Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht

Logo Utrecht

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist,

Gelet op

artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Overwegende dat:

- het college van burgemeester en wethouders deelnemer is in de gemeenschappelijke regeling GGDrU;

- de herindeling van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik leidt tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling GGDrU;

- het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling GGDrU door het bestuur van de GGDrU uitgewerkt is in de vorm van een doorlopende tekst van de gewijzigde regeling;

- het bestuur van de gemeenschappelijke regeling GGDrU de colleges schriftelijk heeft verzocht om de procedure tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling te voeren;

Besluiten

Tot vaststelling van de gewijzigde Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de Wet publieke gezondheid, wordt in deze regeling verstaan onder:

a. adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

b. ambtenaar: een ambtenaar, bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet, alsmede degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is;

c. bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

d. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

e. directeur publieke gezondheid: de directeur publieke gezondheid, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid;

f. gemeenten: de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist;

g. MN-gemeenten: de gemeenten, met uitzondering van de gemeente Utrecht;

h. regeling: de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht, en

i. regionale gezondheidsdienst: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 3 van de regeling en artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid.

Artikel 2: Belang

Deze regeling wordt getroffen ter uitvoering van de taken bij of krachtens de Wet publieke gezondheid opgedragen aan de colleges op het gebied van de publieke gezondheid.

Artikel 3: Regionale gezondheidsdienst

1. Er is een regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht.

2. De regionale gezondheidsdienst is een openbaar lichaam en bezit rechtspersoonlijkheid.

3. De regionale gezondheidsdienst is gevestigd te Utrecht.

Artikel 4: Taken

1. Het bestuur van de regionale gezondheidsdienst voert de Wet publieke gezondheid uit voor de gemeenten, met uitzondering van de taken bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Wet publieke gezondheid.

2. Het bestuur van de regionale gezondheidsdienst voert de taken bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Wet publieke gezondheid uit voor de MN-gemeenten.

3. De directeur publieke gezondheid voert de aan hem bij of krachtens de wet opgedragen taken uit onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur van de regionale gezondheidsdienst, onverminderd het bepaalde in artikel 10:22 en artikel 10:23 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat de uitvoering van de taken van de directeur publieke gezondheid in het kader van artikel 1.61 en artikel 2.19 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in mandaat wordt opgedragen aan:

a. de gemeente Utrecht, voor zover het toezicht voor de gemeente Utrecht betreft, en

b. de bestuurscommissie, voor zover het toezicht in de MN-gemeenten betreft.

4. De colleges kunnen ook andere taken opdragen aan het bestuur of ambtenaren van de regionale gezondheidsdienst, voor zover het algemeen bestuur daarmee met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, instemt.

5. Voor taken, bedoeld in een van de vorige leden, kan een overeenkomst worden afgesloten tussen de regionale gezondheidsdienst en de gemeente. In de overeenkomst wordt in elk geregeld:

a. de kwalitatieve en kwantitatieve uitvoering van de opgedragen taken;

b. de verrekening van de kosten;

c. de aansprakelijkheid en verrekening bij onvoorziene omstandigheden, en

d. de wijze van beëindiging van de overeenkomst, onverminderd het bepaalde in artikel 50.

Hoofdstuk 2: Inrichting bestuur

Afdeling 2.1 Samenstelling bestuur

Artikel 5: Algemeen

1. Het bestuur van de regionale gezondheidsdienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

2. Tot het bestuur van de regionale gezondheidsdienst behoren voorts adviescommissies en bestuurscommissies, voor zover ingesteld.

 

Afdeling 2.2 Algemeen bestuur

Artikel 6: Aanwijzing leden

1. De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het algemeen bestuur aan.

2. De colleges kunnen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid uit hun midden aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt.

Artikel 7: Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 8: Vergaderfrequentie

1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als het daartoe heeft besloten.

2. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 9: Oproeping

1. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 10: Opening vergadering

1. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 11: Open en besloten vergaderingen

1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

2. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 12: Immuniteit

De leden van het bestuur van de regionale gezondheidsdienst en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 13: Handhaving vergaderorde

1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

2. Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

3. Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 14: Verantwoordingsrelaties

1. Het lid van het algemeen bestuur is verantwoording schuldig aan het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, alsmede aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur.

2. Het lid van het algemeen bestuur geeft het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, alsmede aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente alle inlichtingen die één of meer leden van het college onderscheidenlijk de raad vragen.

3. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van een van de raden gevraagd worden.

4. Het college van burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de raad regelen de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd en inlichtingen worden gegeven als bedoeld in dit artikel.

5. Het college van burgemeester en wethouders kan het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan, indien dit lid niet langer het vertrouwen van het college bezit.

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 15: Onthouden van stemmen

1. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

4. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 16: Quorum

1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing:

a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

b. in een vergadering als bedoeld in artikel 10, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 10, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 17: Besluitvorming

1. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, tenzij in de regeling anders is bepaald en met dien verstande dat:

a. de door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bunnik, Eemnes, Lopik, Montfoort, Oudewater, Renswoude, Rhenen, en Woudenberg aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder één stem hebben;

b. de door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Baarn, Bunschoten, IJsselstein, Leusden en Wijk bij Duurstede aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder twee stemmen hebben;

c. de door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten De Bilt, De Ronde Venen, Houten, Soest, Utrechtse Heuvelrug, Vijfheerenlanden en Woerden aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder drie stemmen hebben;

d. de door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nieuwegein, Stichtse Vecht, Veenendaal en Zeist aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vier stemmen hebben;

e. het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort aangewezen lid van het algemeen bestuur zes stemmen heeft, en

f. het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aangewezen lid van het algemeen bestuur negen stemmen heeft.

2. Onder een volstrekte meerderheid wordt verstaan dat tenminste zesendertig stemmen voor een besluit zijn uitgebracht. Bij gekwalificeerde meerderheid geldt in deze regeling als vereiste dat tenminste tweeënzestig van de zeventig stemmen voor een besluit zijn uitgebracht.

3. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 18: Stemming over personen

1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

2. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

3. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 19: Overige stemmingen

1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het algemeen bestuur bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 20: Ambtelijke bijstand

Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.

 

Afdeling 2.3 Dagelijks bestuur

Artikel 21: Samenstelling en aanwijzing leden

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en vijf andere leden, met dien verstande dat uit elk van de vijf regio’s die functioneren voor de MN-gemeenten telkens één lid van het dagelijks bestuur wordt aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

Artikel 22: Ontslag leden

1. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter uitgezonderd, ontslag verlenen indien dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat de betrokken leden van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

3. De oproeping tot de vergadering waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid.

4. Artikel 15 is niet van toepassing bij besluiten van het algemeen bestuur ingevolge dit artikel.

Artikel 23: Reglement van orde

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt gezonden.

Artikel 24: Vergaderfrequentie

1. De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

2. De voorzitter maakt dag en plaats van te houden openbare vergaderingen en het tijdstip van de opening bekend.

Artikel 25: Open en besloten vergaderingen

1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

2. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Artikel 26: Besluitvorming

1. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

2. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 27: Immuniteit

De leden van het dagelijks bestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het dagelijks bestuur hebben gezegd of aan het dagelijks bestuur schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 28: Stemmen

De artikelen 15, eerste tot en met derde lid, 16 en 17 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de stemverhoudingen opgenomen in artikel 17, eerste lid. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.

Artikel 29: Stemming over personen

1. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

2. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 30: Verantwoording en inlichtingen

1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

2. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

3. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.

 

Afdeling 2.4 Voorzitter

Artikel 31: Aanwijzing

1. Het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aangewezen lid van het algemeen bestuur wordt door het algemeen bestuur aangewezen als voorzitter van de regionale gezondheidsdienst.

2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

3. Het door het algemeen bestuur als voorzitter van de bestuurscommissie als bedoeld in artikel 34, derde lid aangewezen lid, wordt door het algemeen bestuur als plaatsvervangend voorzitter van de regionale gezondheidsdienst aangewezen.

4. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens verhindering of ontstentenis.

Artikel 32: Verantwoording en inlichtingen

1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

2. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

3. De voorzitter geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.

 

Afdeling 2.5 Commissies

Artikel 33: Adviescommissies

1. Het algemeen bestuur kan adviescommissies instellen ter advisering aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter een adviescommissie instellen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk aan de voorzitter voor zover deze adviescommissie een tijdelijk karakter heeft.

Artikel 34: Bestuurscommissies

1. Het algemeen bestuur kan bestuurscommissie instellen, waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur worden overgedragen.

2. Een bestuurscommissie geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.

3. Het algemeen bestuur stelt een bestuurscommissie in, welke de bevoegdheden bedoeld in artikel 4, tweede lid en derde lid onder b, krijgt overgedragen.

4. Het algemeen bestuur wijst uit de leden van de bestuurscommissie bedoeld in het vorige lid, de voorzitter van de bestuurscommissie aan. De voorzitter van de bestuurscommissie is tevens plaatsvervangend voorzitter van de regionale gezondheidsdienst.

 

Afdeling 2.6 Directeur publieke gezondheid

Artikel 35: Benoeming

1. De directeur publieke gezondheid wordt benoemd door het algemeen bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid.

2. De regionale gezondheidsdienst staat onder leiding van de directeur publieke gezondheid.

Artikel 36: Secretaris

De directeur publieke gezondheid staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissies bij de uitoefening van hun taken bij.

Artikel 37: Ambtelijke organisatie

Het dagelijks bestuur stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie van de regionale gezondheidsdienst.

Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden

Artikel 38: Bevoegdheden algemeen bestuur

1. Verordeningen met betrekking tot de regionale gezondheidsdienst worden door het algemeen bestuur vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door het algemeen bestuur krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter is toegekend.

2. De overige bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

3. Het algemeen bestuur kan bij verordening beleidsregels vaststellen waarmee andere organen van de regionale gezondheidsdienst rekening houden bij de uitoefening van bij of krachtens de wet verleende bevoegdheden. Ten aanzien van de bekendmaking van deze verordening zijn de artikelen 139, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

4. Het algemeen bestuur kan, ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk opgedragen in artikel 4 genoemde taken van de regionale gezondheidsdienst, tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen besluiten, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit daartoe wordt door het algemeen bestuur met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, genomen. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 39: Overdracht van bevoegdheden

1. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

2. Daarbij kan niet worden overgedragen de bevoegdheid tot:

a. het vaststellen of wijzigen van de begroting bedoeld in artikel 34, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

b. het vaststellen van de jaarrekening als bedoeld in artikel 34, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

c. het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de regionale gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 46, en

d. het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de regionale gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 47.

Artikel 40: Dagelijks bestuur

1. Het dagelijks bestuur van de regionale gezondheidsdienst berust bij het dagelijks bestuur voor zover niet bij of krachtens de wet het algemeen bestuur hiermee is belast.

2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten.

3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur.

4. Het dagelijks bestuur is, onverminderd artikel 37, bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de regionale gezondheidsdienst.

5. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren, met uitzondering van de directeur publieke gezondheid.

6. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de regionale gezondheidsdienst te besluiten, met uitzondering van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38, vierde lid.

7. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

8. Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten namens de regionale gezondheidsdienst, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur, rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

Artikel 41: Voorzitter

1. De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de regionale gezondheidsdienst.

2. De voorzitter vertegenwoordigt de regionale gezondheidsdienst in en buiten rechte.

Hoofdstuk 4: Financiën

Artikel 42: Algemeen

1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

2. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, welke de kostenverdeling over de deelnemers bevat. De bijdrageverordening wordt bij gekwalificeerdere meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld of gewijzigd. Het algemeen bestuur kan bij de begroting of andere verordeningen niet van de bijdrageverordening afwijken.

3. In de bijdrageverordening wordt bepaald op welke wijze de kosten voor de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de taken, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, afzonderlijk in de begroting inzichtelijk worden gemaakt.

4. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de regionale gezondheidsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

5. De deelnemende gemeenten waarborgen daarenboven de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door de regionale gezondheidsdienst voor de uitvoering van zijn taak, in de verhouding van het inwonersaantal op 1 januari 2014.

6. Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de financiële verplichtingen die volgen uit dit artikel, tweede, vierde en vijfde lid, in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 43: Begroting

1. Voor alle taken en activiteiten brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden.

2. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten.

3. Het algemeen bestuur ziet erop toe dat de begroting in evenwicht is.

4. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting wordt met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld.

6. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen. Een wijziging van de begroting wordt met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld.

7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.

Artikel 44: Voorbereiding begroting

1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, tweede lid, bedoelde termijn, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het komende begrotingsjaar.

2. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, vijfde lid, bedoelde vaststelling, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de regionale gezondheidsdienst en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting ten minste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

5. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

6. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgevingen, bedoeld in het vierde lid.

7. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten van de provincie Utrecht hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

8. Het bepaalde in het tweede, derde, vierde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van een of meerdere gemeenten, bedoeld in artikel 42, tweede en derde lid, en in het beleid en in de uitvoering van taken.

Artikel 45: Jaarrekening

1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar na het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, een voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.

Artikel 46: Financiële verordening

1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

2. De verordening bevat in ieder geval:

a. regels voor waardering en afschrijving van activa, en

b. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 47: Financiële controleverordening

1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

2. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 45 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

3. Artikel 213, derde tot en negende lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 48: Wijziging

1. De regeling kan gewijzigd worden bij gelijkluidende besluiten van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

2. Een voorstel tot wijziging kan door het dagelijks bestuur, of tenminste een vijfde van de leden van het algemeen bestuur worden gedaan.

Artikel 49: Toetreding

Tot deze gemeenschappelijke regeling kunnen overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid geen andere bestuursorganen of rechtspersonen toetreden, onverminderd het bepaalde in artikel 14, vijfde lid, van de Wet publieke gezondheid.

Artikel 50: Uittreding

1. Een college van burgemeester en wethouders dat aan de regeling deelneemt kan overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid niet uittreden uit de regeling.

2. Onder partiële uittreding wordt in dit artikel verstaan het opzeggen of terugnemen van een of meer aan de regionale gezondheidsdienst opgedragen taken, voor zover dat binnen enige wet mogelijk is.

3. De kosten die direct samenhangen met de partiële uittreding worden in rekening gebracht bij de deelnemer die partieel uittreedt.

Artikel 51: Opheffing

De regionale gezondheidsdienst kan alleen worden opgeheven onder gelijktijdige instelling van een nieuwe regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wet publieke gezondheid. Opheffing van de regeling geschiedt bij gelijkluidende besluiten van de colleges.

Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

Artikel 52: Archieven

1. Het algemeen bestuur stelt een archiefverordening vast, onverminderd het bepaalde in artikel 40 van de Archiefwet 1995.

2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de dienst, volgens de verordening, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 53: Gemeenschappelijke regeling

1. De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht zendt de regeling in aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.

3. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.

4. De regeling treedt in werking de eerste dag na bekendmaking overeenkomstig het derde lid.

5. Op het moment van inwerkingtreding van deze regeling komt de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht, gepubliceerd op 11 januari 2018, te vervallen.

6. De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht.

Artikel 54: Vrijwaring

1. De gemeente Utrecht blijft gevrijwaard voor kosten of aansprakelijkheden voortvloeiend uit de werkzaamheden van de GGD Midden-Nederland, die zijn verricht voorafgaand aan de inwerkingtreding van de regeling.

2. De MN-gemeenten verplichten zich kosten en aansprakelijkheden die ontstaan met betrekking tot de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4, tweede lid, te vergoeden aan de gemeente Utrecht voor zover deze aan de gemeente Utrecht in rekening worden gebracht door de regionale gezondheidsdienst.

 

Naar boven