Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 maart 2019, nummer 2520988, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdeenenzestigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikelen 9, vijfde lid, 24, tweede lid en 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikelen 2.3, derde lid, onder a, 3.6c, eerste lid en 4.21, eerste lid, onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘de volgende documenten’ ingevoegd ‘en schriftelijke verklaringen’ en wordt na ‘model van dat document’ ingevoegd ‘of die schriftelijke verklaring’.

2. Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘bij deze regeling is gevoegd’ een zinsnede ingevoegd, luidende: ‘of een schriftelijke verklaring, waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Besluit geniet, dat als bijlage 7a2 bij deze regeling is gevoegd’

3. In het tweede en derde lid wordt na ‘het document’ ingevoegd ‘of de schriftelijke verklaring’.

4. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

‘Voor de schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt dat deze enkel in combinatie met een geldig grensoverschrijdend document wordt beschouwd als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet.’

B

Na artikel 3.16 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.17

  • 1. De situatie waarin wordt voldaan aan de voorwaarden voor de overgangsregeling van de Terugtrekkingsregeling wordt aangewezen als geval, bedoeld in artikel 3.6c, eerste lid, van het Besluit.

  • 2. Indien de vreemdeling die in het bezit is van de ambtshalve verleende verblijfsvergunning als bedoeld in het eerste lid een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet op grond van definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling indient en niet aan de daar vermelde voorwaarden voldoet, kan ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op grond van de definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling worden verleend, indien de vreemdeling wel aan die voorwaarden voldoet.

C

Na artikel 3.34h wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.34ha

  • 1. In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen, onderscheidenlijk verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, op grond van de Terugtrekkingsregeling een bedrag van € 57 verschuldigd.

  • 2. In afwijking van artikel 3.34g, eerste lid is de vreemdeling ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, op grond van de Terugtrekkingsregeling een bedrag van € 57 verschuldigd.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, op grond van de Terugtrekkingsregeling indien de vreemdeling die deze aanvraag indient reeds in het bezit is van een document, waaruit het verblijfsrecht als bedoeld in artikel 8.17 van het Besluit blijkt.

D

In artikel 3.34ja wordt na ‘de artikelen 3.34g, tweede tot en met het vijfde lid, 3.34h, eerste en tweede lid,’ ingevoegd ‘3.34ha, eerste en tweede lid,’.

E

In de alfabetische rangschikking van bijlage 2, behorend bij artikel 2.2, wordt een land ingevoegd:

Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland

F

Na bijlage 7a1 wordt ingevoegd de bij deze regeling opgenomen bijlage 7a2, behorend bij artikel 3.1, eerste lid, onder a.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 maart 2019

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

BIJLAGE 7A2, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.1, EERSTE LID, ONDER A

Schriftelijke verklaring waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn derdelander familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid van het Besluit geniet

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat enkele aanpassingen om de verblijfsrechten die de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland (hierna: VK-onderdanen) en hun familieleden al hebben opgebouwd als EU-burger zoveel mogelijk te respecteren na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland (hierna: VK) uit de Europese Unie (hierna: EU).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B en F (artikelen 3.1 en 3.17 en bijlage 7a2)

In de Terugtrekkingsregeling verblijfsrecht VK-onderdanen en familieleden (hierna: de Terugtrekkingsregeling) zijn beleidsregels opgenomen om het verblijfsrecht van VK- onderdanen en hun familieleden na de terugtrekking van het VK uit de EU zoveel mogelijk te respecteren. Op grond van deze Terugtrekkingsregeling wordt aan VK-onderdanen en hun (derdelander) familieleden die op het moment van de terugtrekking in Nederland rechtmatig verblijf hebben als gemeenschapsonderdaan in eerste instantie als overgangsmaatregel ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend. De ambtshalve verblijfsvergunning op grond van de overgangsregeling van de Terugtrekkingsregeling is geldig van 29 maart 2019 tot 1 juli 2020 en wordt in de vorm van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 toegezonden aan het adres waar de betrokkene staat ingeschreven in de Basis Registratie Personen. Om zeker te stellen dat deze VK-onderdanen en hun familieleden met deze schriftelijke verklaring kunnen aantonen dat zij rechtmatig in Nederland verblijven wordt aan artikel 3.1 toegevoegd dat deze schriftelijke verklaring ook een document is waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, blijkt, mits deze wordt getoond in combinatie met een geldig grensoverschrijdingsdocument. Dit laatste volgt uit de toevoeging aan het vijfde lid van artikel 3.1. Middels het model in bijlage 7a2 wordt vervolgens vastgesteld hoe de hier bedoelde schriftelijke verklaring eruit ziet.

Het eerste lid van artikel 3.17 bevat de opname van de mogelijkheid ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen op grond van de Terugtrekkingsregeling. Het tweede lid van artikel 3.17 regelt voorts dat indien er op grond van de definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd wordt ingediend, maar niet aan de voorwaarden van verlening wordt voldaan, de Immigratie- en Naturalisatiedienst ambtshalve kan doortoetsen of aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van de Terugtrekkingsregeling wordt voldaan. Indien dit het geval is wordt de vergunning voor bepaalde tijd verleend, zonder dat daar een afzonderlijke aanvraag voor hoeft te worden ingediend.

Onderdelen C en D (artikelen 3.34ha en 3.34ja)

Met de invoering van het nieuwe artikel 3.34ha en de verwijzing hiernaar in artikel 3.34ja wordt bewerkstelligd dat (minderjarige) VK-onderdanen en hun familieleden eenzelfde bedrag aan leges betalen voor een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde of onbepaalde tijd als (minderjarige) vreemdelingen die om toetsing van het gemeenschapsrecht verzoeken. Wanneer de VK-onderdaan of zijn familielid reeds in het bezit is van een geldig verblijfsdocument waaruit blijkt dat hij duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in artikel 16 van de Richtlijn Vrij Verkeer (RL 2004/38/EG) worden geen leges geheven.

Onderdeel E (bijlage 2)

Artikel 2.3, derde lid, onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 verwijst naar vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van één van de bij ministeriële regeling aan te wijzen staten. Dit betreft vreemdelingen die afkomstig zijn uit een staat die is vrijgesteld van de MVV-plicht. Aan deze lijst wordt het VK toegevoegd.

’s-Gravenhage, 11 maart 2019

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Naar boven