tm 2024

140

175

184

184

Waarvan kwaliteitsbekostiging 2024 gerealiseerde kwaliteit hbo

     

40

Waarvan kwaliteitsbekostiging 2024 gerealiseerde kwaliteit wo

     

25

*Alle getallen in de tabel zijn afgeronde getallen, daardoor kunnen optellingen afwijken

Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht onderhavige regeling uitvoerbaar.

Financiële gevolgen

De tabel hierboven geeft het budget weer dat met de kwaliteitsbekostiging gemoeid is. In totaal betreft dit een budget met de omvang van € 1,863 miljard euro. Dit budget staat reeds op de begroting van OCW ingeboekt onder de prestatiebox van de artikelen 6 en 7, onder het kopje ‘studievoorschotmiddelen’. Er zijn geen aanvullende kosten voor de rijksbegroting met de invoering van dit besluit.

Gevolgen administratieve lasten

Bij de totstandkoming van het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze gevolgen in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel voor de administratieve lasten. De administratieve lasten zijn bij dat besluit geraamd op ongeveer € 150.000 gemiddeld per jaar voor hogescholen en universiteiten voor de periode 2019 tot en met 2024.

De lasten zien onder meer op het opstellen van de aanvraag en op de voorbereiding door de instelling op de toetsing door de NVAO in het kader van de advisering aan de minister, waaronder het opstellen van de verantwoording in het jaarverslag als bedoeld in artikel II van deze regeling. Strikt genomen vloeien de lasten vanwege de toetsing door de NVAO niet rechtstreeks voort uit dat besluit. De adviestaak van de NVAO wordt immers in onderhavige regeling vastgesteld. Omdat een instelling middels de toets door de NVAO kan aantonen te voldoen aan de maatstaven uit het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs, is er bij de totstandkoming van dat besluit voor gekozen de lasten die instellingen van de toetsing ondervinden mee te nemen in de berekeningen voor dat besluit. Voor de administratieve lasten die voortvloeien uit onderhavige regeling wordt daarom verwezen naar de administratieve lastenparagraaf uit het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs.

II Artikelsgewijs

Artikel I Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs

Onderdelen A en E

De wijzigingen in de onderdelen A en E zijn (technische) verbeteringen met het oog op de Aanwijzingen voor de regelgeving. Volgens deze aanwijzingen verdient een opsomming van begripsbepalingen in een alfabetische volgorde zonder nummering of lettering de voorkeur (aanwijzing 3.59). De nummering is daarom geschrapt en de begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde gezet. Verder dienen alleen de aanduidingen van afzonderlijke ministers en ministeries die als eigennaam worden gebruikt, met een hoofdletter geschreven te worden (aanwijzing 3.52). Indien ‘minister’ of ‘staatssecretaris’ wordt gevolgd door de naam van het ministerie (of – bij een minister zonder portefeuille – door een aanduiding van diens taakveld), dan wordt deze aanduiding beschouwd als een eigennaam, en wordt een hoofdletter gebruikt. In de Regeling financiën hoger onderwijs is daarom ‘Minister’ verandert in ‘minister’. Tot slot zijn vanuit het oogpunt van leesbaarheid en transparantie de begrippen hogeschool, universiteit, kwaliteitsafspraken, kwaliteitsbekostiging en accreditatieorgaan gedefinieerd (aanwijzing 5.1).

Onderdelen B tot en met D en F
Paragraaf 2a

Het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs betreft de uitwerking van de wettelijke grondslag (artikel 2.6, zesde lid, van de WHW) die het mogelijk maakt hogescholen en universiteiten aanvullende bekostiging (‘kwaliteitsbekostiging’) toe te kennen met als doel de onderwijskwaliteit te verbeteren. Dit besluit bevat geen procedurele voorschriften met betrekking tot de aanvraag voor kwaliteitsbekostiging, zoals de periode voor indiening van de aanvraag of de beslistermijn voor de minister. Om die reden zijn de aanvraagperioden en de beslistermijnen ten behoeve van de kenbaarheid als beleidsregels op grond van artikel 2.6, vijfde zesde lid, van deze wet neergelegd in paragraaf 2a van de Regeling financiering hoger onderwijs. Ook de berekeningswijze, de betaling en de hoogte van de kwaliteitsbekostiging zijn op grond van artikel 2.6, vijfde lid, van de WHW neergelegd in deze paragraaf en de bijlagen 10 en 11 van de Regeling financiën hoger onderwijs.

Aanvraag- en beslistermijnen

Een instelling dient de aanvraag voor kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planbeoordeling (artikel 4.30, eerste lid, van het UWHW) bij de NVAO. De termijn voor deze aanvraag is uiterlijk zes weken voor het geplande bezoek van de commissie van deskundigen (hierna: panel) als het een bezoek in het kader van de ITK betreft. De aanvraagtermijn sluit dan aan bij de aanvraagtermijn van de ITK. Als het panelbezoek niet in het kader van de ITK geschiedt, dan dient de aanvraag uiterlijk acht weken voor het panelbezoek te worden ingediend.

Als de aanvraag voor kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planbeoordeling wordt geweigerd, krijgt de instelling de gelegenheid om binnen een jaar een nieuwe aanvraag in te dienen (artikel 3d, vierde lid, van de Regeling financiën hoger onderwijs). Deze aanvraagtermijn van een jaar geldt ook als de kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planrealisatie (artikel 4.32, derde lid, van het UWHW) niet wordt toegekend.

De termijn voor de besluitvorming op de aanvraag kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planbeoordeling is dertig weken na de uiterste datum van indiening. Deze termijn houdt rekening met het proces van de NVAO om te komen tot een advies aan de minister.

Omdat de termijn van dertig weken niet volgt uit een wettelijk voorschrift, zal de NVAO met toepassing van artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan het instellingsbestuur de termijn mededelen waarbinnen de beschikking van de minister van OCW tegemoet kan worden gezien. Deze termijn wordt gesteld op de datum die 22 weken na het geplande panelbezoek ligt.

Bij de zogenoemde tweedekansaanvraag voor de kwaliteitsbekostiging gekoppeld aan de planrealisatie is hierbij aangesloten met dien verstande dat als er geen sprake is van een panelbezoek de minister het besluit binnen een termijn van dertien weken zal nemen.

Berekening en betaling bedrag

De concrete toekenningsbedragen worden voor de jaren 2021 tot en met 2024 jaarlijks in bijlage 10 en 11 vastgesteld (artikel 3i van de Regeling financiën hoger onderwijs). Het budget voor de kwaliteitsbekostiging wordt berekend aan de hand van bepaalde parameters die voor de desbetreffende groep instellingen voor het desbetreffende begrotingsjaar gelden. Dat is geregeld in het eerste lid van artikel 3h van de Regeling financiën hoger onderwijs. In het tweede lid van dit artikel is geregeld dat niet-toegekende bedragen in het kader van de planbeoordeling (beoordeling aanvraag kwaliteitsbekostiging) naar rato worden verdeeld over de hogescholen of universiteiten waaraan wel een bedrag is toegekend.

Deze verdeling vindt niet plaats na het niet toekennen van bedragen in het kader van de beoordeling van de realisatie van het plan. Die bedragen worden in 2024 via het Comeniusprogramma ter beschikking gesteld aan docenten van de betreffende instelling die voorstellen indienen op het terrein van onderwijsvernieuwing en -verbetering, tenzij de minister om gegronde redenen in het geval van een individuele instelling niet voor deze systematiek kiest. Omdat het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek de (Comenius)voorstellen van docenten zal toetsen op kwaliteit, is er een mogelijkheid dat de middelen voor die instelling niet uitgeput raken. In dat geval vloeien de overgebleven middelen terug naar de lumpsum en worden ze verdeeld over alle hogescholen of universiteiten.

Nieuwe bijlagen 10 en 11

Per 1 januari 2021 zullen in de nieuwe bijlagen 10 en 11 de bedragen van de kwaliteitsbekostiging worden vastgesteld. Deze nieuwe bijlagen passen gezien de inhoud beter achter de bijlagen 1 tot en met 9 dan de huidige bijlagen 10 en 11. Deze oude bijlagen worden om die reden vernummerd tot de bijlagen 12 en 13.

Onderdeel G Aanvullende taken Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie

Op grond van artikel 5.2, vierde lid, van de WHW, een uitwerking van artikel 1, tweede lid, van het Accreditatieverdrag, kan de NVAO worden belast met werkzaamheden die haar taak – het borgen van de kwaliteit van het onderwijs door middel van overheidserkenning – ondersteunen of aanvullen. Het geven van advies aan de minister over aanvragen voor kwaliteitsbekostiging ter bevordering van de kwaliteit en over de realisatie van het plan past bij deze taak. Het advies over het plan en de evaluatie van de realisatie van het plan in de periode tot en met 2024 zal de NVAO baseren op het oordeel van een commissie van deskundigen die de instelling zal bezoeken.

De voortgang van de kwaliteitsafspraken wordt op instellingsniveau gevolgd. Tegelijkertijd willen de partijen die gezamenlijk het akkoord hebben gesloten ook zien wat de kwaliteitsafspraken landelijk gezien betekenen voor de verbetering van de onderwijskwaliteit. Daarom zal de NVAO landelijke beelden opmaken van de stand van zaken omtrent de kwaliteitsafspraken. De NVAO krijgt tot slot de bevoegdheid om een toetsingsprotocol voor de kwaliteitsbekostiging vast te stellen, na instemming van de minister. Onderhavig artikel regelt deze werkzaamheden van de NVAO.

Zoals in de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs is aangegeven, laat de minister zich bij de planbeoordeling, de beoordeling van de realisatie van het plan in 2021 en de beoordeling in de periode 2023 tot en met 2026 van de verwezenlijking van het plan (evaluatie), door de NVAO adviseren. De beoordeling door de NVAO leidt tot adviezen aan de minister per individuele aanvraag. De minister baseert zijn besluit over de bekostiging op het advies van de NVAO. Een positief advies van de NVAO zal in de regel leiden tot een positief bekostigingsbesluit. Bij een negatief advies zal de minister het gesprek aangaan met de instelling alvorens hij een bekostigingsbesluit neemt. Zowel in geval van een tweede kans bij de planbeoordeling als een tweede kans bij de planrealisatie, baseert de minister zich tevens op een individueel advies van de NVAO over de instelling.

Instellingen zonder de ITK laten zes jaar na de toetsing van het plan de verwezenlijking ervan evalueren. Voor instellingen die een ITK hebben en deze opnieuw aanvragen is de evaluatie in principe onderdeel van de volgende ITK-cyclus. De evaluatie vindt daarmee niet voor alle instellingen op hetzelfde moment plaats. Een aantal instellingen heeft reeds in 2023 de eerstvolgende ITK, andere pas begin 2026. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met het moment waarop de instelling is beoordeeld op haar planbeoordeling.

Voor de wijze van planbeoordeling en de wijze van beoordeling van de planrealisatie door de NVAO wordt kortheidshalve verder verwezen naar het Protocol Beoordeling kwaliteitsafspraken hoger onderwijs 2019-2024 van de NVAO en naar paragraaf 2.5 van de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteitsafspraken hoger onderwijs.

Artikel II Wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs

Artikel 4.3 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling jaarverslaggeving onderwijs schrijven voor welke gegevens jaarlijks moeten worden overgelegd. In het akkoord over de kwaliteitsafspraken is afgesproken dat de instelling in de periode 2019 tot en met 2024 jaarlijks in een apart hoofdstuk van het bestuursverslag verantwoording aflegt over de voortgang ten aanzien van inhoud en proces. Daarbij komen ook de afspraken met de medezeggenschap over de besteding van de studievoorschotmiddelen terug. Dat de centrale medezeggenschap de gelegenheid krijgt zelfstandig te rapporteren over de besteding van de studievoorschotmiddelen is in de sectorakkoorden afgesproken door de Vereniging Hogescholen, VSNU en de studentenorganisaties. Separaat wordt bij het bestuursverslag een reflectie van de medezeggenschap gevoegd.

Artikel III Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt tegelijkertijd in werking met het Besluit Kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 24 724, nr. 123.

X Noot
2

Artikel 2.6, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

X Noot
3

Vertrouwen in de toekomst, Regeerakkoord 2017 – 2021, VVD, CDA, D66 en ChristenUnie d.d. 10/10/2017

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 31 288, nr. 621.

X Noot
5

Kamerstukken II 2017/18, 31 288, nr. 621.

Naar boven