Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2018, 8926 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2018, 8926 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeente De Bilt, De Ronde Venen, Houten, Lopik, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Woerden en IJsselstein; en provinciale staten en het college van gedeputeerde staten van Utrecht;
De gemeente De Ronde Venen heeft om toetreding tot het recreatieschap verzocht, hetgeen zowel voor het recreatieschap als voor die gemeente kansen biedt voor het creëren van meerwaarde op specifieke thema’s en de verscheidenheid van de verschillende betrokken gebieden binnen één recreatieschap tot verrijking van het totale recreatieve aanbod leidt. Ten aanzien van de verzochte toetreding wordt de toetredingsovereenkomst in acht genomen;
De gemeenschappelijke regeling Stichtse Groenlanden is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 1999. In verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, diverse gemeentelijke herindelingen en de toetreding van De Ronde Venen is het noodzakelijk de gemeenschappelijke regeling aan de gewijzigde wettelijke bepalingen en die toetreding aan te passen;
gelet op artikel 51 van de Wgr en het besluit van 18 december 1985 van provinciale staten waarin is bepaald, dat voor de recreatieschappen in de provincie Utrecht de regio-indeling niet van toepassing is;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen
HOOFDSTUK III BELANG EN BEVOEGDHEDEN
De binnen het gebied gelegen gemeenten onthouden zich van regeling en bestuur waartoe het recreatieschap bevoegd is, indien door die gemeentelijke activiteiten schade zou kunnen worden toegebracht aan de intergemeentelijke belangen van de openluchtrecreatie en/of de belangen van natuur en landschap.
Het recreatieschap is binnen het gebied als bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het belang als bedoeld in artikel 4 bevoegd tot:
het heffen van belastingen, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 54, eerste lid onder a. van de Wgr.
Paragraaf 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Op de verdeling van de bevoegdheden en de werkzaamheden tussen het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn van toepassing de regels, in de ruimste zin, welke bij of krachtens de wet zijn gesteld voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, voor de uitoefening van die bevoegdheden, alsmede voor het toezicht daarop.
Paragraaf 2: HET ALGEMEEN BESTUUR
De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering in nieuwe samenstelling van de gemeenteraad voor de leden als bedoeld in het eerste lid onder a, c.q. provinciale staten voor leden als bedoeld in het eerste lid onder b, waarin art. V 12 van de Kieswet is toegepast.
Periodiek aftredende leden kunnen dadelijk opnieuw worden aangewezen door de raden of de staten.
Het algemeen bestuur is bevoegd voor een door hem te bepalen tijdsduur adviseurs te benoemen. Het algemeen bestuur kan dan tevens plaatsvervangers voor de in dit lid bedoelde adviseurs benoemen.
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 24 en 25 Wgr commissies van advies of commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.
Artikel 12 Bevoegdheden en taak
De raden van de gemeenten en provinciale staten kunnen binnen 3 maanden na verzending van het in het eerste lid bedoelde voorstel, schriftelijk hun oordeel inzake dat voorstel geven. Het algemeen bestuur besluit niet alvorens deze termijn verstreken is dan wel het bericht van de raden van alle gemeenten en provinciale staten is ontvangen.
Deze regeling laat onverlet de bevoegdheid van de besturen van de gemeenten algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in het eerste lid vast te stellen die aanvullende bepalingen bevatten ten aanzien van onderwerpen, waarin een algemeen verbindend voorschrift van het recreatieschap reeds heeft voorzien, tenzij deze bepalingen in strijd zijn met de door het recreatieschap vastgestelde bepalingen.
Het algemeen bestuur is bevoegd tot het heffen van de rechten bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet. De in artikel 12, leden 1 en 2 genoemde procedure is niet van toepassing.
Ten aanzien van besloten vergaderingen is het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
De leden van het algemeen bestuur geven aan de gemeenteraad c.q. provinciale staten, die deze leden heeft respectievelijk hebben aangewezen, de door een of meer leden van die raad c.q. staten verlangde inlichtingen. Het verstrekken van deze inlichtingen gebeurt mondeling op een door die raad c.q. staten te bepalen wijze en tevens schriftelijk indien de raad c.q. staten daartoe besluiten.
Een lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van de raad c.q. staten die hem of haar als lid heeft respectievelijk hebben aangewezen, niet meer bezit, kan door die raad c.q. staten als lid van het algemeen bestuur worden ontslagen. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.
Het algemeen en het dagelijks bestuur geeft aan de gemeenteraad c.q. provinciale staten zo spoedig mogelijk de door hen verlangde inlichtingen, tenzij naar de mening van dit bestuur het financiële belang van het recreatieschap daarmee wordt geschaad. De informatie wordt in beginsel schriftelijk door het dagelijks bestuur verstrekt.
Paragraaf 3: HET DAGELIJKS BESTUUR
Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een dagelijks bestuur dat uit 10 leden bestaat, waaronder de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur zijn begrepen. Bij de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur is het algemeen bestuur gehouden zodanig de leden uit zijn midden aan te wijzen dat iedere deelnemende gemeente en de provincie Utrecht met één lid in het dagelijks bestuur is vertegenwoordigd. Tenminste de helft van de leden van het dagelijks bestuur dient lid te zijn van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente of van het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht.
De leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen bestuur aangewezen bij verkiezing uiterlijk een maand na het tijdstip van aantreden per geleding van ofwel de leden van het algemeen bestuur die aangewezen worden door de raden, ofwel de leden die aangewezen worden door de staten. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Periodiek aftredende leden kunnen dadelijk opnieuw worden aangewezen.
Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast, met inachtneming van de artikelen 54 tot en met 59 van de Gemeentewet. Het dagelijks bestuur brengt het vastgestelde reglement ter kennis van het algemeen bestuur
Het dagelijks bestuur kan zich zowel in als buiten de vergadering laten bijstaan door adviseurs.
De leden van het dagelijks bestuur geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, actief en wanneer dit bestuur of een of meer leden hierom verzoekt c.q. verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Het verstrekken van gevraagde inlichtingen gebeurt mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur en indien het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur daartoe besluit, tevens schriftelijk.
De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. Zij leggen verantwoording af aan het algemeen bestuur. Het afleggen van verantwoording gebeurt mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur uit eigen beweging of na een daartoe strekkend verzoek en indien het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur daartoe besluiten, tevens schriftelijk.
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval is de procedure genoemd in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet en de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens de voorzitter van het dagelijks bestuur. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden aangewezen bij verkiezing voor de tijd dat zij lid zijn van het algemeen bestuur, voor een periode van vier jaar. Periodiek aftredende voorzitter en plaatsvervangend voorzitter kunnen dadelijk opnieuw worden aangewezen.
De leden van commissies, bedoeld in de artikelen 24 en 25 Wgr, die geen lid zijn van een der bestuursorganen van een van de deelnemers, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissies ontvangen, waarvan de hoogte, met inachtneming van lid 4 van artikel 24 Wgr, door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.
Het recreatieschap vergoedt RMN de kosten van ieder betrokken personeelslid in evenredigheid met de tijd dat deze ter beschikking van het recreatieschap is gesteld. Onder deze kosten zijn mede de verplichtingen begrepen die na beëindiging van de aanstelling uit het ambtenarenrecht of uit het burgerlijk recht voortvloeien.
Het algemeen bestuur stelt een beleidsplan vast. Dit plan bevat de gewenste maatregelen en voorzieningen inzake de ontwikkeling van de openluchtrecreatie en de belangen van de natuur- en landschapsbescherming binnen het in artikel 3 bedoelde gebied voor een periode van ten hoogste tien jaren. Het geeft daarbij aan, de gewenste fasering van de uitvoering van de maatregelen en voorzieningen, de prioriteiten volgens welke de uitvoering dient te geschieden en de financiële gevolgen daarvan in de ruimste zin.
Het dagelijks bestuur zendt een ontwerp voor een beleidsplan aan de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten alsmede aan andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende diensten en instanties. Gedurende een periode van drie maanden na verzending van het ontwerp bestaat de gelegenheid tot het maken van opmerkingen.
Binnen deze periode van drie maanden wordt de gelegenheid geboden voor inspraak door een ieder, waarbij voor het overige het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is.
De binnen het in artikel 3 bedoelde gebied gelegen gemeenten nemen het vastgestelde beleidsplan als uitgangspunt en kader bij het te voeren gemeentelijk planologisch beleid. Indien een gemeente van oordeel is dat geen medewerking kan worden verleend aan het uitvoeren van het uit het beleidsplan voortvloeiende beleid, wordt daarvan schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan aan het algemeen bestuur.
De binnen het gebied gelegen gemeenten en de provincie horen het dagelijks bestuur van het recreatieschap over alle voorgenomen planologische maatregelen voor zover deze betrekking hebben op het in artikel 3 bedoelde gebied en voor zover deze van invloed kunnen zijn op de taken en bevoegdheden van het recreatieschap. Zij zenden de besluiten tot dergelijke planologische maatregelen in afschrift aan het recreatieschap.
Het dagelijks bestuur besluit op basis van consensus over de ontwerpbegroting. Wanneer in de eerste vergadering van het dagelijks bestuur geen consensus wordt bereikt over de ontwerpbegroting, wordt een tweede vergadering belegd waarbij rekening wordt gehouden met de wettelijke termijn als bedoeld in het derde lid. Wanneer dan alsnog consensus wordt bereikt, wordt de ontwerpbegroting naar de raden verzonden en wordt de procedure als bedoeld in het derde lid gevolgd. Vervolgens wordt de ontwerpbegroting inclusief de door de raden daarop ingediende zienswijzen ter vaststelling voorgelegd aan het algemeen bestuur. Wanneer ook in de tweede daartoe belegde vergadering van het dagelijks bestuur over de ontwerpbegroting geen consensus wordt bereikt, wordt de ontwerpbegroting inclusief de zienswijzen van de verschillende leden van het dagelijks bestuur eerst aan het algemeen bestuur voorgelegd. De zienswijzenprocedure naar de deelnemers wordt hiermee opgeschort tot na de vaststelling van de ontwerpbegroting in het algemeen bestuur.
De leden van het algemeen bestuur aangewezen door de raad van de gemeente Utrecht en de provinciale staten beschikken bij het stemmen over de vaststelling van de begroting over elk drie stemmen. De begroting van het programma werkgebied Vinkeveense Plassen respectievelijk het programma werkgebied Stichtse Groenlanden kan alleen aangenomen worden als de leden van het algemeen bestuur aangewezen door de raad van de gemeente De Ronde Venen respectievelijk de leden van het algemeen bestuur aangewezen door de raden en staten van de overige deelnemers hier voor stemmen. Wanneer dit niet het geval is, wordt de ontwerp begroting niettemin vastgesteld, maar wordt het budget van het begrotingsprogramma dat niet is aangenomen in de begroting gefixeerd op het niveau van het lopende begrotingsjaar.
In spoedeisende gevallen, dit ter beoordeling van het algemeen bestuur, kan een wijziging van de begroting die geen gevolg is van een wijziging van het beleid van het schap en geen verhoging tot gevolg heeft van begrote deelnemersbijdragen voor het betreffende begrotingsjaar, worden vastgesteld door het algemeen bestuur zonder dat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van hun gevoelen hebben doen blijken. Van de vaststelling door het algemeen bestuur van een dergelijke begrotingswijziging wordt mededeling gedaan aan de deelnemers.
Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders uiterlijk voor 15 april voorafgaande aan het jaar waarvoor deze kaders dienen aan de raden en de staten. De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen 8 weken na de datum van ontvangst van het ontwerp ter kennis brengen aan het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp jaarrekening uiterlijk voor 15 april van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten. De raden en provinciale staten kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerprekening van hun gevoelen doen blijken.
De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn op de procedure met betrekking tot de vaststelling van de jaarrekening van overeenkomstige toepassing.
Het algemeen bestuur stelt conform de stemverhoudingen als opgenomen in artikel 29, vijfde lid, een bijdrageregeling vast waarin de bijdragen die de deelnemers verschuldigd zijn als deelnemer in het recreatieschap geregeld worden. Deze bijdragen kunnen worden gesplitst in een algemene bijdrage voor de basisbegroting en een specifieke bijdrage voor de kosten van de begrotingsprogramma’s van de afzonderlijke gebieden. Voor het vaststellen van de deelnemersbijdrage wordt een budgetperiode van 4 jaar gehanteerd, met afrekening en herijking na afloop van elke budgetperiode.
Indien het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet deze onverwijld aan het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet respectievelijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de deelnemende provincie het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 Provinciewet.
Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in de Archiefwet 1995 een regeling vast betreffende de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de bij deze regeling ingestelde organen, alsmede omtrent het toezicht daarop. Deze regeling wordt meegedeeld aan gedeputeerde staten.
HOOFDSTUK IX TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding van een gemeente of een provincie kan plaatsvinden door een daartoe strekkend besluit van de desbetreffende daartoe wettelijk bevoegde bestuursorganen en indien er overeenstemming bestaat tussen die gemeente of provincie en het algemeen bestuur over de financiële gevolgen van de toetreding. Artikel 36 is van overeenkomstige toepassing.
Uittreding van een deelnemer uit de regeling vindt plaats door een daartoe strekkend besluit van de organen van de deelnemer die tot het aangaan van of toetreding tot de regeling hebben besloten. Ten behoeve van de uittreding van de betreffende deelnemer uit de regeling wordt een regeling getroffen tussen het algemeen bestuur en de betreffende deelnemer over de financiële gevolgen van de uittreding.
HOOFDSTUK X SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 januari 2018 of met ingang van de eerste dag volgend op die waarop de regeling is bekendgemaakt als bedoeld in artikel 53, tweede lid, van de Wgr, indien deze publicatie plaats vindt na 1 januari 2018.
Het college van gedeputeerde staten van Utrecht is ingevolge artikel 53 van de Wgr aangewezen om deze regeling te zenden aan gedeputeerde staten van Utrecht.
De verordeningen en andere besluiten, die getroffen zijn op grond van de gemeenschappelijke regeling recreatieschap Vinkeveense Plassen, en door De Ronde Venen binnen haar grondgebied van toepassing zijn verklaard, blijven op dat grondgebied van kracht totdat deze ingetrokken zijn of door andere krachtens deze regeling zijn vervangen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-8926.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.