Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 14 december 2018, houdende regels omtrent de vaststelling van de volledige schadevergoeding bij beroepsincidenten politie (Regeling volledige schadevergoeding beroepsincidenten politie)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 54b, tweede lid, Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Ambtenaar:

ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit algemene rechtspositie politie of gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder gg, van het Besluit bezoldiging politie;

b. Beroepsincident:

beroepsincident als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel pp, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

c. Bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie,

d. Medische eindsituatie:

situatie waarvan op objectief medisch wijze is vastgesteld dat beoordeling van de medische gevolgen van het beroepsincident mogelijk is en er in de toekomst geen belangrijke verbetering of verslechtering in de medische toestand van de ambtenaar te verwachten is.

Artikel 2. Vergoeding schade

De schade die op grond van artikel 54b van het Besluit algemene rechtspositie wordt vergoed wordt, voor zover in deze regeling niet anders bepaald, vastgesteld aan de hand van de Afdelingen 10 en 11 van titel 1, boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3. Vaststelling schadeposten en berekening schade

  • 1. Het bevoegd gezag en de ambtenaar voeren overleg over de schadeposten die voor vergoeding van de schade in aanmerking komen. De ambtenaar kan hierbij een beroep doen op beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

  • 2. De schade wordt per schadepost berekend door de volgende vormen van schadeberekening toe te passen:

    • a. een abstracte berekening, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat een concrete berekening in zijn geval hoger uitvalt of indien een abstracte berekening niet mogelijk is,

    • b. een berekening op basis van schatten, indien een abstracte berekening en een concrete berekening niet mogelijk zijn of indien het bevoegd gezag en de ambtenaar dit met elkaar overeenkomen.

  • 3. De berekening wordt uitgevoerd door een door het bevoegd gezag aangewezen onafhankelijk rekenbureau.

Artikel 4. Medische eindsituatie

  • 1. De berekening van de schade, bedoeld in artikel 3, vindt plaats indien er sprake is van een medische eindsituatie.

  • 2. Indien er na vijf jaar na de erkenning van het beroepsincident nog geen medische eindsituatie is bereikt, wordt de schade naar de stand van zaken van dat moment berekend.

Artikel 5. Vaststelling en toekenning

  • 1. De schadevergoeding wordt naar aanleiding van de berekening, bedoeld in artikel 3, en met inachtneming van artikel 4, eenmalig vastgesteld en toegekend.

  • 2. Indien zich schade voordoet voordat de medische eindsituatie is bereikt, kan door het bevoegd gezag een voorschot worden verstrekt.

Artikel 6. Buitengerechtelijke kosten

  • 1. De kosten van een raadsman voor het vaststellen van de schade komen voor vergoeding in aanmerking voor zover zij betrekking hebben op de indiening en onderbouwing van het verzoek om volledige schadevergoeding, alsmede op de beoordeling, voorafgaand aan het primaire besluit, van de door het bevoegd gezag voorgestelde schadevergoeding.

  • 2. De kosten van een raadsman worden vergoed tot een maximum uurtarief van € 175,– met een maximum aantal uren van 40.

  • 3. De kosten voor het doen van noodzakelijk onderzoek voor de vaststelling en berekening, bedoeld in de artikelen 3 en 4, tweede lid, komen ten laste van het bevoegd gezag.

  • 4. Overige kosten komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.

  • 5. Het uurtarief, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 juli gewijzigd met het procentuele verschil tussen de prijsindex voor rechtskundige diensten van het Centraal Bureau voor de Statistiek in het betreffende kalenderjaar en de overeenkomstige prijsindex in het hieraan voorgaande kalenderjaar.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het bevoegd gezag kan van het in deze regeling bedoelde maximum uurtarief, het maximum aantal uren of van de eenmalige vaststelling van de schadevergoeding afwijken indien toepassing hiervan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8. Evaluatie

Deze regeling wordt uiterlijk in 2022 geëvalueerd.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017, met uitzondering van artikel 6, vijfde lid, dat inwerking treedt met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling volledige schadevergoeding bij beroepsincidenten politie.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

In het Akkoord arbeidsvoorwaarden sector Politie 2015–2017 is afgesproken dat in de rechtspositie een voorziening voor volledige schadevergoeding in verband met een beroepsincident wordt opgenomen. Vanaf 1 januari 2017 is in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) de definitie van beroepsincident opgenomen. Vanaf diezelfde datum is artikel 54b Barp in werking getreden. In dit artikel is bepaald dat de ambtenaar aanspraak heeft op volledige vergoeding van de schade die hij ten gevolge van een beroepsincident lijdt, voor zover hierin op grond van de rechtspositie en andere uitkeringen niet reeds is voorzien. De betreffende ambtenaar wordt in die situatie vanuit rechtspositionele bepalingen schadeloos gesteld. Hij hoeft de werkgever in beginsel dan ook niet meer aansprakelijk te stellen voor de geleden schade om de resterende schade ook vergoed te krijgen. In artikel 54b, tweede lid, van het Barp, is bepaald dat de minister nadere regels kan stellen omtrent de vaststelling van de schade die op grond van het eerste lid vergoed wordt. Deze regeling is de uitwerking hiervan.

Aansprakelijkheid van een derde

De ambtenaar heeft volgens het Barp recht op volledige vergoeding van de schade voor zover hierin op grond van de rechtspositie en andere uitkeringen niet in is voorzien (zie hiervoor de toelichting bij artikel 2). De vraag is wanneer met name ‘de andere uitkeringen’ tot een voldoende vaststaand beeld van de restschade kunnen leiden. Indien sprake is van een beroepsincident waarbij een derde betrokken is, kan het lang duren voordat vaststaat of en zo ja voor welk deel, de derde aansprakelijk is voor de geleden schade en is het bepalen van de volledige schadevergoeding nog niet goed mogelijk. Om de schadeafhandeling bij een beroepsincident echter niet te lang op zich te laten wachten, zal het bevoegd gezag – vanuit goed werkgeverschap – de restschade bepalen als ware er geen sprake van een derde. De werkgever handelt dan dus direct en volledig en kan later de schade verhalen op die derde – als daar aanleiding toe bestaat. Dit neemt overigens niet weg dat in sommige gevallen ook nog sprake kan zijn van verrekening met uitkeringen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Deze regeling is van toepassing op de ambtenaar omschreven in het Barp en het Besluit bezoldiging politie. Onder de ambtenaar wordt ook de gewezen ambtenaar verstaan, die tijdens zijn dienstverband bij de politie een beroepsincident is overkomen. Ook voor de definitie van beroepsincident wordt naar het Barp verwezen. Het betreft een ‘dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de ambtenaar en waaraan hij zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken’. Een beroepsincident is dus altijd ook een dienstongeval of beroepsziekte. Voor de definitie van ‘medische eindsituatie’ is aangesloten bij de ter beoordeling van die situatie door de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen opgestelde vragenlijst.

Artikel 2

De vergoeding van de volledige schade is een aanvulling op onder meer de rechtspositionele voorzieningen waarop de ambtenaar aanspraak kan maken. Aangezien een beroepsincident altijd een dienstongeval of beroepsziekte is, zijn de rechtspositionele aanspraken die in dat geval van toepassing zijn ook van toepassing als sprake is van een beroepsincident. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de loondoorbetaling bij ziekte, vergoedingen op grond van artikel 54 Barp en een eventuele smartengelduitkering op grond van artikel 54a Barp. Deze vergoedingen vloeien voort uit de reeds geldende regelgeving en zijn dus geen onderwerp van de Regeling volledige schadevergoeding beroepsincidenten politie. Bij de vaststelling van de schade wordt daarnaast rekening gehouden met voorzieningen op grond van de AWBZ of de WMO en met een eventuele aanspraak op een WIA-uitkering en een arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP. Uitkeringen uit een door de ambtenaar afgesloten schadeverzekering kunnen bij de vaststelling van de schade worden betrokken, indien de uitkering ertoe strekt dezelfde schade te vergoeden als waarop de volledige schadevergoeding ziet en verrekening op grond van de civiele rechtspraak mogelijk is1 . Het geheel aan schadevergoeding mag het bedrag aan daadwerkelijk geleden schade niet te boven gaan. De ambtenaar dient eerst een beroep te doen op andere, voorliggende voorzieningen voordat hij in aanmerking komt voor volledige schadevergoeding. Hierbij zij opgemerkt dat het volledig schadeloos stellen van de ambtenaar met zich kan meebrengen dat er bij een beroepsincident, naast de eventueel toegekende smartengeldvergoeding op grond van artikel 54a Barp, ook aanspraak kan bestaan op immateriële schadevergoeding op grond van artikel 54b Barp. In dat geval moet door de ambtenaar worden aangetoond dat de vergoeding die op grond van deze regeling zou kunnen worden verkregen voor immateriële schade (berekend aan de hand van het civiele recht), de vergoeding op grond van artikel 54a Barp te boven gaat. Het verschil tussen die bedragen kan dan alsnog op grond van deze regeling worden toegekend. Dit is bijvoorbeeld denkbaar in situaties waarin er geen sprake is van blijvende invaliditeit, maar desondanks sprake is van smart (bijvoorbeeld bij ernstige littekens door brand- of bijtwonden).

In artikel 2 is geregeld dat het proces om de schade te kunnen vaststellen overeen komt met de in Afdelingen 10 en 11 van titel 1, boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde normen en de hierop gebaseerde jurisprudentie. Het proces gaat uit van overleg met de ambtenaar. Op die manier kan recht worden gedaan aan de individuele situatie waarin de ambtenaar zich bevindt.

Artikel 3

Deze regeling voorziet in het proces dat gevolgd wordt om de schade te kunnen vaststellen. De schade wordt berekend door twee stappen te doorlopen. In eerste instantie wordt in gezamenlijk overleg vastgesteld welke schadeposten in aanmerking moeten worden genomen bij de schadeberekening. Schadeposten die op basis hiervan voor vergoeding in aanmerking kunnen komen zijn bijvoorbeeld het verlies van verdienvermogen, het verlies van zelfwerkzaamheid, kosten van huishoudelijke hulp en economische kwetsbaarheid.

Vervolgens wordt de schadevergoeding voor elk van die schadeposten afzonderlijk berekend met gebruikmaking van de berekeningswijze die in artikel 3 is opgenomen. Door gebruikmaking van de volgorde die in dat artikel is opgenomen, wordt partijen vooraf een heldere leidraad geboden en kunnen zij niet voor verrassingen komen te staan. Omdat niet iedere schadepost op dezelfde manier te berekenen valt, kan per schadepost een andere berekeningswijze worden gekozen. Voor zover mogelijk worden bij de schadeberekening de richtlijnen en de uitgangspunten van de Letselschade Raad in acht genomen alsmede de Schadevergoedingswijzer van de Nationale ombudsman.

Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de schadeposten die in aanmerking moeten worden genomen voor de schadeberekening stelt het bevoegd gezag deze eenzijdig vast, laat hij de schade op basis van die schadeposten berekenen en kent hij een dienovereenkomstig vastgestelde schadevergoeding toe. Voor de ambtenaar staan bezwaar en beroep open tegen het op basis van deze regeling gegeven besluit.

Artikel 4

De volledige schade kan pas worden berekend als sprake is van een medische eindsituatie. Dat is het geval als in de toekomst geen belangrijke verbetering of verslechtering in de medische toestand van de ambtenaar te verwachten is (absolute medische eindsituatie). Dit wordt bepaald door een onafhankelijk medisch deskundige. Als een dergelijke situatie al voor de toepassing van een andere rechtspositionele regeling (bijvoorbeeld de Regeling smartengeld dienstongevallen politie of de Regeling vergoeding beroepsziekten politie) is bepaald, hoeft er geen nieuwe medische beoordeling plaats te vinden ter bepaling van de medische eindsituatie, tenzij de ambtenaar daarom verzoekt.

Mocht er na vijf jaar nog geen sprake zijn van een absolute medische eindsituatie, wordt een medische eindsituatie verondersteld (relatieve medische eindsituatie) en wordt op dat moment een berekening gemaakt, die rekening houdt met de inschatting van goede en kwade kansen. Op die manier kan, ondanks het feit dat er in de toekomst nog veranderingen kunnen optreden, toch ‘afsluiting’ plaatsvinden. Hiermee kan worden voorkomen dat de betrokkene te veel en te lang emotioneel belast wordt. Omdat er na vijf jaar zoveel mogelijk geprobeerd wordt in te schatten hoe de situatie in de toekomst zal zijn en de berekening daarmee zoveel mogelijk rekening houdt, is de verwachting dat dit in de meeste gevallen tot een voor betrokkene bevredigende uitkomst zal leiden. Mocht zich toch een onbillijke situatie voordoen kan een beroep op artikel 7 uitkomst bieden.

Artikel 5

Het toekennen van schadevergoeding vindt in beginsel eenmalig plaats. Dit houdt niet per definitie in dat de uitbetaling ook in een keer plaatsvindt. Partijen kunnen afspreken de schadevergoeding in termijnen te laten uitkeren. Daarnaast regelt artikel 5 dat vóór het vaststaan van de medische eindsituatie (zie daartoe de toelichting bij artikel 4) met een voorschot kan worden gewerkt.

Artikel 6

De kosten die op grond van dit artikel voor een vergoeding in aanmerking komen, betreffen de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand bij het overleg over de uitgangspunten (dat wil zeggen de in aanmerking te nemen schadeposten) voor de schadeberekening en de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding. Het betreft dus de bijstand vanaf het moment dat het beroepsincident door het bevoegd gezag als zodanig is erkend. Voor eventuele kosten die verband houden met de procedure tot erkenning van het beroepsincident gelden de regels van de Algemene wet bestuursrecht.

De vergoeding van de kosten op grond van deze regeling zijn in het tweede lid gemaximeerd met een uurtarief en een aantal uren, als invulling van ‘redelijke kosten’ als bedoeld in artikel 96, tweede lid, onder c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De regeling biedt immers een laagdrempelige mogelijkheid tot het vorderen van een schadevergoeding. Bij een beroepsincident hoeft de aansprakelijkheid van de werkgever niet meer juridisch te worden afgedwongen. Het genoemde uurtarief is exclusief BTW, maar inclusief kantoorkosten. De inschatting is dat de kosten van rechtsbijstand het maximum niet zullen overstijgen. Mocht dat in een uitzonderlijke situatie wel het geval zijn en mocht dit tot een onbillijkheid van overwegende aard voor de betrokken ambtenaar leiden kan een beroep worden gedaan op artikel 7. In de evaluatie die voorzien wordt voor deze regeling (artikel 8) zal het gestelde maximum in artikel 6 nadrukkelijk worden meegenomen. Conform het vijfde lid wordt het maximumbedrag jaarlijks aangepast aan de prijsindex voor rechtskundige diensten van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indexering vindt voor het eerst plaats in 2019.

De in het derde lid bedoelde kosten kunnen zowel de kosten van medisch onderzoek, arbeidskundig onderzoek als rekenkundig onderzoek omvatten.

Artikel 7

Op grond van dit artikel kan, indien toepassing van de regeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, van enkele artikelen in deze regeling worden afgeweken, bijvoorbeeld van de eenmalige vaststelling van de schadevergoeding en het maximum aantal uren van een raadsman dat op grond van artikel 6 vergoed wordt. Het is denkbaar dat dit aantal in een zeer complexe zaak niet voldoende is. Hierbij wordt altijd wel de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets toegepast, waarbij in eerste instantie naar de redelijkheid van het inschakelen van een belangenbehartiger wordt gekeken en vervolgens de redelijkheid van de hoogte van de kosten getoetst wordt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie bijvoorbeeld HR 1 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7808

Naar boven