Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 19 december 2018, nr.2018-0000816616, tot instelling van een Commissie kinderopvang en vaccinatie (Instellingsregeling Commissie kinderopvang en vaccinatie).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. de commissie:

de Commissie kinderopvang en vaccinatie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling, taak, opheffing

  • 1. Er is een Commissie kinderopvang en vaccinatie.

  • 2. De commissie wordt ingesteld met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant en wordt opgeheven na het uitbrengen van het eindrapport, bedoeld in artikel 6.

  • 3. De commissie heeft tot taak onderzoek te doen naar mogelijke oplossingsrichtingen:

    • a. die bijdragen aan het afnemen van de zorgen bij ouders over de veiligheid van kinderopvang in relatie tot de dalende vaccinatiegraad; en

    • b. die praktisch werkbaar zijn voor een kindercentrum als bedoeld in de Wet kinderopvang en een voorziening voor gastouderopvang.

Artikel 3. Samenstelling en benoeming

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zeven andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de staatssecretaris benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van het bestaan van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de staatssecretaris een ander lid benoemen.

Artikel 4. Secretariaat

In het secretariaat wordt voorzien door de staatssecretaris en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 5. Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;

    • b. de kosten voor publicatie van het rapport, bedoeld in artikel 6;

    • c. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de staatssecretaris aan.

Artikel 6. Rapport

  • 1 De commissie brengt uiterlijk 1 mei 2019 een rapport uit.

  • 2 Het rapport wordt algemeen beschikbaar gesteld.

  • 3 Indien de commissie daartoe aanleiding ziet in de bevindingen van het onderzoek, doet zij tussentijds verslag aan de staatssecretaris.

  • 4 Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij de staatssecretaris daarvan onverwijld op de hoogte.

Artikel 7. Archivering

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Commissie kinderopvang en vaccinatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 december 2018

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

De vaccinatiegraad voor vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) daalt al een aantal jaar achtereen1. Ouders van jonge kinderen op de kinderopvang maken zich mede vanwege de dalende vaccinatiegraad zorgen over de veiligheid van hun kinderen. Immers, de kinderopvang is een belangrijke plek waar jonge kinderen (0 tot 4 jaar) langdurig met andere kinderen in contact komen. Op het moment dat kinderen (nog) niet voor alle infectieziekten ingeënt zijn, zijn zij kwetsbaar voor besmetting.

In de maatschappij neemt de discussie over de dalende vaccinatiegraad toe. Hierdoor lijkt het erop dat het gepercipieerde risico dat kinderen besmet raken op de kinderopvang in de ogen van ouders groeit. Tegelijkertijd is de vaccinatiegraad nog steeds hoog en is er geen acuut risico2.

Daarom is met onderhavige regeling een commissie – de Commissie kinderopvang en vaccinatie – ingesteld die tot taak heeft onderzoek te doen naar de mogelijke oplossingsrichtingen die bijdragen aan het afnemen van de zorgen bij ouders over de veiligheid van kinderopvang in relatie tot de dalende vaccinatiegraad en die praktisch werkbaar zijn voor een kindercentrum en een voorziening voor gastouderopvang.

In eerdere onderzoeken3 stond de objectieve veiligheid centraal. Daaruit volgde onder meer de conclusie dat het alleen toelaten van ingeënte kinderen tot de kinderopvang slechts een zeer beperkt effect zou hebben op het risico van het oplopen van een ziekte waartegen gevaccineerd wordt. Een kind kan immers ook buiten de opvang besmet worden.

Bij deze eerdere onderzoeken is geen rekening gehouden met het element van sociale onrust, namelijk de zorgen van ouders over de veiligheid van hun kind op de kinderopvang en of dit ertoe leidt dat zij hun kind niet naar de kinderopvang durven te brengen. Deze commissie wordt daarom gevraagd het onderzoek aan te vliegen vanuit de zorgen van ouders en de (gepercipieerde) risico’s. Oplossingsrichtingen gericht op de objectieve veiligheid, zoals bijvoorbeeld het mogen weigeren van kinderen die niet deelnemen aan het RVP, zijn daarom niet uitgesloten van de reikwijdte, maar moeten wel logisch volgen uit de probleemanalyse.

De commissie dient de haalbaarheid en wenselijkheid van de mogelijke oplossingsrichtingen in kaart te brengen, waaronder bijvoorbeeld in hoeverre er draagvlak is onder houders en ouders. Hierbij benoemt de commissie ook mogelijke positieve en negatieve (neven)effecten, zoals de toegankelijkheid van kinderopvang en het risico op besmetting. Om voldoende gewicht toe te kennen aan het onderzoek en het vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, is gekozen voor de instelling van een eenmalige externe commissie en niet voor een ambtelijk onderzoek of een onderzoek door de Gezondheidsraad.

Deze toelichting is medeondertekend namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft onlangs een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over zijn brede visie op vaccineren en de maatregelen die hij wil nemen om de dalende vaccinatiegraad tegen te gaan. Zie Kamerstukken II 2018/19, 32 793, nr. 338.

X Noot
2

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft onlangs een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over zijn brede visie op vaccineren en de maatregelen die hij wil nemen om de dalende vaccinatiegraad tegen te gaan. Zie Kamerstukken II 2018/19, 32 793, nr. 338.

X Noot
3

Zie onder meer Verkenning meldplicht vaccinatiegraad kinderdagverblijven en basisscholen (Kamerstukken II 2016/17, 34 550-XVI, nr. 144).

Naar boven