Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Basis-en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 1 april 2019, nr. WJZ-5388618 (10093), tot wijziging van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS in verband met enkele technische aanpassingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Basis-en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies, artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies en artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan Hoofdstuk 1 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 1.9. Subsidieverstrekking aan Caribisch Nederland

Op subsidieverstrekking aan subsidieontvangers in Caribisch Nederland is Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.10. Tijdzone

Voor subsidieverstrekking wordt uitgegaan van de in het Europese deel van Nederland geldende tijd.

B

In artikel 9.1, vijfde lid, vervalt ‘die € 25.000 of meer bedraagt,’.

C

In artikel 9.3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f1. artikel 180, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs,.

2. Na onderdeel q worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • q1. artikel 166, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra,.

  • q2. artikel 18, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

3. In onderdeel r wordt ‘artikel 74’ vervangen door ‘artikel 75a’.

4. In onderdeel v wordt ‘artikel 125’ vervangen door ‘artikel 127e’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019 met dien verstande dat onderdeel B van toepassing is met ingang van het verslagjaar 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Algemeen

Met deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (verder: de kaderregeling) gewijzigd in verband met enkele technische aanpassingen. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • 1. toegevoegd is dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (verder: de Awb) van overeenkomstige toepassing is op subsidieverstrekking aan subsidieontvangers in Caribisch Nederland (artikel I, onderdeel A);

  • 2. toegevoegd is dat bij subsidieverstrekking zowel voor Nederland als voor Caribisch Nederland wordt uitgegaan van de Nederlandse tijd (artikel I, onderdeel A);

  • 3. toegevoegd is dat de verantwoording door bekostigde onderwijsinstellingen ook bij subsidies van minder dan € 25.000,– in model G, onderdeel 1, plaatsvindt (artikel I, onderdeel B);

  • 4. enkele wettelijke grondslagen voor subsidieverstrekking waarop de kaderregeling van toepassing is, zijn in de kaderregeling opgenomen (artikel I, onderdeel C, onder 1 en 2); en

  • 5. enkele verwijzingen zijn gecorrigeerd (artikel I, onderdeel C, onder 3 en 4).

De wijzigingen, bedoeld in artikel I, onderdelen B en C, hebben alleen betrekking op subsidieverstrekking door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis-en Voortgezet Onderwijs en Media.

Deze regeling is getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De voorgestelde wijzigingen zijn uitvoerbaar en handhaafbaar. Deze regeling leidt niet tot een noemenswaardige toename van administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Ook aan personen en organisaties op Caribisch Nederland wordt subsidie verstrekt. Omdat de Awb grotendeels niet van toepassing is op Caribisch Nederland (zie artikel 3 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) zijn ook de regels over subsidieverstrekking (bijvoorbeeld over verlenen, vaststellen, lager vaststellen, etc.) niet van toepassing. In de praktijk wordt dit opgelost door in de subsidiebeschikking op te nemen dat Titel 4.2 van de Awb van overeenkomstige toepassing is. Met deze wijziging is in artikel 1.9 van de kaderregeling een vergelijkbaar algemeen voorschrift opgenomen.

Voor subsidieverstrekking waarbij tijdstippen relevant zijn, moet duidelijk zijn welke tijdzone geldt. Dit is met name relevant voor subsidieverstrekking aan personen en organisaties op Caribisch Nederland. In de Wet tot nadere regeling van de wettelijke tijd (Stb. 1958, 352) is geregeld dat de wettelijke tijd in Nederland de ‘Midden-Europese tijd’ is. Dit wordt ook aangeduid als UTC+1 (voorheen GMT+1). In het tijdvak, waarin de zomertijd van toepassing is,1 geldt de Midden-Europese zomertijd (UTC+2, voorheen GMT+2).

Om ervoor te zorgen dat sprake is van gelijke behandeling van aanvragen in Nederland en in Caribisch Nederland, regelt het nieuwe artikel 1.10 van de kaderregeling dat voor subsidieverstrekking wordt uitgegaan van de Nederlandse tijd. Dit betekent dat als een aanvraagtermijn bijvoorbeeld sluit om 13.00 uur, de aanvraag vanuit Caribisch Nederland 5 uur eerder moet zijn ontvangen om tijdig te zijn. Indien de zomertijd van toepassing is, is het tijdverschil 6 uur.

Artikel I, onderdeel B

Op grond van de kaderregeling worden subsidies aan bekostigde onderwijsinstellingen verantwoord in de jaarverslaggeving. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt, worden verantwoord in model G, onderdeel 2, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Dit model bevat de te verrekenen bedragen.

Subsidies waarbij het eventueel niet aangewende deel van de subsidie, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, worden verantwoord in model G, onderdeel 1. Dit model is een prestatieverklaring, waarin de subsidieontvanger verklaart dat de prestatie is afgerond overeenkomstig de beschikking.

De verantwoording in model G, onderdeel 1, gebeurde echter alleen als sprake is van subsidie van € 25.000 of meer. Er is geen reden waarom subsidies van minder dan € 25.000 niet in model G, onderdeel 1, verantwoord zouden worden. In de praktijk leidde dit dan ook tot onduidelijkheid. Daarom is er met deze regeling in voorzien dat in voorkomend geval ook subsidies van minder dan € 25.000,– door bekostigde onderwijsinstellingen worden verantwoord in model G, onderdeel 1.

Model G, onderdeel 1, ziet er aldus uit:

Verantwoording subsidies

G1 Subsidies zonder verrekeningsclausule

Volgnummer | Omschrijving | Toewijzing kenmerk | Toewijzing datum | Prestatie afgerond?

Artikel I, onderdeel C, onder 1 en 2

Op grond van artikel 180, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 166, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, en artikel 18, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs verstrekt de minister ‘bekostiging voor activiteiten die worden verricht met betrekking tot de ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen’ aan schoolbegeleidingsdiensten. Het gaat hierbij om verstrekking van subsidie waarop de kaderregeling van toepassing is. Verzuimd was om deze artikelen op te nemen in het overzicht van wettelijke grondslagen voor subsidieverstrekking waarop de kaderregeling van toepassing is.

Overigens is met de Wet van 22 februari 2017 tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Awb (Stb. 2017, 80) op enkele plaatsen in de onderwijswetten het woord ‘bekostiging’ vervangen door ‘subsidie’. Daarbij is verzuimd om ook in de hiervoor genoemde artikelen het woord ‘bekostiging’ te vervangen door het woord ‘subsidie’.

Artikel I, onderdeel C, onder 3 en 4

Deze wijzigingen betreffen een technische aanpassing van verwijzingen naar artikelen van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs BES die zijn vernummerd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet van 25 mei 2018 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning (Stb. 2018, 213).

Artikel II

Gelet op de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving treedt deze regeling in werking met ingang van 1 juli 2019.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Dit tijdvak vangt ingevolge artikel 2 van het Besluit vaststelling zomertijd aan op de laatste zondag van de maand maart om 02.00 uur en eindigt op de laatste zondag van de maand oktober om 03.00 uur.

Naar boven