Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 maart 2019, nr. MBO-105280, houdende nadere specificaties over de vorm en inhoud van de informatie die nodig is voor deelnemers voor het vergelijken van opleidingen en het kiezen van een passende opleiding (Regeling studiebijsluiter mbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 6.1.3a, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Informatie instellingen

  • 1. Het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de wet levert voor iedere beroepsopleiding de informatie, bedoeld in artikel 6.1.3a, eerste lid, onder c, van de wet, ten aanzien van de volgende indicatoren:

    • a. de kans op werk;

    • b. de arbeidsmarktpositie van gediplomeerden uitgedrukt in het percentage werkenden;

    • c. de kans op stage of leerbaan, en

    • d. het startsalaris.

  • 2. Het bevoegd gezag levert voor iedere beroepsopleiding de informatie, bedoeld in artikel 6.1.3a, eerste lid, onder g, van de wet, ten aanzien van de volgende indicatoren:

    • a. de studenttevredenheid;

    • b. het jaarresultaat, betreffende het percentage geslaagde studenten;

    • c. de doorstroom naar het hbo; en

    • d. de doorstroom binnen het mbo.

  • 3. De vorm en inhoud van de informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling.

  • 4. Het bevoegd gezag gebruikt bij de informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, in ieder geval het advies dat de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet voor elk van de indicatoren voor de betreffende instelling opstelt op grond van de bijlage van deze regeling.

  • 5. De instelling maakt de gegevens bekend op een voor een ieder toegankelijke plaats.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling studiebijsluiter mbo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1, DERDE LID, VAN DE REGELING STUDIEBIJSLUITER MBO

Nadere specificaties van de vorm en inhoud van de informatie

Artikel 1, eerste lid,

Onderdeel a. Kans op werk

Kans op werk in een vakgebied is een prognose van de kans op het vinden van een baan in het verlengde van de opleiding na diplomering. De kans op werk is bepaald door de verwachte toekomstige vraag naar banen (die geschikt zijn voor schoolverlaters) af te zetten tegen het aantal studenten in de regio dat beschikbaar komt voor de arbeidsmarkt. Voor de regio waar de hoofdlocatie van de school gevestigd is, is weergegeven hoe groot de kans op het vinden van een baan is voor studenten aan de betreffende opleiding na het moment van afstuderen, als nu met de opleiding wordt begonnen.

Onderdeel b. De arbeidsmarktpositie van gediplomeerden uitgedrukt in het percentage werkenden

De arbeidsmarktpositie van gediplomeerden is het percentage werkende gediplomeerden dat op het moment van onderzoek werkt in een baan van meer dan 12 uur per week.

Onderdeel c. Kans op stage of leerbaan

Kans op stage en kans op leerbaan tonen de verwachte kansen van bol-studenten op het vinden van een stage en van bbl-studenten op het vinden van een leerbaan. Kans op stage of leerbaan geeft de verhouding weer tussen het aantal stagezoekende studenten en het aanbod van stages en leerbanen bij bedrijven. Voor de regio waar de hoofdlocatie van de school gevestigd is, is weergegeven hoe groot de kans op het vinden van een stage of leerbaan is voor studenten van de betreffende opleiding (kwalificatie), die in die regio een stage of leerbaan zoeken.

Onderdeel d. Startsalaris

Startsalaris (uurloon) is het salaris dat afgestudeerden aan de opleiding per uur gemiddeld verdienen.

Artikel 1, tweede lid,

Onderdeel a. Studententevredenheid

Studenttevredenheid is een indicatie van de tevredenheid van de studenten over de kwaliteit van deze opleiding in vergelijking met de landelijke tevredenheidscore voor deze opleiding.

Onderdeel b. Het jaarresultaat, betreffende het percentage geslaagde studenten

Jaarresultaat is het aantal studenten dat gediplomeerd de opleiding verlaat uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de totale (gediplomeerde plus ongediplomeerde) uitstroom uit de opleiding. Een gediplomeerde in deze context is een student die in het betreffende jaar zijn diploma heeft behaald. Eerder behaalde diploma's zijn hierbij niet relevant.

Onderdeel c. Doorstroom naar het hbo

Doorstroom naar het hbo is het aandeel mbo-studenten dat na een diploma op niveau 4 doorstroomt naar het hoger onderwijs. Alleen doorstroom naar bekostigd onderwijs in Nederland is meegeteld. Extraneï zijn buiten beschouwing gelaten.

Onderdeel d. Doorstroom binnen het mbo

Doorstroom binnen het mbo is het aandeel studenten dat na het behalen van een diploma op niveau 2 of 3 doorstroomt binnen het mbo. Alleen doorstroom naar bekostigd onderwijs in Nederland is meegeteld. Extraneï zijn buiten beschouwing gelaten.

TOELICHTING

Voor (aspirant) studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het maken van een goede studiekeuze van groot belang. Onderwijsinstellingen verstrekken op grond van hun wettelijke zorgplicht wel informatie over opleidingen, maar doen dit niet altijd op eenduidige en heldere wijze.

In opdracht van het ministerie van OCW ontwikkelde de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) vanaf 2014 Studie in Cijfers, ook wel de studiebijsluiter genoemd. Studie in Cijfers geeft informatie over opleidingen (studenttevredenheid, percentage geslaagde studenten, doorstroom naar het hbo, doorstroom binnen mbo en kans op stage) en de kansen van die opleidingen op de arbeidsmarkt (kans op werk, arbeidsmarktpositie van gediplomeerden en startsalaris). Studie in Cijfers is bedoeld om studenten en ouders te helpen bij het maken van een goede studiekeuze. Het dient ter ondersteuning van mbo-instellingen in hun voorlichting aan toekomstige studenten en hun ouders.

Ter uitvoering van de motie Wiersma c.s. (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 524, nr. 325 1) heeft de minister van OCW toegezegd om haar bevoegdheid, volgend uit artikel 6.1.3a, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB), aan te wenden en een ministeriële regeling op te stellen waardoor instellingen een vergelijkbare en goed vindbare studiebijsluiter gaan hanteren bij hun voorlichting.

Om het draagvlak zoveel mogelijk te vergroten is advies gevraagd aan SBB over de inhoud van de studiebijsluiter. Studenten, instellingen en bedrijven hebben er mee ingestemd om in de regeling de 8 indicatoren, die in deze regeling zijn opgenomen, op te nemen. Voor de niet-bekostigde instellingen is door SBB geadviseerd ze uit te zonderen in de ministeriële regeling.

Om de informatie over opleidingen vergelijkbaar te maken worden de vorm en inhoud van de informatie in de bijlage behorende bij deze regeling nader gespecificeerd. Om de vindbaarheid van de informatie te garanderen maakt SBB de informatie openbaar via haar portal. Een instelling kan de noodzaak voelen meer duiding te geven aan de informatie. Om die reden wordt aan de instellingen de mogelijkheid geboden om een toelichting bij de informatie te voegen.

Niet-bekostigde instellingen

SBB adviseert om de niet-bekostigde instellingen uit te zonderen in de ministeriële regeling. Voor een dergelijke uitzondering is geen wettelijke basis. Wel kan bij toepassing van deze regeling voor het niet bekostigde onderwijs op grond van artikel 1.4.1, eerste lid, onder 1a, van de WEB rekening worden gehouden met de concrete situatie. Daardoor kunnen soms andere accenten nodig zijn in de informatievoorziening. In het niet bekostigde onderwijs kan daarbij worden gedacht aan de volgende indicatoren: duur opleiding, deel opleiding dat in de praktijk plaatsvindt, begeleiding en indien het onderwijs klassikaal plaatsvindt, de klassengrootte en de lesuitval. In het niet-bekostigd onderwijs volgen zo’n 31.000 studenten een mbo-opleidingen. Hiervan zijn zo’n 24.000 studenten ouder dan 23. Het overgrote deel van deze groep heeft werk en volgt onderwijs op grond van afspraken tussen een bedrijf en niet-bekostigde onderwijsinstelling. Studenten uit deze groep willen vooral weten hoelang de opleiding duurt en wat in de praktijk plaatsvindt. De groep jongeren die in het niet-bekostigd onderwijs wordt opgeleid is klein: ongeveer 7.000 ten opzichte van zo’n 475.000 studenten in het bekostigd mbo. Ouders spelen hier een belangrijke rol en kijken vooral naar hoe groot de klassen zijn of er passende begeleiding is en of er weinig lesuitval is. Het is momenteel niet mogelijk om die cijfers met objectieve bronnen op te nemen in de regeling. Als het gaat om de huidige indicatoren dan zien we dat er slechts enkele niet-bekostigde instellingen deelnemen aan de JOB-monitor. Ook de indicator percentage geslaagde studenten kan vanwege de kleine aantallen en de fluctuerende in- en uitstroom in het niet-bekostigd onderwijs, niet betrouwbaar berekend worden. Kans op Werk wordt bij de private opleiders vaak anders gezien. Er wordt regelmatig een baangarantie gegeven en veel instituten hebben een zodanig goede reputatie waardoor studenten snel aan het werk zijn. Uiteraard kunnen niet-bekostigde instellingen op vrijwillige basis gebruik maken van de informatie die door SBB via haar portal beschikbaar wordt gesteld of doorverwijzen naar Kans op Werk, Stage en Leerbaan.

Bij een deel van de niet-bekostigde instellingen is het mogelijk om als bedrijf een maatwerktraject in te kopen. Zaken als de verhouding tussen begeleide onderwijstijd (BOT) en beroepspraktijkvorming (BPV), wie welk onderdeel van de begeleiding van de student op zich neemt, en soms ook de duur van het traject zijn onderwerp van gesprek tussen het bedrijf en de onderwijsinstelling. De uitkomsten daarvan bepalen de inrichting van het traject dat de deelnemers gaan volgen. Uiteraard wordt de deelnemer daarover geïnformeerd en weet hij hoe het traject eruit ziet. Hiermee kan bij het vooraf beschikbaar stellen van de informatie op grond van artikel 2 van deze regeling rekening worden gehouden.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Informatie instellingen

In het eerste lid van artikel 6.1.3a van de WEB worden 7 onderwerpen genoemd waarover het bevoegd gezag voor elke beroepsopleiding informatie verstrekt aan aspirant deelnemers van de instelling. Die informatie moet zodanig zijn dat aspirant deelnemers onder meer in staat zijn de opleidingsmogelijkheden te vergelijken en een passende opleiding te kiezen. Hoe die informatie er uit moet zien is niet bepaald. Het tweede lid van genoemd artikel bevat de mogelijkheid voor de minister om bij ministeriële regeling nadere specificaties te geven over de vorm en inhoud van die gegevens.

In het eerste en tweede lid van dit artikel worden twee onderwerpen genoemd ten aanzien waarvan nadere specificaties worden gegeven ten aanzien van vorm en inhoud. Het betreft: a. het arbeidsmarkt perspectief na beëindiging van de desbetreffende beroepsopleiding (artikel 6.1.3a, eerste lid, onderdeel c, van de WEB), en b. de kwaliteit van de verschillende beroepsopleidingen waaronder het oordeel van de inspectie (onderdeel g van hierboven genoemde bepaling uit de WEB).

Per onderwerp worden in het eerste en tweede lid elk vier indicatoren vastgesteld. In de bijlage bij de regeling wordt per indicator een nadere specificatie gegeven van de vorm en inhoud van de informatie die voor deze indicator wordt geleverd. Het derde lid bevat hiervoor de basis.

Ten aanzien van deze informatie wordt op grond van het vierde lid door SBB voor elke indicator voor elke beroepsopleiding een advies opgesteld. De instelling maakt dit advies bekend op een voor ieder toegankelijke plaats (vijfde lid). Dit zal veelal de Website van de instelling zijn. Het staat de instellingen vanzelfsprekend vrij deze informatie te voorzien van een toelichting. Op die manier gaan instellingen een vergelijkbare en goed vindbare studiebijsluiter hanteren bij hun voorlichting aan aspirant deelnemers.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven