TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding
In het Akkoord arbeidsvoorwaarden sector Politie 2015–2017 is afgesproken dat in de
rechtspositie een voorziening voor volledige schadevergoeding in verband met een beroepsincident
wordt opgenomen. Vanaf 1 januari 2017 is in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie
politie (Barp) de definitie van beroepsincident opgenomen. Vanaf diezelfde datum is
artikel 54b Barp in werking getreden. In dit artikel is bepaald dat de ambtenaar aanspraak
heeft op volledige vergoeding van de schade die hij ten gevolge van een beroepsincident
lijdt, voor zover hierin op grond van de rechtspositie en andere uitkeringen niet
reeds is voorzien. De betreffende ambtenaar wordt in die situatie vanuit rechtspositionele
bepalingen schadeloos gesteld. Hij hoeft de werkgever in beginsel dan ook niet meer
aansprakelijk te stellen voor de geleden schade om de resterende schade ook vergoed
te krijgen. In artikel 54b, tweede lid, van het Barp, is bepaald dat de minister nadere
regels kan stellen omtrent de vaststelling van de schade die op grond van het eerste
lid vergoed wordt. Deze regeling is de uitwerking hiervan.
Aansprakelijkheid van een derde
De ambtenaar heeft volgens het Barp recht op volledige vergoeding van de schade voor
zover hierin op grond van de rechtspositie en andere uitkeringen niet in is voorzien
(zie hiervoor de toelichting bij artikel 2). De vraag is wanneer met name ‘de andere
uitkeringen’ tot een voldoende vaststaand beeld van de restschade kunnen leiden. Indien
sprake is van een beroepsincident waarbij een derde betrokken is, kan het lang duren
voordat vaststaat of en zo ja voor welk deel, de derde aansprakelijk is voor de geleden
schade en is het bepalen van de volledige schadevergoeding nog niet goed mogelijk.
Om de schadeafhandeling bij een beroepsincident echter niet te lang op zich te laten
wachten, zal het bevoegd gezag – vanuit goed werkgeverschap – de restschade bepalen
als ware er geen sprake van een derde. De werkgever handelt dan dus direct en volledig
en kan later de schade verhalen op die derde – als daar aanleiding toe bestaat. Dit
neemt overigens niet weg dat in sommige gevallen ook nog sprake kan zijn van verrekening
met uitkeringen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Deze regeling is van toepassing op de ambtenaar omschreven in het Barp en het Besluit
bezoldiging politie. Onder de ambtenaar wordt ook de gewezen ambtenaar verstaan, die
tijdens zijn dienstverband bij de politie een beroepsincident is overkomen. Ook voor
de definitie van beroepsincident wordt naar het Barp verwezen. Het betreft een ‘dienstongeval
of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband
houdt met de taakuitoefening van de ambtenaar en waaraan hij zich vanwege zijn specifieke
functie niet kan onttrekken’. Een beroepsincident is dus altijd ook een dienstongeval
of beroepsziekte. Voor de definitie van ‘medische eindsituatie’ is aangesloten bij
de ter beoordeling van die situatie door de Interdisciplinaire Werkgroep Medische
Deskundigen opgestelde vragenlijst.
Artikel 2
De vergoeding van de volledige schade is een aanvulling op onder meer de rechtspositionele
voorzieningen waarop de ambtenaar aanspraak kan maken. Aangezien een beroepsincident
altijd een dienstongeval of beroepsziekte is, zijn de rechtspositionele aanspraken
die in dat geval van toepassing zijn ook van toepassing als sprake is van een beroepsincident.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de loondoorbetaling bij ziekte, vergoedingen op grond
van artikel 54 Barp en een eventuele smartengelduitkering op grond van artikel 54a
Barp. Deze vergoedingen vloeien voort uit de reeds geldende regelgeving en zijn dus
geen onderwerp van de Regeling volledige schadevergoeding beroepsincidenten politie.
Bij de vaststelling van de schade wordt daarnaast rekening gehouden met voorzieningen
op grond van de AWBZ of de WMO en met een eventuele aanspraak op een WIA-uitkering
en een arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP. Uitkeringen uit een door de ambtenaar
afgesloten schadeverzekering kunnen bij de vaststelling van de schade worden betrokken,
indien de uitkering ertoe strekt dezelfde schade te vergoeden als waarop de volledige
schadevergoeding ziet en verrekening op grond van de civiele rechtspraak mogelijk
is1 . Het geheel aan schadevergoeding mag het bedrag aan daadwerkelijk geleden schade
niet te boven gaan. De ambtenaar dient eerst een beroep te doen op andere, voorliggende
voorzieningen voordat hij in aanmerking komt voor volledige schadevergoeding. Hierbij
zij opgemerkt dat het volledig schadeloos stellen van de ambtenaar met zich kan meebrengen
dat er bij een beroepsincident, naast de eventueel toegekende smartengeldvergoeding
op grond van artikel 54a Barp, ook aanspraak kan bestaan op immateriële schadevergoeding
op grond van artikel 54b Barp. In dat geval moet door de ambtenaar worden aangetoond
dat de vergoeding die op grond van deze regeling zou kunnen worden verkregen voor
immateriële schade (berekend aan de hand van het civiele recht), de vergoeding op
grond van artikel 54a Barp te boven gaat. Het verschil tussen die bedragen kan dan
alsnog op grond van deze regeling worden toegekend. Dit is bijvoorbeeld denkbaar in
situaties waarin er geen sprake is van blijvende invaliditeit, maar desondanks sprake
is van smart (bijvoorbeeld bij ernstige littekens door brand- of bijtwonden).
In artikel 2 is geregeld dat het proces om de schade te kunnen vaststellen overeen
komt met de in Afdelingen 10 en 11 van titel 1, boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
bedoelde normen en de hierop gebaseerde jurisprudentie. Het proces gaat uit van overleg
met de ambtenaar. Op die manier kan recht worden gedaan aan de individuele situatie
waarin de ambtenaar zich bevindt.
Artikel 3
Deze regeling voorziet in het proces dat gevolgd wordt om de schade te kunnen vaststellen.
De schade wordt berekend door twee stappen te doorlopen. In eerste instantie wordt
in gezamenlijk overleg vastgesteld welke schadeposten in aanmerking moeten worden
genomen bij de schadeberekening. Schadeposten die op basis hiervan voor vergoeding
in aanmerking kunnen komen zijn bijvoorbeeld het verlies van verdienvermogen, het
verlies van zelfwerkzaamheid, kosten van huishoudelijke hulp en economische kwetsbaarheid.
Vervolgens wordt de schadevergoeding voor elk van die schadeposten afzonderlijk berekend
met gebruikmaking van de berekeningswijze die in artikel 3 is opgenomen. Door gebruikmaking
van de volgorde die in dat artikel is opgenomen, wordt partijen vooraf een heldere
leidraad geboden en kunnen zij niet voor verrassingen komen te staan. Omdat niet iedere
schadepost op dezelfde manier te berekenen valt, kan per schadepost een andere berekeningswijze
worden gekozen. Voor zover mogelijk worden bij de schadeberekening de richtlijnen
en de uitgangspunten van de Letselschade Raad in acht genomen alsmede de Schadevergoedingswijzer
van de Nationale ombudsman.
Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de schadeposten die in aanmerking
moeten worden genomen voor de schadeberekening stelt het bevoegd gezag deze eenzijdig
vast, laat hij de schade op basis van die schadeposten berekenen en kent hij een dienovereenkomstig
vastgestelde schadevergoeding toe. Voor de ambtenaar staan bezwaar en beroep open
tegen het op basis van deze regeling gegeven besluit.
Artikel 4
De volledige schade kan pas worden berekend als sprake is van een medische eindsituatie.
Dat is het geval als in de toekomst geen belangrijke verbetering of verslechtering
in de medische toestand van de ambtenaar te verwachten is (absolute medische eindsituatie).
Dit wordt bepaald door een onafhankelijk medisch deskundige. Als een dergelijke situatie
al voor de toepassing van een andere rechtspositionele regeling (bijvoorbeeld de Regeling
smartengeld dienstongevallen politie of de Regeling vergoeding beroepsziekten politie)
is bepaald, hoeft er geen nieuwe medische beoordeling plaats te vinden ter bepaling
van de medische eindsituatie, tenzij de ambtenaar daarom verzoekt.
Mocht er na vijf jaar nog geen sprake zijn van een absolute medische eindsituatie,
wordt een medische eindsituatie verondersteld (relatieve medische eindsituatie) en
wordt op dat moment een berekening gemaakt, die rekening houdt met de inschatting
van goede en kwade kansen. Op die manier kan, ondanks het feit dat er in de toekomst
nog veranderingen kunnen optreden, toch ‘afsluiting’ plaatsvinden. Hiermee kan worden
voorkomen dat de betrokkene te veel en te lang emotioneel belast wordt. Omdat er na
vijf jaar zoveel mogelijk geprobeerd wordt in te schatten hoe de situatie in de toekomst
zal zijn en de berekening daarmee zoveel mogelijk rekening houdt, is de verwachting
dat dit in de meeste gevallen tot een voor betrokkene bevredigende uitkomst zal leiden.
Mocht zich toch een onbillijke situatie voordoen kan een beroep op artikel 7 uitkomst
bieden.
Artikel 5
Het toekennen van schadevergoeding vindt in beginsel eenmalig plaats. Dit houdt niet
per definitie in dat de uitbetaling ook in een keer plaatsvindt. Partijen kunnen afspreken
de schadevergoeding in termijnen te laten uitkeren. Daarnaast regelt artikel 5 dat
vóór het vaststaan van de medische eindsituatie (zie daartoe de toelichting bij artikel
4) met een voorschot kan worden gewerkt.
Artikel 6
De kosten die op grond van dit artikel voor een vergoeding in aanmerking komen, betreffen
de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand bij het overleg over de uitgangspunten
(dat wil zeggen de in aanmerking te nemen schadeposten) voor de schadeberekening en
de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding. Het betreft dus de bijstand
vanaf het moment dat het beroepsincident door het bevoegd gezag als zodanig is erkend.
Voor eventuele kosten die verband houden met de procedure tot erkenning van het beroepsincident
gelden de regels van de Algemene wet bestuursrecht.
De vergoeding van de kosten op grond van deze regeling zijn in het tweede lid gemaximeerd
met een uurtarief en een aantal uren, als invulling van ‘redelijke kosten’ als bedoeld
in artikel 96, tweede lid, onder c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De regeling
biedt immers een laagdrempelige mogelijkheid tot het vorderen van een schadevergoeding.
Bij een beroepsincident hoeft de aansprakelijkheid van de werkgever niet meer juridisch
te worden afgedwongen. Het genoemde uurtarief is exclusief BTW, maar inclusief kantoorkosten.
De inschatting is dat de kosten van rechtsbijstand het maximum niet zullen overstijgen.
Mocht dat in een uitzonderlijke situatie wel het geval zijn en mocht dit tot een onbillijkheid
van overwegende aard voor de betrokken ambtenaar leiden kan een beroep worden gedaan
op artikel 7. In de evaluatie die voorzien wordt voor deze regeling (artikel 8) zal
het gestelde maximum in artikel 6 nadrukkelijk worden meegenomen. Conform het vijfde
lid wordt het maximumbedrag jaarlijks aangepast aan de prijsindex voor rechtskundige
diensten van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indexering vindt voor het eerst
plaats in 2019.
De in het derde lid bedoelde kosten kunnen zowel de kosten van medisch onderzoek,
arbeidskundig onderzoek als rekenkundig onderzoek omvatten.
Artikel 7
Op grond van dit artikel kan, indien toepassing van de regeling zou leiden tot een
onbillijkheid van overwegende aard, van enkele artikelen in deze regeling worden afgeweken,
bijvoorbeeld van de eenmalige vaststelling van de schadevergoeding en het maximum
aantal uren van een raadsman dat op grond van artikel 6 vergoed wordt. Het is denkbaar
dat dit aantal in een zeer complexe zaak niet voldoende is. Hierbij wordt altijd wel
de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets toegepast, waarbij in eerste instantie naar
de redelijkheid van het inschakelen van een belangenbehartiger wordt gekeken en vervolgens
de redelijkheid van de hoogte van de kosten getoetst wordt.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus