Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 februari 2019, nr. WJZ/19026702, tot wijziging van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB in verband met het ecologisch aandachtsgebied en de jonge landbouwer

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3d

  • 1. Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.

  • 2. Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:

    • a. worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en

    • b. worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.

  • 3. Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 februari 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Met deze wijziging van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (hierna: beleidsregel) worden uitvoeringsregels uitgewerkt ten behoeve van het verschaffen van duidelijkheid over wanneer bepaalde elementen wel of niet als ecologisch aandachtsgebied (hierna: EA) worden beschouwd en wordt de uitleg van het begrip ‘blokkerende zeggenschap’ voor jonge landbouwers in proefmaatschappen in overeenstemming gebracht met uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 3d

In het kader van de vereenvoudigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn in de toepasselijke Europese regelgeving de definities en afmetingseisen van de verschillende EA-elementen komen te vervallen. In de plaats daarvan mogen deze elementen nu tot een bepaald maximum meetellen. Dit om te voorkomen dat een element dat net iets breder is dan de maximale breedte in zijn geheel niet mee kan tellen. Deze maxima zijn opgenomen in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014.

Gebleken is echter dat nu onduidelijkheid ontstaat. Relevant in deze zijn de EA-elementen bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, waarbij in onderdeel a verwezen wordt naar bufferstroken en akkerranden, in onderdeel e naar heggen, houtwallen en bomen in rij, in onderdeel g naar stroken langs bos, in onderdeel h naar boomgroepen en in onderdeel i naar vijvers (hierna: element a respectievelijk, e, g, h en i)

Wanneer is er nog sprake van een rand of strook en wanneer spreken we van een houtwal of boomgroep in plaats van een bos(je). Ook voor vijvers is meer duidelijkheid gewenst. Met deze wijziging van de beleidsregel ontstaat duidelijkheid voor de aanvragers. Bovendien worden in de nationale uitvoeringspraktijk ongewenste situaties voorkomen zoals het aangeven van onderdelen van een bos als een boomgroep.

Toelichting bij lid 1:

Als algemeen uitgangspunt geldt dat een element als EA beschouwd kan worden indien is voldaan aan de algemene eisen (grenzen aan bouwland en behorend bij het bedrijf van de aanvrager/feitelijk gebruik) en aan de voorwaarde dat de oppervlakte/breedte van het element maximaal 3 keer de maximaal mee te tellen EA oppervlakte/breedte bedraagt als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan dan wordt het element in het kader van het ecologisch aandachtsgebied niet gezien als rand, strook, heg, houtwal, boomgroep of vijver. Bijvoorbeeld een boomgroep van meer dan 0,9 hectare wordt niet beschouwd als een boomgroep, maar als een bos.

Concreet betekent dit:

  • voor de elementen a en g: het element heeft een maximum breedte van 60 meter (3x20), daarboven wordt het niet meer als EA goedgekeurd.

  • voor element e: het element heeft een maximumbreedte van 30 meter (3x10), daarboven wordt het niet meer als EA goedgekeurd.

  • Voor element h en i: het element heeft een maximum oppervlakte van 0,9 hectare (3x0,3), daarboven wordt het niet meer als EA goedgekeurd.

Toelichting bij lid 2, onderdeel b

Daarnaast blijkt dat er in de uitvoeringspraktijk combinaties van elementen worden opgegeven die ook tot onduidelijkheid en ongewenste resultaten leiden. Bijvoorbeeld een combinatie van een boomgroep en een houtwal die samen meer dan 0,9 hectare groot zijn en dus ook eerder als een bos dan als twee afzonderlijke elementen moeten worden gezien. In artikel 3d, tweede lid, van de beleidsregel, wordt aangegeven wanneer er sprake is van afzonderlijke elementen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in het geval element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h als één element h beschouwd.

Toelichting bij lid 3

Tenslotte is het mogelijk dat bijvoorbeeld een boomgroep van 0,6 hectare door 3 aanvragers die elk een deel van de boomgroep in beheer hebben gelijktijdig als EA wordt opgegeven. Omdat van de boomgroep van 0,6 hectare maximaal 0,3 hectare als EA mag worden toegekend moet deze oppervlakte verdeeld worden. In dat geval wordt de maximum oppervlakte van 0,3 hectare naar rato verdeeld, dus bij 3 aanvragers kan elk 0,1 hectare als EA meetellen. Mits natuurlijk aan de overige voorwaarden is voldaan (zoals grenzen aan bouwland en feitelijk gebruik).

Artikel 5 – proefmaatschap jonge landbouwers

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in diverse uitspraken overwogen dat wanneer een samenwerkingsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, een langdurige samenwerking is beoogd. Een eventueel in die overeenkomst opgenomen beding waaruit volgt dat een maat of vennoot bij bedrijfsbeëindiging (nog) geen recht op voortzetting heeft, betekent niet dat die maat of vennoot geen daadwerkelijke langdurige zeggenschap over het bedrijf kan uitoefenen. Enkel wanneer een overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan en de maat of vennoot geen voortzettingsrecht heeft, is sprake van een zogenaamde proefmaatschap waarbij de betreffende maat of vennoot geen daadwerkelijke langdurige zeggenschap heeft. Met de toevoeging van lid 10 en de gewijzigde redactie van lid 6 van artikel 5, is de beleidsregel met deze uitspraken in overeenstemming gebracht. Deze wijziging geldt voor landbouwers die in 2019 voor het eerst een aanvraag indienen voor extra betaling jonge landbouwer.

Regeldruk

De voorgestelde wijziging in onderhavige beleidsregel heeft geen effect op de regeldruk. De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

Inwerkingtreding

Ministeriële regelingen treden in beginsel in werking op vaste verandermomenten en worden twee maanden vóór inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant. Onderhavige wijziging van de beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de wijzigingsregeling wordt geplaatst. Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding is wenselijk omdat het in het belang van de landbouwers is dat zo snel mogelijk kenbaar is op welke wijze de Minister Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit elementen beschouwt als ecologisch aandachtsgebied en hoe het begrip blokkerende zeggenschap, een vereiste voor jonge landbouwers, wordt uitgelegd.

Om die reden is het niet mogelijk om de hiervoor bedoelde publicatietermijn van twee maanden en de inwerkingtreding op een vast verandermoment in acht te nemen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven