Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2019, 12710 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2019, 12710 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk B13 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Vanwege de voorgenomen terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) is voorzienbaar dat onderdanen van het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK-onderdanen) per 29 maart 2019 geen burgers van de Unie meer zijn. Het (declaratoire) verblijfsrecht van VK-onderdanen en hun (derdelands) familieleden (verder te noemen: familieleden) die hun recht op vrij verkeer in Nederland uitoefenen zal dan per 29 maart 2019 komen te vervallen.
In dit hoofdstuk is de Terugtrekkingsregeling verblijfsrecht VK-onderdanen en familieleden (verder: de Terugtrekkingsregeling) opgenomen. De Terugtrekkingsregeling bevat beleidsregels om het verblijfsrecht van VK-onderdanen en hun familieleden na de de terugtrekking van het VK uit de EU per 29 maart 2019 te regelen indien hierover geen akkoord wordt gesloten tussen het VK en de EU. Wanneer de terugtrekking van het VK uit de EU niet per 29 maart 2019 plaatsvindt of niet op de wijze zoals in de Terugtrekkingsregeling bedoeld, wordt deze Terugtrekkingsregeling onverwijld ingetrokken.
De Terugtrekkingsregeling bevat een overgangsregeling en een definitieve regeling. Deze regelingen gelden voor VK-onderdanen en hun familieleden, die op 29 maart 2019 rechtmatig verblijf in Nederland hebben op grond van de regels voor het recht op vrij verkeer en verblijf (richtlijn 2004/38/EG).
Overgangsregeling
De IND verleent ambtshalve, gedurende een nationale overgangsperiode, een verblijfsvergunning aan VK-onderdanen en hun familieleden die op 29 maart 2019 in Nederland rechtmatig verblijf hebben, onder de in paragraaf B13/2.1 Vc genoemde voorwaarden.
Deze overgangsperiode start op 29 maart 2019 en eindigt op 1 juli 2020. Omwille van een ordentelijke afhandeling start de IND reeds vóór 29 maart 2019 met het ambtshalve beoordelen en versturen van deze verblijfsvergunningen.
Voor zover de situatie zich voordoet dat de terugtrekking niet doorgaat dan wel niet op de wijze zoals in de Terugtrekkingsregeling beschreven, en de Terugtrekkingsregeling om die reden wordt ingetrokken, geldt het volgende. In dat geval is duidelijk dat reeds verleende verblijfsvergunningen hun betekenis hebben verloren. De VK-onderdaan en zijn familieleden hebben de aan hen verleende verblijfsvergunning in dat geval ook niet nodig om te voorzien in hun verblijfsrecht. In dat geval wordt rechtstreeks verblijfsrecht ontleent aan richtlijn 2004/38/EG.
Definitieve regeling
Tijdens de nationale overgangsperiode nodigt de IND deze VK-onderdanen en hun familieleden uit om een aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van de definitieve regeling in te dienen. De IND beoordeelt of deze VK-onderdanen en hun familieleden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd als bedoeld in paragraaf B13/3.1 en B13/4.1 Vc.
Kinderen geboren tijdens de overgangsregeling
Kinderen van VK-onderdanen of familieleden die tijdens de overgangsregeling in Nederland worden geboren komen voor een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/2.1 en B13/3.1 Vc in aanmerking, mits één van de ouders in het bezit is van een verblijfsvergunning op grond van de Terugtrekkingsregeling.
Geen verblijf in Nederland op 29 maart 2019
VK-onderdanen die niet op 29 maart 2019 rechtmatig in Nederland verblijven kunnen geen aanspraak maken op de voorwaarden voor verblijf van zowel de overgangsregeling als de definitieve regeling. Er is bij deze VK-onderdanen geen sprake van opgebouwde rechten in Nederland op grond van de regels van het recht op vrij verkeer en verblijf (richtlijn 2004/38/EG). Zij zijn derdelanders op wie het algemene reguliere beleid van hoofdstuk B1 Vc van toepassing is.
Familieleden
De IND verstaat onder familieleden van de VK-onderdaan: familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb, ongeacht hun nationaliteit, tenzij anders vermeld.
VK-onderdanen en familieleden
De IND verleent ambtshalve een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb, in de vorm van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 Vw (hier verder te noemen: verblijfsvergunning) aan de VK-onderdaan en zijn familielid:
a. die op 29 maart 2019 woonachtig zijn in Nederland en;
b. die op 29 maart 2019 rechtmatig verblijf hebben in Nederland.
De IND gaat er ook van uit dat op 29 maart 2019 aan deze voorwaarden wordt voldaan, indien:
– ambtshalve beoordeling reeds voordien plaatsvindt, en;
– er op het moment van beoordelen geen concrete indicaties in het dossier aanwezig zijn dat op 29 maart 2019 niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.
Met deze verblijfsvergunning hebben de VK-onderdaan en zijn familielid rechtmatig verblijf in Nederland gedurende de overgangsperiode.
De VK-onderdaan en zijn familielid kunnen hun verblijfsrecht enkel aantonen door deze verblijfsvergunning te gebruiken in combinatie met een geldig document voor grensoverschrijding. Het familielid dat niet de EU nationaliteit heeft moet daarnaast, in combinatie met een geldig document voor grensoverschrijding, het (verlopen) EU verblijfsdocument tonen dat eerder als bewijs van EU toetsing voor verblijf bij EU burger is afgegeven om zijn verblijfsrecht aan te tonen.
Op deze wijze is het in het maatschappelijk verkeer en in het kader van grenstoezicht duidelijk dat het hier een familielid van een (voormalig) EU burger betreft.
Ad a.
Wanneer de VK-onderdaan en zijn familielid zijn ingeschreven in de BRP neemt de IND aan dat zij hier op 29 maart 2019 wonen. Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit ook met andere bewijsmiddelen aantonen.
Gezinshereniging
Tijdens de overgangsperiode komen familieleden van VK-onderdanen in aanmerking voor een verblijfsvergunning als bedoeld in deze paragraaf en paragraaf B13/3.1 Vc:
– Indien de VK-onderdaan in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in de overgangsregeling. In dat geval kunnen familieleden op basis van een schriftelijke melding en na een ambtshalve beoordeling ook in aanmerking komen voor betreffende verblijfsvergunning.
– Indien de VK-onderdaan in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in de definitieve regeling. In dat geval kunnen de familieleden een aanvraag indienen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van de definitieve regeling. De voorwaarden van paragraaf B13/3.1 Vc, onder a, b, c, en e zijn op hen niet van toepassing.
Familieleden die na de overgangsperiode een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging indienen moeten voldoen aan de voorwaarden van het nationale gezinshereningsbeleid van hoofdstuk B7 Vc.
De IND verleent geen verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc als bij de VK-onderdaan of een familielid sprake is van één van de volgende contra-indicaties:
a. de VK-onderdaan of het familielid vormen een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de nationale veiligheid;
b. de VK-onderdaan of het familielid zijn houder van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd;
c. de VK-onderdaan of het familielid zijn ook onderdaan van een lidstaat van de EU/EER en kan op grond daarvan verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38/EG.
Ad a.
Het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc is hier van toepassing, tenzij een misdrijf is gepleegd na 29 maart 2019. Ten aanzien van de na 29 maart 2019 gepleegde misdrijf, gelden de nationale openbare orde bepalingen. Afhankelijk van de voorafgaande verblijfssituatie, betekent dat:
– toetsing aan de bepalingen inzake eerste toelating (artikel 3.77 en 3.78 Vb en paragraaf B1/4.4 Vc)
– toetsing aan de bepalingen inzake de voortzetting van het eerdere verblijfsrecht (artikel 3.86 en 3.87 Vb en paragraaf B1/6.2 en B1/6.2.2 Vc).
Er wordt alleen aan de bepalingen inzake eerste toelating getoetst als niet aan de in artikel 3.82 Vb bedoelde termijn wordt voldaan.
De IND verleent voorts geen verblijfsvergunning als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde.
De IND verleent evenmin een verblijfsvergunning indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan of het familielid een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. De beleidsregels van paragraaf B1/4.4 Vc zijn in dat geval van toepassing.
In het geval er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van deze contra-indicatie verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan, noch aan het familielid een verblijfsvergunning. In het geval er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, wordt uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsvergunning verleend.
Ad b.
Houders van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd hebben rechtmatig verblijf in Nederland voor onbepaalde tijd. Gelet op de aard van dit verblijfsrecht, bestaat er geen aanleiding om in dit geval een verblijfsvergunning te verlenen op grond van de overgangsregeling van de Terugtrekkingsregeling. Deze contra-indicatie geldt uitsluitend voor de houder van deze verblijfsvergunning.
Ad c.
VK-onderdanen of hun familieleden blijven in dit geval als EU/EER-onderdaan verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38/EG. Gelet op de aard van dit verblijfsrecht, bestaat er geen aanleiding om in dit geval een verblijfsvergunning te verlenen op grond van de overgangsregeling van de Terugtrekkingsregeling.
De IND verstuurt de verblijfsvergunning in de vorm van een schriftelijke verklaring naar het adres waar de VK-onderdaan en zijn familielid in de BRP staan ingeschreven.
De VK-onderdaan en zijn familielid die geen verblijfsvergunning van de IND hebben ontvangen maar van mening zijn dat zij hier wel recht op hebben, kunnen dit binnen de overgangsperiode schriftelijk melden bij de IND. Op basis van deze schriftelijke melding komen deze VK-onderdaan en zijn familielid alsnog in aanmerking voor ambtshalve beoordeling. De IND verleent een verblijfsvergunning, indien aan de voorwaarden genoemd in paragraaf B13/2.1 Vc wordt voldaan. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan stuurt de IND ambtshalve een beschikking waarin gemotiveerd wordt aangegeven aan welke voorwaarde(n) niet wordt voldaan.
Tegen deze beschikking en ook tegen de ontvangst van de verblijfsvergunning kan bezwaar worden gemaakt.
Beperking en arbeidsmarktaantekening
De IND verleent de verblijfsvergunning onder de beperking ‘cf. beschikking Staatssecretaris’. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.
Ingangsdatum en geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
De IND verleent de verblijfsvergunning met ingang van de datum waarop de overgangsregeling van kracht is geworden en tot het einde van de overgangsperiode, zijnde van 29 maart 2019 tot 1 juli 2020.
Aard van het verblijfsrecht
Het rechtmatig verblijf op grond van de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc betreft een niet-tijdelijk verblijfsrecht als bedoeld in artikel 3.5, vierde lid, Vb.
De IND trekt de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht in, in geval van rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt, terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van de verblijfsvergunning, zoals omschreven in paragraaf B10/2.3 Vc.
Indien na de verlening van de verblijfsvergunning zich nieuwe omstandigheden voordoen op grond waarvan de verblijfsvergunning kan worden ingetrokken, zijn de intrekkingsgronden van paragraaf B1/6 Vc van toepassing.
In geval van openbare orde is de pleegdatum leidend. Indien het misdrijf is gepleegd vóór 29 maart 2019 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Indien het misdrijf na 29 maart 2019 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B1/6 Vc.
VK-onderdaan en familieleden
De IND verleent een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb aan de VK-onderdaan en zijn familielid:
a. die op 29 maart 2019 woonachtig zijn in Nederland en;
b. die op 29 maart 2019 rechtmatig verblijf hebben in Nederland en;
c. die voldoen aan de criteria van richtlijn 2004/38/EG die zien op het verblijfsrecht minder dan vijf jaar en;
d. die beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding en;
e. die zijn uitgenodigd een aanvraag in te dienen.
Ad a, b, c.
De IND verleent een verblijfsvergunning indien de VK-onderdaan en zijn familielid voldoen aan de voorwaarden van de overgangsregeling en daarnaast bij de beoordeling voldoen aan de beleidsregels van paragraaf B10/2 Vc en de artikelen 8.7 t/m 8.25 Vb (afgezien van de bepalingen die zien op duurzaam verblijfsrecht).
Wanneer de VK-onderdaan en zijn familielid zijn ingeschreven in de BRP neemt de IND aan dat zij hier op 29 maart 2019 wonen. Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit ook met andere bewijsmiddelen aantonen.
Ad d.
De bepalingen van paragraaf B1/4.2 Vc zijn hier van toepassing.
Gezinshereniging
Tijdens de overgangsperiode komen familieleden van VK-onderdanen in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in paragraaf B13/2.1 Vc, onder het kopje Gezinshereniging.
De IND verleent geen verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc als bij de VK-onderdaan of een familielid sprake is van een van de volgende contra-indicaties:
a. de VK-onderdaan of het familielid vormen een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de nationale veiligheid;
b. de VK-onderdaan of het familielid zijn houder van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd;
c. de VK-onderdaan of het familielid zijn ook onderdaan van een lidstaat van de EU/EER en kan verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38/EG.
Ad a.
Het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc is hier van toepassing, tenzij een misdrijf is gepleegd na 29 maart 2019. Ten aanzien van de na 29 maart 2019 gepleegde misdrijf, gelden de nationale openbare orde bepalingen. Afhankelijk van de voorafgaande verblijfssituatie, betekent dat:
– toetsing aan de bepalingen inzake eerste toelating (artikel 3.77 en 3.78 Vb en paragraaf B1/4.4 Vc)
– toetsing aan de bepalingen inzake de voortzetting van het eerdere verblijfsrecht (artikel 3.86 en 3.87 Vb en paragraaf B1/6.2 en B1/6.2.2 Vc).
Er wordt alleen aan de bepalingen inzake eerste toelating getoetst als niet aan de in artikel 3.82 Vb bedoelde termijn wordt voldaan.
De IND verleent voorts geen verblijfsvergunning als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde.
De IND verleent evenmin een verblijfsvergunning indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan en/of het familielid een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. De beleidsregels van paragraaf B1/4.4 Vc zijn in dat geval van toepassing.
In het geval er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van deze contra-indicatie verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan noch aan het familielid een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. In het geval er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, wordt uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsvergunning verleend.
Ad b.
Houders van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd hebben rechtmatig verblijf in Nederland voor onbepaalde tijd. Gelet op de aard van dit verblijfsrecht, bestaat er geen aanleiding om in dit geval een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen op grond van de definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling. Deze contra-indicatie geldt uitsluitend voor de houder van deze verblijfsvergunning.
Ad c.
VK-onderdanen of hun familieleden blijven in dit geval als EU/EER-onderdaan verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38/EG. Gelet op de aard van dit verblijfsrecht, bestaat er geen aanleiding om in dit geval een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen op grond van de definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling.
Uitnodigingsprocedure
De IND stuurt tijdens de overgangsperiode een uitnodigingsbrief aan de VK-onderdaan en zijn familielid die voldoen aan de voorwaarden van paragraaf B13/2.1 Vc en aan wie ambtshalve een verblijfsvergunning is verstrekt. In deze brief nodigt de IND de VK-onderdaan en zijn familielid uit om een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc.
Aanvraagprocedure
De VK-onderdaan en zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. De VK-onderdaan geeft bij het indienen van de aanvraag aan wie er feitelijk tot zijn familie behoort. De VK-onderdaan en zijn familielid dienen de aanvraag in na ontvangst van de uitnodigingsbrief van de IND.
Beperking en arbeidsmarktaantekening
De IND verleent de verblijfsvergunning onder de beperking ‘cf. beschikking Staatssecretaris’. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’. Op het verblijfsdocument wordt vermeld: ‘verblijf onder beperking cf. beschikking Staatssecretaris, ivm artikel 50 VEU’. Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’. Een beroep op algemene middelen kan gevolgen hebben voor uw verblijfsrecht’.
Ingangsdatum en geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
De IND verleent op grond van artikel 26, eerste lid, Vw de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen of zoveel later wanneer is aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan. De IND verleent de verblijfsvergunning voor de duur van 5 jaar.
Aard van het verblijfsrecht
Het rechtmatig verblijf op grond van de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc betreft een niet-tijdelijk verblijfsrecht als bedoeld in artikel 3.5, vierde lid, Vb.
De IND trekt de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc met terugwerkende kracht in, in geval van rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van de verblijfsvergunning, zoals omschreven in paragraaf B10/2.3 Vc.
Indien zich na de verlening van de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc nieuwe omstandigheden voordoen op grond waarvan de verblijfsvergunning kan worden ingetrokken, zijn de intrekkingsgronden van paragraaf B1/6 Vc van toepassing. In geval van openbare orde is de pleegdatum leidend. Indien het misdrijf is gepleegd vóór 29 maart 2019 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Indien het misdrijf na 29 maart 2019 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B1/6 Vc.
VK-onderdaan en familieleden
De IND verleent een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan de VK-onderdaan en zijn familielid:
a. die op 29 maart 2019 woonachtig zijn in Nederland en;
b. die rechtmatig verblijf hebben in Nederland en;
c. die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar rechtmatig verblijf hebben gehad op grond van de richtlijn 2004/38/EG al dan niet in combinatie met opgebouwd verblijfsrecht op grond van paragraaf B13/2.1 en 3.1 Vc en;
d. die is uitgenodigd een aanvraag in te dienen.
Dit beleid laat de aanspraken op een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van hoofdstuk B12 Vc of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen onverlet.
Ad a, b en c.
De IND verleent een verblijfsvergunning indien de VK-onderdaan en zijn familielid voldoen aan de voorwaarden van de overgangsregeling en daarnaast bij de beoordeling voldoen aan de beleidsregels van paragraaf B10/2 Vc en de artikelen 8.7 t/m 8.25 Vb.
De IND houdt bij de beoordeling of sprake is van een ononderbroken periode van van vijf jaar rechtmatig verblijf rekening met de periode van het rechtmatig verblijf op grond van richtlijn 2004/38/EG tot 29 maart 2019 en met opgebouwd verblijfsrecht op grond van deze terugtrekkingsregeling.
Wanneer de VK-onderdaan en zijn familielid zijn ingeschreven in de BRP neemt de IND aan dat zij hier op 29 maart 2019 wonen. Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit ook met andere bewijsmiddelen aantonen.
Gezinshereniging
Tijdens de overgangsperiode komen familieleden van VK-onderdanen in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in paragraaf B13/2.1 Vc, onder het kopje Gezinshereniging.
De IND verleent geen vergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc aan de VK-onderdaan of zijn familielid als sprake is van een van de volgende contra-indicaties:
a. de VK-onderdaan of zijn familielid vormen een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de nationale veiligheid;
b. de VK-onderdaan of het familielid zijn ook onderdaan van een lidstaat van de EU/EER en kan verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38/EG;
c. de VK-onderdaan of zijn familielid zijn meer dan twee achtereenvolgende jaren uit Nederland afwezig geweest.
Ad a.
Het openbare orde criterium van B10/2.3 Vc en artikel 8.18, sub b, Vb is hier van toepassing tenzij sprake is van een misdrijf gepleegd na 29 maart 2019. In dat geval is ten aanzien van dat misdrijf het nationale openbare orde criterium van paragraaf B12/2.4 Vc van toepassing.
De IND verleent voorts geen verblijfsvergunning als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde.
De IND verleent evenmin een verblijfsvergunning indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan of het familielid een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. De beleidsregels van paragraaf B1/4.4 Vc zijn van toepassing.
In het geval er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van deze contra-indicatie verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan noch aan het familielid een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc. In het geval er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, wordt uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsvergunning verleend.
Ad b.
VK-burgers of hun familieleden blijven in dit geval als EU/EER-onderdaan verblijfsrecht ontlenen aan richtlijn 2004/38/EG. Gelet op de aard van dit verblijfsrecht, bestaat er geen aanleiding om in dit geval een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen op grond van de definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling.
Ad c.
De uitwerking van richtlijn 2004/38/EG in artikel 8.18, sub a, Vb is hier van toepassing.
De IND neemt aan dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc indien de VK-onderdaan of zijn familielid op 29 maart 2019 in het bezit zijn van een geldig verblijfsdocument voor duurzaam verblijf. De IND verleent in dat geval, nadat de VK-onderdaan of zijn familielid hiertoe een aanvraag hebben ingediend tijdens de overgangsperiode, zonder leges te heffen een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc, tenzij sprake is van een contra-indicatie als genoemd in paragraaf B13/4.2 Vc.
Uitnodigingsprocedure
De IND stuurt tijdens de overgangsperiode een uitnodigingsbrief aan de VK-onderdaan en zijn familielid die voldoen aan de voorwaarden van paragraaf B13/2.1 Vc. In deze brief worden de VK-onderdaan en zijn familielid uitgenodigd om een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc.
Aanvraagprocedure
De VK-onderdaan en zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc. De VK-onderdaan geeft bij het indienen van de aanvraag aan wie er feitelijk tot zijn familie behoort. De VK-onderdaan en zijn familielid dienen de aanvraag in na ontvangst van een uitnodigingsbrief van de IND.
Ambtshalve toetsing
Indien de VK-onderdaan of zijn familielid niet voldoen aan de voorwaarde van paragraaf B13/4.1 onder c Vc toetst de IND, na afwijzing van de aanvraag, ambtshalve of wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc.
Beperking en arbeidsmarktaantekening
De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd als aan de voorwaarden van paragraaf B13/4.1 Vc wordt voldaan. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’. Op het verblijfsdocument wordt vermeld: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.
Ingangsdatum en geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
De IND verleent op grond van artikel 26, eerste lid, Vw de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen of zoveel later wanneer is aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan.
De IND trekt de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc met terugwerkende kracht in, in geval van rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt, terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van de verblijfsvergunning, zoals omschreven in paragraaf B10/2.3 Vc.
Indien na de verlening van de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/4.1 Vc zich nieuwe omstandigheden voordoen op grond waarvan de verblijfsvergunning kan worden ingetrokken, zijn de intrekkingsgronden van paragraaf B12/2.8 Vc van toepassing. In geval van openbare orde is de pleegdatum leidend. Indien het misdrijf is gepleegd vóór 29 maart 2019 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Indien het misdrijf na 29 maart 2019 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B12/2.8 Vc.
De IND verstrekt de sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ aan de VK-onderdaan of zijn familielid:
a. die op 29 maart 2019 als grensarbeider werkzaam zijn in Nederland en na 29 maart 2019 als grensarbeider in Nederland willen blijven werken;
b. die in het bezit zijn van een geldig arbeidscontract waaruit de continuering van deze werkzaamheden in Nederland blijkt;
c. die hun hoofdverblijf in het VK hebben en gemiddeld een keer per week teruggaan naar het VK;
d. die beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding.
Ad a.
Deze regeling is alleen van toepassing voor de VK-onderdaan of zijn familielid die op 29 maart 2019 als grensarbeider werkzaam zijn in Nederland en hun hoofdverblijf in het VK hebben. Familieleden van een Britse grensarbeider die zelf geen grensarbeid verrichten, komen niet in aanmerking voor deze regeling. De IND verstrekt geen sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ aan de VK-onderdaan of zijn familielid die eerst na 29 maart 2019 als grensarbeider in Nederland willen gaan werken. Voor deze categorie is de Terugtrekkingsregeling niet van toepassing en geldt het reguliere beleidskader onverkort.
Ad b.
Gedurende de overgangsperiode zijn de grensarbeiders uit het VK of zijn familielid vrijgesteld van het TWV-vereiste.
Ad c en d.
Met een sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ in het paspoort is deze categorie herkenbaar als grensarbeider die onder de voorwaarden van deze paragraaf valt.
Aanvraagprocedure
De VK-onderdaan of zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een sticker als bedoeld in deze paragraaf. Het aanvragen van een sticker kan alleen op afspraak. Deze afspraak dient online via www.ind.nl gemaakt te worden.
Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur
De IND verstrekt de sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ als aan de voorwaarden van deze paragraaf wordt voldaan. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’. Op de sticker wordt vermeld: grensarbeider VK, ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’. De IND verstrekt de sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ voor de duur van de overgangsperiode.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 4 maart 2019
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.G. van Dijk directeur-generaal Migratie
Op 29 mei 2017 heeft de Britse regering per brief aan de Europese Raad laten weten de terugtrekking uit de EU in gang te zetten. In deze brief geeft de Britse regering aan dat ze artikel 50 van het Verdrag van Lissabon inroept en de Europese Unie (EU) in 2019 wil verlaten. De voorgenomen datum van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU is 29 maart 2019.
Vanaf dat moment zullen VK-onderdanen geen burgers van de Unie meer zijn. Er bestaat echter ook een mogelijkheid dat de terugtrekking van het VK uit de EU niet per 29 maart 2019 plaatsvindt of niet op de wijze zoals in de Terugtrekkingsregeling staat beschreven. Desondanks vindt reeds publicatie van dit beleid plaats en zal dit beleid vervolgens in werking treden. Zowel omwille van de rechtszekerheid richting VK-onderdanen en hun familieleden als omwille van de uitvoerbaarheid van een dergelijke omvangrijke regeling, kan niet worden gewacht met publicatie en in werkingtreding tot het daadwerkelijke moment van terugtrekking van het VK uit de EU.
Uitgaande van die terugtrekking, zijn onderdanen van het VK vanaf die datum geen burgers van de Unie meer, maar onderdanen van een derde land (derdelanders). Dit betekent dat het (declaratoire) verblijfsrecht dat VK-onderdanen en hun familieleden die hun recht op vrij verkeer in Nederland hebben uitgeoefend op grond van richtlijn 2004/38/EG vanaf deze datum komt te vervallen.
Nu er geen uittredingsakkoord tussen de EU en het VK is gesloten, worden er een nationale overgangsregeling en een definitieve regeling getroffen om het verblijfsrecht van VK-onderdanen en hun familieleden die op 29 maart 2019 rechtmatig in Nederland verbleven te regelen. Deze regelingen vormen samen de Terugtrekkingsregeling.
De overgangsregeling heeft twee doelen. Enerzijds wordt hiermee gewaarborgd dat het rechtmatig verblijf van de VK-onderdaan en zijn familielid dat vóór 29 maart 2019 bestond direct aansluitend wordt gecontinueerd gedurende een nationale overgangsperiode die loopt vanaf 29 maart 2019 tot 1 juli 2020. Hiertoe verleent de IND ambtshalve een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.4, derde lid Vb, in de vorm van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 Vw.
Deze schriftelijke verklaring is het bewijs waaruit het rechtmatige verblijf blijkt, mits getoond in combinatie met een geldig grensoverschrijdingsdocument.
Anderzijds biedt het de IND de gelegenheid om gedurende deze overgangsperiode te beoordelen of de VK-onderdaan en zijn familielid in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van de definitieve regeling. De overgangsregeling geeft de IND de mogelijkheid om de aanvragen voor de definitieve regeling gefaseerd en adequaat tijdens de overgangsperiode af te wikkelen, waarbij de capaciteit van de IND zo efficiënt mogelijk wordt ingezet ter voorkoming van overbelasting.
De IND neemt bij de beoordeling of wordt voldaan aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning op grond van de Terugtrekkingsregeling als uitgangspunt dat de VK-onderdaan en zijn familielid die ingeschreven staan in de BRP een verblijfstitel hebben. De reden hiervoor is dat de IND sinds 2014 niet langer verplicht stelt dat Unieburgers zich registreren bij de IND. Voor derdelands familieleden geldt wel nog steeds de verplichting om zich bij de IND te registeren. Wel is een ieder die verblijf in Nederland beoogt verplicht zich in te schrijven in de BRP.
De VK-onderdaan en zijn familielid houden op basis van de verblijfsvergunning op grond van de overgangsregeling tot en met 30 juni 2020 rechtmatig verblijf. Indien de IND tijdens de overgangsperiode op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor de definitieve regeling heeft beslist blijft tevens het rechtmatig verblijf op basis van de verblijfsvergunning op grond van de overgangsregeling gelden tot en met 30 juni 2020. Vanaf 1 juli 2020 hebben de VK-onderdaan en zijn familielid een ander verblijfsdocument nodig om hun verblijfsrecht aan te tonen. Daarvoor gelden de voorwaarden van de definitieve regeling als omschreven in paragraaf B13/3.1 Vc of B13/4.1 Vc.
De definitieve regeling beoogt rekening te houden met de opgebouwde verblijfsrechten van VK-onderdanen en hun familieleden op grond van de regels voor het recht op vrij verkeer en verblijf (richtlijn 2004/38/EG) en met verblijfsrecht op andere gronden in Nederland. De VK-onderdaan en zijn familielid kunnen, onder de in de definitieve regeling opgenomen voorwaarden, in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of – afhankelijk van de voorafgaande verblijfsduur in Nederland – voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Daarvoor moeten zij een aanvraag indienen, waarvoor leges zijn verschuldigd. Het legesbedrag van 57 euro dat voor toetsing aan het EU-gemeenschapsrecht geldt is van toepassing. Voor minderjarigen geldt het legesbedrag van 30 euro.
In beide gevallen is er sprake van een begunstigende regeling ten opzichte van het gebruikelijke, reguliere toelatingsbeleid. In het geval van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gaat het om begunstigend beleid dat op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb wordt gevoerd. In het geval van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd gelden gunstiger voorwaarden in afwijking van hoofdstuk B12 Vc. Om in aanmerking te komen voor dit begunstigende beleid, is het van belang dat de VK-onderdaan en zijn familieleden een uitnodiging hebben ontvangen om een aanvraag in te dienen. Gelet op het begunstigende karakter van de regeling kan een dergelijke eis worden gesteld. Die eis is – ook gelet op de verleende vergunning in het kader van de overgangsregeling niet onevenredig bezwarend en zorgt bovendien voor een ordentelijke afhandeling van de Terugtrekkingsregeling, ook in verband tot het aanzienlijke aantal verwachtte aanvragen.
Indien de VK-onderdaan en zijn familielid op 29 maart 2019 in het bezit zijn van een verblijfsdocument voor duurzaam verblijf, beoordeelt de IND bij de aanvraag voor de verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in de definitieve regeling niet opnieuw of de VK-onderdaan en zijn familielid aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf voldoen. Deze beoordeling is immers al eerder door de IND gedaan. De IND zal wel beoordelen of er sprake is van één van de contra-indicaties als genoemd in paragraaf B13/4.2 Vc. In een dergelijke situatie zijn de VK-onderdaan en zijn familieleden geen leges verschuldigd.
In de uitnodigingsbrief komt te staan hoe de VK-onderdaan en zijn familielid de aanvraag kunnen indienen. De IND verstuurt de uitnodigingen niet tegelijkertijd, maar in delen om de aanvragen efficiënt en tijdig te kunnen verwerken en behandelen. Dat betekent dat de verblijfsvergunningen op verschillende data kunnen worden aangevraagd en worden verleend met verschillende ingangsdata. De belangen van de VK-onderdaan en zijn familielid worden hierdoor niet geschaad, nu in ieder geval vóór 1 juli 2020 een verblijfsvergunning op grond van de definitieve regeling wordt verleend als aan de relevante voorwaarden wordt voldaan en zij op grond van de verblijfsvergunning van de overgangsregeling rechtmatig verblijf tot 1 juli 2020 behouden.
De tijdelijke regeling voor grensarbeiders heeft als doel de VK-onderdaan en zijn familielid hun werkzaamheden als grensarbeider na 29 maart 2019 te laten continueren, indien aan de voorwaarden van paragraaf B13/5 Vc wordt voldaan. Voor deze categorie VK-onderdanen en familieleden bestaat de mogelijkheid om gedurende hun vrije termijn de sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ bij de IND aan te vragen. Hiervoor zijn geen leges verschuldigd. De sticker ‘Verblijfsaantekening algemeen’ in het document voor grensoverschrijding maakt kenbaar dat het hier een grensarbeider uit het VK betreft. Op deze manier is de grensarbeider als zodanig te herkennen bij de grenscontrole en hierdoor kan het grenscontroleproces soepeler verlopen. Deze regeling geldt enkel gedurende de overgangsperiode.
De voortijdige publicatie en inwerkingtreding van de Terugtrekkingsregeling vóór
29 maart 2019 maakt dat er sprake is van voorwaardelijk beleid. Zo nodig zal het beleid zoals neergelegd in hoofdstuk B13 Vc onverwijld worden ingetrokken door melding in de Staatscourant. Omwille van een ordentelijke afhandeling van de Brexit en om te voorkomen dat VK-onderdanen en hun familieleden in een onduidelijke verblijfsrechtelijke positie geraken, is het echter van belang dat er reeds vóór 29 maart 2019 ambtshalve vergunningen kunnen worden verleend. Ook de verlening van die vergunningen heeft een voorwaardelijk karakter: in het geval het VK zich bijvoorbeeld (nog) niet terugtrekt uit de EU, zullen VK-burgers en hun familieleden hun verblijfsrecht niet aan de Terugtrekkingsregeling ontlenen, maar onverkort aan het recht op vrij verkeer en verblijf. Vergunningverlening op grond van de Terugtrekkingsregeling mist in dat geval betekenis.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-12710.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.