Gemeenschappelijke regeling afvalverwijdering Utrecht

Logo Soest

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, IJsselstein, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug, Utrecht, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg en Zeist, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende dat

  • zij deelnemen in de gemeenschappelijke regeling Afval Verwijdering Utrecht;

  • de Gemeenschappelijke Regeling Afvalverwijdering Utrecht een samenwerkingsverband is van de gemeenten binnen de provincie Utrecht met uitvoeringstaken op het gebied van afvalverwijdering;

  • het samenwerkingsverband in 1984 is opgericht en de gemeenschappelijke regeling laatstelijk gewijzigd is bij besluit van 13 april 1995;

  • de provincie Utrecht sinds 1 januari 2014 geen deel meer uitmaakt van de gemeenschappelijke regeling;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015 is gewijzigd en de Gemeenschappelijke Regeling Afvalverwijdering Utrecht aan de gewijzigde wet dient te worden aangepast;

gelet op

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • de toestemming die de gemeenteraden, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan de colleges van burgemeester en wethouders hebben verleend voor het wijzigen van deze regeling;

besluiten

vast te stellen de gewijzigde

 

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING AFVALVERWIJDERING UTRECHT

 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    afvalstoffen: afvalstoffen bedoeld in de wet Milieubeheer;

  • b.

    grondstoffen: afvalstoffen als onder a. welke opnieuw worden gebruikt na de afvalfase;

  • c.

    college(s): college(s) van burgemeester en wethouders;

  • d.

    deelnemers: de gemeenten waarvan de colleges deelnemen aan deze gemeenschappelijke regeling;

  • e.

    overslag: het overladen van afvalstoffen en/of grondstoffen op door Afvalverwijdering Utrecht aangewezen locaties;

  • f.

    transport: het vervoer van afvalstoffen en/of grondstoffen;

  • g.

    verwerking: bewerking, verwerking of vernietiging.

Artikel 2 Openbaar Lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid, als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd Afvalverwijdering Utrecht.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Soest.

HOOFDSTUK 2 Belang en taken

Artikel 3 Belang

Het openbaar lichaam heeft tot doel in het belang van de deelnemers een doelmatige en uit oogpunt van milieuhygiëne verantwoorde wijze van overslag, transport en verwerking van huishoudelijke afvalstoffen en grondstoffen en andere categorieën van afvalstoffen.

Artikel 4 Taken

Het openbaar lichaam heeft tot taak:

  • a.

    het uitvoeren van landelijk beleid betreffende de verwerking van huishoudelijke afvalstoffen en grondstoffen en andere categorieën van afvalstoffen, waarbij voor de laatstbedoelde categorieën geldt indien en voor zover het bestuur daartoe heeft besloten;

  • b.

    het ondersteunen van en adviseren aan de deelnemers op het gebied van afvalstoffen- en grondstoffenbeleid, alsmede met betrekking tot duurzaamheid en de circulaire economie;

  • c.

    het (doen) inzamelen en/of het (doen) transporteren van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen, indien en voor zover een deelnemer heeft besloten die taak op basis van een daartoe gesloten nadere overeenkomst over te dragen aan het openbaar lichaam;

  • d.

    het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de verwerking van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen;

  • e.

    het (doen) exploiteren van inrichtingen en installaties die noodzakelijk zijn voor een doelmatige verwerking van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen;

  • f.

    de overslag en het transport naar de verwerkingsinrichting van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen;

  • g.

    het afstemmen van het transport tussen de gemeente van inzameling en de plaats van overslag dan wel de plaats van een inrichting voor de verwerking van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen;

  • h.

    het vaststellen van tarieven voor overslag en transport naar de verwerkingsinrichting van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen;

  • i.

    het vaststellen van tarieven voor verwerking van de onder a. bedoelde afvalstoffen en/of grondstoffen.

HOOFDSTUK 3 Het bestuur

De bestuursorganen

Artikel 5 De bestuursorganen

  • 1.

    De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn:

    • het algemeen bestuur;

    • het dagelijks bestuur;

    • de voorzitter.

  • 2.

    Binnen het gebied zijn aan de organen van het lichaam in het kader van deze regeling opgedragen de verplichtingen en de bevoegdheden die zij binnen de grens van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen hebben.

     

Het Algemeen Bestuur

Artikel 6 Samenstelling

  • 1.

    Ten behoeve van de samenstelling van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur besluit het algemeen bestuur tot verdeling van het grondgebied van het openbaar lichaam in drie regio’s. De regio-indeling wordt opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de regio-indeling wijzigen.

  • 3.

    Een wijziging wordt aangebracht, wanneer zich daarvoor een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen uitspreekt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per deelnemer, te benoemen door en uit de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers.

  • 5.

    Voor ieder lid van het algemeen bestuur wordt een plaatsvervanger benoemd.

  • 6.

    De benoeming van de plaatsvervangende leden vindt tegelijkertijd en op overeenkomstige wijze plaats als de benoeming van de leden.

Artikel 7 Benoeming

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 6 van deze regeling , worden benoemd voor de duur van de zittingsperiode van de colleges waartoe zij behoren.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, treden de leden van het algemeen bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders afloopt.

  • 3.

    De in artikel 6 lid 4 van deze regeling bedoelde colleges van burgemeester en wethouders benoemen bij de aanvang van elke zittingsperiode ten spoedigste, doch in elk geval binnen drie maanden, nieuwe leden van het algemeen bestuur; aftredende leden kunnen opnieuw worden benoemd.

  • 4.

    Zolang de in artikel 6 lid 4 van deze regeling bedoelde colleges van burgemeester en wethouders niet hebben voldaan aan het in het vorige lid bepaalde, blijven de door hen of mede door hen aangewezen leden van het algemeen bestuur die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren totdat de colleges van burgemeester en wethouders nieuwe leden hebben aangewezen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in lid 2 van dit artikel, houdt een lid van het algemeen bestuur dat de hoedanigheid genoemd in artikel 6 lid 4 van deze regeling verliest, daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 6.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 7.

    Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 7, lid 3 van deze regeling openvalt, voorziet het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende deelnemer ten spoedigste in de vacature.

  • 8.

    Van elke benoeming tot lid stelt het college van burgemeester en wethouders dat het benoemingsbesluit neemt, zo spoedig mogelijk het algemeen bestuur in kennis.

  • 9.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.

Artikel 8 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste twee maal per jaar of zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of ten minste zes leden zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken.

  • 2.

    Met inachtneming van het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur, als bedoeld in artikel 12 van deze regeling, bepaalt de voorzitter de dag, de plaats en het uur van de opening van de vergadering en roept hij de leden op.

  • 3.

    Het algemeen bestuur mag niet beraadslagen of besluiten indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 4.

    Indien het vereiste aantal leden niet is opgekomen wordt een nieuwe vergadering belegd, op de in lid 2 van dit artikel voorgeschreven wijze. Tussen het verzenden van de uitnodiging en de vergaderdatum wordt een periode van tenminste een week aangehouden.

  • 5.

    De in lid 4 bedoelde vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal leden dat is opgekomen. Indien het in lid 3 van dit artikel bedoelde quorum niet aanwezig is, kan alleen worden beraadslaagd en besloten over zaken die vermeld zijn in de uitnodiging voor de eerste vergadering.

  • 6.

    De gemeenten geven op verzoek van de voorzitter kennis van de openbare vergadering op de aldaar gebruikelijke wijze.

Artikel 9 Openbaarheid vergadering

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. Op grond van het bepaalde in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen de deuren worden gesloten.

  • 2.

    In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd, noch een besluit genomen over:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het voorlopig vaststellen van de rekening;

    • c.

      het instellen van commissies als bedoeld in artikel 14 van deze regeling, alsmede hun samenstelling en bevoegdheden;

    • d.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven als bedoeld in artikel 30 van deze regeling;

    • e.

      het toetreden tot, uittreden uit, wijzigen van of opheffen van de regeling overeenkomstig de artikelen 39 tot en met 42 van deze regeling;

    • f.

      het reglement van orde van de vergadering van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 12 van deze regeling.

  • 3.

    In een besloten vergadering wordt geen besluit genomen over:

    • a.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere lichamen, alsmede het toetreden en uittreden;

    • b.

      het oprichten van of het deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve of andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming;

    • c.

      het aangaan van geldleningen en van rekening-courantovereenkomsten;

    • d.

      het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door andere aan te gaan;

    • e.

      het vervreemden of bezwaren van goederen van het openbaar lichaam;

    • f.

      het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van goederen van het openbaar lichaam;

    • g.

      het onderhands aanbesteden van werken of leveranties;

    • h.

      het doen van een uitgaaf, voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;

    • i.

      de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Artikel 10 Stemverhouding

  • 1.

    De in artikel 6 van deze regeling bedoelde leden hebben in de vergadering van het algemeen bestuur:

    • a.

      1 stem indien afkomstig uit een gemeente tot 10.000 inwoners;

    • b.

      2 stemmen indien afkomstig uit een gemeente tot 25.000 inwoners;

    • c.

      3 stemmen indien afkomstig uit een gemeente tot 50.000 inwoners;

    • d.

      4 stemmen indien afkomstig uit een gemeente tot 75.000 inwoners;

    • e.

      5 stemmen indien afkomstig uit een gemeente tot 100.000 inwoners;

    • f.

      6 stemmen indien afkomstig uit een gemeente tot 200.000 inwoners;

    • g.

      7 stemmen indien afkomstig uit een gemeente tot 300.000 inwoners;

    • h.

      8 stemmen indien afkomstig uit een gemeente met meer dan 300.000 inwoners.

  • 2.

    Als peildatum voor het aantal inwoners geldt 31 december van het voorgaande jaar.

  • 3.

    Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 11 Stemmingen

Het bepaalde in de artikelen 28 tot en met 32 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Deze artikelen betreffen onder meer de deelname aan de stemming, de geldigheid van de stemming, de geheime stemming en het staken van de stemmen.

Artikel 12 Reglement van orde

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Het reglement van orde bevat geen bepalingen die in strijd zijn met deze regeling.

Artikel 13 Vergoeding

De reis- en verblijfskosten die de leden van het algemeen bestuur maken, worden vergoed door de deelnemer van welk college het lid deel uitmaakt, op basis van de reis- en verblijfskostenregeling van die deelnemer.

Artikel 14 Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur geschiedt door het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Andere adviescommissies dan de in lid 2 van dit artikel bedoelde commissies van advies aan het dagelijks bestuur worden door het dagelijks bestuur ingesteld.

  • 4.

    Bevoegdheden van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur kunnen worden toegekend aan:

    • a.

      een functionele commissie, met het oog op de behartiging van bepaalde belangen;

    • b.

      een territoriale commissie, met het oog op de behartiging van de belangen van een deel van het gebied hetwelk daarvoor hetzij door zijn ligging, hetzij door zijn karakter in aanmerking komt.

  • 5.

    Indien aan een commissie bevoegdheden van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur worden toegekend, regelt het algemeen bestuur de verantwoording aan het algemeen bestuur en voor zover zulks in verband met de aard en de omvang van de toegekende bevoegdheden nodig is, tevens de werkwijze van de commissie, de openbaarheid van vergaderingen, de voorbereiding, de uitvoering van de openbaarmaking van besluiten van de commissie, het toezicht van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur op de uitoefening van de bevoegdheden van de commissie en de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van andere organen van het openbaar lichaam. Voor zover het betreft een commissie waaraan bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden toegekend, worden deze regels vastgesteld op voorstel van het dagelijks bestuur.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of de colleges van burgemeester en wethouders van meer gemeente(n) kan (kunnen) het algemeen bestuur gemotiveerd verzoeken, met het oog op het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 4 sub a en sub b, een commissie als bedoeld in lid 5 van dit artikel dan wel een vaste commissie van advies en bijstand in te stellen. Binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek doet het dagelijks bestuur daaromtrent een voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur beslist pas over het verzoek nadat dit voorstel is uitgebracht. Een zodanig verzoek wordt ingewilligd, tenzij een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van het algemeen bestuur tegen het instellen van de verlangde commissie wordt uitgebracht.

  • 7.

    Het algemeen bestuur regelt de samenstelling en bevoegdheden van commissies, met uitzondering van commissies bedoeld in lid 3 van dit artikel.

Artikel 15 Politieke controle algemeen bestuur

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college van burgemeester en wethouders dat hem of haar heeft aangewezen, alle inlichtingen die door dat college of door een of meer leden daarvan worden verlangd en wel op de wijze, te bepalen in het reglement van orde op de vergaderingen van dat college.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college van burgemeester en wethouders, dat geen lid van het algemeen bestuur aanwijst, doch namens welk college hij of zij mede in het bestuur zitting heeft, alle inlichtingen die door dat college of een of meer leden daarvan worden verlangd. Het reglement van orde als bedoeld in artikel 12 van deze regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording schuldig aan het college van burgemeester en wethouders dat hem of haar heeft aangewezen, voor het door hem of haar in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de wijze, te bepalen in het reglement van orde op de vergaderingen van dat college.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college van burgemeester en wethouders dat hem of haar weliswaar niet heeft aangewezen, doch namens welk college hij of haar wel mede in het algemeen bestuur zitting heeft.

  • 5.

    Het reglement van orde als bedoeld in artikel 12 van deze regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd en de daaraan in overleg met het college dat verantwoording heeft gevraagd te verbinden gevolgen.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders dat een lid in het algemeen bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit lid te ontheffen van deze taak, indien dit lid het vertrouwen van het desbetreffende college niet meer heeft.

  • 7.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen, die door een of meer leden van de colleges worden verlangd en wel op de wijze, te bepalen in het reglement van orde op de vergaderingen van het algemeen bestuur.

     

Het Dagelijks Bestuur

Artikel 16 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit 7 leden, te weten:

    • a.

      drie leden uit de regio waartoe de stad Utrecht behoort, waarvan in ieder geval één uit de stad Utrecht;

    • b.

      twee leden uit elk van de beide andere regio’s.

  • 2.

    De benoeming van de in lid 1 van dit artikel bedoelde leden geschiedt door en uit het midden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger benoemd; deze benoeming vindt tegelijkertijd en op overeenkomstige wijze plaats als de benoeming van de in lid 1 van dit artikel bedoelde leden.

Artikel 17 Benoeming

  • 1.

    Het algemeen bestuur besluit bij de aanvang van elke zittingsperiode ten spoedigste, doch in elk geval binnen vier maanden over de benoeming van nieuwe leden, bedoeld in artikel 16 van deze regeling. Aftredende leden zijn terstond herkiesbaar.

  • 2.

    Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 3.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, van een lid bedoeld in artikel 16 van deze regeling, kiest het algemeen bestuur ten spoedigste doch in elk geval binnen vier maanden een nieuw lid.

  • 4.

    Leden van het dagelijks bestuur die aftreden of hun ontslag indienen blijven als zodanig fungeren totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 18 Vervanging

Indien wordt verwacht dat een lid van het dagelijks bestuur langdurig afwezig is, kan het algemeen bestuur in de tijdelijke vervanging van dit lid voorzien.

Artikel 19 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of ten minste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

  • 2.

    De vergadering mag slechts beraadslagen en besluiten, indien behalve de voorzitter of zijn plaatsvervanger nog drie leden van het dagelijks bestuur tegenwoordig zijn.

  • 3.

    Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd. De leden van het dagelijks bestuur brengen ieder een stem uit.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door adviseurs.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan belanghebbenden uitnodigen of toelaten om in één of meer van zijn vergaderingen hun belangen te bepleiten of van hun gevoelen te doen blijken.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen hetwelk de goedkeuring behoeft van het algemeen bestuur. Dit reglement bevat geen bepalingen die in strijd zijn met deze regeling.

Artikel 20 Vergoeding

De reis- en verblijfskosten die de leden van het dagelijks bestuur maken, worden vergoed door de deelnemer van welk college het lid deel uitmaakt, op basis van de reis- en verblijfskostenregeling van die deelnemer.

Artikel 21 Bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheidslichamen en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

    • d.

      het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam;

    • e.

      het besluiten om namens de het openbaar lichaam rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten;

    • f.

      het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • g.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • h.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van vrijwaring en verlies van recht op bezit;

    • i.

      het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het openbaar lichaam alsmede op al wat het openbaar lichaam aangaat;

    • j.

      het verstrekken van inlichtingen aan de bestuursorganen van de provincie en van de gemeenten;

    • k.

      het vaststellen van verordeningen en andere regelingen die de eigen organisatie en bedrijfsvoering betreffen;

    • l.

      het aanstellen, schorsen en ontslaan van het personeel van het openbaar lichaam met uitzondering van de directeur;

    • m.

      het vaststellen van een directiestatuut waarin regels worden gesteld omtrent de ambtelijke organisatie, werkwijze, delegatie en mandatering.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven.

Artikel 22 Delegatie en mandaat

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheden, voor zover de aard ervan zich hier niet tegen verzet, bij directiestatuut mandateren aan de directeur van de het openbaar lichaam.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer leden, dan wel de directeur mandaat verlenen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de aard van de bevoegdheid of de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

  • 3.

    De op delegatie en mandaat betrekking hebbende artikelen 10:1 tot en met 10:23 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 23 Politieke controle dagelijks bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dat bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen en wel op de in het reglement van orde op de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur verstrekt aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen, die door een of meer leden van de colleges worden verlangd en wel op de wijze, te bepalen in het reglement van orde op de vergaderingen van het algemeen bestuur.

     

De voorzitter

Artikel 24 Benoeming en taken

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij diens afwezigheid vervangt de plaatsvervangend voorzitter de voorzitter.

  • 4.

    De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die van het bestuur uitgaan. Het bestuur kan het ondertekenen van bepaalde stukken opdragen aan de directeur van het openbaar lichaam.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. Indien de voorzitter partij is, of als bestuurder is aangewezen door de gemeente die partij is, in een geding waarbij het openbaar lichaam betrokken is, wordt het openbaar lichaam door een ander, door het bestuur aan te wijzen lid van het bestuur vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK 4 Het personeel

Artikel 25 Benoeming en taken

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur. Benoeming van de directeur geschiedt uit een door het dagelijks bestuur opgemaakte aanbeveling, bevattende de namen van tenminste twee personen.

  • 2.

    De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij alles wat de hun opgedragen taken betreft, terzijde.

  • 3.

    De directeur is tevens secretaris en draagt zorg voor het verslag van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, mede ondertekend.

  • 5.

    De directeur heeft de dagelijkse leiding over het openbaar lichaam.

  • 6.

    De directeur kan in zijn werkzaamheden worden bijgestaan door één of meer functionarissen.

  • 7.

    Bij of krachtens het directiestatuut kunnen op te dragen taken en bevoegdheden nader worden geregeld.

Artikel 26 Rechtspositie

De rechtspositieregeling van de gemeente Utrecht is van toepassing op de medewerkers met uitzondering van de medewerkers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

HOOFDSTUK 5 Financiële bepalingen

Artikel 27 Geldmiddelen

De geldmiddelen van het openbaar lichaam worden gevormd door:

  • a.

    de deelnemersbijdrage op basis van de vastgestelde begroting;

  • b.

    overige inkomsten.

Artikel 28 Bijdrage van de deelnemers

  • 1.

    De deelnemers leggen de door hun aan het openbaar lichaam verschuldigde bijdrage voor de diensten die het openbaar lichaam verleent, vast in hun begroting.

  • 2.

    De deelnemers verplichten zich periodiek, conform een door het dagelijks bestuur vastgesteld facturatieschema zoals opgenomen in bijlage II bij deze regeling te voldoen, een evenredig met de vastgestelde periode voorschot op de door hen verschuldigde bijdragen, zoals deze zijn vastgelegd in de begroting van het openbaar lichaam.

Artikel 29 Treasury en administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast ter zake van de treasury en administratie.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst één of meer registeraccountants aan voor de controle op de treasury en administratie.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle.

Artikel 30 Tarieven

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de tarieven van overslag, transport naar de verwerkingsinrichting, verwerking en eventuele andere werkzaamheden vast per categorie afvalstoffen.

  • 2.

    Een commissie als bedoeld in artikel 14 lid 6 van deze regeling kan een aanbeveling met betrekking tot deze tarieven doen.

  • 3.

    De tarieven zijn per categorie afvalstoffen voor alle gemeenten gelijk, tenzij het algemeen bestuur anders besluit, waarbij in beginsel als uitgangspunt geldt dat voor gelijk afgenomen diensten gelijke tarieven gelden.

  • 4.

    Bij de categorie-indeling, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, en de daarvoor geldende tarieven, wordt - voor zover nodig - onderscheid gemaakt naar de mate waarin de ter verwerking aangeboden afvalstoffen een voorbewerking hebben ondergaan.

Artikel 31 Begroting en jaarstukken

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig artikel 198 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 32 Kaders

Het bestuur zendt voor 1 februari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders ter kennisneming aan de gemeenteraden van de deelnemers.

Artikel 33 Ontwerpbegroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 15 april voorafgaande aan het begrotingsjaar de ontwerpbegroting vast.

  • 2.

    In de ontwerpbegroting zijn de bedragen, die voor iedere deelnemer afzonderlijk worden geraamd aan de hand van de door de deelnemer op te geven geraamde te leveren hoeveelheden afvalstoffen, voor iedere deelnemer afzonderlijk opgenomen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt ten minste acht weken voordat het algemeen bestuur de begroting vaststelt aan de gemeenteraden van de deelnemers toegezonden. De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen op de ontwerpbegroting ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.

  • 4.

    De bij de ontwerpbegroting behorende toelichting bevat voor elke begrotingspost de gronden waarop de raming van inkomsten en uitgaven berust en wijst, ingeval van aanmerkelijk verschil met de raming van het vorige jaar, de oorzaak daarvan aan.

  • 5.

    De ontwerpbegroting wordt samengesteld op de grondslag, dat de exploitatiekosten van het openbaar lichaam volledig moeten worden bestreden, op basis van het daarbij jaarlijks vast te stellen, door de deelnemers geschatte, totaal van de te ontvangen hoeveelheden afvalstoffen.

Artikel 34 Begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling aan de gemeenteraden van de deelnemers, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijzen naar voren kunnen brengen.

  • 4.

    Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

Artikel 35 Begrotingswijziging

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2.

    Op besluiten tot wijziging van de begroting zijn de artikelen 33 lid 3 en 34 lid 3 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdrage van de deelnemers. Het algemeen bestuur is bevoegd die begrotingswijzigingen vast te stellen zonder de gemeenteraden in de gelegenheid te stellen een zienswijze in te brengen.

Artikel 36 Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het algemeen bestuur legt over elk begrotingsjaar verantwoording af aan de colleges van de deelnemers over het gevoerde beleid, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop ze betrekking hebben. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt voor elk van de deelnemers het over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde aandeel opgenomen. Dit aandeel wordt bepaald aan de hand van de werkelijke exploitatiekosten van het openbaar lichaam en de aangeleverde hoeveelheden afvalstoffen.

  • 4.

    Binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening vindt verrekening plaats van het verschil tussen het, op grond van de begroting betaalde en het op basis van de rekening verschuldigde bedrag.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar na afloop van dat waarvoor de jaarrekening dient, de voorlopige jaarrekening ter kennisneming aan de gemeenteraden van de deelnemers.

  • 6.

    Het algemeen bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 37 Nakoming verplichtingen deelnemers

Het bepaalde in de artikelen 193 tot en met 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling.

  • 2.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3.

    In geval van toetreding, uittreding van een of meer deelnemers of opheffing van de regeling draagt het dagelijks bestuur zorg voor het treffen van voorzieningen voor de archiefbescheiden.

HOOFDSTUK 6 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 39 Toetreding

  • 1.

    Het college van een gemeente dat wenst toe te treden, dient hiertoe een verzoek in bij het algemeen bestuur. Het college voegt hierbij het besluit tot toestemming van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Toetreding kan geschieden nadat de colleges van de deelnemers en het toetredende college hiertoe eensluidend hebben besloten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan algemene en specifieke regels stellen omtrent toetreding. Het besluit hiertoe wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde gedeelten van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 40 Uittreding

  • 1.

    Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. Gedurende drie jaar na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Het college dat wil uittreden brengt zijn voornemen daartoe bij aangetekende schrijven ter kennis van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Alle kosten die de uittreding met zich meebrengt zijn voor rekening van het uittredende college.

  • 4.

    Het algemeen bestuur bepaalt de hoogte van de uittredingssom bij besluit genomen met een meerderheid van ten minste twee derde gedeelten van de uitgebrachte stemmen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan zich bij het bepalen van de uittredingssom laten adviseren door een extern deskundige.

  • 6.

    Het algemeen bestuur regelt de overige gevolgen van de uittreding.

Artikel 41 Wijziging

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan op eigen initiatief of op verzoek van één of meer colleges van de deelnemers wijziging van deze regeling voorstellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het wijzigingsvoorstel aan de colleges van de deelnemers.

  • 3.

    Wijziging van de regeling vindt plaats indien daartoe wordt besloten door ten minste twee derde van de colleges van de deelnemers.

Artikel 42 Opheffing

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan op eigen initiatief of op verzoek van één of meer colleges van de deelnemers opheffing van deze regeling voorstellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het voorstel aan de colleges van de deelnemers.

  • 3.

    Opheffing van de regeling vindt plaats indien daartoe wordt besloten met ten minste twee derde gedeelten van de uitgebrachte stemmen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur gaat, nadat tot opheffing is besloten, over tot de voorbereiding van de liquidatie van het openbaar lichaam en stelt daartoe zo spoedig mogelijk een liquidatieplan vast. Het besluit tot vaststelling van het liquidatieplan wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde gedeelten van de uitgebrachte stemmen.

  • 5.

    Het liquidatieplan behelst tevens een sociaal plan.

  • 6.

    Het algemeen bestuur is belast met de liquidatie.

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Artikel 43 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2019 en vervangt de voorgaande regeling.

Artikel 44 Duur

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 45 Inzending en bekendmaking

Het college van de gemeente Soest zendt deze regeling aan gedeputeerde staten en maakt deze regeling bekend in de Staatscourant overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 46 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Gemeenschappelijke regeling Afvalverwijdering Utrecht" en kan worden afgekort tot GR AVU.

Soest, 1 januari 2019,

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,

Mw. H.B. Elbers

Secretaris

L.M.M. Bolsius

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn,

A. Najib

Secretaris

M.A. Röell

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik,

G. Veenhof

Secretaris

R. van Bennekom

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten,

J.F.H. Jennekens

Secretaris

M. van de Groep

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt,

F.G. Wietses

Secretaris

S.C.C.M. Potters

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen,

Mw. E.H.M. Schreurs

Secretaris

M. Divendal

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes,

Mw. E.L. Ruizeveld de Winter

Secretaris

R.A. van Benthem

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Houten,

H.S. den Bieman

Secretaris

W.M. de Jong

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein,

E.D. Luchtenburg

Secretaris

P.J.M. van Domburg

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden,

Mw. H.W. de Graaf-Koelewijn

Secretaris

G.J. Bouwmeester

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik,

Mw. E.T. Halman-van der Linden

Secretaris

L.J. de Graaf

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort,

M.H. van der Veer

Secretaris

Mw. P.J. van Hartskamp-de Jong

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein,

Mw. P.J.M. Liebregts

Secretaris

F.T.J.M. Backhuijs

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater,

W.J. Tempel

Secretaris

P. Verhoeve

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude,

J. van Dijk

Secretaris

Mw. P. Doornenbal-van der Vlist

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen,

P. Bonthuis

Secretaris

J.A. van der Pas

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Soest,

A. Veenstra

Secretaris

R. Metz

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht,

Mw. A.J. van Hussel

Secretaris

Mw. Y.P. van Mastrigt

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

Mw. G.G.H.M. Haanen

Secretaris

J.H.C. van Zanen

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

Mw. M.J.T.H. Havekes

Secretaris

G.F. Naafs

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal,

Mw. A.P. van de Klift-Buijs

Secretaris

G.J. Kats

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden,

Mw. N. van Ameijde-Poortman

Secretaris

J.P.J. Lokker

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede,

G.A. Karssenberg

Secretaris

T.R. Poppens

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden,

M.H.J. van Kruijsbergen

Secretaris

V.J.H. Molkenboer

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg,

Mw. S.M.T. van der Marck-Verschoor

Secretaris

Mw. T. Cnossen-Looijenga

Burgemeester

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist,

H.S. Grotens

Secretaris

J.J.L.M. Janssen

Burgemeester

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Afval Verwijdering Utrecht,

F.A. van Dijk

Secretaris

G.J. Spelt

Voorzitter

BIJLAGE I Regio-indeling

 

Behoort bij de gemeenschappelijke regeling Afvalverwijdering Utrecht.

 

De regio-indeling zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van de regeling is als volgt :

 

Regio I:

bestaat uit de gemeenten De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Vijfheerenlanden en Woerden;

Regio II:

bestaat uit de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg;

Regio III:

bestaat uit de gemeenten Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Renswoude, Rhenen, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist.

BIJLAGE II Facturatieschema

 

Behoort bij de gemeenschappelijke regeling Afvalverwijdering Utrecht.

 

De deelnemers zullen conform het hieromtrent gestelde in artikel 28 lid 2 van deze regeling periodiek worden gefactureerd volgens het onderstaande schema.

 

Factuur

Periode

Factuur door AVU verzonden uiterlijk

1

Eerste kwartaal boekjaar

1 december voorafgaand

2

Tweede kwartaal boekjaar

1 maart voorafgaand

3

Derde kwartaal boekjaar

1 juni voorafgaand

4

Vierde kwartaal boekjaar

1 september voorafgaand

Naar boven