Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 8 maart 2019, nr. VO/1440721, houdende instelling van de Commissie beoordeling begaafdheid in het primair en voortgezet onderwijs ten behoeve van de Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo (Instellingsbesluit Commissie begaafdheid po en vo)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

regeling:

Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie begaafdheid po en vo.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. de minister inhoudelijk te adviseren over subsidieaanvragen als bedoeld in en met inachtneming van artikel 7 van de regeling;

    • b. subsidieaanvragers te voorzien van feedback op de ingediende plannen en hen in de gelegenheid te stellen hun aanvraag inhoudelijk te verbeteren, voorafgaand aan de definitieve beoordeling;

    • c. samenwerkingsverbanden objectief te informeren over de inhoudelijke eisen verbonden aan de subsidieregeling, middels een aantal regionale bijeenkomsten.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

Na het uitbrengen van het advies op alle subsidieaanvragen wordt de commissie per 31 december 2019 opgeheven.

Artikel 5. Leden

  • 1. Tot voorzitter van de commissie wordt benoemd: mevrouw drs. D. Houkema te Arnhem.

  • 2. Tot lid van de commissie worden benoemd:

    • a. mevrouw drs. M. Poelman te Nijmegen;

    • b. mevrouw dr. L. Hoogeveen te Nijmegen;

    • c. de heer D.J. van Hennik te Rotterdam.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast met inachtneming van artikel 7 van de regeling.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de andere leden ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden. Twee of meer vergaderingen per dag worden als één vergadering beschouwd.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

  • 4. De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor het declareren van de vergoeding ten behoeve van alle leden. De voorzitter declareert de vergoeding in twee termijnen bij de directie Primair Onderwijs (po) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 9. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan de faciliteiten voor de informatiebijeenkomsten.

Artikel 10. Verantwoording

De commissie biedt de minister vóór 1 augustus een eindverslag aan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest.

Artikel 11. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 12. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van DUS-I.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie begaafdheid po en vo.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Op 1 januari 2019 is de Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo (hierna: de regeling) in werking getreden. Op grond van de regeling kunnen samenwerkingsverbanden passend onderwijs subsidie aanvragen om aanbod voor begaafde leerlingen op te zetten, uit te breiden of te bestendigen. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de subsidieaanvraag van een samenwerkingsverband aan formele en materiële eisen voldoen. De Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) toetst subsidieaanvragen namens de minister op basis van de formele eisen. De criteria voor de materiële beoordeling zijn neergelegd in artikel 7 van de regeling. Daarin is bepaald dat een commissie de subsidieaanvragen op grond van die criteria beoordeelt en de minister daarover adviseert. Met dit besluit is de Commissie begaafdheid po en vo (hierna: de commissie) ingesteld.

Instelling en taak

De commissieleden hebben veel expertise op het gebied van onderwijs en ondersteuning aan leerlingen met kenmerken van begaafdheid. Vanuit deze expertise hebben de commissieleden meegedacht over de opstelling van het inhoudelijke beoordelingskader. Zij kunnen goed inschatten welke aanpakken effectief en haalbaar zijn voor deze specifieke doelgroepen aansluiten op de situatie van het betreffende samenwerkingsverband of de school. De commissie verzorgt in de maanden februari en maart 2019 enkele informatiebijeenkomsten om de samenwerkingsverbanden en scholen nader te informeren over de subsidieregeling. Dit draagt eraan bij dat zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden een aanvraag doen, die bovendien van goede kwaliteit is.

Werkwijze

De commissie stelt haar eigen werkwijze vast. In de werkwijze is geregeld dat commissieleden de aanvragen zo objectief mogelijk beoordelen en eventuele belangenverstrengeling voorkomen. De werkwijze voorziet er ook in dat commissieleden een aanvrager eenmalig om een nadere toelichting kunnen vragen en een voorstel van feedback kunnen voorzien, voordat zij de minister adviseren. Aanvragers kunnen in gelijke mate profiteren van de feedback bij het indienen van hun aanvraag. DUS-I ondersteunt de commissie administratief.

Vergoeding

De vergoeding is berekend op basis van de verwachte te maken uren, mede op basis van de ingeschatte behandeltijd per subsidieaanvraag. Daarnaast zijn uren ingeschat voor de werkzaamheden die de commissieleden hebben verricht in het voorbereidend traject voor de regeling en voor het verzorgen van de informatiebijeenkomsten. De vergoeding gaat uit van het maximale aantal aanvragen van 152. De werkelijke vergoeding wordt verstrekt op basis van het aantal subsidieaanvragen dat daadwerkelijk is binnengekomen en behandeld en de daadwerkelijk gemaakte uren voor de voorbereidingen en informatiebijeenkomsten. De commissieleden dienen hiertoe ieder declaraties in, na afloop van het beoordelingsproces. Daaruit blijkt hoeveel dagdelen ieder lid heeft besteed aan de activiteiten waarvoor de commissie is ingesteld. De declaraties worden in twee keer (31 maart en 30 juni) door de voorzitter ingediend bij de directie Primair Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Kosten van de commissie

Met de commissie worden vooraf aparte afspraken gemaakt over de kosten die kunnen worden vergoed. In deze afspraken wordt vastgelegd welke kosten kunnen worden vergoed en op welke wijze hiervoor goedkeuring wordt verstrekt. Deze kosten worden apart gedeclareerd. Voor zover de minister reiskosten goedkeurt, neemt hij artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Reisbesluit binnenland in acht.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven