Besluit omgevingsvergunning voor de parkbekabeling en de boringen in de Brezandijk buiten toepassing rijkscoördinatieregeling Windpark Fryslân laten

D.D. 11 december 2018

Nr. DGETM-E&O / 18296057

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Dat Windpark Fryslân B.V. het voornemen heeft om in het IJsselmeer nabij de Afsluitdijk in de gemeente Súdwest Fryslân een windpark te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project Windpark Fryslân;

Dat Windpark Fryslân wordt aangemerkt als de aanleg van een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998, zodat op de realisatie van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische Zaken en Klimaat met deze coördinatie is belast;

Dat voor dit project op 18 september 2016 een Rijksinpassingsplan in werking is getreden dat is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Dat Windpark Fryslân B.V. voornemens is een omgevingsvergunning aan te vragen voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), omdat deze benodigd is voor de realisatie van de bekabeling tussen de turbines en voor gestuurde boringen door de Breezandijk:

Dat, op grond van artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna: het Uitvoeringsbesluit) een besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo in ieder geval een besluit is als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b van de Wro en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat op grond van artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 de Minister van Economische Zaken en Klimaat kan bepalen dat het desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluit, in afwijking van het voorgaande niet als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro wordt aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding wordt betrokken, wanneer dat besluit de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het meecoördineren van het bovengenoemde besluit de procedure bedoeld in artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 zou belemmeren of ernstig bemoeilijken, omdat het inpassingsplan is vastgesteld en alle overige vergunningen reeds zijn verleend en de betreffende vergunning op korte termijn vereist is voor de uitvoering van werken in de Afsluitdijk vooruitlopend op de realisatie van het windpark;

Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is het hiervoor bedoelde besluit apart voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;

Gelet op:

artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998

Besluit:

Artikel 1

Inzake het project Windpark Fryslân wordt de omgevingsvergunning voor de parkbekabeling en de boringen in de Brezandijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo niet aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

's-Gravenhage, 11 december 2018

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, namens deze: J.M.C. Smallenbroek directeur Energie en Omgeving

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven