TOELICHTING
Algemeen
Deze subsidieregeling heeft betrekking op de subsidiëring van nader onderzoek naar
de doodsoorzaak van kinderen (NODOK). Dit onderzoek is gericht op het vaststellen
van de aard van het overlijden (natuurlijk of niet-natuurlijk) en het opsporen van
de doodsoorzaak in die gevallen waarin er in eerste instantie geen overtuigende verklaring
voor het overlijden wordt gevonden.
Deze regeling is een vervolg op een pilot waarbij subsidie werd verstrekt door het
ministerie van Veiligheid en Justitie ten behoeve van de procedure Nader Onderzoek
Doodsoorzaak minderjarigen (NODO-procedure). De NODO-procedure was een middel om achteraf
vast te stellen of het overlijden werd veroorzaakt door kindermishandeling. Daarnaast
was de NODO-procedure (evenals NODOK) gericht op het achterhalen van de doodsoorzaak
bij overleden minderjarigen in die gevallen waarin er in eerste instantie geen overtuigende
verklaring voor het overlijden wordt gevonden.
Op 1 januari 2014 is de NODO-procedure stop gezet. De reden hiervoor was dat de doelstelling
van de NODO-procedure werd gezien als hybride. De procedure combineerde een doelstelling
van justitiële aard – namelijk het opsporen van kindermishandeling – en een doelstelling
van medische aard – het achterhalen van de doodsoorzaak en aard van het overlijden.
Sinds het beëindigen van de NODO-procedure zijn er in bepaalde gevallen onvoldoende
mogelijkheden om onderzoek te verrichten naar de doodsoorzaak van kinderen, bijvoorbeeld
wanneer een kind thuis overlijdt ten gevolge van wiegendood. Hierdoor krijgen sommige
ouders geen uitsluitsel over de doodsoorzaak van hun kind. Dit heeft negatieve consequenties
voor de rouwverwerking. NODOK kan dus van belang zijn voor de rouwverwerking van ouders.
Daarnaast is nader onderzoek relevant omdat het essentiële informatie zou kunnen geven
over mogelijke erfelijke oorzaken die in het kader van preventie van belang zijn voor
de naaste familieleden. Bij ouders waarvan het kind in een ziekenhuis of andere zorginstelling
is overleden kan in de regel wel duidelijkheid worden verkregen over de doodsoorzaak,
aangezien daar al meer medische data van de overledene beschikbaar zijn. Het is wenselijk
dat ouders waarbij die duidelijkheid niet gegeven kan worden de mogelijkheid wordt
geboden onderzoek te laten doen naar de doodsoorzaak van hun overleden kind.
In de Kamerbrief van 15 oktober 2014 (Kamerstukken II, 2014/2015, 34 000 XVI, nr. 8) heeft mijn ambtelijk voorganger daarom toegezegd jaarlijks € 500.000 beschikbaar
te stellen voor die onderzoeken waarvoor bestaande procedures ontoereikend zijn en
die worden verricht uitsluitend op verzoek van ouders. Onderhavige regeling strekt
ertoe om over in genoemd tijdvak verrichte onderzoeken subsidies te kunnen verstrekken.
Aanvankelijk gold deze subsidieregeling voor de periode 2016–2018.
In verband met het aflopen van de werkingsduur is de Subsidieregeling NODOK in opdracht
van het Ministerie van VWS in 2018 geëvalueerd door het UMC Utrecht. Met behulp van
de in het kader van de subsidieregeling – en in lijn met de Multidisciplinaire richtlijn
– opgezette database zijn alle procedures van 1 augustus 2016 t/m juni 2018 geanalyseerd.
Op basis van de evaluatie wordt geconstateerd dat de NODOK-procedure effectief is
in het achterhalen van de doodsoorzaak. In 84% van de gevallen wordt de doodsoorzaak
gevonden; bij 67% is men zeker tot vrij zeker van de doodsoorzaak. Daarnaast wordt
geconstateerd dat NODOK voldoet aan het primaire doel; voor de rouwverwerking wordt
NODOK belangrijk tot zeer belangrijk gevonden en ouders zijn dankbaar en ervaren rust.
Bovendien heeft NODOK bij 40% van de procedures geleid tot verder medisch onderzoek
bij gezinsleden om ziekte en overlijden bij andere gezinsleden te beperken en zijn
bij 10 van de 65 procedures tekortkomingen in de zorgverlening voorafgaand aan overlijden
blootgelegd. De NODOK-procedure heeft hiermee ook een preventieve component.
Gezien de positieve uitwerking van de NODOK-procedure op de individuele zorg van nabestaanden,
alsmede de voordelige effecten op het gebied van het in kaart brengen van tekortkomingen
in de zorg en de mogelijkheden tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, acht
ik het wenselijk de subsidieregeling te verlengen voor de periode van 2019–2023. De
effectiviteit van de NODOK-procedure zal ten behoeve van eventuele volgende verlenging
opnieuw worden geëvalueerd in 2023.
De oorspronkelijke Subsidieregeling NODOK (over 2016 t/m 2018) vervalt met ingang
van 1 juli 2019. Omdat de subsidieaanvragen over het jaar 2018 begin 2019 worden vastgesteld
en het van belang is dat de UMC’s de werkzaamheden in 2019 kunnen voortzetten, treedt
de nieuwe Subsidieregeling NODOK 2019–2023 per 1 januari 2019 in werking. Gedurende
de periode 1 januari 2019 tot 1 juli 2019 lopen deze twee subsidieregelingen derhalve
naast elkaar.
Hoofdlijnen
Veldpartijen hebben ten behoeve van NODOK een multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld
waarin de criteria en procedures voor NODOK zijn omschreven. De NODOK-procedures worden
volgens deze richtlijn uitgevoerd. Ook hebben veldpartijen volgens afspraak een database
ontwikkeld waarmee de effectiviteit van NODOK kan worden gezocht. Deze database kan
tevens worden aangewend worden toekomstig wetenschappelijk onderzoek. NODOK-centra
zijn verplicht gegevens over de afgeronde onderzoeken voorafgaand aan de subsidieverstrekking
in de database aan te leveren.
Subsidiesystematiek
Bij de Subsidieregeling NODOK 2019–2023 wordt de opzet van de Subsidieregeling NODOK
voortgezet. Dit betekent dat wordt uitgegaan van subsidieverstrekking achteraf ten
behoeve van onderzoeken die in het voorgaande tijdvak zijn uitgevoerd. Dit betekent
dat de subsidieaanvragen over het desbetreffende kalenderjaar binnenkomen tussen 1 januari
en 1 april van het daaropvolgende jaar. Niet gekozen is voor het meest gangbare proces
waarbij voorafgaand aan de periode subsidie wordt aangevraagd en verstrekt. Bij voorafgaande
verlening ontbreekt voldoende inzicht over het aantal daadwerkelijk door een desbetreffend
UMC af te ronden onderzoeken zodat het bedrag van de verlening op basis van inschatting
zou moeten plaatsvinden. Met een subsidieverstrekking na afloop wordt dit voorkomen
en wordt bereikt dat de subsidieverstrekking aansluit bij de daadwerkelijke subsidiebehoefte.
De hoogte van het subsidiebedrag wordt bepaald aan de hand van het aantal verrichte
onderzoeken. Per onderzoek is een normbedrag beschikbaar overeenkomstig de voor dat
specifieke onderzoek geïndexeerde kosten. Het bedrag van de subsidie wordt berekend
op basis van het aantal onderzoeken per categorie dat is afgerond, maal de prijs behorend
bij de betreffende categorie onderzoeken zoals omschreven in artikel 3, vierde lid.
Multidisciplinaire richtlijn
Ieder UMC dat een aanvraag heeft ingediend en voldaan heeft aan de eisen van de regeling
komt in aanmerking voor een subsidie voor verrichte onderzoeken. De regeling vereist
dat de onderzoeken voldoen aan de criteria zoals vastgelegd in de multidisciplinaire
richtlijn en zijn uitgevoerd in overeenstemming met de procedure zoals omschreven
in deze richtlijn. De richtlijn is opgesteld door leden van de Nederlandse Vereniging
voor Kindergeneeskunde, het Forensisch Medisch Genootschap en de voormalige NODO-centra
(het Academisch Medisch Centrum en het Universitair Medisch Centrum Utrecht) en afgestemd
met het ministerie van VWS, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
(NFU), de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR), de Nederlandse Vereniging
voor Pathologie (NVVP), de landelijke werkgroep Wiegendood (LWW), de Vereniging van
Ouders van Wiegendoodkinderen, het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) en de betrokken
aanbieders van forensische geneeskunde.
Hoe uitgebreid een onderzoek moet zijn, kan van geval tot geval verschillen. Soms
is de doodsoorzaak eenvoudig te achterhalen en volstaat een beperkt onderzoek. In
ander gevallen zal een uitgebreider onderzoek noodzakelijk zijn. De multidisciplinaire
richtlijn omschrijft de volgende 6 categorieën onderzoek:
-
– NODOK A1 (Audit, kinderarts, NODOK-medewerker, rouwservice, standaard (lab)onderzoek,
afname huidbiopt en total body CT/MRI);
-
– NODOK A2 (A1 plus skeletstatus bij kinderen onder de 5 jaar);
-
– NODOK B1 (A1 plus uitgebreid aanvullend infectiologisch en/of toxicologisch en/of
metabool en/of endocrinologisch onderzoek);
-
– NODOK B2 (A2 plus uitgebreid aanvullend infectiologisch en/of toxicologisch en/of
metabool en/of endocrinologisch onderzoek);
-
– NODOK C1 (B1 plus pathologie);
-
– NODOK C2. (B2 plus pathologie).
Dienst van algemeen economisch belang
UMC’s zijn voor zover het gaat om het verlenen van zorg te beschouwen als ondernemingen.
Indien zij financiële steun ontvangen kan sprake zijn van staatssteun. Niet valt uit
te sluiten dat in het geval een subsidie die op basis van deze regeling wordt verstrekt,
deze subsidie als staatssteun moet worden aangemerkt.
Het verrichten van onderzoek naar de doodsoorzaak als bedoeld in deze regeling zal
echter niet toereikend door ‘de markt’ uitgevoerd worden. Dat het van belang is dat
dergelijke onderzoeken worden verricht is in de inleiding toegelicht. Dergelijke onderzoeken
kunnen niet vanuit de Zorgverzekeringswet gefinancierd worden. Evenmin is het aangewezen
om de kosten hiervan voor rekening van de ouders te laten komen. Om die reden is het
noodzakelijk deze activiteit aan te wijzen als een dienst van algemeen economisch
belang (DAEB). In artikel 5 is dit geregeld.
Voor de subsidieontvangers betekent dit dat zij bij de subsidieverstrekking belast
worden tot het verrichten van deze DAEB.
Administratieve lasten
De administratieve lasten van deze regeling zijn bijzonder laag. De aanvraagprocedure
is eenvoudig ingericht. Aanvragen dienen aan de hand van een formulier te worden ingediend.
Hierin dient het centrum onder andere per categorie onderzoeken aan te geven hoeveel
onderzoeken zijn afgerond. De benodigde gegevens in het aanvraagformulier worden zo
veel mogelijk automatisch ingevuld, nadat is aangeklikt op welk UMC de aanvraag betrekking
heeft. Tevens zullen de bedragen automatisch worden ingevuld nadat is opgegeven hoeveel
onderzoeken per categorie zijn verricht.
Een UMC dient informatie betreffende onder andere de uitgevoerde onderzoeksmodulen,
de vastgestelde aard van overlijden en vastgestelde doodsoorzaak aan te leveren aan
de beheerder van de eerder genoemde database. Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten
bij de gegevens die artsen verplicht zijn bij te houden op basis van de wet op de
geneeskundige behandelingsovereenkomst. Eventueel kunnen deze gegevens na indiening
van een aanvraag worden opgevraagd.
Steekproeven
Steekproefsgewijs zal worden gecontroleerd of de onderzoeken daadwerkelijk zijn uitgevoerd
en of de onderzoeken die per categorie zijn opgegeven in de aanvraag overeenkomen
met de daadwerkelijk uitgevoerde categorieën onderzoek.
Evaluatie
De subsidieregeling zal halverwege het jaar 2023 geëvalueerd worden. Bij de evaluatie
wordt gebruik gemaakt van de gegevens die zijn bijgehouden in de database.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Bij de totstandkoming van de Subsidieregeling NODOK in 2015 is verondersteld dat de
toenmalige Kaderregeling VWS-subsidies niet van toepassing zou zijn op de Subsidieregeling
NODOK. Gelet hierop was het nodig om de mededelingsplicht expliciet op te nemen. Als
uitgangspunt gold toen nog dat deze Kaderregeling VWS-subsidies alleen van toepassing
was, als deze uitdrukkelijk van toepassing werd verklaard. Sinds de inwerkingtreding
van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) per 1 april
2016 is het noodzakelijk om, als deze Kaderregeling niet van toepassing is op een
bijzondere subsidieregeling, dit expliciet te bepalen. Bij de publicatie van de Subsidieregeling
NODOK in februari 2017 is dit abusievelijk over het hoofd gezien. In de Subsidieregeling
NODOK 2019–2023 is dit alsnog geregeld, in artikel 2. De Kaderregeling is dus niet
van toepassing op de subsidiëring van de onderzoeken in 2019–2023. Hiermee is materieel
evenwel geen verandering beoogd ten opzichte van de Subsidieregeling NODOK. De mededelingsplicht
(nu artikel 8) geldt ook nog steeds.
Artikel 3
Het artikel stelt de normbedragen vast per categorie onderzoek variërend van een normbedrag
van € 6.700 voor een onderzoek uit de categorie A1 tot een normbedrag van € 13.250
voor een onderzoek uit de categorie C2. Deze bedragen zijn opgebouwd uit de volgende
elementen:
-
– Bespreking patiënt in multidisciplinair audit-overleg € 1.500
-
– Kosten kinderarts voor respectievelijk categorie A, B en C € 700, € 850, € 1.000
-
– NODOK-medewerker € 500
-
– Rouwservice (vervoer, opslag en eventueel vervoer ouders) € 500
-
– Standaard (lab)onderzoek € 1.500
-
– Skeletstatus € 2.000
-
– Full body CT/MRI € 2.000
-
– Uitgebreid aanvullend onderzoek € 2.000
-
– Pathologie (obductie) € 2.250
Artikel 4
In dit artikel zijn de voorwaarden voor het verlenen van subsidie voor NODOK opgenomen.
Subsidie wordt alleen verstrekt voor onderzoeken die voldoen aan de criteria omschreven
in de multidisciplinaire richtlijn NODOK en die worden uitgevoerd volgens de procedure
omschreven in de multidisciplinaire richtlijn NODOK. Tevens geldt als voorwaarde dat
alleen subsidie wordt verstrekt als het onderzoek wordt verricht op schriftelijk verzoek
van de ouders. Het oogmerk van de subsidieregeling is immers om NODOK te verrichten
ten behoeve van de rouwverwerking van ouders. De subsidieaanvrager zorgt ervoor dat
deze toestemmingsverklaring – in lijn met de multidisciplinaire richtlijn – wordt
bewaard in het desbetreffende patiëntendossier van het UMC. Het overleggen van de
toestemmingsverklaring vormt geen standaard onderdeel van de subsidieaanvraag. Echter,
het is aan de subsidieaanvrager om desgevraagd de toestemmingverklaring ten behoeve
van de subsidieaanvraag te overleggen en hiervoor toestemming te vragen aan de ouders/gezagvoerder.
Uitgesloten van subsidiering zijn onderzoeken die uit andere hoofde in aanmerking
komen voor financiering. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een kind overlijdt
in een zorginstelling. Indien een kind op onverklaarbare wijze overlijdt in een zorginstelling,
zal deze instelling namelijk vanuit het oogpunt van de kwaliteit van zorg het nader
onderzoek naar de doodsoorzaak kunnen bekostigen. Als voorafgaand aan het onderzoek
een vermoeden bestaat dat het overlijden van het kind het gevolg is van een strafbaar
feit, kan het onderzoek worden gefinancierd uit middelen die beschikbaar zijn voor
forensisch onderzoek. Deze onderzoeken zijn daarom uitgesloten van subsidiering.
Artikel 6
Omdat de subsidie wordt verstrekt nadat de onderzoeken zijn verricht, kan de subsidie
zonder voorafgaande verlening worden vastgesteld. Om in aanmerking te komen voor een
subsidie dient het UMC een aanvraag in bij het Ministerie van VWS. Het aanvraagformulier
is te verkrijgen op de website van het Ministerie van VWS en wordt op verzoek per
post toegezonden. Het aanvraagformulier kan worden ingediend tot uiterlijk 1 april
van het jaar na het kalenderjaar waarover de subsidie wordt verstrekt. De termijn
voor het indienen van een aanvraag is een fatale termijn. Aanvragen die later binnenkomen
zullen worden afgewezen.
Artikel 8
Het is van belang om inzicht te behouden in de effectiviteit van NODOK en de bijdrage
die het onderzoek biedt aan de rouwverwerking van de ouders. Tevens is het nodig inzichtelijk
te maken of de procedures rond NODOK voldoen aan de verwachtingen. Deze informatie
is onder andere nodig om na afloop van deze subsidieregeling een zorgvuldige afweging
te kunnen maken over het al dan niet voortzetten van de financiering van NODOK. Om
die reden is de informatieplicht opgenomen in artikel 8. Subsidieontvangers zijn op
grond hiervan verplicht om binnen een redelijke termijn gegevens over de afgeronde
onderzoeken te verstrekken aan de beheerder van de database. Omdat de subsidieverstrekking
plaatsvindt na afloop van NODOK, betekent dit dat voorafgaand aan de subsidieverstrekking
aan deze mededelingsplicht moet worden voldaan.
De database wordt – zoals reeds bepaald in de vorige Subsidieregeling NODOK – tot
2020 beheerd door UMC Utrecht vanuit de subsidiegelden van deze Subsidieregeling.
Vanaf 2020 zal dit beheer, inclusief de kosten voor de website en het schrijven van
het jaarverslag, door UMC Utrecht structureel worden voortgezet. Hiervoor is binnen
de Subsidieregeling NODOK 2019–2023 jaarlijks € 5.000 beschikbaar.
Artikel 9
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling werkt terug tot en met
1 januari 2019. Dit is gelegen in het feit dat de UMC’s over het gehele jaar 2019
activiteiten in het kader van NODOK moeten kunnen verrichten. De subsidieregeling
vervalt met ingang van 1 juli 2024. In de periode 1 januari tot 1 juli 2019 zullen
de Subsidieregeling NODOK (kalenderjaar 2016–2018) en Subsidieregeling NODOK 2019–2023
naast elkaar lopen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge