BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1, DERDE LID, VAN DE REGELING STUDIEBIJSLUITER MBO
Nadere specificaties van de vorm en inhoud van de informatie
Artikel 1, eerste lid,
Onderdeel a. Kans op werk
Kans op werk in een vakgebied is een prognose van de kans op het vinden van een baan
in het verlengde van de opleiding na diplomering. De kans op werk is bepaald door
de verwachte toekomstige vraag naar banen (die geschikt zijn voor schoolverlaters)
af te zetten tegen het aantal studenten in de regio dat beschikbaar komt voor de arbeidsmarkt.
Voor de regio waar de hoofdlocatie van de school gevestigd is, is weergegeven hoe
groot de kans op het vinden van een baan is voor studenten aan de betreffende opleiding
na het moment van afstuderen, als nu met de opleiding wordt begonnen.
Onderdeel b. De arbeidsmarktpositie van gediplomeerden uitgedrukt in het percentage
werkenden
De arbeidsmarktpositie van gediplomeerden is het percentage werkende gediplomeerden
dat op het moment van onderzoek werkt in een baan van meer dan 12 uur per week.
Onderdeel c. Kans op stage of leerbaan
Kans op stage en kans op leerbaan tonen de verwachte kansen van bol-studenten op het
vinden van een stage en van bbl-studenten op het vinden van een leerbaan. Kans op
stage of leerbaan geeft de verhouding weer tussen het aantal stagezoekende studenten
en het aanbod van stages en leerbanen bij bedrijven. Voor de regio waar de hoofdlocatie
van de school gevestigd is, is weergegeven hoe groot de kans op het vinden van een
stage of leerbaan is voor studenten van de betreffende opleiding (kwalificatie), die
in die regio een stage of leerbaan zoeken.
Onderdeel d. Startsalaris
Startsalaris (uurloon) is het salaris dat afgestudeerden aan de opleiding per uur
gemiddeld verdienen.
Artikel 1, tweede lid,
Onderdeel a. Studententevredenheid
Studenttevredenheid is een indicatie van de tevredenheid van de studenten over de
kwaliteit van deze opleiding in vergelijking met de landelijke tevredenheidscore voor
deze opleiding.
Onderdeel b. Het jaarresultaat, betreffende het percentage geslaagde studenten
Jaarresultaat is het aantal studenten dat gediplomeerd de opleiding verlaat uitgedrukt
in een percentage ten opzichte van de totale (gediplomeerde plus ongediplomeerde)
uitstroom uit de opleiding. Een gediplomeerde in deze context is een student die in
het betreffende jaar zijn diploma heeft behaald. Eerder behaalde diploma's zijn hierbij
niet relevant.
Onderdeel c. Doorstroom naar het hbo
Doorstroom naar het hbo is het aandeel mbo-studenten dat na een diploma op niveau
4 doorstroomt naar het hoger onderwijs. Alleen doorstroom naar bekostigd onderwijs
in Nederland is meegeteld. Extraneï zijn buiten beschouwing gelaten.
Onderdeel d. Doorstroom binnen het mbo
Doorstroom binnen het mbo is het aandeel studenten dat na het behalen van een diploma
op niveau 2 of 3 doorstroomt binnen het mbo. Alleen doorstroom naar bekostigd onderwijs
in Nederland is meegeteld. Extraneï zijn buiten beschouwing gelaten.
TOELICHTING
Voor (aspirant) studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het maken van
een goede studiekeuze van groot belang. Onderwijsinstellingen verstrekken op grond
van hun wettelijke zorgplicht wel informatie over opleidingen, maar doen dit niet
altijd op eenduidige en heldere wijze.
In opdracht van het ministerie van OCW ontwikkelde de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs
bedrijfsleven (SBB) vanaf 2014 Studie in Cijfers, ook wel de studiebijsluiter genoemd.
Studie in Cijfers geeft informatie over opleidingen (studenttevredenheid, percentage
geslaagde studenten, doorstroom naar het hbo, doorstroom binnen mbo en kans op stage)
en de kansen van die opleidingen op de arbeidsmarkt (kans op werk, arbeidsmarktpositie
van gediplomeerden en startsalaris). Studie in Cijfers is bedoeld om studenten en
ouders te helpen bij het maken van een goede studiekeuze. Het dient ter ondersteuning
van mbo-instellingen in hun voorlichting aan toekomstige studenten en hun ouders.
Ter uitvoering van de motie Wiersma c.s. (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 524, nr. 325
1) heeft de minister van OCW toegezegd om haar bevoegdheid, volgend uit artikel 6.1.3a,
tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB), aan te wenden en
een ministeriële regeling op te stellen waardoor instellingen een vergelijkbare en
goed vindbare studiebijsluiter gaan hanteren bij hun voorlichting.
Om het draagvlak zoveel mogelijk te vergroten is advies gevraagd aan SBB over de inhoud
van de studiebijsluiter. Studenten, instellingen en bedrijven hebben er mee ingestemd
om in de regeling de 8 indicatoren, die in deze regeling zijn opgenomen, op te nemen.
Voor de niet-bekostigde instellingen is door SBB geadviseerd ze uit te zonderen in
de ministeriële regeling.
Om de informatie over opleidingen vergelijkbaar te maken worden de vorm en inhoud
van de informatie in de bijlage behorende bij deze regeling nader gespecificeerd.
Om de vindbaarheid van de informatie te garanderen maakt SBB de informatie openbaar
via haar portal. Een instelling kan de noodzaak voelen meer duiding te geven aan de
informatie. Om die reden wordt aan de instellingen de mogelijkheid geboden om een
toelichting bij de informatie te voegen.
Niet-bekostigde instellingen
SBB adviseert om de niet-bekostigde instellingen uit te zonderen in de ministeriële
regeling. Voor een dergelijke uitzondering is geen wettelijke basis. Wel kan bij toepassing
van deze regeling voor het niet bekostigde onderwijs op grond van artikel 1.4.1, eerste
lid, onder 1a, van de WEB rekening worden gehouden met de concrete situatie. Daardoor
kunnen soms andere accenten nodig zijn in de informatievoorziening. In het niet bekostigde
onderwijs kan daarbij worden gedacht aan de volgende indicatoren: duur opleiding,
deel opleiding dat in de praktijk plaatsvindt, begeleiding en indien het onderwijs
klassikaal plaatsvindt, de klassengrootte en de lesuitval. In het niet-bekostigd onderwijs
volgen zo’n 31.000 studenten een mbo-opleidingen. Hiervan zijn zo’n 24.000 studenten
ouder dan 23. Het overgrote deel van deze groep heeft werk en volgt onderwijs op grond
van afspraken tussen een bedrijf en niet-bekostigde onderwijsinstelling. Studenten
uit deze groep willen vooral weten hoelang de opleiding duurt en wat in de praktijk
plaatsvindt. De groep jongeren die in het niet-bekostigd onderwijs wordt opgeleid
is klein: ongeveer 7.000 ten opzichte van zo’n 475.000 studenten in het bekostigd
mbo. Ouders spelen hier een belangrijke rol en kijken vooral naar hoe groot de klassen
zijn of er passende begeleiding is en of er weinig lesuitval is. Het is momenteel
niet mogelijk om die cijfers met objectieve bronnen op te nemen in de regeling. Als
het gaat om de huidige indicatoren dan zien we dat er slechts enkele niet-bekostigde
instellingen deelnemen aan de JOB-monitor. Ook de indicator percentage geslaagde studenten
kan vanwege de kleine aantallen en de fluctuerende in- en uitstroom in het niet-bekostigd
onderwijs, niet betrouwbaar berekend worden. Kans op Werk wordt bij de private opleiders
vaak anders gezien. Er wordt regelmatig een baangarantie gegeven en veel instituten
hebben een zodanig goede reputatie waardoor studenten snel aan het werk zijn. Uiteraard
kunnen niet-bekostigde instellingen op vrijwillige basis gebruik maken van de informatie
die door SBB via haar portal beschikbaar wordt gesteld of doorverwijzen naar Kans
op Werk, Stage en Leerbaan.
Bij een deel van de niet-bekostigde instellingen is het mogelijk om als bedrijf een
maatwerktraject in te kopen. Zaken als de verhouding tussen begeleide onderwijstijd
(BOT) en beroepspraktijkvorming (BPV), wie welk onderdeel van de begeleiding van de
student op zich neemt, en soms ook de duur van het traject zijn onderwerp van gesprek
tussen het bedrijf en de onderwijsinstelling. De uitkomsten daarvan bepalen de inrichting
van het traject dat de deelnemers gaan volgen. Uiteraard wordt de deelnemer daarover
geïnformeerd en weet hij hoe het traject eruit ziet. Hiermee kan bij het vooraf beschikbaar
stellen van de informatie op grond van artikel 2 van deze regeling rekening worden
gehouden.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Informatie instellingen
In het eerste lid van artikel 6.1.3a van de WEB worden 7 onderwerpen genoemd waarover
het bevoegd gezag voor elke beroepsopleiding informatie verstrekt aan aspirant deelnemers
van de instelling. Die informatie moet zodanig zijn dat aspirant deelnemers onder
meer in staat zijn de opleidingsmogelijkheden te vergelijken en een passende opleiding
te kiezen. Hoe die informatie er uit moet zien is niet bepaald. Het tweede lid van
genoemd artikel bevat de mogelijkheid voor de minister om bij ministeriële regeling
nadere specificaties te geven over de vorm en inhoud van die gegevens.
In het eerste en tweede lid van dit artikel worden twee onderwerpen genoemd ten aanzien
waarvan nadere specificaties worden gegeven ten aanzien van vorm en inhoud. Het betreft:
a. het arbeidsmarkt perspectief na beëindiging van de desbetreffende beroepsopleiding
(artikel 6.1.3a, eerste lid, onderdeel c, van de WEB), en b. de kwaliteit van de verschillende
beroepsopleidingen waaronder het oordeel van de inspectie (onderdeel g van hierboven
genoemde bepaling uit de WEB).
Per onderwerp worden in het eerste en tweede lid elk vier indicatoren vastgesteld.
In de bijlage bij de regeling wordt per indicator een nadere specificatie gegeven
van de vorm en inhoud van de informatie die voor deze indicator wordt geleverd. Het
derde lid bevat hiervoor de basis.
Ten aanzien van deze informatie wordt op grond van het vierde lid door SBB voor elke
indicator voor elke beroepsopleiding een advies opgesteld. De instelling maakt dit
advies bekend op een voor ieder toegankelijke plaats (vijfde lid). Dit zal veelal
de Website van de instelling zijn. Het staat de instellingen vanzelfsprekend vrij
deze informatie te voorzien van een toelichting. Op die manier gaan instellingen een
vergelijkbare en goed vindbare studiebijsluiter hanteren bij hun voorlichting aan
aspirant deelnemers.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven