Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 15 februari 2019, nr. 2433978, houdende regels voor de aanwijzing van een keuringsdienst voor het keuren van technische hulpmiddelen waarmee onderzoekshandelingen worden verricht in een geautomatiseerd werk

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 16, vierde lid, van het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk;

b. 'technisch hulpmiddel', `korpschef’, ’technische infrastructuur', `keuringsdienst' en ‘wet':

hetgeen het besluit daaronder verstaat.

Artikel 2

Voor een aanwijzing als keuringsdienst in de zin van artikel 16, tweede lid van het besluit komt in aanmerking een instelling die:

  • a. rechtspersoonlijkheid heeft;

  • b. haar zetel of een vestiging in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte heeft;

  • c. onafhankelijk is van degenen die bij het resultaat van de uitvoering van de taken waarvoor zij is aangewezen belang hebben;

  • d. beschikt over voldoende deskundigheid en outillage om de uitvoering van de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren te kunnen vervullen;

  • e. beschikt over een behoorlijke administratie waarin de gegevens op een systematische wijze zijn vastgelegd;

  • f. de kwaliteit van haar organisatie, processen en werkzaamheden aantoonbaar heeft geborgd door deze onder te brengen in een gestructureerd kwaliteitssysteem.

Artikel 3

De aangewezen keuringsdienst heeft als taak keuringen uit te voeren, zoals bedoeld in artikel 14 en 15 van het besluit.

Artikel 4

  • 1. Een aanwijzing als keuringsdienst geldt voor ten hoogste drie jaar.

  • 2. Aan de aanwijzing als keuringsdienst kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. Een aanwijzing als keuringsdienst kan worden ingetrokken:

    • a. indien de keuringsdienst niet meer voldoet aan de in het besluit of deze regeling

      bedoelde voorwaarden;

    • b. indien de keuringsdienst de keuringen niet op een juiste wijze verricht of;

    • c. indien de keuringsdienst de krachtens het tweede lid aan de aanwijzing verbonden voorschriften niet naleeft.

Artikel 5

  • 1. De bij de keuringsdienst werkzame persoon die belast wordt met de keuring en herkeuring van technische hulpmiddelen, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. heeft met goed gevolg een opleiding met betrekking tot ICT afgerond;

    • b. heeft aanvullende certificering of diplomering behaald, aansluitend bij de noodzakelijke vaardigheden voor de uitvoering van de aan haar opgedragen taken;

    • c. heeft voldoende kennis van de voorschriften betreffende de keuringen of beoordelingen die hij verricht en voldoende ervaring met keuringen of beoordelingen op het gebied van ICT;

    • d. beschikt over ten minste één jaar ervaring in relevante ICT-functies;

    • e. bezit de vereiste vakbekwaamheid om op grond van de verrichte keuringen of beoordelingen verklaringen en rapporten op te stellen;

  • 2. De bij de keuringsdienst werkzame personen, die belast worden met de keuring en herkeuring van technische hulpmiddelen treden op ter terechtzitting, indien het onderzoeksbelang dat vereist.

  • 3. De keuringsdienst draagt er zorg voor te allen tijde geïnformeerd te zijn over de meest recente ontwikkelingen ter zake technische hulpmiddelen en voorziet in een opleidings- en trainingsprogramma ten behoeve van de doorlopende scholing van zijn medewerkers.

Artikel 6

De keuringsdienst beschikt over de nodige werknemers en middelen om de aan de uitvoering van de keuringen verbonden technische en administratieve taken op een passende wijze te vervullen en is in staat:

  • a. een voorafgaande keuring als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het besluit binnen vier weken na aanbieding van het technische hulpmiddel uit te voeren;

  • b. een herkeuring, als bedoeld in artikel 14, derde lid, van het besluit binnen twee weken na aanbieding van het technische hulpmiddel uit te voeren;

Artikel 7

Een aangewezen keuringsdienst voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij de keuring neemt hij de in de wet, het besluit en de regeling gestelde regels in acht;

  • b. hij verricht zijn keuringswerkzaamheden uitsluitend op de digitale infrastructuur van de Landelijke eenheid van de politie;

  • c. hij bewaart op de beveiligde infrastructuur van de politie op een systematische en behoorlijke wijze de keuringsrapporten, dossiers, verslagen, certificaten en verklaringen en overige gegevens die samenhangen met, en betrekking hebben op, de aan hem opgedragen taken. Aan de hand van deze gegevens kunnen de gekeurde hulpmiddelen afdoende worden geïdentificeerd;

  • d. hij deelt zijn beslissingen zo spoedig mogelijk mede aan de korpschef;

  • e. hij verstrekt zo spoedig mogelijk de door haar uitgebrachte keuringsrapporten aan de Landelijke eenheid van de politie, ten behoeve van een centrale registratie van keuringsrapporten als bedoeld in artikel 10 van het besluit.

Artikel 8

Een aangewezen keuringsdienst:

  • a. verleent volledige medewerking aan de Inspectie Justitie en Veiligheid in het kader van zijn taak toezicht te houden op de naleving van de keuringsprocedure;

  • b. verstrekt de betreffende directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid desgevraagd inlichtingen omtrent de uitvoering van deze regeling;

  • c. overlegt met keuringsdienst van de Landelijke eenheid over een juiste en zo veel mogelijk uniforme toepassing van procedures, veiligheidsvoorschriften en normen;

  • d. deelt indien hij van plan is werkzaamheden waarvoor hij is aangewezen te beëindigen, dit tenminste drie maanden voor de voorgenomen datum van beëindiging van die werkzaamheden mede aan de betreffende directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De in artikel 6 onder e genoemde gegevens draagt hij, voor zover deze betrekking hebben op de te beëindigen werkzaamheden, over aan:

    • hetzij de betreffende directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,

    • hetzij de korpschef van de politie,

    • hetzij, na hiervoor toestemming te hebben gekregen van de betreffende directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, een andere keuringsdienst, als bedoeld in artikel 1.

Artikel 9

  • 1. De aangewezen keuringsdienst en de werknemers die met de keuringen zijn belast, voeren de keuringen of beoordelingen uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid, zij zijn vrij van elke pressie of beïnvloeding, die hun beoordeling of de uitslagen van hun keuring kan beïnvloeden, met name door personen of groepen van personen die bij de resultaten van de keuring of beoordeling belang hebben.

  • 2. De werknemer die met de keuringen is belast:

    • 1. ondertekent een geheimhoudingsverklaring, alvorens hij met zijn werkzaamheden aanvangt;

    • 2. beschikt over een recente door de AIVD afgegeven verklaring van geen bezwaar tegen vervulling van A- en P-vertrouwensfuncties bij de politie, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wet op de veiligheidsonderzoeken.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling eisen keuringsdienst technisch hulpmiddel.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking op 1 maart 2019 en vervalt op 1 maart 2022.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 februari 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling houdt verband met de Wet computercriminaliteit III (hierna: de wet) 1. In deze wet wordt onder andere de bevoegdheid toegekend aan de officier van justitie om, onder strikte voorwaarden, te bevelen dat een opsporingsambtenaar heimelijk en op afstand een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een verdachte binnendringt en hierin, al dan niet met een technisch hulpmiddel, onderzoek doet met oog op bepaalde onderzoeksdoelen. In het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk (hierna: het besluit) zijn nadere regels gesteld over de uitvoering van deze bevoegdheid. Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 16, vierde lid van het Besluit.

Een technisch hulpmiddel is een softwareapplicatie die functionaliteiten bevat waarmee gegevens kunnen worden gedetecteerd, geregistreerd en getransporteerd. De vastgelegde gegevens kunnen dienen als bewijs in een strafzaak. Gelet hierop is het essentieel dat gegevens die met een technisch hulpmiddel worden vergaard betrouwbaar, integer en herleidbaar zijn en dat het technische hulpmiddel zelf betrouwbaar en integer functioneert. Voordat een technisch hulpmiddel wordt gebruikt bij het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk, dient het in beginsel goedgekeurd te zijn door een keuringsdienst. Bij de keuring wordt getoetst of het hulpmiddel voldoet aan de in het besluit gestelde technische eisen. Bij goedkeuring wordt aan het technische hulpmiddel een referentienummer toegekend. Als bij het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk gebruik wordt gemaakt van een goedgekeurd technisch hulpmiddel mag er vanuit worden gegaan dat aan de eisen met betrekking tot betrouwbaarheid, integriteit en herleidbaar van de gegevens is voldaan. Het bij de goedkeuring verleende referentienummer kan gedurende het opsporingsonderzoek worden gebruikt om het hulpmiddel aan te duiden, zodat de samenstelling van het hulpmiddel, ter bescherming van opsporingsbelangen, geheim kan blijven.

Het besluit bepaalt dat de minister een onderdeel van de Landelijke eenheid van de politie aanwijst als keuringsdienst. Daarnaast kan de minister één of meer andere organisaties aanwijzen als keuringsdienst. Een onderdeel van de Landelijke eenheid van de politie, de keuringsdienst van de Dienst landelijke operationele samenwerking, is momenteel belast met de keuring van de traditionele technische hulpmiddelen die worden ingezet bij stelselmatige observatie, het opnemen van vertrouwelijke communicatie en het opnemen van telecommunicatie. Deze keuringsdienst wordt in het besluit eveneens aangewezen voor de keuring van technische hulpmiddelen die gebruikt worden voor het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk. Op dit moment beschikt de keuringsdienst van de Landelijke eenheid nog niet over de benodigde capaciteit en expertise om een keuring van technische hulpmiddelen als bedoeld in het besluit uit te voeren. Gegeven de complexiteit van het keuren van een technisch hulpmiddel dat gebruikt kan worden bij de bevoegdheid om heimelijk en op afstand een geautomatiseerd werk binnen te dringen, het belang van de opsporing om te kunnen beschikken over een gekeurd technisch hulpmiddel en de voorgenomen datum van inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2019 wordt ervoor gekozen tevens een andere organisatie als keuringsdienst aan te wijzen. Conform het besluit worden in deze ministeriële regeling regels gesteld over de aanwijzing van een andere keuringsdienst. Beoogd wordt dat in de toekomst de keuringsdienst van de Landelijke eenheid zelfstandig in staat is om de keuringen uit te voeren.

Gezien het feit dat bij gebruik van een goedgekeurd technisch hulpmiddel betrouwbaar bewijsmateriaal kan worden verzameld, zonder dat de samenstelling van het hulpmiddel bekend hoeft te worden gemaakt, is het van belang dat de keuring van technische hulpmiddel onafhankelijk en objectief plaatsvindt en dat hierbij tegelijkertijd een grote mate van vertrouwelijkheid wordt betracht. Gelet hierop gaat de voorkeur uit naar uitvoering van de keuring door een publieke instantie. Voordat overgegaan wordt tot het aanschrijven van de publieke organisaties wordt eerst een verkenning uitgevoerd naar organisaties die in aanmerking zouden kunnen komen om als keuringsdienst te fungeren. Mocht geen van de publieke instanties voldoen aan de gestelde eisen, of niet bereid of in staat zijn om als keuringsdienst aangewezen te worden, kan een niet-publieke organisatie worden aangeschreven. Hierbij moet expliciet rekening worden gehouden of dit bedrijf commercieel actief is op het terrein van technische hulpmiddelen hetgeen consequenties kan hebben voor eventuele belangenverstrengeling conform de eisen aan de onafhankelijkheid genoemd in artikel 2. Bij het aanwijzen van een keuringsdienst wordt conform de geldende wet- en regelgeving gehandeld, waaronder op het terrein van het aanbestedingsrecht.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Omdat de keuringsdienst een onafhankelijk en objectief oordeel dient te geven over de ter keuring aangeboden technische hulpmiddelen, dient hij onafhankelijk te opereren. De kwaliteit van de organisatie, processen en werkzaamheden moeten aantoonbaar geborgd zijn, doordat deze zijn ondergebracht in een gestructureerd kwaliteitssysteem en is zodanig gekwalificeerd volgens een internationaal erkende norm. Hiermee wordt een basisnorm gelegd voor de professionaliteit en kwaliteit van de aan te wijzen keuringsdienst. Gelet op de technische eisen die in het besluit worden gesteld voor goedkeuring van een technisch hulpmiddel de hebben, wordt als voorwaarde gesteld dat de aan te wijzen keuringsdienst beschikt over voldoende kennis en expertise en outillage voor het uitvoeren van de keuringstaken.

Artikel 4

Een aanwijzing als keuringsdienst kan worden ingetrokken indien de minister van oordeel is dat de keuringsdienst niet voldoet aan de in de wet, het besluit, de regeling of de bij de aanwijzing opgenomen voorwaarden.

Artikel 5

In artikel 5 worden daarom eisen gesteld aan de opleiding, expertise en ervaring van de medewerkers die door een aan te wijzen keuringsdienst worden belast met keuringswerkzaamheden. Het keuren van een technisch hulpmiddel vereist hoogwaardige en schaarse technologische kennis, omdat het besluit diverse eisen stelt aan de inrichting en de werking van een technisch hulpmiddel en de betrouwbaarheid, integriteit en herleidbaarheid van de met een technisch hulpmiddel verkregen gegevens.

Om deze redenen is expertise bij de keuringsdienst van groot belang. Omdat het in casu gaat om een nieuwe bevoegdheid en een nieuw soort keuringswerkzaamheden, kan niet één specifieke opleiding aangewezen worden die nauw aansluit op de uit te voeren keuringswerkzaamheden. Naast het afronden van een (basis)opleiding op het gebied van ICT, is daarom vereist dat medewerkers beschikken over aanvullende diplomering of certificering die relevant is voor de uitvoering van een keuring op een technisch hulpmiddel. Bijvoorbeeld op het gebied van cybersecurity, waaronder encryptie of software testing. Deze certificering is afkomstig van (internationaal) erkende instituten of organisaties. Ook hebben degenen die de keuring uitvoeren voldoende kennis van de eisen aan een technisch hulpmiddel zoals deze zijn gesteld in het besluit. Naast kennis is ook vakbekwaamheid van belang. Dit kan zich tonen in (werk)ervaring van het individu of door bijvoorbeeld het afnemen van een assessment waaruit blijkt dat wordt beschikt over voldoende kwaliteit. Daarnaast rust op de keuringsdienst als werkgever de plicht te voorzien in een doorlopend opleidings- en trainingsprogramma, zodat de medewerkers voldoende mogelijkheden geboden wordt om deze kennis en de vaardigheden actueel te houden.

Artikel 6

Gegeven het uitgangspunt dat onderzoekshandelingen worden verricht met een vooraf goedgekeurd technisch hulpmiddel is het van belang te verzekeren dat de keuringsdienst over voldoende capaciteit beschikt om een technisch hulpmiddel voorafgaand aan de inzet ervan te keuren c.q. te herkeuren. Niet zelden zal het maatschappelijk belang dat het opsporingsonderzoek dient om een snelle inzet van het technische hulpmiddel vragen. Met het oog op een korte doorlooptijd houdt de keuringsdienst bij de planning van de werkzaamheden rekening met meerdere test- en keuringsronden voordat een technisch hulpmiddel goedgekeurd kan worden. De keuringsdienst kan bij verzoek om keuring van een technisch hulpmiddel voldoende capaciteit vrijmaken om aan de termijnen voor een keuring te voldoen. Een initiële keuring duurt niet langer dan vier weken, een herkeuring geschiedt binnen twee weken. Bij herkeuring worden ook de eerder gekeurde componenten gecontroleerd op functionaliteit zoals vermeld in het keuringsprotocol, conform artikel 17 van het besluit. In dit technisch keuringsprotocol staan de technische eisen vermeld waaraan een technisch hulpmiddel moet voldoen. Het keuringsprotocol behoort conform artikel 17 lid 2 van het besluit goedgekeurd te worden door Onze minister.

Artikel 7

Van de keuring wordt een rapport opgemaakt, waarin bij goedkeuring wordt vermeld dat het technische hulpmiddel voldoet aan de technische eisen die het besluit stelt. Bij de goedkeuring wordt aan het technische hulpmiddel een referentienummer toegekend. Dit referentienummer kan gedurende het opsporingsonderzoek worden gebruikt om het hulpmiddel aan te duiden zodat de samenstelling van het hulpmiddel, ter bescherming opsporingsbelangen, kan worden afgeschermd.

Een technisch hulpmiddel geeft inzicht in de tactiek en mogelijkheden van de opsporing. Het is daarom essentieel dat niet bekend wordt over welke technische hulpmiddelen de opsporingsdienst beschikt. Gelet hierop worden de keuringswerkzaamheden door de keuringsdienst uitsluitend op de digitale infrastructuur van de Landelijke eenheid van de politie uitgevoerd.

De keuringsdienst stelt de korpschef van de politie zo snel mogelijk op de hoogte van de uitkomst van een keuring, zodat de korpschef altijd over de meest actuele informatie beschikt. Na afronding van de keuring stelt de keuringsdienst een rapport op waarin het keuringsoordeel wordt vastgelegd, dit rapport wordt gedeeld met de keuringsdienst van de Landelijke eenheid, onder meer in verband met de registratieplicht van de keuringsdienst van de Landelijke eenheid conform artikel 19 van het besluit.

De minimum eisen aan een keuringsrapport zijn opgenomen in artikel 18 van het besluit.

Artikel 8

Zoals in paragraaf 3.5 van de Nota van Toelichting van het besluit staat beschreven houdt de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) toezicht op de naleving van de technische eisen en de keuringsprocedure. Artikel 8 bevat daarom de eis dat een aan te wijzen keuringsdienst volledige medewerking verleend aan de IJenV bij de uitvoering van haar taak toezicht te houden op de naleving van de keuringsprocedure. Wanneer de IJenV een oordeel vormt over de technische eisen en de keuringsprocedure en eventueel aanbevelingen formuleert wordt dit door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in gezamenlijkheid met de politie en het Openbaar Ministerie ontvangen en beoordeeld. Wanneer een rapport van de IJenV reden is om de technische eisen en de keuringsprocedure aan te passen zal dit voortvarend worden gecommuniceerd met de keuringsdienst en zonder onnodige vertraging in het keuringsproces en/of -protocol opgenomen.

Tevens wordt aan de aan te wijzen keuringsdienst de eis gesteld dat hij in voorkomende gevallen overleg voert met keuringsdienst van de Landelijke eenheid. De reden hiervoor is dat het gewenst is dat de keuring van technische hulpmiddelen zoveel mogelijk op een uniforme wijze plaatsvindt.

Artikel 9

Kennis over het technisch hulpmiddel is gerubriceerd als ten minste politie geheim, hetzelfde geldt voor de keuringsrapportages. Daarom worden eisen gesteld aan het personeel dat inzicht krijgt in deze informatie om de vertrouwelijkheid ervan te waarborgen. Gekozen is de betreffende functies als vertrouwensfuncties in het kader van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan te merken. Allereerst ondergaat het personeel van de keuringsdienst dat met het uitvoeren van keuringen belast wordt een AIVD-A screening. Daarnaast wordt vereist dat zij een geheim houdingsverklaring ondertekenen. Ook de eis dat keuringswerkzaamheden uitsluitend op de digitale infrastructuur van de Landelijke eenheid van de politie worden uitgevoerd, wordt onder meer gesteld met het oog op de geheimhouding en afscherming van de werkzaamheden, zie hiervoor eveneens artikel 7 en de toelichting op dit artikel.

Artikel 10

Er is gekozen is voor een werkingsduur van drie jaar. De wet en het besluit worden twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Het ligt in de rede na deze evaluatie te bezien of de regeling aanpassing behoeft.

’s-Gravenhage, 15 februari 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Wet van 27 juni 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III) (Stb. 322).

Naar boven