Besluit van de gemeenteraad van Vlaardingen tot het verlengen van de categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist en tot het delegeren van de bevoegdheid al dan niet een exploitatieplan vast te stellen met de daarbij behorende toelichting

Logo Vlaardingen

De gemeenteraad van Vlaardingen

 

Gelet op artikel 2.27 van de Wabo, artikel 6,5, derde lid van het Bor en artikel 6.12, derde lid, van de Wro,

 

Overwegende dat

 

  • -

    Burgemeester en wethouders bevoegd gezag zijn ten aanzien van het verlenen van afwijking van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3, Wabo;

     

  • -

    In het kader van deze procedure bij de raad een verklaring van geen bedenkingen dient te worden aangevraagd;

     

  • -

    Dit zorgt voor extra proceduretijd en extra administratieve en bestuurlijke lasten, hetgeen meestal niet nodig of gerechtvaardigd is;

     

  • -

    Het geen recht doet aan de dualistische rolverdeling tussen raad en college;

     

  • -

    Daarom de gemeenteraad op grond van artikel 6.5, derde lid, Bor kan bepalen dat in bepaalde categorieën van gevallen een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.

     

 

Besluit:

 

  • 1.

    Jaarlijks te evalueren en rapporteren aan de raad tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet of anderszins, zoals in de toelichting omschreven mogelijkheden, met de raad (raadswerkgroep Omgevingswet) afspraken zijn gemaakt over haar betrokkenheid bij afwijkingsprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening.

  • 2.

    de volgende categorieën van gevallen aan te wijzen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist:

    • A.

      Wonen

      Het realiseren of wijzigen van een of meerdere woningen, mits gesitueerd binnen de bebouwde kom, inclusief de daarbij behorende voorzieningen (zoals paden, ontsluiting en groen). Onder ‘bebouwde kom’ wordt in dit besluit verstaan: het gebied binnen de op de bij dit besluit behorende kaart aangegeven begrenzing.

    • B.

      Extensieve recreatieve doeleinden

      Projecten ten behoeve van extensieve recreatie, inclusief de daarbij behorende voorzieningen (zoals paden, ontsluiting en groen).

    • C.

      Bijzondere doeleinden

      Projecten ten behoeve van bijzondere doeleinden, zoals cultuur en ontspanning, zorg, sport en maatschappelijke dienstverlening, een en ander inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals bebouwing, water, groen, verharding en ontsluiting.

    • D.

      Bedrijven en bedrijvigheid

      • 1.

        Projecten, mits gesitueerd binnen de bebouwde kom, ten behoeve van bedrijven behorende tot milieucategorie 1 tot en met 3 van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009);

      • 2.

        Projecten voor overige bedrijvigheid in de zin van detailhandel, dienstverlening, horeca en kantoren;

      • 3.

        Een en ander inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals bebouwing, water, groen, verharding en ontsluiting.

    • E.

      Infrastructuur

      Projecten strekkende tot de aanleg van of aanpassing van wegen, waterwegen, spoorwegen en parkeervoorzieningen.

    • F.

      Nutsvoorzieningen

      Projecten betreffende nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

    • G.

      Bouwwerken geen gebouw zijnde

      Het bouwen of wijzigen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van windturbines.

    • H.

      Onbebouwde gronden

      Het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden niet ten behoeve van gebouwen en voor zover ten behoeve van bedrijven of bedrijvigheid wordt voldaan aan de eisen als genoemd onder D. van dit besluit.

    • I.

      Natuur

      Projecten strekkende tot het behoud en/of ontwikkeling van natuur;

       

  • 3.

    op grond van artikel 6.12, derde lid, Wro de bevoegdheden om een exploitatieplan vast te stellen dan wel daarvan af te zien bij samenloop met een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken en waarvoor op grond van dit besluit geen verklaring van geen bedenkingen vereist is, te delegeren aan burgemeester en wethouders;

     

  • 4.

    Dit besluit in werking te laten treden op de eerste dag nadat het is bekendgemaakt en van kracht tot aan de invoering van de Omgevingswet.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 21 december 2017

 

De griffier

Dhr. E.R.M. Hesen

 

De voorzitter,

Mw. Mr. A.M.M. Jetten MSc

 

 

 

 

BIJLAGE

 

Kaart behorende bij het besluit van de gemeenteraad van Vlaardingen van 21 december 2017 tot het verlengen van de categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist en tot het delegeren van de bevoegdheid al dan niet een exploitatieplan vast te stellen met de daarbij behorende toelichting.

 

 

 

 

 

Toelichting

 

Procedure aanvraag

 

Via het Omgevingsloket (www.olo.nl) wordt een aanvraag voor het planologisch afwijken van het bestemmingsplan aangevraagd (= kruisje zetten in het vakje: handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening) op grond van artikel 2.1 sub c en artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo. Na de controle van de indieningsvereisten gaat de procedure van start waarbij de beslistermijn van maximaal 26 weken geldt.

 

Op dit moment is op basis van het besluit van de gemeenteraad voor diverse categorieën van gevallen geen verklaring van geen bedenkingen nodig.

 

Binnen de periode van binnenkomst van de vergunning om te komen tot een ontwerp-vergunning worden de door belanghebbende ingeleverde en vereiste ruimtelijke onderbouwing getoetst, zoals bij de DCMR inzake de milieu-aspecten, verkeer, water, archeologie enz. Indien er tevens ook tegelijkertijd de activiteit bouwen is aangevraagd toetst de bouwinspecteur aan de Bouwverordening, Bouwbesluit en wordt er mogelijk ook constructief al gekeken.

 

Bij deze procedure moet een ontwerp van een omgevingsvergunning ter inzage moet worden gelegd gedurende 6 weken. Als de gemeenteraad terugkomt op het eerder genomen besluit met betrekking tot de verklaring van geen bedenkingen moet bij die ontwerp-omgevingsvergunning voortaan ook een ontwerp-vvgb ter inzage worden gelegd.

 

Belanghebbenden kunnen dan ook op die ontwerp-vvgb een zienswijze indienen. Die zienswijzen tegen de ontwerp-vvgb moeten vervolgens worden behandeld in de gemeenteraad. Indien deze procedure niet wordt gevolgd is dit een proceduregebrek en moet de procedure over. Indien de gemeenteraad geen vvgb wilt afgeven, moet de omgevingsvergunning worden geweigerd.

 

Strikt genomen moet het college van B&W dus twee keer naar de gemeenteraad, een keer om een ontwerp-vvgb in te stemmen en een keer voor de definitieve vvgb.

 

Bij een uitspraak van de Raad van State van 6 april 2106 heeft deze aangegeven dat bij gebreke van een aanwijzing van categorieën een aanvraag om omgevingsvergunning, die afwijkt van het bestemmingsplan, altijd moet worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Zelfs als het college van B&W die vergunning niet wil verlenen. De raad heeft dus altijd het laatste woord in dit proces rondom de vvgb als er geen categorie van gevallen is bepaald. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.

 

Qua proceduretermijn moet aan het volgende worden gedacht:

Op dit moment is alles gemandateerd aan de teammanager Bouw- en Woningtoezicht. Als er geen categorieaanwijzing komt, dan moeten we in de procedure twee keer naar het college en twee keer naar de raad. Onze inschatting is dat de extra proceduretijd minimaal 88 dagen bedraagt, maar vaak nog (veel) langer in een procedure die al weinig ruimte laat. Dit gaat leiden tot standaard verdagingsbesluiten van 8 weken verlenging en doet geen recht aan de wens van initiatiefnemer tot snelle besluitvorming. Ook is er een mogelijkheid dat de initiatiefnemer gebruik maakt van de Wet Dwangsom.

 

Toekomstige rol gemeenteraad onder de Omgevingswet:

 

Onder de Omgevingswet worden bestemmingsplannen te zijner tijd vervangen door het omgevingsplan. Net als een bestemmingsplan wordt het omgevingsplan vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeenteraad kan de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het plan echter delegeren aan het college van B&W. In het omgevingsplan kan de gemeenteraad (of het college) bepalen dat voor bepaalde activiteiten een vergunning is vereist. Dit zijn zogenaamde ‘omgevingsplanactiviteiten’. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor activiteiten die in strijd met het omgevingsplan. Criterium voor vergunningverlening is een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. De eis dat een vergunning voor zo’n met het omgevingsplan strijdige activiteit pas wordt verleend nadat de gemeenteraad een vvgb heeft afgegeven komt in de Omgevingswet niet terug. In het (concept)-Omgevingsbesluit worden gevallen aangewezen waarin instemming is vereist van een bestuursorgaan dat bevoegd is op grond van de Omgevingswet om advies te geven. Het (concept)-Omgevingsbesluit kent een dergelijke instemmingsbevoegdheid niet toe aan de gemeenteraad. In plaats daarvan krijgt de gemeenteraad, zoals gewijzigd met de Invoeringswet Omgevingswet, slechts een adviesbevoegdheid.

 

Mogelijk dat in de praktijk van de Omgevingswet de voorkeur zal worden gegeven om met een buitenplanse omgevingsvergunning van een omgevingsplan af te wijken in plaats van het omgevingsplan te wijzigen. Niet alleen zal die besluitvorming zonder directe gemeenteraadsbetrokkenheid sneller kunnen verlopen, ook geldt – anders dan ingeval van wijziging van een omgevingsplan – niet de verplichting afdeling 3.4 Awb te volgen (uitgebreide voorbereidingsprocedure). Uitsluitend als de initiatiefnemer daarom verzoekt, wordt afdeling 3.4 Awb toegepast. Een dergelijk verzoek kan blijkens de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Omgevingswet nuttig zijn bij meer ingrijpende activiteiten, waartegen naar verwachtingen meerdere belanghebbenden bedenkingen hebben. Onduidelijk is nog of binnen de beslistermijn van 8 weken (met een mogelijke verlenging van 6 weken) een goed onderbouwde buitenplanse afwijking van het omgevingsplan kan worden opgesteld. De –binnenplanse – bevoegdheden die de gemeenteraad onder het huidige wettelijke regime heeft, blijven onder de Omgevingswet in grote lijnen in stand. Zo kan de gemeenteraad bij het vaststellen van een omgevingsplan beoordelingsregels opnemen die ertoe strekken dat de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteiten in ieder geval wordt verleend voor zover aan die regels is voldaan. Ook kan de gemeenteraad de vaststelling van delen van het omgevingsplan bij afzonderlijk besluit delegeren aan het college, maar daarbij bepalen op welke wijze de bevoegdheid moet worden uitgevoerd. Bovendien kan de gemeenteraad op grond van de Awb beleidsregels vaststellen over de gedelegeerde bevoegdheden.

 

 

Tussenfase werkwijze afwijkingsplannen Wet ruimtelijke ordening en Omgevingswet

 

Aanvraag wordt via het OLO ingediend. Zo spoedig mogelijk na binnenkomst van de aanvraag wordt deze gepubliceerd via www.officielebekendmakingen.nl zodat de omgeving kennis kan nemen van de aanvragen. Deze aanvragen zijn dan op geen enkele wijze getoetst en liggen niet ter inzage. De hoofdregel is dat alle aanvragen regulier zijn. De bouwinspecteur beoordeelt de eventuele strijdigheden van het bestemmingsplan. Indien er strijdigheid met het bestemmingsplan is, wordt er gekeken of dit binnenplans, via de kruimelregeling of buitenplans moet worden afgehandeld.

 

Korte termijn

 

Stap 1

 

De gemeenteraad kan via het Team Bouw- en Woningtoezicht een mail via SBC ontvangen met daarbij de publicatie van de ingediende aanvragen voor een omgevingsvergunning. Het betreft hier diverse activiteiten zoals bouwen en kappen. De risico’s hiervan zijn dat de tekst van de publicatie summier is en voor de activiteit bouwen is dan nog niet duidelijk welke procedure hiervoor moet worden gevoerd.

 

Oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat de bouwplannen gedurende 1 week voor de raadsleden ter inzage liggen en dat zij vragen kunnen stellen voordat de plannen verder worden beoordeeld.

 

Stap 2

 

Indien er een planologische afwijkingsprocedure moet worden gevoerd, moet bij de ingediende stukken een rapportage worden overgelegd van de initiatiefnemer hoe het participatieproces van de omgeving waarin het project ligt heeft plaatsgevonden. Deze rapportage wordt als raadsinformatiebrief toegevoegd aan de raadsagenda.

 

Stap 3

 

De raadswerkgroep Omgevingswet in de gelegenheid stellen om een (digitaal) advies uit te brengen over het initiatiefplan voordat het college van B&W een besluit neemt binnen de daarvoor gestelde termijn van 4 weken. Het college van B&W rapporteert jaarlijks over de verstrekte vergunningen waarvoor een vvgb nodig zou zijn geweest.

 

Middellange termijn

 

Met de raadswerkgroep Omgevingswet bespreken hoe de toekomstige procedure onder de Omgevingswet eruit moet gaan zien en welke (beleids)regels daarbij van toepassing zouden moeten zijn. In de Handreiking “Rol gemeenteraad bij afwijkingen van het Omgevingsplan” worden diverse tips genoemd waar mogelijk nu al invulling aan kan worden gegeven.

 

 

Naar boven