Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 14 maart 2019, kenmerk ACM/18/033360 tot wijziging van voorwaarden als bedoeld in de artikelen 27, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998, over de implementatie van artikel 40, vijfde lid van de Verordening (EU) 2017/1485 en begripsomschrijvingen uit de Europese Verordeningen en Richtlijnen

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 6 van de Verordening (EU) 2017/1485;

Besluit:

ARTIKEL I

De Begrippencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1 wordt het begrip Verordening (EU) 543/2013 op alfabetische volgorde ingevoegd:

Verordening (EU) 543/2013:

Verordening (EU) Nr. 543/2013 van de commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG);

B

De volgende begrippen vervallen:

Beschikbaar vermogen;

Regelruimte.

ARTIKEL II

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.3 komt te vervallen

B

In Artikel 1.4 wordt “en 13.4” vervangen door: “ ,13.11 tot en met 13.14”

C

Artikel 2.4 wordt gewijzigd, na het derde lid worden twee nieuwe leden vier en vijf ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien voor een aansluiting, bestaande uit meer dan één verbinding, overeenkomstig het eerste lid meer dan één overdrachtspunt is overeengekomen, wordt door de netbeheerder aan elk van die overdrachtspunten een EAN-code toegekend, onverminderd de verplichting om overeenkomstig artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas aan de aansluiting als geheel een EAN-code toe te kennen.

  • 5. Indien op een aansluiting als bedoeld in het vierde lid, artikel 2.5 wordt toegepast, worden de aan de afzonderlijke allocatiepunten toegekende EAN-codes tevens gebruikt ter identificatie van de bijbehorende overdrachtspunten van de aansluiting.

D

Artikel 3.2 wordt gewijzigd als volgt:

• In het eerste en tweede lid, wordt “elektriciteitsproductie-installatie” vervangen door: “elektriciteitsproductie-eenheid”

• In het tweede lid, wordt “elektriciteitsproductie-installaties” vervangen door: “elektriciteitsproductie-eenheden”

E

Artikel 5.8 wordt gewijzigd als volgt:

• In het eerste lid, onderdeel a, wordt ”artikel 13.17, eerste lid” vervangen door: “artikel 13.33, eerste lid”

• In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “zijn de artikelen 2.12, met uitzondering van het tweede lid,” toegevoegd: “2.30, 2.31,”

• In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “9.11,” toegevoegd: “9.19,”

• In het eerste lid, onderdeel b, wordt ”en 13.4” vervangen door: “, 13.12, zesde en zevende lid en 13.14, vijfde en zesde lid”

• In het eerste lid, onderdeel b, wordt ”13.6 tot en met 13.10 en 13.16 tot en met 13.20” vervangen door: “13.32 tot en met 13.36”

F

Artikel 9.2 wordt gewijzigd als volgt:

• In het vijfde lid wordt ” artikel 13.16, eerste lid” vervangen door: “artikel 13.32, eerste lid”

• In het zesde lid wordt ” artikel 13.16, eerste lid” vervangen door: “artikel 13.32, eerste lid”

G

Artikel 9.11 wordt gewijzigd als volgt:

• In het eerste lid wordt ”artikel 13.4, eerste, tweede en vijfde lid” vervangen door: “artikel 13.11, zevende en achtste lid, 13.12, zesde en zevende lid, 13.13, vijfde en zesde lid, 13.14, vijfde en zesde lid, 13.15, vijfde en zesde lid en 13.17, vijfde en zesde lid”

• In het twaalfde lid wordt ”artikel 13.4, vijfde lid” vervangen door: “artikel 13.11, achtste lid”

H

Het eerste lid van artikel 9.17 komt te vervallen, onder vernummering van de leden twee, drie en vier naar één, twee en drie.

I

Hoofdstuk 13 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 13 Voorwaarden inzake uitwisseling en registratie van systeemgerelateerde gegevens

§ 13.1 Uitwisseling van structurele gegevens
Artikel 13.1
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de structurele gegevens van die elektriciteitsproductie-eenheid, te weten:

    • a. de datum van inbedrijfname;

    • b. het spanningsniveau van het overdrachtspunt van de aansluiting, waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • c. de primaire energiebron;

    • d. de maximumcapaciteit;

    • e. het minimale en maximale af te geven werkzaam vermogen en blindvermogen;

    • f. welk type spanningsregeling, als bedoeld in artikel 3.26, zevende lid, van toepassing is alsmede de plaats in het net waarop de regeling werkzaam is;

    • g. de regelcapaciteit voor spanning en blindvermogen;

    • h. de belasting ten behoeve van het eigen bedrijf;

    • i. de gegevens en modellen van elke opwekkingseenheid die deel uitmaakt van de elektriciteitsproductie-eenheid, die nodig zijn voor het uitvoeren van een dynamische simulatie, te weten:

      • 1°. de tijd voor een koude en een warme start;

      • 2°. het type opwekkingseenheid, te weten synchroon, asynchroon, omvormer-gekoppeld of, in geval van een windturbine, of sprake is van een dubbelgevoede inductiemachine of direct drive;

      • 3°. het nominale vermogen;

      • 4°. in geval van een zonnepark: in plaats van het in subonderdeel 3° genoemde nominale vermogen, per opwekkingseenheid het totale vermogen van alle zonnepanelen van de elektriciteitsproductie-installatie en het totale vermogen van de omvormers van de elektriciteitsproductie-installatie;

      • 5°. de nominale spanning van de opwekkingseenheid;

      • 6°. de nominale arbeidsfactor;

      • 7°. de transiënte impedantie(s) en bijbehorende tijdconstante(n);

      • 8°. de subtransiënte impedantie(s) en bijbehorende tijdconstante(n);

      • 9°. de statorstrooi-impedantie(s);

      • 10°. in geval van een synchrone opwekkingseenheid de synchrone (langs- en dwars-) impedantie;

      • 11°. in geval van een synchrone opwekkingseenheid het regelbereik en de tijdconstanten van het bekrachtigingscircuit;

      • 12°. het traagheidsmoment (inclusief dat van de aandrijvende machine);

      • 13°. de overdrachtsfunctie en de instelparameters van de automatische spanningsregeling;

      • 14°. de overdrachtsfunctie en de instelparameters van de turbineregeling.

    • j. de gegevens ten behoeve van kortsluitberekening, te weten:

      • 1°. de kortsluitbijdrage van de elektriciteitsproductie-eenheid;

      • 2°. in geval van een asynchrone of omvormer-gekoppelde opwekkingseenheid de verhouding kortsluitstroom / nominale stroom.

    • k. de transformatorgegevens voor de elektriciteitsproductie-installaties waar de elektriciteitsproductie-eenheid deel van uitmaakt, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte, de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • l. indien de elektriciteitsproductie-eenheid een bijdrage levert aan de FCR: de FCR-gegevens;

    • m. indien de elektriciteitsproductie-eenheid een bijdrage levert aan de FRR: de FRR-gegevens;

    • n. de voor het herstel van het landelijk hoogspanningsnet benodigde gegevens, te weten:

      • 1°. de stap-belastbaarheid;

      • 2°. de regelsnelheid;

      • 3°. of de elektriciteitsproductie-eenheid inschakelbaar is op een dode rail;

      • 4°. het een-fase schema van de elektrische installatie;

      • 5°. of de machinetransformator voorzien is van een point on wave schakelaar;

    • o. de gegevens van de beveiligingsapparaten en -instellingen.

  • 2. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • b. de EAN-code van de elektriciteitsproductie-eenheid, als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid;

    • c. de EAN-code van het overdrachtspunt waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt, indien het een aansluiting betreft die meer dan één overdrachtspunt heeft, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

Artikel 13.2
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op een distributienet verstrekt de netbeheerder de structurele gegevens van die elektriciteitsproductie-eenheid, te weten:

    • a. de datum van inbedrijfname;

    • b. het spanningsniveau van het overdrachtspunt van de aansluiting, waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • c. de primaire energiebron;

    • d. de maximumcapaciteit.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid verstrekt een aangeslotene, die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid van het type B, C of D de structurele gegevens van die elektriciteitsproductie-eenheid, te weten:

    • a. het minimale en maximale af te geven werkzaam vermogen en blindvermogen;

    • b. welk type spanningsregeling, als bedoeld in artikel 3.26, zevende lid, van toepassing is alsmede de plaats in het net waarop de regeling werkzaam is;

    • c. de regelcapaciteit voor spanning en blindvermogen;

    • d. de belasting ten behoeve van het eigen bedrijf;

    • e. de gegevens en modellen van elke opwekkingseenheid die deel uitmaakt van de elektriciteitsproductie-eenheid, die nodig zijn voor het uitvoeren van een dynamische simulatie, te weten:

      • 1°. het type opwekkingseenheid, te weten: synchroon, asynchroon, omvormer-gekoppeld of, in geval van een windturbine, of sprake is van een dubbelgevoede inductiemachine of direct drive;

      • 2°. het nominale vermogen;

      • 3°. in geval van een zonnepark: in plaats van het in subonderdeel 3° genoemde nominale vermogen, per opwekkingseenheid het totale vermogen van alle zonnepanelen van de elektriciteitsproductie-installatie en het totale vermogen van de omvormers van de elektriciteitsproductie-installatie;

      • 4°. de nominale spanning van de opwekkingseenheid;

      • 5°. de nominale arbeidsfactor;

      • 6°. de transiënte impedantie(s) en bijbehorende tijdconstante(n);

      • 7°. de subtransiënte impedantie(s) en bijbehorende tijdconstante(n);

      • 8°. de statorstrooi-impedantie(s);

      • 9°. in geval van een synchrone opwekkingseenheid de synchrone (langs- en dwars-) impedantie;

      • 10°. in geval van een synchrone opwekkingseenheid het regelbereik en de tijdconstanten van het bekrachtigingscircuit;

      • 11°. het traagheidsmoment (inclusief dat van de aandrijvende machine);

      • 12°. de overdrachtsfunctie en de instelparameters van de automatische spanningsregeling;

      • 13°. de overdrachtsfunctie en de instelparameters van de turbineregeling.

    • f. de gegevens ten behoeve van kortsluitberekening, te weten;

      • 1°. de kortsluitbijdrage van de elektriciteitsproductie-eenheid;

      • 2°. in geval van een asynchrone of omvormer-gekoppelde opwekkingseenheid de verhouding kortsluitstroom / nominale stroom.

    • g. de transformatorgegevens voor de elektriciteitsproductie-installaties waar de elektriciteitsproductie-eenheid deel van uitmaakt, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte, de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • h. indien de elektriciteitsproductie-eenheid een bijdrage levert aan FCR, de FCR-gegevens;

    • i. indien de elektriciteitsproductie-eenheid een bijdrage levert aan FRR, de FRR-gegevens;

    • j. indien de elektriciteitsproductie-eenheid is aangesloten op een spanningsniveau van 1 kV en hoger de beveiligingsgegevens, als bedoeld in artikel 2.37;

    • k. de geschiktheid van toegang op afstand tot de vermogensschakelaar;

    • l. indien het een elektriciteitsproductie-eenheid van het type C of D betreft: de gegevens die nodig zijn voor een dynamische simulatie overeenkomstig artikel 15, zesde lid, onderdeel c, van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG).

  • 3. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt indien het een aansluiting betreft die meer dan één overdrachtspunt heeft, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid;

    • c. de EAN-code van de elektriciteitsproductie-eenheid, als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid;

Artikel 13.3
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de structurele gegevens van die verbruiksinstallatie, te weten:

    • a. het maximaal af te nemen werkzaam vermogen;

    • b. het maximaal af te nemen of in te voeden blindvermogen;

    • c. indien actieve blindvermogenscompensatiemiddelen deel uitmaken van de verbruiksinstallatie de karakteristieken van de regeling daarvan;

    • d. de gegevens van de transformatoren direct gekoppeld aan het overdrachtspunt van de aansluiting van de verbruiksinstallatie, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte, de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • e. de kortsluitbijdrage.

  • 2. Indien de verbruiksinstallatie, of een verbruikseenheid binnen de verbruiksinstallatie, wordt gebruikt voor het leveren van vraagsturing, verstrekt de aangeslotene, in aanvulling op het eerste lid, onder vermelding van de EAN-code van de verbruikseenheid die deelneemt aan vraagsturing, tevens:

    • a. het minimale en maximale werkzame vermogen dat beschikbaar is voor vraagsturing, de bijbehorende tijdsduur en de snelheid waarmee dat vermogen inzetbaar is;

    • b. het minimale en maximale blindvermogen dat beschikbaar is voor vraagsturing, de bijbehorende tijdsduur en de snelheid waarmee dat blindvermogen inzetbaar is.

  • 3. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het overdrachtspunt waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt, indien het een aansluiting betreft die meer dan één overdrachtspunt heeft, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

Artikel 13.4
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie aangesloten op een distributienet verstrekt de netbeheerder de structurele gegevens van die verbruiksinstallaties, te weten het maximaal af te nemen werkzaam vermogen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid verstrekt een aangeslotene, die beschikt over een verbruiksinstallatie groter dan 100 kW, de structurele gegevens van die verbruiksinstallaties, te weten:

    • a. het maximaal af te nemen of in te voeden blindvermogen;

    • b. de karakteristieken van de regeling van blindvermogen indien dit is geïnstalleerd;

    • c. indien de aangeslotene beschikt over direct aan het overdrachtspunt gekoppelde transformatoren, de gegevens van de transformatoren direct gekoppeld aan het overdrachtspunt van de aansluiting van de verbruiksinstallatie, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte, de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • d. de kortsluitbijdrage;

    • e. de geschiktheid van toegang op afstand tot de vermogensschakelaar.

  • 3. Indien de verbruiksinstallatie als bedoeld in het eerste lid, een of meer verbruikseenheden omvat die worden gebruikt voor het leveren van vraagsturing, verstrekt de aangeslotene, in aanvulling op het eerste lid, per vraagsturing leverende verbruikseenheid de structurele gegevens, te weten:

    • a. het minimale en maximale werkzame vermogen dat beschikbaar is voor vraagsturing, de bijbehorende tijdsduur en de snelheid waarmee dat vermogen inzetbaar is;

    • b. het minimale en maximale blindvermogen dat beschikbaar is voor vraagsturing, de bijbehorende tijdsduur en de snelheid waarmee dat blindvermogen inzetbaar is.

  • 4. Indien sprake is van vraagsturing door middel van een derde partij als bedoeld in artikel 27 tot en met 29 van de verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), draagt de aangeslotene er zorg voor dat de derde partij de structurele gegevens kan verstrekken aan de netbeheerder, te weten:

    • a. de karakteristieken van de regeling van blindvermogen indien dit is geïnstalleerd;

    • b. het structurele minimale en maximale werkzame vermogen dat beschikbaar is voor vraagsturing en de minimale en maximale duur van iedere eventuele vraagsturing binnen een door de regionale netbeheerder en beheerder van het landelijk hoogspanningsnet gespecificeerde geografische zone.

  • 5. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt indien het een aansluiting betreft die meer dan één overdrachtspunt heeft, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

  • 6. De structurele gegevens als bedoeld in het derde en of het vierde lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de verbruikseenheid indien die deelneemt aan vraagsturing.

Artikel 13.5
  • 1. De regionale netbeheerder, waarvan het net is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk afzonderlijk station dat direct gekoppeld is aan het landelijk hoogspanningsnet, de structurele gegevens, te weten:

    • a. het spanningsniveau van de secundaire zijde van het station;

    • b. het aantal railsystemen en de onderlinge samenhang ervan;

    • c. de typegegevens van de schakelaars van de transformatorvelden;

    • d. de typegegevens van de scheiders van de transformatorvelden;

    • e. de omvang en het type van de op het station aangesloten stationaire blindvermogenscompensatiemiddelen.

  • 2. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van de naam van het station.

  • 3. De regionale netbeheerder, waarvan het net is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk achter een overdrachtspunt van een aansluiting gelegen deelnet, de structurele gegevens, te weten:

    • a. de elektrische karakteristieken van de lijnen en kabels die deel uitmaken van de transformatorvelden;

    • b. de gegevens van de vermogenstransformatoren, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte, de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • c. van elk achter een overdrachtspunt gelegen deelnet het netmodel bestaande uit:

      • 1°. de geaggregeerde belasting;

      • 2°. de geaggregeerde productie per primaire energiebron;

      • 3°. het invoedend kortsluitvermogen.

  • 4. De structurele gegevens als bedoeld in het derde lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter het regionale net zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet.

Artikel 13.6
  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van een op zijn net aangesloten net van elk afzonderlijk station dat direct gekoppeld is aan het net van die netbeheerder de structurele gegevens, te weten:

    • a. het spanningsniveau van de primaire zijde van het station;

    • b. het aantal railsystemen en de onderlinge samenhang ervan;

    • c. de typegegevens van de schakelaars van de transformatorvelden;

    • d. de typegegevens van de scheiders van de transformatorvelden;

    • e. de omvang en het type van de op het in onderdeel a bedoelde station aangesloten stationaire blindvermogenscompensatiemiddelen.

  • 2. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van de naam van het station.

  • 3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van een op zijn net aangesloten net van elk afzonderlijk overdrachtspunt van een aansluiting de structurele gegevens, te weten:

    • a. de elektrische karakteristieken van de lijnen en kabels die deel uitmaken van de transformatorvelden;

    • b. de gegevens van de vermogenstransformatoren, indien deze deel uitmaken van het landelijk hoogspanningsnet, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte; de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • c. van het achter het overdrachtspunt gelegen landelijk hoogspanningsnet het netmodel, bestaande uit:

      • 1°. het invoedend kortsluitvermogen (één- en driefase kortsluitstromen);

      • 2°. de topologie.

  • 4. De structurele gegevens als bedoeld in het derde lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter het regionale net zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

Artikel 13.7
  • 1. Netbeheerders van onderling gekoppelde distributienetten bepalen in onderling overleg en verstrekken vervolgens elkaar, van elk afzonderlijk station waarin de netten worden gekoppeld, de uit te wisselen structurele gegevens, te weten:

    • a. het spanningsniveau van de secundaire zijde van het station;

    • b. het aantal railsystemen en de onderlinge samenhang ervan;

    • c. de typegegevens van de schakelaars van de transformatorvelden;

    • d. de typegegevens van de scheiders van de transformatorvelden;

    • e. de omvang en het type van de op het in onderdeel a bedoelde station aangesloten stationaire blindvermogenscompensatiemiddelen.

  • 2. De structurele gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van de naam van het station.

  • 3. Netbeheerders van onderling gekoppelde distributienetten bepalen in onderling overleg en verstrekken vervolgens elkaar, van elk achter een overdrachtspunt van een aansluiting gelegen deelnet, de structurele gegevens, te weten:

    • a. de elektrische karakteristieken van de lijnen en kabels die deel uitmaken van de transformatorvelden;

    • b. de gegevens van de vermogenstransformatoren, indien aanwezig, te weten:

      • 1°. het nominale schijnbare vermogen;

      • 2°. de nominale spanning aan de primaire zijde;

      • 3°. de nominale spanning aan de secundaire zijde;

      • 4°. de nominale kortsluitspanning;

      • 5°. de nominale koper- of kortsluitverliezen;

      • 6°. de nominale ijzer- of nullastverliezen;

      • 7°. de schakelgroep van de wikkelingen;

      • 8°. de sterpuntsbehandeling, te weten zwevend, hard geaard, geaard via impedantie;

      • 9°. indien van toepassing de gegevens aangaande de regelschakelaar, te weten de hoogste trap, de laagste trap, de stapgrootte, de regelbaarheid, namelijk continu regelbaar (online) of spanningsloos instelbaar (offline).

    • c. van het achter het overdrachtspunt gelegen deelnet het netmodel bestaande uit:

      • 1°. de geaggregeerde belasting (geldt alleen voor ‘van onderliggend net, naar bovenliggend net’);

      • 2°. de geaggregeerde productie per primaire energiebron (geldt alleen voor ‘van onderliggend net, naar bovenliggend net’);

      • 3°. het invoedend kortsluitvermogen;

      • 4°. de topologie en de standaard schakeltoestand.

  • 4. De structurele gegevens als bedoeld in het derde lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter het regionale net zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

  • 5. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, aangesloten op een distributienet.

Artikel 13.8

[Gereserveerd]

Artikel 13.9
  • 1. De gegevens als bedoeld in artikel 13.1 tot en met 13.4, worden geactualiseerd, overeenkomstig de termijnen, te weten:

    • a. jaarlijks uiterlijk op 1 april;

    • b. uiterlijk ten tijde van de inbedrijfname van een nieuwe of gewijzigde elektriciteitsproductie-eenheid of verbruikersinstallatie of van wijziging in de karakteristieken van een elektriciteitsproductie-eenheid of verbruiksinstallatie.

  • 2. De gegevens als bedoeld in artikel 13.5 worden geactualiseerd, overeenkomstig de termijnen:

    • a. halfjaarlijks, uiterlijk op 1 april en op 1 oktober;

    • b. uiterlijk zes maanden voor de inbedrijfname van een nieuw netelement of van een wijziging in de karakteristieken van een netelement.

  • 3. De gegevens als bedoeld in artikel 13.6 en 13.7, worden geactualiseerd:

    • a. jaarlijks uiterlijk op 1 april;

    • b. uiterlijk zes maanden voor de inbedrijfname van een nieuw netelement of van een wijziging in de karakteristieken van een netelement.

§ 13.2 Plannings- en prognosegegevens
Artikel 13.10

Waar in deze paragraaf sprake is van een grenswaarde van 1 MW, kan de netbeheerder per bepaling een hogere grenswaarde vaststellen.

Artikel 13.11
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, desgewenst via zijn BRP, tenzij anders vermeld, de plannings- en prognosegegevens van die elektriciteitsproductie-eenheid, te weten:

    • a. de niet-beschikbaarheidsplanning van de elektriciteitsproductie-eenheid;

    • b. de geplande niet-beschikbaarheid van de aansluiting waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • c. de test-profielen;

    • d. de beperkingen van de beschikbaarheid van het werkzaam vermogen ten opzichte van de maximumcapaciteit;

    • e. de prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen;

    • f. de eventuele beperkingen in de regelcapaciteit voor blindvermogen.

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • b. de EAN-code van de elektriciteitsproductie-eenheid, als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid.

  • 3. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, d, e, en f, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar ter beschikking gesteld, met inachtneming van het volgende:

    • a. van tijdens de zichtperiode nieuw in bedrijf te nemen elektriciteitsproductie-eenheden tevens de verwachte datum van inbedrijfname;

    • b. van tijdens de zichtperiode te amoveren elektriciteitsproductie-eenheden tevens de verwachte datum van amovering;

    • c. de in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde planning, in de vorm van het verwachte draaiplan in tijdsperioden van minimaal één week, voorzien van een aanduiding hoe de elektriciteitsproductie-eenheid zal draaien, zoals:

      • 1°. basislast;

      • 2°. middenlast;

      • 3°. pieklast;

      • 4°. niet regelbaar vermogen;

      • 5°. draaiende reserve / regeleenheid;

      • 6°. stilstaande reserve;

      • 7°. stilstand.

  • 4. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende drie jaar ter beschikking gesteld overeenkomstig de specificaties uit artikel 15, eerste lid, van de Verordening (EU) 543/2013.

  • 5. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld.

  • 6. Tenzij anders overeengekomen, maken de gegevens bedoeld in het derde en vierde lid, deel uit van de gegevens in het tweede lid.

  • 7. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, ter beschikking gesteld overeenkomstig het vierde lid, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld.

  • 8. De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, worden dagelijks, uiterlijk om 15:15 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld en bestaan uit een MW-waarde per kwartier.

  • 9. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het achtste lid ter beschikking gestelde prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking gesteld, in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit:

    • a. Groter dan 60 MW en kleiner dan 200 MW als de wijziging groter is dan 5% van de maximumcapaciteit;

    • b. Groter dan of gelijk aan 200 MW als de wijziging groter is dan 10 MW.

Artikel 13.12
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op een distributienet verstrekt de netbeheerder, tenzij anders vermeld, de plannings- en prognosegegevens, te weten:

    • a. de niet-beschikbaarheidsplanning van de elektriciteitsproductie-eenheid;

    • b. de geplande niet-beschikbaarheid van de aansluiting waarachter de elektriciteitsproductie-eenheid zich bevindt;

    • c. de test-profielen;

    • d. de beperkingen van de beschikbaarheid van het werkzaam vermogen ten opzichte van de maximumcapaciteit;

    • e. de prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen;

    • f. de eventuele beperkingen in de regelcapaciteit voor blindvermogen.

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van de EAN-code van de elektriciteitsproductie-eenheid, als bedoeld in artikel 3.2.

  • 3. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f, over elektriciteitsproductie-eenheden groter dan of gelijk aan 1 MW wordt jaarlijks, desgewenst door zijn BRP, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar ter beschikking gesteld, met inachtneming van het volgende:

    • a. van tijdens de zichtperiode nieuw in bedrijf te nemen elektriciteitsproductie-eenheden tevens de verwachte datum van inbedrijfname;

    • b. van tijdens de zichtperiode te amoveren elektriciteitsproductie-eenheden tevens de verwachte datum van amovering;

    • c. de in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde planning, van elektriciteitsproductie-eenheden die zijn aangesloten op een spanningsniveau op een net met een spanningsniveau van 10kV-niveau of hoger, in de vorm van het verwachte draaiplan in tijdsperioden van minimaal één week, voorzien van een aanduiding hoe de elektriciteitsproductie-eenheid zal draaien, zoals:

      • 1°. basislast;

      • 2°. middenlast;

      • 3°. pieklast;

      • 4°. niet regelbaar vermogen;

      • 5°. draaiende reserve / regeleenheid;

      • 6°. stilstaande reserve;

      • 7°. stilstand.

  • 4. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april:

    • a. voor elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit kleiner dan 1 MW, door de BRP’s, op de door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten, geaggregeerd, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld;

    • b. voor elektriciteitsproductie-eenheden groter of gelijk aan 1 MW, desgewenst door zijn BRP, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld.

  • 5. Tenzij anders overeengekomen, maken de gegevens, voor elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW, dan wel een hogere door de netbeheerder te bepalen maximumcapaciteit, bedoeld in het derde lid, deel uit van de gegevens in het tweede lid.

  • 6. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, ter beschikking gesteld overeenkomstig het derde lid,

    • a. voor elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit kleiner dan 1 MW door de BRP’s, op de door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten, geaggregeerd, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld;

    • b. voor elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW, desgewenst door zijn BRP, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld.

  • 7. De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, worden dagelijks, uiterlijk om 15:15 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld en bestaan uit een MW-waarde per kwartier, te weten:

    • a. voor elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit kleiner dan 1 MW, door de BRP’s, op de door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten, geaggregeerd;

    • b. voor elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW, desgewenst door zijn BRP.

  • 8. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het zesde lid ter beschikking gestelde prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking gesteld, in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit:

    • a. Groter dan 60 MW en kleiner dan 200 MW als de wijziging groter is dan 5% van de maximumcapaciteit;

    • b. Groter dan of gelijk aan 200 MW als de wijziging groter is dan 10 MW.

Artikel 13.13
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, desgewenst via zijn BRP, de plannings- en prognosegegevens, te weten:

    • a. de niet-beschikbaarheidsplanning van de verbruiksinstallatie;

    • b. de prognose van de hoeveelheid van het net af te nemen werkzaam vermogen en blindvermogen;

    • c. indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing: de beperkingen van de beschikbaarheid van het werkzaam vermogen ten behoeve van vraagsturing.

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het overdrachtspunt waarachter die verbruiksinstallatie zich bevindt, indien het een aansluiting betreft die meer dan één overdrachtspunt heeft, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid;

    • c. indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing: de EAN-code van deze verbruikseenheid.

  • 3. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar ter beschikking gesteld, inhoudende:

    • a. de ontwikkeling op jaarbasis;

    • b. de beschrijving van het belastingpatroon;

    • c. de verwachte trendbreuken.

  • 4. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing tevens onderdeel c, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld.

  • 5. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing tevens onderdeel c, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, die ter beschikking gesteld zijn overeenkomstig het derde lid, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld;.

  • 6. De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing tevens onderdeel c, worden dagelijks, uiterlijk om 15:15 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld en bestaan uit een MW-waarde per kwartier.

  • 7. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het zesde lid ter beschikking gestelde prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking gesteld, in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit:

    • a. Groter dan 60 MW en kleiner dan 200 MW als de wijziging groter is dan 5% van de maximumcapaciteit;

    • b. Groter dan of gelijk aan 200 MW als de wijziging groter is dan 10 MW.

Artikel 13.14
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie aangesloten op een distributienet verstrekt de netbeheerder, desgewenst via zijn BRP, de plannings- en prognosegegevens, te weten:

    • a. de niet-beschikbaarheidsplanning van de verbruiksinstallatie;

    • b. de prognose van de hoeveelheid van het net af te nemen werkzaam vermogen en blindvermogen;

    • c. indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing: de beperkingen van de beschikbaarheid van het werkzaam vermogen ten behoeve van vraagsturing.

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het overdrachtspunt waarachter die verbruiksinstallatie zich bevindt, indien het een aansluiting betreft die meer dan één overdrachtspunt heeft, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid;

    • c. indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing, de EAN-code van deze verbruikseenheid.

  • 3. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, ten aanzien van verbruikers, aangesloten op een spanningsniveau van 10 kV en hoger, met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld vermogen groter dan of gelijk aan 1 MW, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar ter beschikking gesteld, inhoudende:

    • a. de ontwikkeling op jaarbasis;

    • b. de beschrijving van het belastingpatroon;

    • c. de verwachte trendbreuken.

  • 4. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing tevens onderdeel c, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april:

    • a. voor verbruiksinstallaties kleiner dan 1 MW, door de BRP’s, op de door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten, geaggregeerd, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld;

    • b. voor verbruiksinstallaties groter dan of gelijk aan 1 MW, desgewenst door zijn BRP, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld.

  • 5. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing tevens onderdeel c, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, overeenkomstig het vierde lid:

    • a. voor verbruiksinstallaties kleiner dan 1 MW, door de BRP’s, op de door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten, geaggregeerd, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld;

    • b. voor verbruiksinstallaties groter dan of gelijk aan 1 MW, desgewenst door zijn BRP, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld.

  • 6. De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing tevens onderdeel c, worden dagelijks, uiterlijk om 15:15 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld en bestaan uit een MW-waarde per kwartier, te weten:

    • a. voor verbruiksinstallaties kleiner dan 1 MW, door de BRP’s, op de door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten, geaggregeerd;

    • b. voor verbruiksinstallaties groter dan of gelijk aan 1 MW, desgewenst door zijn BRP.

  • 7. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het zesde lid ter beschikking gestelde prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking gesteld, in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit:

    • a. Groter dan 60 MW en kleiner dan 200 MW als de wijziging groter is dan 5% van de maximumcapaciteit;

    • b. Groter dan of gelijk aan 200 MW als de wijziging groter is dan 10 MW.

Artikel 13.15
  • 1. De netbeheerder waarvan een distributienet is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk afzonderlijk station dat direct gekoppeld is aan het landelijk hoogspanningsnet, de plannings- en prognosegegevens, jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar, inhoudende:

    • a. de ontwikkeling van de wintermaxima, de zomermaxima en de dalbelasting op jaarbasis;

    • b. een beschrijving van het belastingpatroon (bijvoorbeeld standaard dagcurve voor een werkdag, zaterdag en zondag);

    • c. de revisieplanning van de elektriciteitsproductie-eenheden groter dan 60 MW, die zijn aangesloten op het betreffende net;

    • d. het samengestelde draaiplan van de elektriciteitsproductie-eenheden, die zijn aangesloten op het betreffende net.

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de naam van het station.

  • 3. De netbeheerder, waarvan een distributienet is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk afzonderlijk overdrachtspunt van de aansluiting van elk afzonderlijk distributienet, de plannings- en prognosegegevens van elk achter een overdrachtspunt gelegen deelnet, te weten:

    • a. de geaggregeerde belasting;

    • b. de geaggregeerde productie per primaire energiebron;

    • c. het blindvermogen met richting.

  • 4. De gegevens als bedoeld in het derde lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

  • 5. Van de gegevens bedoeld in het derde lid, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar ter beschikking gesteld, inhoudende:

    • a. de ontwikkeling van de wintermaxima, de zomermaxima en de dalbelasting op jaarbasis;

    • b. een beschrijving van het belastingpatroon (bijvoorbeeld standaard dagcurve voor een werkdag, zaterdag en zondag);

    • c. de verdeling over de overdrachtspunten op de relevante stations;

    • d. de revisieplanning van de elektriciteitsproductie-eenheden groter dan 60 MW, die zijn aangesloten op het betreffende net;

    • e. het samengestelde draaiplan van de elektriciteitsproductie-eenheden, die zijn aangesloten op het betreffende net.

  • 6. Van de gegevens bedoeld in het derde lid, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld.

  • 7. Van de gegevens bedoeld in het derde lid, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, ter beschikking gesteld overeenkomstig het derde lid, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld.

  • 8. De gegevens bedoeld in het derde lid, worden dagelijks, uiterlijk om 15:15 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld en bestaan uit een MW-waarde en Mvar-waarde per kwartier.

  • 9. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het achtste lid ter beschikking gestelde prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking gesteld, in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit:

    • a. Groter dan 60 MW en kleiner dan 200 MW als de wijziging groter is dan 5% van de maximumcapaciteit;

    • b. Groter dan of gelijk aan 200 MW als de wijziging groter is dan 10 MW.

  • 10. Het eerste tot en met het negende lid is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, tenzij anders overeengekomen tussen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de desbetreffende beheerder van een gesloten distributiesysteem. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zal een verzoek van een beheerder van een gesloten distributiesysteem tot een andere overeenkomst niet op onredelijke gronden weigeren. De overeenkomst wordt vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel 13.16
  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van een op zijn net aangesloten net van elk afzonderlijk overdrachtspunt van een aansluiting de plannings- en prognosegegevens gegevens, van het achter het overdrachtspunt gelegen landelijk hoogspanningsnet, te weten:

    • a. de topologie;

    • b. de voorziene niet beschikbaarheidsplanning;

    • c. indien de drempelwaarde als bedoeld in artikel 14, zesde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) overschreden wordt: het invoedend kortsluitvermogen (één- en driefase kortsluitstromen).

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

  • 3. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar ter beschikking gesteld.

  • 4. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, ter beschikking gesteld overeenkomstig het tweede lid, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld.

  • 5. De gegevens bedoeld in het eerste lid, worden wekelijks, uiterlijk op woensdag voor de komende week ter beschikking gesteld.

  • 6. Van de gegevens bedoeld in het eerste lid, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, ter beschikking gesteld overeenkomstig het vierde lid, dagelijks, uiterlijk om 09.00 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld.

Artikel 13.17
  • 1. Netbeheerders van onderling gekoppelde distributienetten bepalen in onderling overleg en verstrekken vervolgens elkaar, van elk afzonderlijk station waarin de netten worden gekoppeld, de uit te wisselen de plannings- en prognosegegevens, jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor de komende tien jaar, inhoudende:

    • a. de ontwikkeling van de wintermaxima, de zomermaxima en de dalbelasting op jaarbasis;

    • b. een beschrijving van het belastingpatroon (bijvoorbeeld standaard dagcurve voor een werkdag, zaterdag en zondag);

    • c. de verdeling over de overdrachtspunten op de relevante stations;

    • d. de revisieplanning van de elektriciteitsproductie-eenheden groter dan 60 MW, die zijn aangesloten op het betreffende net;

    • e. het samengestelde draaiplan van de elektriciteitsproductie-eenheden, die zijn aangesloten op het betreffende net.

  • 2. De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de naam van het station.

  • 3. Netbeheerders van onderling gekoppelde distributienetten bepalen in onderling overleg en verstrekken vervolgens elkaar, van elk achter een overdrachtspunt van een aansluiting gelegen deelnet, de plannings- en prognosegegevens van het achter dat overdrachtspunt gelegen deelnet, te weten:

    • a. de geaggregeerde belasting (geldt alleen voor 'van onderliggend net, naar bovenliggend net');

    • b. de geaggregeerde productie per primaire energiebron (geldt alleen voor 'van onderliggend net, naar bovenliggend net');

    • c. het blindvermogen met richting.

  • 4. De gegevens als bedoeld in het derde lid worden verstrekt onder vermelding van:

    • a. de EAN-code van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas, waarachter de verbruiksinstallatie zich bevindt;

    • b. de EAN-code van het desbetreffende overdrachtspunt, als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid.

  • 5. Van de gegevens bedoeld in het derde lid, wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 april, een zo goed mogelijke schatting voor het komende jaar ter beschikking gesteld.

  • 6. Van de gegevens bedoeld in het derde lid, worden wijzigingen ten opzichte van de gegevens, ter beschikking gesteld overeenkomstig het derde lid, maandelijks, uiterlijk op de vijfde dag van de maand, voor de komende maand ter beschikking gesteld.

  • 7. De gegevens bedoeld in het derde lid, worden dagelijks, uiterlijk om 15:15 uur voor de komende dag ter beschikking gesteld en bestaan uit een MW-waarde en Mvar-waarde per kwartier.

  • 8. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het zevende lid ter beschikking gestelde prognose van de hoeveelheid op het net in te voeden werkzaam vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking gesteld, in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit:

    • a. Groter dan 60 MW en kleiner dan 200 MW als de wijziging groter is dan 5% van maximaal met het net uit te wisselen werkzaam vermogen;

    • b. Groter dan of gelijk aan 200 MW als de wijziging groter is dan 10 MW.

  • 9. Het eerste tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, aangesloten op een distributienet, tenzij anders overeengekomen tussen de netbeheerder van dat distributienet en de desbetreffende beheerder van een gesloten distributiesysteem. De netbeheerder van het desbetreffende distributienet zal een verzoek van een beheerder van een gesloten distributiesysteem tot een andere overeenkomst niet op onredelijke gronden weigeren. De overeenkomst wordt vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel 13.18

[Gereserveerd]

Artikel 13.19

De netbeheerder publiceert dagelijks een wekelijks voortschrijdend totaal van de transportprognoses en de daadwerkelijke transporten per deelnet op zijn website.

§ 13.3 Realtimegegevens
Artikel 13.20

Waar in deze paragraaf sprake is van een grenswaarde van 1 MW, kan de netbeheerder per bepaling een hogere grenswaarde vaststellen.

Artikel 13.21
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk afzonderlijk overdrachtspunt van een aansluiting waarachter zich een elektriciteitsproductie-eenheid bevindt, de realtimegegevens, te weten:

    • a. de standmeldingen van de vermogensschakelaars behorend bij het overdrachtspunt van de aansluiting;

    • b. de richting en grootte van het uitgewisseld werkzaam vermogen en blindvermogen;

    • c. het spanningsniveau.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stelt aan de aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet de volgende realtimegegevens ter beschikking:

    • a. standmeldingen van de vermogensschakelaars en spanning- en stroommetingen die voor een adequate beveiliging van de elektriciteitsproductie-eenheid bij storingen vanuit het net noodzakelijk zijn;

    • b. standmeldingen van de vermogensschakelaars zodat op een juiste wijze gesignaleerd kan worden of de elektriciteitsproductie-eenheid met het net is verbonden.

Artikel 13.22
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW aangesloten op een distributienet verstrekt de netbeheerder, van elk afzonderlijk overdrachtspunt van een aansluiting waarachter zich een elektriciteitsproductie-eenheid bevindt, de realtimegegevens, te weten:

    • a. de standmeldingen van de vermogensschakelaars;

    • b. de stroomsterkte;

    • c. de richting en de grootte van het werkzaam vermogen en het blindvermogen; en

    • d. het spanningsniveau.

  • 2. De regionale netbeheerder stelt aan de aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit van groter dan of gelijk aan 1 MW aangesloten op het regionale net de volgende realtimegegevens ter beschikking:

    • a. standmeldingen van de vermogenschakelaars en spanning- en stroommetingen die voor een adequate beveiliging van de elektriciteitsproductie-eenheid bij storingen vanuit het net noodzakelijk zijn;

    • b. standmeldingen van de vermogenschakelaars zodat op een juiste wijze gesignaleerd kan worden of de elektriciteitsproductie-eenheid met het net is verbonden.

Artikel 13.23

Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk afzonderlijk overdrachtspunt van de aansluiting waarachter zich de verbruiksinstallatie bevindt, van elke afzonderlijke verbruiksinstallatie, de realtimegegevens, te weten:

  • a. de standmeldingen van de vermogensschakelaars behorend bij het overdrachtspunt van de aansluiting;

  • b. de richting en de grootte van het werkzaam vermogen en het blindvermogen; en

  • c. de minimale en maximale inperking van het vermogen.

Artikel 13.24
  • 1. Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie, aangesloten op een distributienet met een gecontracteerd transportvermogen groter dan of gelijk aan 1 MW verstrekt, indien de verbruiksinstallatie een verbruikseenheid omvat die deelneemt aan vraagsturing, aan de regionale netbeheerder, van elk afzonderlijk overdrachtspunt van de aansluiting waarachter zich de verbruiksinstallatie bevindt, de realtimegegevens, te weten:

    • a. de standmeldingen van de vermogensschakelaars behorend bij het overdrachtspunt van de aansluiting;

    • b. de richting en de grootte van het werkzaam vermogen en het blindvermogen; en

    • c. de minimale en maximale inperking van het vermogen.

  • 2. Indien sprake is van vraagsturing door middel van een derde partij als bedoeld in artikel 27 tot en met 29 van de verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), draagt de aangeslotene er zorg voor dat de derde partij de realtimegegevens kan verstrekken aan de netbeheerder, te weten:

    • a. het werkzame vermogen; en

    • b. de richting en de grootte van het blindvermogen.

Artikel 13.25
  • 1. De netbeheerder, waarvan het net is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, per overdrachtspunt, de realtimegegevens, te weten:

    • a. de benodigde standmeldingen voor het realiseren van de vergrendelingen;

    • b. indien van toepassing de informatie op veldniveau zoals vastgelegd in bijlage B van de "Functionele afspraken secundaire interfacing nieuwe RNB transformatorvelden" versie 1.4 d.d. 13 oktober 2014, dan wel de daarvoor in de plaats tredende afspraken;

    • c. ten behoeve van de uitvoering on line (actuele bedrijfsvoering):

      • 1°. de best beschikbare gegevens voor de Σproductie in het deelnet per primaire energiebron;

      • 2°. de best beschikbare gegevens voor de Σverbruik in het deelnet;

      • 3°. productie van alle productie-eenheden groter dan 60 MW;

      • 4°. schakelsituatie net (status), belasting en spanningen op overdrachtspunten met het bovenliggende net, belangrijke maascircuits en overdrachtspunten tussen deelnetten.

    • d. op verzoek de navolgende bedrijfsmetingen in het transformatorveld:

      • 1°. 1*Ug gekoppelde spanning primaire zijde;

      • 2°. 1*If fasestroom, primaire zijde;

      • 3°. MW primaire zijde met richting;

      • 4°. Mvar primaire zijde met richting;

      • 5°. MW secundaire zijde met richting;

      • 6°. Mvar secundaire zijde met richting;

      • 7°. MW tertiaire zijde met richting;

      • 8°. Mvar tertiaire zijde met richting.

  • 2. Het eerste lid, met uitzondering van onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet.

Artikel 13.26

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van een op zijn net aangesloten distributienet per overdrachtspunt de realtimegegevens, te weten:

  • a. de benodigde standmeldingen voor het realiseren van de vergrendelingen;

  • b. indien van toepassing de informatie op veldniveau zoals vastgelegd in bijlage B van de "Functionele afspraken secundaire interfacing nieuwe RNB transformatorvelden" versie 1.4 d.d. 13 oktober 2014, dan wel de daarvoor in de plaats tredende afspraken;

  • c. ten behoeve van de uitvoering on line (actuele bedrijfsvoering) de schakelsituatie net (status);

  • d. de trapstanden van de transformatoren;

  • e. indien van toepassing op verzoek de navolgende bedrijfsmetingen in het transformatorveld:

    • 1°. 1*Ug gekoppelde spanning primaire zijde;

    • 2°. 1*If fasestroom, primaire zijde;

    • 3°. MW primaire zijde met richting;

    • 4°. Mvar primaire zijde met richting;

    • 5°. MW secundaire zijde met richting;

    • 6°. Mvar secundaire zijde met richting;

    • 7°. MW tertiaire zijde met richting;

    • 8°. Mvar tertiaire zijde met richting.

  • f. het blindvermogen in het reactor- en condensatorveld.

  • g. de gegevens van de state estimator van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, te weten de amplitude en de fase van de spanning (complexe lijnspanning).

Artikel 13.27
  • 1. Netbeheerders van onderling gekoppelde distributienetten bepalen in onderling overleg en verstrekken vervolgens elkaar, de uit te wisselen realtimegegevens, te weten:

    • a. de benodigde standmeldingen voor het realiseren van de vergrendelingen;

    • b. indien van toepassing de informatie op veldniveau zoals vastgelegd in bijlage B van de "Functionele afspraken secundaire interfacing nieuwe RNB transformatorvelden" versie 1.4 d.d. 13 oktober 2014, dan wel de daarvoor in de plaats tredende afspraken;

    • c. Ten behoeve van de uitvoering on line (actuele bedrijfsvoering):

      • 1°. de best beschikbare gegevens voor de Σproductie in het deelnet per primaire energiebron (geldt alleen voor 'van onderliggend net, naar bovenliggend net');

      • 2°. de best beschikbare gegevens voor de Σverbruik in het deelnet (geldt alleen voor 'van onderliggend net, naar bovenliggend net');

      • 3°. productie van alle productie-eenheden groter dan 60 MW;

      • 4°. schakelsituatie net (status), belasting en spanningen op overdrachtspunten met het bovenliggende net, belangrijke maascircuits en overdrachtspunten tussen deelnetten;

    • d. op verzoek de navolgende bedrijfsmetingen in het transformatorveld:

      • 1°. 1*Ug gekoppelde spanning primaire zijde;

      • 2°. 1*If fasestroom, primaire zijde;

      • 3°. MW primaire zijde met richting;

      • 4°. Mvar primaire zijde met richting;

      • 5°. MW secundaire zijde met richting;

      • 6°. Mvar secundaire zijde met richting;

      • 7°. MW tertiaire zijde met richting;

      • 8°. Mvar tertiaire zijde met richting.

    • e. het werkzame vermogen en blindvermogen in het eventueel op het desbetreffende station aanwezige elektriciteitsproductie-installatieveld;

    • f. het blindvermogen in het op het desbetreffende station eventueel aanwezige reactor- en condensatorveld;

    • g. Bij koppeling op gelijk spanningsniveau stellen de betrokken netbeheerders elkaar op verzoek de stationsspanning ter beschikking.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, aangesloten op een distributienet, tenzij anders overgekomen tussen de netbeheerder van dat distributienet en de desbetreffende beheerder van een gesloten distributiesysteem.

Artikel 13.28

[Gereserveerd]

Artikel 13.29

In artikel 13.21 tot en met 13.28, wordt met realtime bedoeld een representatie van de momentane status van de elektriciteitsproductie-installaties, de verbruikseenheden en de netelementen, als bedoeld in artikel 2.5 van de KORRR.

§ 13.4 Door de netbeheerder te registreren gegevens
Artikel 13.31

De netbeheerder registreert per aansluiting de volgende gegevens en geeft de desbetreffende aangeslotene desgevraagd inzage in de omtrent zijn aansluiting en aangesloten installatie vastgelegde gegevens:

  • a. van elke aansluiting waarachter zich een of meer productie-eenheden bevinden, per productie-eenheid de gegevens genoemd in de artikelen 13.1 of 13.2;

  • b. van elke aansluiting waarachter zich een of meer verbruikseenheden bevinden, per verbruikseenheid de gegevens genoemd in de artikelen 13.3 of 13.4;

  • c. van elke aansluiting waarachter zich een net of een gesloten distributiesysteem bevindt, per overdrachtspunt van de aansluiting de gegevens genoemd en de artikelen 13.5 t/m 13.7.

§ 13.5 Beheer en organisatie van het berichtenverkeer ten behoeve van de gegevensuitwisseling bedoeld in dit hoofdstuk
Artikel 13.32
  • 1. Ten behoeve van de gegevensuitwisseling, bedoeld in de artikelen 10.11 tot en met 10.28, artikel 13.11, achtste lid en negende lid, artikel 13.12, zesde lid en zevende lid, artikel 13.13 zesde lid en zevende lid, artikel 13.14, zesde lid en zevende lid, artikel 13.15, zesde lid en zevende lid en artikel 13.17, zesde lid en zevende lid, stellen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de overige netbeheerders in onderling overleg regels vast ten aanzien van hetgeen tussen de netbeheerders onderling alsmede tussen hen en programmaverantwoordelijken en voor zover van toepassing aangeslotenen geldt omtrent:

    • a. berichtspecificaties voor de (elektronische) berichtenuitwisseling;

    • b. procedures en specificaties van het te gebruiken centrale communicatiesysteem voor de geautomatiseerde berichtenuitwisseling;

    • c. communicatieprotocollen voor de dagelijkse informatie-uitwisseling;

    • d. specificaties waaraan de energieprogramma’s en daarmee verband houdende berichten moeten voldoen;

    • e. specificaties waaraan de transportprognoses moeten voldoen;

    • f. het tijdschema waarbinnen het aanleveren en wijzigen van transportprognoses geschiedt.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde centrale communicatiesysteem wordt beheerd door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stelt iedere BRP en voor zover van toepassing de relevante aangeslotenen op de hoogte van de in het eerste lid bedoelde regels door toezending daarvan.

Artikel 13.33
  • 1. Het is de gebruiker van het centrale communicatiesysteem slechts toegestaan berichten uit te wisselen, als die gebruiker voor ieder uit te wisselen bericht in het bezit is van een door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitgegeven testcertificaat. Het certificaat is maximaal 12 maanden geldig.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan de toegang tot het gezamenlijke communicatiesysteem weigeren, indien:

    • a. een gebruiker van het centrale communicatiesysteem in strijd met het eerste lid berichten uitwisselt waarvoor hij geen door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitgegeven testcertificaat bezit;

    • b. hij na daartoe uitgenodigd door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet niet direct een test aanvraagt; en

    • c. hij binnen twee weken na de hiervoor bedoelde uitnodiging nog geen testcertificaat in het bezit heeft.

Artikel 13.34
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 13.32, eerste lid, stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het elektronische berichtenverkeer bedoeld in artikel 13.32, eerste lid, open voor berichtenverkeer ten behoeve van gesloten distributiesystemen die voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 5.8. Daarbij stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de beheerder van het desbetreffende gesloten distributiesysteem op de hoogte van de in artikel 13.32, eerste lid, bedoelde regels door toezending daarvan.

  • 2. Alvorens de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het elektronische berichtenverkeer bedoeld in artikel 13.32, eerste lid, open stelt voor de beheerder van een gesloten distributiesysteem, verstrekt deze beheerder aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een afschrift van de aan hem krachtens artikel 15, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 verleende ontheffing.

  • 3. Indien een ontheffing op grond van artikel 15, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 vervalt, dan wel wordt ingetrokken, stelt de Autoriteit Consument en Markt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet daarvan op de hoogte. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stelt daarop het elektronische berichtenverkeer als bedoeld in artikel 13.32, eerste lid, niet langer open voor het desbetreffende gesloten distributiesysteem.

  • 4. In afwijking van het tweede lid overlegt de beheerder van een net als bedoeld in artikel 5.8 tweede lid een afschrift van het in artikel 5.8 tweede lid bedoelde bestemmingsplan alvorens de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het elektronische berichtenverkeer bedoeld in artikel 13.32, eerste lid, open stelt voor de beheerder van een net als bedoeld in artikel 5.8 tweede lid.

Artikel 13.35
  • 1. Ten behoeve van beheer en onderhoud van de specificaties en protocollen, als bedoeld in artikel 13.32, eerste lid, organiseren de gezamenlijke netbeheerders een overlegplatform, waarin zitting hebben een delegatie van de gezamenlijke netbeheerders en van representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt, die op basis van deze code gebruik maken van de bedoelde elektronische datacommunicatiemiddelen.

  • 2. De kosten van het overlegplatform ten behoeve van beheer en onderhoud zullen door het in het eerste lid bedoelde platform ten laste worden gebracht van de netbeheerders.

Artikel 13.36
  • 1. Registraties van berichten die in verband met het bepaalde in deze code zijn verzonden overeenkomstig de in artikel 13.32, eerste lid, vastgestelde regels, leveren, behoudens tegenbewijs, bewijs op van de in die berichten vervatte gegevens.

  • 2. Een bericht behoeft slechts met ontvangstbevestiging te worden verzonden wanneer de in het eerste lid genoemde regels dat voorschrijven, in welk geval die regels tevens de procedure voor de verzending met ontvangstbevestiging en de verzending van het ontvangstbericht voorschrijven.

  • 3. Indien de in het eerste lid genoemde regels verzending van een bericht met ontvangstbevestiging voorschrijven, is een dergelijk bericht ongeldig indien de ontvangst ervan niet binnen de in die regels daartoe gestelde termijn wordt bevestigd en de verzender de geadresseerde daarvan in kennis heeft gesteld, tenzij in overeenstemming met die regels een herstelprocedure in gang is gezet, bij gebreke of falen waarvan het bericht ongeldig is vanaf het moment waarop de eerder genoemde termijn is verstreken.

  • 4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de regels, bedoeld in het eerste lid, een toegangscode en versleutelingsmethode aan degenen die gebruik maken van het in artikel 13.32, eerste lid, bedoelde gezamenlijke communicatiesysteem.

  • 5. Gebruikers van het in artikel 13.32, eerste lid, bedoelde gezamenlijke communicatiesysteem zijn gehouden tot de uitvoering en instandhouding van beveiligingsprocedures en -maatregelen om berichten te beschermen tegen verlies en tegen ongeautoriseerde kennisneming, wijziging of vernietiging.

  • 6. De in het vijfde lid bedoelde procedures en maatregelen hebben mede betrekking op de verificatie van de oorsprong en de volledigheid van een bericht.

  • 7. Indien beveiligingsprocedures of -maatregelen leiden tot de afwijzing van een bericht of een fout in het bericht aan het licht brengen, stelt de ontvanger de verzender hiervan in overeenstemming met het daaromtrent bepaalde in de regels, bedoeld in het eerste lid, op de hoogte. De ontvanger geeft aan het bericht geen gevolg totdat hij door de verzender is geïnstrueerd. In geval de verzender het bericht opnieuw verzendt, is daarbij ondubbelzinnig aangegeven dat het een gecorrigeerd bericht betreft.

  • 8. De inhoud van de in dit artikel bedoelde berichten is vertrouwelijk en mag slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij worden verzonden, tenzij de daarin vervatte gegevens algemeen toegankelijk zijn.

  • 9. Van berichten die via het in artikel 13.32, eerste lid, bedoelde gezamenlijke communicatiesysteem zijn uitgewisseld wordt door iedere ontvanger en verzender een tegen verlies, tenietgaan of wijziging beschermde chronologische registratie bijgehouden, met inachtneming van een termijn die op grond van de regels, bedoeld in het eerste lid, of op grond van enige wettelijke bepaling aangewezen is.

  • 10. De verzender bewaart door hem verzonden berichten in het formaat van verzending. De ontvanger bewaart de ontvangen berichten in het formaat van ontvangst.

J

In artikel 14.4, zesde lid, komt ”13.1, eerste lid,” te vervallen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 maart 2019

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze: F.J.H. Don bestuurslid

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA, ’s-Gravenhage.

1 TOELICHTING

2 Samenvatting

Met dit codebesluit brengt de ACM op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wijzigingen aan in de (nieuwe) Netcode elektriciteit. Dit codebesluit dient ertoe om nadere invulling te geven aan de gegevensuitwisseling tussen de transmissiesysteembeheerder, distributiesysteem-beheerders en netgebruikers. Deze nadere invulling vloeit voort uit het artikel 40, vijfde lid, van Verordening (EU) 2017/1485 (hierna: SO Verordening) dat een nadere bepaling vereist van de toepasselijkheid van gegevensuitwisseling op nationaal niveau.

Daarnaast bevat dit codebesluit een aanvulling op een aantal door de gezamenlijke Europese transmissiesysteembeheerders (hierna: TSB’s) opgestelde methodologieën. Dit betreft de methodologieën voortvloeiend uit artikel 16 van Verordening (EU) 2015/1222 (hierna: CACM Verordening) en artikel 17 van Verordening (EU) 2016/1719 (hierna: FCA Verordening). Dit codebesluit bevat een nadere specificatie van de bepalingen over gegevensuitwisseling in deze methodologieën. Parallel aan het traject van deze codewijziging is er door de gezamenlijke Europese TSB’s een voorstel gedaan op basis van artikel 40, zesde lid, SO Verordening. Daarin wordt ingegaan op de organisatorische vereisten, taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot gegevensuitwisseling. De ACM heeft op 21 januari 2019 een besluit gepubliceerd over dit voorstel.

3 Aanleiding en gevolgde procedure

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een codewijzigingsvoorstel (hierna: het voorstel) van de gezamenlijke netbeheerders tot wijziging van de Netcode elektriciteit dat de ACM op 12 juli 2018 (kenmerk BR-2018-1440) heeft ontvangen. Het betreft een codewijzigingsvoorstel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998.

De aanleiding voor deze codewijziging is de bepaling in artikel 40, vijfde lid, van de SO Verordening. Deze bepaling voorziet in een voorstel van de transmissiesysteembeheerder om de toepasselijkheid en reikwijdte van de gegevensuitwisseling vast te stellen en voorziet in de nadere specificatie van bestaande regels over gegevensuitwisseling op basis van de methodologieën voortvloeiend uit artikel 16 CACM Verordening, en artikel 17 FCA Verordening. Op basis van artikel 6, vierde lid, van de SO Verordening vereist dit voorstel goedkeuring door de nationale regulerende instantie. In Nederland is dit de ACM.

Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 4 december 2018. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

De ACM heeft schriftelijke zienswijzen ontvangen van Netbeheer Nederland,1 en de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW).2 Deze zienswijzen zijn gepubliceerd op de internetpagina van de ACM.

De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.

4 Inhoudelijke toelichting

De voorgestelde wijzigingen in het voorstel, zijn een aanvulling op het besluit voor de Netcode elektriciteit,3 van 20 december 2018. In het voorstel wordt een nieuw Hoofdstuk 13 voorgesteld ter vervanging van het Hoofdstuk 13 uit het besluit. Daarin wordt aangegeven welke gegevens door aangesloten, zowel elektriciteitsproducenten als elektriciteitsverbruikers, bij netbeheerders aangeleverd moeten worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om gegevens over de maximumcapaciteit van de energiebron, het werkzaam vermogen, het nominale vermogen, de kortsluitbijdrage of de geplande niet-beschikbaarheid. Daarnaast wordt aangegeven welke gegevensuitwisseling vereist is tussen regionale netbeheerders en de landelijke netbeheerder.

De paragrafenstructuur van dit hoofdstuk is afgestemd op de structuur van de gegevensuitwisseling in de artikelen 41 tot en met 53 van de SO Verordening. In deze structuur wordt onderscheid gemaakt in:

  • De uitwisseling van structurele gegevens;

  • De uitwisseling van plannings- en prognosegegevens;

  • De uitwisseling van real-time gegevens.

De bepalingen die hierin zijn opgenomen gelden voor:

  • a. Aangeslotenen met een elektriciteitsproductie-eenheid die is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet;

  • b. Aangeslotenen met een elektriciteitsproductie-eenheid die is aangesloten op een distributienet;

  • c. Aangeslotenen met een verbruiksinstallatie die is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet;

  • d. Aangeslotenen met een verbruiksinstallatie die is aangesloten op een distributienet;

  • e. Regionale netbeheerders waarvan het net is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet;

  • f. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor de informatieverstrekking aan netbeheerders die op zijn net aangesloten zijn;

  • g. Netbeheerders die onderling met elkaar verbonden zijn.

Daarnaast bevat deze codewijziging een aanvulling op een aantal door de gezamenlijke Europese transmissiesysteembeheerders opgestelde methodologieën. Dit betreft de methodologieën voortvloeiend uit artikel 16 van Verordening (EU) 2015/1222 (hierna: CACM Verordening) en artikel 17 van Verordening (EU) 2016/1719 (hierna: FCA Verordening), ook wel GLDPM (Generation and Load Data Provision Methodology) genoemd. De GLDPM beschrijft de gegevens die verstrekt moeten worden aan de TSB. De codewijziging bevat een nadere specificatie van de bepalingen over gegevensuitwisseling in deze methodologieën.

5 Beoordeling

Proces

De ACM constateert dat het voorstel op 28 juni 2018 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid van de Elektriciteitswet.

De ACM stelt vast dat met deze codewijziging invulling wordt gegeven aan de toepasselijkheid en reikwijdte van de gegevensuitwisseling als bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van SO Verordening op basis van daar genoemde categorieën gegevens.

Inhoud

De ACM constateert dat deze codewijziging leidt tot veranderingen in de huidige praktijk van gegevensuitwisseling op basis van de bestaande bepalingen in de Netcode elektriciteit.

Zo is er sprake van uitbreiding van de uitwisseling van plannings- en prognose- en realtimegegevens voor bepaalde aangesloten partijen. De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen zijn:

  • Ten eerste is nu een uitgesplitste aanlevering van prognosegegevens van elektriciteitsproductie eenheden vereist, waarbij nu ook de verplichting geldt om per productie-eenheid de energiebron te vermelden;

  • Ten tweede gelden de nieuwe informatieverplichtingen ook voor aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid tussen de 1 MW en 2 MW. Op basis van de bestaande Netcode elektriciteit gelden de eisen pas voor partijen met eenheden vanaf 2 MW. De wijziging van de drempelwaarde vloeit automatisch voort uit de nieuwe indeling van elektriciteitsproductie-eenheden op basis van het besluit maximum capaciteitsdrempelwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden,4 van 5 april 2018. De SO verordening voorziet erin dat bepaalde prognosegegevens (artikel 49) en realtimegegevens (artikel 50) door op het distributienet aangesloten partijen worden aangeleverd indien zij als significante netgebruiker zijn aangemerkt. Op basis van artikel 2, eerste lid, onder a. van de SO Verordening worden elektriciteitsproductie-eenheden die als type B, C en D zijn geclassificeerd aangemerkt als significante netgebruikers.

  • Ten derde is er sprake van uitbreiding van verplichtingen voor gegevensuitwisseling door aangeslotenen die beschikken over een verbruiksinstallatie.

Uit het voorstel maakt de ACM op dat het met name gaat om de formalisering van gegevensuitwisseling die in de praktijk al plaatsvindt maar waarvoor geen bepalingen in de bestaande codes zijn opgenomen. Verder maakt de ACM uit het verslag van het overleg met de representatieve organisaties op dat over de achtergrond van deze uitbreiding van gegevensuitwisseling is gesproken met belanghebbende partijen. Daarbij is onder meer aangegeven dat er door de veranderingen op de energiemarkt als gevolg van de energietransitie niet aan te ontkomen valt dat er uitgebreid – en zo nauwkeurig mogelijk – informatie wordt uitgewisseld door op het net aangesloten partijen.

De ACM is van oordeel dat de voorgestelde uitbreiding van gegevensuitwisseling tussen partijen op het Nederlandse net gerechtvaardigd is. De nieuwe verplichtingen die de codewijziging voortbrengt, vloeien voort uit de SO Verordening. De voorschriften in de SO Verordening en daaruit voortvloeiende nationale implementatie dragen bij aan een geharmoniseerde aanpak van systeembeheer. Deze voorschriften stellen nieuwe verplichtingen voor zowel transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders als significante netgebruikers. Deze partijen hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de beschikbaarheid en onderlinge uitwisseling van de vereiste gegevens en informatie te waarborgen en daarmee de veiligheid van het systeem te verzekeren, de handel in elektriciteit binnen de Europese Unie te bevorderen, de integratie van hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken en een efficiënter gebruik van het netwerk mogelijk te maken.

De ACM stelt vast dat deze codewijziging geen invulling geeft aan de wijze waarop de gegevensuitwisseling tussen de partijen moet worden uitgevoerd. Hierbij kan men denken aan de vorm waarin de gegevens moeten worden aangeleverd en de technische eisen die worden gesteld aan de gegevensuitwisseling. De ACM is van oordeel dat de wijze waarop bovenstaande onderdelen moeten worden uitgevoerd gevolgen zal hebben voor de partijen. Hierbij kan men denken aan het plaatsen en aanpassen van IT-systemen en het realiseren van telecommunicatieverbindingen. Daarom acht de ACM het van belang dat over deze onderwerpen nadere afspraken worden gemaakt. In de methodologie ter uitvoering van artikel 40, zesde lid, van de SO Verordening – waarover de ACM op 21 januari 2018 een goedkeuringsbesluit heeft gepubliceerd – wordt gesteld dat hieraan op nationaal niveau nadere invulling gegeven dient te worden.

De ACM maakt uit het verslag van het overleg met de representatieve organisaties op dat VEMW heeft gepleit voor maatwerk waar het gaat om de toepassing van de eisen voor gegevensuitwisseling op beheerders van gesloten distributiesystemen aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet of het distributienet. De ACM stelt vast dat dit verzoek is verwerkt door aanpassingen in het voorstel. Het betreft daarbij aanpassingen in de artikelen 13.15 en 13.17. Daar wordt nu in aangegeven dat de bepalingen over uitwisseling van prognosegegevens van overeenkomstige toepassing zijn op beheerders van gesloten distributiesystemen tenzij anders overeengekomen tussen de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet/distributienet en de beheerder van het gesloten distributiesysteem. Daarbij zal een verzoek daartoe door een beheerder van een gesloten distributiesysteem niet op onredelijke gronden worden geweigerd. De ACM is van mening dat hiermee afdoende aan het verzoek van VEMW is tegemoetgekomen.

De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die de gezamenlijke netbeheerders voorstellen niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

De ACM heeft grammatica, spelling en interpunctie in het codevoorstel waar nodig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de ACM enkele tekstuele aanpassingen gedaan om de codebepalingen te verduidelijken.

6 Reactie op ontvangen zienswijzen

VEMW

Definitie warme start en koude start

In artikel 13.1, onderdeel g, 1°, is bepaald dat een aangeslotene, met een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet, de tijd van de koude en de warme start van de productie-eenheid aan de landelijke netbeheerder doorgeeft. In haar zienswijze vraagt VEMW waar de afbakening van de begrippen “koude start” en “warme start” is vastgelegd. Voor de aangeslotenen is onduidelijk waar de grens tussen een warme en een koude start ligt.

Oordeel ACM

De ACM stelt vast dat de eisen over het aanleveren van de tijden voor de koude en warme start van productie-eenheden voortvloeien uit artikel 45, eerste lid onderdeel b, van de GL SO. Hoewel beide begrippen hierin genoemd worden, zijn in de GL SO hierover geen definities opgenomen. De ACM is van oordeel dat dit algemene termen zijn die binnen de energiesector gebruikt worden. Onder de koude start wordt daarbij verstaan de overgang van de toestand waarbij de hele productie-eenheid uit bedrijf is, naar de toestand waarbij de productie-eenheid vermogen aan het transmissiesysteem levert. Onder de warme start wordt verstaan de overgang van de situatie waarbij de productie-eenheid in bedrijf is en gereed is om vermogen te leveren, naar de situatie waarbij deze vermogen aan het transmissiesysteem levert.

Deze zienswijze van VEMW is voor de ACM aanleiding geweest om deze verplichting zoals die ook geldt voor productie-eenheden aangesloten op een distributienet in artikel 13.2, tweede lid onderdeel e, 1°, te schrappen. De reden hiervan is dat deze verplichting op grond van artikel 45, eerste lid onderdeel b, van de GL SO alleen geldt voor productie-eenheden van het type D die zijn aangesloten op een transmissienet. Deze bepaling kan daardoor niet gelden voor productie-eenheden die zijn aangesloten op een distributienet.

Uitzondering zonnepark

VEMW geeft aan dat in artikel 13.1, onderdeel g, 4°, een bepaling is opgenomen waarbij, in het geval van een zonnepark, het totale vermogen van alle zonnepanelen van het zonnepark door de producent aan de netbeheerder moet worden aangeleverd en niet per opwekkingseenheid. VEMW stelt de vraag of daardoor een zonnepark, bij wijze van uitzondering, wordt gezien als één opwekkingseenheid.

Oordeel ACM

De ACM is van mening dat een zonnepark niet hetzelfde is als een opwekkingseenheid. Naar het oordeel van ACM zijn op grond van de gehanteerde definities in de Europese Verordeningen voor een zonnepark de volgende definities relevant. Het begrip ‘opwekkingseenheid’ als bedoeld in artikel 2.17 van Verordening (EU) 543/2013: de ACM beschouwt een afzonderlijk zonnepaneel als een opwekkingseenheid. Het begrip ‘elektriciteitsproductie-eenheid’ als bedoeld in artikel 2.5 van Verordening (EU) 2016/631: de ACM beschouwt een groep zonnepanelen achter één omvormer, samen met die omvormer als een elektriciteitsproductie-eenheid. Het begrip ‘elektriciteitsproductie-installatie’ als bedoeld in Artikel 2.6 van Verordening (EU) 2016/631: de ACM beschouwt het zonnepark zelf als een elektriciteitsproductie-installatie.

Ten aanzien van de zienswijze van VEMW is de ACM van mening dat artikel 13.1, onderdeel g. 4°, tot doel heeft dat een aangeslotene in het geval van een zonnepark al het vermogen van de opwekkingseenheden gezamenlijk mag aanleveren en niet per zonnepaneel. Deze uitzondering geldt niet voor gewone opwekkingseenheden.

De zienswijze van VEMW is voor de ACM aanleiding geweest de formulering in artikel 13.1 g, subonderdeel 4° en in artikel 13.2 e, subonderdeel 3° te verbeteren zodat duidelijker wordt welke informatie aangeleverd moet worden.

Proportionaliteit aanleveren gegevens

Voor VEMW is het onduidelijk in hoeverre de inspanning die aangeslotenen moeten doen om de informatie als bedoeld in artikel 13.4 lid 2 bij de netbeheerder aan te leveren in verhouding staat tot waarde die het voor netbeheerders heeft voor de systeemveiligheid.

VEMW geeft aan dat:

  • a. De informatie als bedoeld in de onderdelen a tot en met e, technisch ingewikkeld is. Het opvragen van deze informatie door aangeslotenen bij de leveranciers is daardoor lastig uitvoerbaar;

  • b. Het opstellen van eenduidige informatieverzoeken aan hun leveranciers een investering van tijd zou vereisen;

  • c. Bij aangeslotenen met alleen een verbruiksinstallatie geldt dat zij niet over de technische expertise beschikken om de gegevens aan te leveren. Zij moeten een inspanning verrichten om hier aan te voldoen;

  • d. Het onduidelijk is of de waarde van de gevraagde informatie opweegt tegen de complexiteit van de investering.

VEMW verzoekt de ACM hiermee rekening te houden in haar besluit.

Oordeel ACM

De ACM stelt vast dat artikel 13.4, tweede lid, deels bestaat uit reeds geldende bepalingen. Voor onderdeel d geldt dat deze al in de bestaande Netcode elektriciteit was opgenomen waardoor er voor aangeslotenen dus niets verandert. Voor de overige onderdelen geldt het volgende.

Onderdeel a is nieuw en vloeit direct voort uit artikel 11, vierde lid van GLDPM. De onderdelen b en c zijn voor een groot deel van de aansluitingen niet relevant. Zo geldt voor onderdeel b dat deze bepaling alleen relevant is voor aansluitingen waarbij een regeling van blindvermogen op de aansluiting aanwezig is.

Voor de informatie die op grond van onderdeel c aangeleverd moet worden geldt dat deze alleen aangeleverd moet worden door aangeslotenen die beschikken over een transformator. Over het algemeen beschikken kleine aansluitingen (met een aansluitwaarde tussen de 100 kW en de 500 kW) niet over een transformator en daarom hoeven zij deze gegevens niet aan te leveren. Aangeslotenen die wel een transformator hebben, beschikken meestal over een transformator vanaf 630 kVA (500 kW). Deze groep aangeslotenen moet de gegevens uit onderdeel c wel aanleveren. Het gaat daarbij om aangeslotenen met een middenspanningsaansluiting. Gegevens over de transformatoren zijn noodzakelijk voor netbeheerders om in de toekomst betrouwbare netveiligheidsberekeningen te kunnen doen. Daarom acht de ACM het noodzakelijk dat deze gegevens worden aangeleverd. De ACM stelt vast dat het hier om grotere bedrijven gaat en van deze partijen verwacht mag worden dat zij dit kunnen aanleveren. Ter verduidelijking heeft de ACM de tekst van onderdeel c gewijzigd waardoor het duidelijk wordt dat deze verplichtingen alleen gelden voor aangeslotenen die beschikken over een transformator.

Voor onderdeel e geldt dat de aangeslotenen alleen hoeven aan te geven of de vermogensschakelaar van de aansluiting geschikt is voor toegang op afstand.

De ACM is van mening dat het aanleveren van de gegevens in artikel 13.4 voor de aangeslotenen leidt tot een beperkte extra administratieve last die in proportie staat tot het doel van de nieuwe bepalingen, namelijk om de netbeheerders in staat te stellen de systeemveiligheid te blijven waarborgen.

Karakteristieken van verbruiksinstallatie

In artikel 13.9, lid 1 letter b. zijn eisen opgenomen over het doorgeven van de karakteristieken van de verbruiksinstallatie nadat er sprake is geweest van een wijziging van deze verbruiksinstallatie. Volgens VEMW is het in dit artikel onduidelijk wanneer er sprake is van een gewijzigde verbruiksinstallatie. Ze geven het voorbeeld van apparatuur die regelmatig wordt bijgesteld doordat wisselende producten worden geproduceerd. Ze doen het voorstel om dit nader te specificeren.

Oordeel ACM

De ACM is van oordeel dat het in deze bepaling gaat om wijzigingen in de karakteristieken van de installatiegegevens en dus niet om wijzigingen in het productieproces van de aangeslotene. Het gaat daarbij om wijzigingen in de gegevens als bedoeld in de artikelen 13.1 t/m 13.4. Deze zienswijze heeft niet geleid tot wijziging van het ontwerpbesluit.

Tijdsvenster aanlevering prognose- en planningsgegevens

In artikel 13.11, tweede lid, is bepaald dat een aangeslotene een schatting van de prognose- en planningsgegevens van zijn aansluiting voor de komende zeven jaar moet maken en deze moet doorgeven aan de netbeheerder. In haar zienswijze geeft VEMW aan dat het voor aangeslotenen moeilijk is om prognoses en planningen voor een termijn van zeven jaar te maken. Dit omdat het toekomstige afnamepatroon van een aansluiting maar voor een beperkte periode voorspelbaar is. Volgens hen is daardoor de betrouwbaarheid van de informatie en de toegevoegde waarde ervan voor de netbeheerder beperkt. VEMW vindt dat, gelet op de inspanning die aangeslotenen moeten verrichten voor het aanleveren van de informatie, een vaste periode van zeven jaar niet doelmatig is en dat het de kwaliteit van de netberekening niet zal verhogen.

VEMW stelt voor om ofwel de periode te verkorten van zeven naar maximaal vier jaar, ofwel een nieuwe bepaling toe te voegen waarin is vastgelegd dat een aangeslotene pas bij een verwachte wijziging van de situatie gegevens aan de netbeheerder aanlevert.

Netbeheer Nederland geeft in haar zienswijze aan dat de termijn voor het aanleveren van prognose- en planningsgegevens van zeven jaar gebaseerd was op de werkwijze bij het opstellen van de kwaliteits- en capaciteitsdocumenten (hierna: KCD) door de netbeheerders. Ten gevolge van nieuwe wetgeving is het KCD vervangen door een investeringsplan. De spelregels voor de totstandkoming van het investeringsplan zijn neergelegd in het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas.5 Dit besluit is op 1 januari 2019 in werking getreden. In dit besluit is de investeringshorizon vergroot van zeven naar tien jaar. Netbeheer Nederland doet het voorstel om in de codebepalingen waar een termijn van zeven jaar staat deze te vervangen door tien jaar.

Oordeel ACM

De ACM is van mening dat voor het opstellen van de investeringsplannen door netbeheerders de input van aangeslotenen over toekomstige ontwikkelingen noodzakelijk is. De ACM erkent dat het maken van prognoses en planningen over ontwikkelingen op langere termijn gepaard kan gaan met onnauwkeurigheden. Maar de ACM is van mening dat er zich ook situaties kunnen voordoen waarbij aangeslotenen wel in staat zijn om voor een langere termijn planningen voor hun bedrijf te maken die nuttig kunnen zijn voor de netbeheerders. De ACM deelt dan ook de mening van Netbeheer Nederland en is van oordeel dat het voor de hand ligt om de termijn te verlengen van zeven naar tien jaar, mede omdat daarmee aangesloten wordt op de bepalingen in het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas. Dit heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. In de bepalingen waar voor het doorgeven van de prognose en planningsgegevens een termijn van zeven jaar was vastgelegd, wordt deze vervangen door een termijn van tien jaar.

Verstrekking Realtimegegevens

In artikel 13.24 worden eisen gesteld aan de verstrekking van realtimegegevens door de aangeslotenen met een verbruiksinstallatie met een gecontracteerd transportvermogen groter dan 1MW. In haar zienswijze geeft VEMW aan dat het onduidelijk is of een aangeslotene met een installatie met één aansluiting/overdrachtspunt, waarvan de netbeheerder deze gegevens al ontvangt, alsnog realtimegegevens zou moeten verstrekken.

Oordeel ACM

De ACM is van oordeel dat het hier niet gaat om alle aangeslotenen groter dan 1 MW die zijn aangesloten op een distributienet. Dit artikel beperkt zich tot de aangeslotenen die meedoen met de vraagsturing van TenneT. Doordat deze aangeslotenen al deelnemen aan de vraagsturing verstrekken zij al realtimegegevens aan TenneT. Artikel 13.24 bepaalt dat deze groep aangeslotenen hun realtimegegevens ook naar hun regionale netbeheerder dienen te sturen.

Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.

Inconsistentie met besluit samenvoeging netcode- en systeemcode elektriciteit

VEMW geeft aan dat deze codewijziging ook betrekking heeft op beheerders van een gesloten distributiesysteem (hierna: GDS) die gebruik willen maken van het elektronisch berichtenverkeer. Hiervoor zijn er in de artikelen 1.3 en 5.8 van de Netcode elektriciteit verwijzingen opgenomen naar artikelen waar GDS-beheerders aan moeten voldoen. VEMW geeft aan dat in het besluit over de samenvoeging van de Netcode elektriciteit en de systeemcode (ACM-besluit d.d. 20 december 2018) inconsistenties zijn opgetreden in de verwijzingen in de artikelen 1.3 en 5.8 die gevolgen hebben voor GDS-beheerders. Volgens VEMW zorgen deze inconsistenties voor een onsamenhangende en onduidelijke situatie waardoor voor een gelijke situatie, namelijk een GDS-beheerder die gebruik maakt van het elektronisch berichtenverkeer, andere artikelen van toepassing zijn. VEMW pleit er in haar zienswijze voor om deze inconsistenties op te lossen door te verduidelijken welke artikelen van toepassing zijn voor GDS-beheerders. Zij doen in hun zienswijze voorstellen over de aanpassingen die in de verschillende artikelen moeten worden uitgevoerd.

Oordeel ACM

De ACM stelt vast dat de artikelen 1.3 en 5.8 van de Netcode elektriciteit hetzelfde doel hebben, namelijk het regelen van toegang van een GDS tot het distributienet waarop het is aangesloten. De ACM kan zich vinden in de zienswijze van VEMW en vindt het onwenselijk om deze voorwaarden voor toegang in de technische codes dubbel vast te leggen. Deze zienswijze heeft geleid tot het wijzigen van het besluit. In de eerste plaats schrapt de ACM artikel 1.3. In de tweede plaats heeft de ACM aan artikel 5.8 aanvullende verwijzingen opgenomen naar de artikelen 2.30, 2.31 en 9.19 van de Netcode elektriciteit.

Begrip Generator en opwekkingseenheid

Zowel VEMW als Netbeheer Nederland geven in hun zienswijze aan dat er in het ontwerpbesluit onduidelijkheid bestaat over het begrip “generator” en het begrip “opwekkingseenheid”. Volgens beide partijen wordt in beide gevallen hetzelfde bedoeld. Als voorbeeld geeft VEMW aan dat in artikel 13.1, onderdeel g, 5°, gesproken wordt over een “generator” terwijl in andere artikelen het begrip “opwekkingseenheid” wordt gebruikt. Netbeheer Nederland doet in haar zienswijze het voorstel om het begrip “generator” te vervangen door “opwekkingseenheid”.

Oordeel ACM

De ACM is van oordeel dat het gebruik in de technische codes van twee verschillende begrippen met dezelfde betekenis voorkomen moet worden. De ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over en vervangt in de Netcode elektriciteit de term “generator” door “opwekkingseenheid”.

Netbeheer Nederland

Aanpassen grenswaarde

Netbeheer Nederland geeft aan dat in artikel 13.11, achtste lid van het ontwerpbesluit is bepaald dat de relatieve grenswaarde voor het doorgegeven van wijzigingen in de transportprognoses vijf procent van de maximumcapaciteit bedraagt. Dit ter vervanging van een harde grenswaarde van 3 MW.

Netbeheer Nederland geeft aan dat bij nader inzien dit voor grote eenheden geen goede grenswaarde is. Als reden wordt aangegeven dat een relatieve grenswaarde van vijf procent grote onzekerheden geeft over de transportprognoses. Ze doen daarom het voorstel om voor vermogens tot 200 MW de relatieve grens van 5% te hanteren en voor vermogens vanaf 200 MW een vaste grenswaarde van 10 MW te hanteren. Netbeheer Nederland doet het voorstel om naast in artikel 13.11, achtste lid, deze wijziging ook door te voeren in artikel 13.12, zevende lid, artikel 13.13, zesde lid, artikel 13.14, zesde lid, artikel 13.15, zesde lid en artikel 13.17, zesde lid.

Oordeel ACM

De ACM is van mening dat het opstellen van juiste transportprognoses in het belang is van het betrouwbaar functioneren van de elektriciteitsvoorziening. Onzekerheid over de betrouwbaarheid van de transportprognoses als gevolg van grotere toegestane afwijkingen van de grenswaarden is naar het oordeel van de ACM onwenselijk. De ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over en voegt in betreffende artikelen een vaste grenswaarde van 10 MW toe voor vermogens vanaf 200 MW.

Verwijzingen naar EU Verordeningen

Netbeheer Nederland geeft in haar zienswijze aan dat in het ontwerpbesluit wijzigingen zijn opgenomen die niet door Netbeheer Nederland zijn voorgesteld. Het betreft het weglaten van verwijzingen in de artikelen van hoofdstuk 13 naar bepalingen in de GL SO, de GLDPM versie 1 en 2 en de KORRR. Ze geeft aan dat in hoofdstuk 3 van de Netcode elektriciteit (Besluit Netcode elektriciteit d.d. 20 december 2018),6 in vergelijkbare gevallen ook verwijzingen naar bepalingen uit de NC RfG zijn opgenomen. Ze geven daarnaast aan dat er codevoorstellen zijn ingediend voor de implementatie van de NC DCC en de NC HVDC waarbij in de beoogde hoofdstukken 4 en 6 van de Netcode elektriciteit ook verwijzingen zijn opgenomen naar de bepalingen uit de NC DCC en de NC HVDC. Tenslotte geven ze aan dat in het ontwerpbesluit op enkele plaatsen verwijzingen naar bepalingen uit de GL SO of GLDPM zijn blijven staan. Netbeheer Nederland is van mening dat conform het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, overal in hoofdstuk 13 van de Netcode elektriciteit consequent de verwijzing naar de relevante onderdelen van de GL SO, GLDPM en KORRR moet worden opgenomen.

Oordeel ACM

De ACM stelt vast dat in het codevoorstel verwijzingen zijn opgenomen naar Europese Verordeningen. Bij deze verwijzingen maakt de ACM onderscheid in:

  • a. Verwijzingen naar geharmoniseerde regels uit deze Europese Verordeningen;

  • b. Verwijzingen naar bepalingen uit deze Verordeningen waarin is vastgelegd dat op nationaal niveau deze bepalingen nog nader uitgewerkt moeten worden.

In het geval van a) is de ACM van oordeel dat het juist is om vanuit de Netcode elektriciteit een verwijzing op te nemen naar een geharmoniseerde regel. Zo’n verwijzing dient er over het algemeen voor om duidelijk te maken dat een bepaalde uitputtende bepaling uit een Europese Verordening voor een bepaalde groep van toepassing is.

In het geval van b) is de ACM van oordeel dat het niet noodzakelijk is om in de Netcode elektriciteit een verwijzing naar een Europese verordening op te nemen omdat deze bepalingen in de Europese Verordeningen niet uitputtend zijn vastgesteld. Deze bepalingen worden in dat geval nog nader uitgewerkt in de Netcode elektriciteit. Tenslotte merkt de ACM op dat uit de motivering van dit besluit duidelijk blijkt op grond van welke bepalingen uit de Europese Verordeningen (GL SO, GLDPM en KORRR) de artikelen in de Netcode elektriciteit voortvloeien. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.

Onderscheid aangeleverde gegevens

Netbeheer Nederland geeft in haar zienswijze aan dat in het ontwerpbesluit, bij de bepalingen in hoofdstuk 13 over de gegevensuitwisseling tussen partijen, door de ACM wordt afgeweken van het codevoorstel. In het ontwerpbesluit wordt bij de aanlevering van gegevens onderscheid gemaakt in:

  • a. Index- of adresgegevens;

  • b. Inhoudelijke gegevens.

Dit onderscheid bestond niet in het codevoorstel. Netbeheer Nederland geeft aan het eens te zijn met het onderscheid dat gemaakt wordt. Zij zijn het niet eens met de wijze waarop dit in het ontwerpbesluit geformuleerd is en geven aan dat dit volgens hen niet conform de Aanwijzingen voor de regelgeving is. Volgens Netbeheer Nederland dient in elk artikel vermeld te worden dat de informatie uitgewisseld wordt per aansluiting, per overdrachtspunt, per eenheid of per installatie. Netbeheer Nederland doet in haar zienswijze voorstellen voor de aanpassingen die in paragraaf 13 kunnen worden uitgevoerd.

Oordeel ACM

De ACM is van oordeel dat de wijze waarop in het ontwerpbesluit de bepalingen in hoofdstuk 13 geformuleerd zijn, verbeterd kunnen worden. De ACM stelt echter ook vast dat de voorgestelde wijzigingen van Netbeheer Nederland gaan betekenen dat na de opsomming van adresgegevens de opsomming onderbroken wordt door een bepaling over het aanleveren van de inhoudelijke gegevens waarna de opsomming van de inhoudelijk gegevens volgt. Volgens de ACM is dat niet juist. Een opsomming dient niet onderbroken te worden door een nieuw tekstgedeelte. Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassingen in het besluit. De ACM heeft in de betreffende artikelen in hoofdstuk 13 een splitsing gemaakt tussen inhoudelijke gegevens en de indexgegevens. Hiervoor heeft de ACM een extra lid opgenomen waarin de indexgegevens vermeld staan.

Verwijzings- en tekstuele fouten

Netbeheer Nederland geeft in haar zienswijze aan dat in het ontwerpbesluit in enkele artikelen onjuiste verwijzingen zijn opgenomen naar andere artikelen in de Netcode elektriciteit.

Daarnaast wordt aangegeven dat er in artikelen tekstuele fouten en verschrijvingen staan. Netbeheer Nederland doet daarbij voorstellen over de door te voeren aanpassingen.

Oordeel ACM

Naar aanleiding van de zienswijze van Netbeheer Nederland heeft de ACM, daar waar er in het ontwerpbesluit sprake was van verwijzingsfouten, tekstuele fouten of verschrijvingen, correcties in het definitieve besluit aangebracht.

Inwerkingtreding

Netbeheer Nederland geeft aan dat het besluit zo snel mogelijk gepubliceerd dient te worden zodat de betrokken partijen kennis kunnen nemen van de per 14 maart 2019 voorziene informatie-uitwisseling. De datum van inwerkingtreding moet volgens haar 14 maart 2019 zijn.

Oordeel ACM

De ACM is van oordeel dat op grond van deze zienswijze van Netbeheer Nederland het besluit zo spoedig mogelijk na vaststelling ervan in werking zal treden.

’s-Gravenhage, 14 maart 2019

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze: F.J.H. Don bestuurslid


X Noot
1

Kenmerk: BR-2019-1576, 21 januari 2019

X Noot
2

Kenmerk: E19b01, 15 januari 2019

X Noot
3

Kenmerk: ACM/UIT/503723

X Noot
4

Kenmerk: ACM/UIT/492186

X Noot
5

Staatsblad 2018, nr. 375 d.d. 16 oktober 2018

X Noot
6

kenmerk: ACM/UIT/503723

Naar boven