Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 december 2018, nr. WJZ / 18311882, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de invoering van verordening 2017/2107 (ICCAT), verordening 2017/2403 (externe vissersvloten), en verordening 2018/975 (SPRFMO)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2017, L 347); Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PbEU 2017, L 347); Verordening (EU) 2018/120 van de Raad van 23 januari 2018 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PbEU 2018, L 27) en Verordening (EU) 2018/975 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) (PbEU 2018, L 179);

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begrippen ‘verordening nr. 1006/2008’ en ‘verordening nr. 201/2010’ en de bijbehorende begripsomschrijvingen vervallen.

2. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2017/1004’ worden de volgende begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

verordening 2017/2107:

verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG), nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2017, L 315);

verordening 2017/2403:

verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PbEU 2017, L 347);

3. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2018/973’ wordt het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:

Verordening 2018/975:

Verordening (EU) 2018/975 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) (PbEU 2018, L 179);

4. De begripsomschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden:

verordening vangstmogelijkheden:

Verordening (EU) 2018/120 van de Raad van 23 januari 2018 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PbEU 2018, L 27).

B

In artikel 10, derde lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 43 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 42 van de verordening vangstmogelijkheden.

C

Artikel 13, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid, 10, 12, 13, 19, 20, eerste lid, 21, derde lid, tweede zin, 24, eerste, tweede en derde lid, 25, 28, eerste, tweede en derde lid, 29, eerste en tweede lid, 31, 32, 33, 34, tweede lid, 35, eerste, tweede en vijfde lid, 38, 39 en 40, tweede lid, 41 en 45 van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 17, 20, tweede lid, 21, tweede en derde lid, eerste zin, 23, eerste en tweede lid, 26, eerste, tweede en derde lid, 27, 30, 34, eerste lid, 35, vierde lid, 36, 37, 40, eerste lid van de verordening vangstmogelijkheden.

D

In artikel 15, eerste lid, wordt ‘in de zone van de SPRFMO, bedoeld in artikel 4, onderdeel o, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: in de zone van de SPRFMO, bedoeld in artikel 4, onderdeel p, van de verordening vangstmogelijkheden.

E

Artikel 58 komt te luiden:

Artikel 58. Over grote afstand trekkende visbestanden in IOTC-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 bis, eerste en tweede lid, 4 quater, vijfde lid, 20 bis jo. 8 bis, vijfde lid, zoals dat artikelonderdeel luidde op 1 december 2017, artikel 20 ter jo. 8 quater, zoals dat artikel luidde op 1 december 2017, artikel 20 quater, 20 sexies jo. 13, zoals dat artikel luidde op 1 december 2017, en artikel 21 bis jo. 18, tweede lid, zoals dat lid luidde op 1 december 2017, van verordening nr. 1936/2001.

  • 2. Mestbedrijven van blauwvintonijn als bedoeld in artikel 3, onderdeel i, van verordening nr. 1936/2001, overleggen aan de minister binnen 72 uur na afloop van het kooien van dieren een kooiverklaring overeenkomstig bijlage I bis van die verordening en uiterlijk op 1 juli van ieder jaar een afzetverklaring overeenkomstig artikel 4 ter, derde lid, van die verordening.

F

Artikel 66 komt te luiden:

Artikel 66. Technische maatregelen over grote afstand trekkende visbestanden

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 20, tweede lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, 21, 23, 26, eerste lid, 27 en 29 van verordening nr. 520/2007.

G

In hoofdstuk 4 worden na artikel 77 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 78. Over grote afstand trekkende visbestanden in ICCAT-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 11, 14, eerste lid in samenhang met het tweede lid, 15, 19, eerste lid, 21, 23, eerste lid, 24, eerste en tweede lid, 25, 29, vierde lid, 30, eerste lid, 31, 32, 34, 35, 36, 38, eerste tot en met vierde lid, 39, 40, eerste lid, 41, eerste tot en met derde lid, 44, vierde lid, 46, 52, eerste en tweede lid, 63, derde lid, en 53 in samenhang met de artikelen 54 tot en met 60, van verordening 2017/2107.

  • 2. Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 20 meter dat niet is opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn te vissen, deze vissoorten uit de wateren van de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen.

  • 3. Vaartuigen die van 1 januari tot en met 28 februari betrokken zijn bij visserijactiviteiten in het gebied dat wordt begrensd door breedtelijn 5° NB, breedtelijn 4° ZB, meridiaan 20° WL en de Afrikaanse grens, hebben een waarnemer als bedoeld in artikel 14, derde lid, van verordening 2017/2107, aan boord.

  • 4. Indien het quotum voor blauwe marlijn of witte marlijn is opgevist wordt de desbetreffende vissoort niet in de handel gebracht of verkocht.

  • 5. De kapitein van een transportvaartuig dat overlaadt op zee laat een regionale ICCAT-waarnemer als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van verordening 2017/2107 aan boord van zijn vaartuig toe en verleent die overeenkomstig Bijlage VIII, punten 9 en 10, bij die verordening alle medewerking, zodat de waarnemer de in Bijlage VIII, punt 5, bij die verordening genoemde taken aan boord van het transportvaartuig, kan uitvoeren.

  • 6. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 57, derde lid, van verordening 2017/2107 is de NVWA.

  • 7. Als havens als bedoeld in de artikelen 52, eerste lid, en 65, eerste lid, van verordening 2017/2107, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B met uitzondering van Amsterdam.

Artikel 78a. Instandhoudings- en controlematregelen in SPRFMO-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 9, 10, 20, 22, vijfde lid, 23, tweede tot en met vierde lid en 41, eerste en tweede lid, van verordening 2018/975.

  • 2. Het is niet toegestaan de visserij, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 13, eerste lid, of 18, eerste lid, van verordening 2018/975 te verrichten zonder voorafgaande toelating van de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO).

  • 3. Het is verboden bodemvisserij als bedoeld in artikel 4, punt 7, van verordening 2018/975 te bedrijven:

    • a. binnen vijf zeemijl van een locatie in het SPRFMO-verdragsgebied waar het aantal contacten de op grond van artikel 14, eerste lid, van verordening 2018/975 vastgestelde maximumniveaus overschrijdt, of

    • b. indien het vereiste minimum aan gegevens inzake vissersvaartuigidentificatie zoals beschreven in bijlage V bij verordening 2018/975 niet is verstrekt.

  • 4. Als havens als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van verordening 2018/975, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B met uitzondering van Amsterdam.

  • 5. Als contactpunt als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b en c, en artikel 40, eerste lid, van verordening 2018/975, wordt aangewezen de meldkamer van de NVWA te Echt.

H

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening, artikel 9, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden en artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De afmeting, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Visserijwet 1963, bedraagt:

    • a. voor zeebaars 42 centimeter;

    • b. voor blauwe marlijn een vorklengte van de onderkaak van 251 centimeter;

    • c. voor witte marlijn een vorklengte van de onderkaak van 168 centimeter.

I

Artikel 131 komt te luiden:

Artikel 131. Duurzaam beheer van externe vissersvloten

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, 7, tweede lid, 9, 20, eerste lid, 26, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 28, tweede lid, 29, 30, eerste lid, 31, 32, en 38, eerste, tweede lid en vierde lid, van verordening 2017/2403 en met de door de Europese Commissie op grond van artikel 7, zesde en zevende lid, van die verordening vastgestelde maatregelen.

  • 2. De in artikel 4 van verordening 2017/2403 bedoelde vismachtiging wordt op aanvraag van de desbetreffende ondernemer door de minister verleend indien voldaan is aan artikel 5 van die verordening en aan:

    • a. artikel 10, onderdelen b tot en met d, van verordening 2017/2403, indien het de in artikel 8 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft;

    • b. artikel 14, eerste lid, van verordening 2017/2403, in samenhang met artikel 10, onderdelen b tot en met d, van die verordening, en in voorkomend geval aan de op grond van artikel 15 van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde gedelegeerde handeling, indien het de in artikel 14, eerste lid, van verordening 2017/2403 bedoelde visserijactiviteiten betreft;

    • c. artikel 17, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van verordening 2017/2403, en in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, indien het de in artikel 16 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft;

    • d. artikel 21, onderdeel b, van verordening 2017/2403, in voorkomend geval in samenhang met artikel 10, onderdelen b tot en met d, of met artikel 17, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van die verordening, en in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, indien het de in artikel 19 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft; of

    • e. artikel 24, onderdeel b, van verordening 2017/2403, en in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, indien het de in artikel 23 van die verordening bedoelde visserijactiviteiten betreft.

  • 3. De minister kan weigeren een vismachtiging te verlenen indien hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van verplichtingen van de Europese Unie.

  • 4. De minister kan de vismachtiging schorsen of intrekken in de situatie, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van verordening 2017/2403.

  • 5. De minister kan aan een vismachtiging voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 6. Het is verboden in strijd te handelen met de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.

J

Aan artikel 133 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien het vissersvaartuigen van derde landen betreft die SPRFMO-visbestanden als bedoeld in artikel 4, punt 4, van verordening 2018/975 willen aanlanden, wordt de voorafgaande kennisgeving in afwijking van artikel 6, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, gedaan tenminste 48 uur voor de geschatte tijd van aankomst in de haven, bevat die kennisgeving de gegevens, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van verordening 2018/975 en geschiedt die kennisgeving overeenkomstig bijlage XI bij verordening 2018/975.

K

Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het statistisch document, bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 1984/2003, dat overeenkomstig dat artikel is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt, en in voorkomend geval is gewaarmerkt overeenkomstig artikel 7bis, derde lid, van die verordening en vergezeld gaat van een kopie van de ICCAT-overladingsaangifte; onderscheidenlijk

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In aanvulling op het eerste lid is de invoer van visserijproducten als bedoeld in artikel 2, achtste lid, van verordening nr. 1005/2008, verboden indien:

    • a. de invoer van die producten is geweigerd op grond van artikel 18, eerste en tweede lid, van die verordening, of

    • b. het statistisch document, bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 1984/2003, niet is aanvaard, omdat het vissersvaartuig niet is opgenomen in het ICCAT-register, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van die verordening.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 december 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Algemeen

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en de in dat kader vastgestelde Europese verordeningen. Er is een aantal nieuwe verordeningen van kracht geworden. Het betreft verordening 2017/21071, verordening 2017/24032 en verordening 2018/975.3

Verordening 2017/2107 heeft betrekking op het Internationale Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT-verdrag), waarbij de Europese Unie sinds 14 november 1997 partij is.4 In het kader van het ICCAT-verdrag wordt regionaal samengewerkt op het terrein van de instandhouding en het beheer van tonijnen en tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën. De Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen heeft voor de verdragsluitende partijen bindende aanbevelingen vastgesteld en die aanbevelingen zijn door middel van verordening 2017/2107 in Europese regelgeving omgezet. Als gevolg van de vaststelling van nieuwe aanbevelingen inzake statistische programma’s voor overladingen op zee is Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad5 gewijzigd. Door het wijzigen of intrekken van aanbevelingen van de ICCAT vervallen verder bepalingen uit Verordening (EG) nr. 1936/20016 en Verordening (EG) nr. 520/20077. Overigens heeft Nederland geen vangstmogelijkheden voor de visserij op soorten in het ICCAT-verdragsgebied. Dat betekent dat er ook geen Nederlandse vissersvaartuigen de visserij beoefenen op gequoteerde soorten in dit gebied. Wel kunnen er Nederlandse transportvaartuigen actief zijn in het ICCAT-verdragsgebied.

Verordening 2017/2403 bevat de controlevoorschriften voor vissersvaartuigen van derde landen die in de EU-wateren vissen en voor EU-vissersvaartuigen die buiten de EU-wateren vissen en vormt tezamen met de controleverordening8 en de IOO-verordening9 de drie uitvoerende pijlers van de controle- en handhavingsbepalingen van het GVB. De verordening vervangt verordening nr. 1006/200810 met name omdat er in deze verordening inconsistenties bleken te zijn met de controleverordening. Bovendien legde de uitvoering van verordening 1006/2008 verscheidene lacunes bloot, aangezien bepaalde aspecten op het gebied van controle niet aan bod kwamen, zoals chartering, omvlagging en vismachtigingen die door de bevoegde autoriteit van een derde land aan een EU-vissersvaartuig worden afgegeven buiten het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV), de zogenoemde rechtstreekse machtigingen. Daarnaast zijn bepaalde rapportageverplichtingen en de verdeling van de administratieve taken tussen de lidstaten en de Commissie problematisch gebleken.

Het grondbeginsel van de nieuwe verordening is dat elk EU-vissersvaartuig dat buiten de EU-wateren van de Unie vist, een machtiging moet hebben van zijn vlaggenlidstaat en moet worden gemonitord, ongeacht waar en binnen welk kader het actief is. Voor de afgifte van een machtiging moet zijn voldaan aan een aantal gemeenschappelijke machtigingscriteria en aan een aantal specifieke machtigingscriteria, afhankelijk of het visserij betreft die in het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB), een PODV, een rechtstreekse machtiging of in volle zee wordt uitgeoefend. De door de lidstaten vergaarde en aan de Commissie verstrekte informatie moet het de Commissie mogelijk maken te allen tijde in elk gebied buiten de wateren van de Unie te interveniëren in de monitoring van de visserijactiviteiten van alle Unievissersvaartuigen.

Verordening 2018/975 ziet op het verdragsgebied van de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO), waarbij de Europese Unie sinds 26 juli 2010 verdragsluitende partij is11. De SPRFMO is de regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB) die verantwoordelijk is voor het beheer van de visbestanden in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en de aangrenzende zeeën, met uitzondering van tonijn en tonijnachtigen. De SPRFMO heeft de bevoegdheid om voor de instandhouding en het beheer van de onder haar bevoegdheid vallende visserijen bindende besluiten vast te stellen, instandhoudings- en beheersmaatregelen (conservation and management measures – "CMM's") genoemd. Deze handelingen zijn in de eerste plaats gericht tot de verdragsluitende partijen bij de SPRFMO, maar bevatten tevens verplichtingen voor exploitanten, zoals de kapiteins van vissersvaartuigen. De CMM's van de SPRFMO zijn bindend voor de verdragsluitende partijen en zijn door middel van verordening 2018/975 omgezet in Europees recht, voor zover de controleverordening daarin niet reeds voorzag. Verordening 2018/975 is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn in het SPRFMO-verdragsgebied en, in het geval van overladingen van in het SPRFMO-verdragsgebied gevangen soorten, buiten het SPRFMO-verdragsgebied. Zij is ook van toepassing op vissersvaartuigen van derde landen die EU-havens aandoen en visserijproducten aan boord hebben die in het verdragsgebied zijn geoogst.

Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de met de bovengenoemde nieuwe verordeningen samenhangende aanpassingen in de uitvoeringsregeling doorgevoerd.

Daarnaast is met deze wijzigingsregeling in de uitvoeringsregeling een aantal technische wijzigingen doorgevoerd die verband houden met de verordening vangstmogelijkheden12.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de uitvoeringsregeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze regeling geen relevante nalevingskosten met zich.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit impliceert dat wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Dit beleid houdt in dat er vier vaste inwerkingtredingdata per jaar zijn voor ministeriële regelingen (1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober) en dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd. Nu de regeling betrekking heeft op implementatie van bindende Europese regelgeving, is afwijking van dit kabinetsbeleid toegestaan.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel strekt er met name toe de begripsomschrijving op te nemen van de drie met deze regeling in de uitvoeringsregeling omgezette nieuwe verordeningen. Daarnaast wordt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ geactualiseerd.

Artikel I, onderdelen B, C en D

Naar aanleiding van de definitieve vaststelling van de verordening vangstmogelijkheden voor 2018 is met deze wijzigingsregeling een aantal technische wijzigingen doorgevoerd in de uitvoeringsregeling. Enkele verwijzingen in artikel 10, derde lid, artikel 13 en artikel 15, eerste lid, van de uitvoeringsregeling zijn aangepast als gevolg van hernummering van artikelen en artikelleden in de verordening vangstmogelijkheden. Voorts zijn enkele onjuist gebleken verwijzingen aangepast en enkele ontbrekende verwijzingen alsnog opgenomen. Daarnaast is de verwijzing naar artikel 24, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden verplaatst van het tweede lid naar het eerste lid van artikel 13 van de uitvoeringsregeling. Die verwijzing bleek gelet op de formulering van artikel 24, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden meer op zijn plaats in het eerste lid van artikel 13 van de uitvoeringsregeling. De formulering van artikel 13, eerste lid, van de uitvoeringsregeling is namelijk toegerust op de situatie dat de verordening vangstmogelijkheden een concrete verbodsbepaling bevat die is gericht op (exploitanten van) vissersvaartuigen. De formulering van artikel 13, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden is toegerust op bepalingen uit de verordening vangstmogelijkheden die op zichzelf niet zijn vormgegeven als concrete verbodsbepalingen, maar ten aanzien waarvan wel geldt dat overtreding daarvan door een (exploitant van een) vissersvaartuig als een verboden gedraging moet worden aangemerkt naar nationaal recht.

Tot slot is thans in artikel 13, eerste en tweede lid, van de uitvoeringsregeling uitdrukkelijk aangegeven dat het in die bepaling gaat om artikelen die zijn neergelegd in de verordening vangstmogelijkheden. Dat het artikelen uit die betreffende verordening betrof, was abusievelijk niet in deze twee leden van artikel 13 van de uitvoeringsregeling vermeld. Niettemin vloeide dit op zichzelf reeds voort uit de aanduiding van de na artikel 9 van de uitvoeringsregeling opgenomen paragraaf 1 (‘Verordening vangstmogelijkheden’) van hoofdstuk 2 (‘Vangstmogelijkheden’).

Artikel I, onderdeel E

Artikel 58, eerste lid, bevat een verbod om in strijd te handelen met de daar genoemde bepalingen uit Verordening (EG) nr. 1936/2001. De bepalingen uit Verordening (EG) nr. 1936/2001 die in het eerste lid worden genoemd, zijn aangepast, omdat door het wijzigen of intrekken van aanbevelingen van de ICCAT een aantal bepalingen uit Verordening (EG) nr. 1936/2001 is vervallen. De verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen zijn in het eerste lid geschrapt. Verder wordt in de artikelen 20 bis, 20 ter, 20 sexies en 21 bis van Verordening (EG) nr. 1936/2001 het bepaalde in de vervallen artikelen 8 bis, 8 quater, 13 en 18 van die verordening van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarom is in het eerste lid verduidelijkt dat voor de toepassing van de artikelen 20 bis, 20 ter, 20 sexies en 21 bis van Verordening (EG) nr. 1936/2001 gekeken moet worden naar de tekst van de artikelen 8 bis, 8 quater, 13 en 18 zoals die luidde voordat de bepalingen vervielen.

Artikel I, onderdeel F (artikel 66 uitvoeringsregeling)

Door het wijzigen of intrekking van ICCAT-aanbevelingen zijn bepalingen uit Verordening (EG) nr. 520/2007 vervallen. In artikel 66 van de uitvoeringsregeling zijn de verwijzingen naar de vervallen onderdelen geschrapt.

Artikel I, onderdeel G

Door middel van dit onderdeel worden twee nieuwe artikelen in hoofdstuk 4 van de uitvoeringsregeling opgenomen. Het betreft artikel 78 waarin de voor de uitvoering van verordening 2017/2107 met betrekking tot het ICCAT-gebied noodzakelijke bepalingen zijn opgenomen en artikel 78a waarmee de instandhoudings- en controlemaatregelen in SPRFMO-gebied uit verordening 2018/975 worden doorgevoerd.

Artikel 78

In het eerste lid zijn de bepalingen uit verordening 2017/2107 opgenomen, waarmee het verboden is in strijd te handelen. Hieronder volgt een korte aanduiding van de onderwerpen van de genoemde bepalingen in verordening:

  • artikel 11: verstrekking van informatie over fish-aggregating devices (FAD’s);

  • artikel 14, eerste lid in samenhang met het tweede lid: tijdruimtelijke sluiting in verband met de bescherming van jonge exemplaren;

  • artikel 15: visserij op tropische tonijn in bepaalde Portugese wateren;

  • artikel 19: minimummaat Noord-Atlantische zwaardvis;

  • artikel 30, eerste lid: terugzetten haaien;

  • artikel 31: aan boord houden, overladen of aanlanden van haringhaaien en het terugzetten daarvan;

  • artikel 32: aan boord houden, overladen of aanlanden van grootoogvoshaaien en het terugzetten daarvan;

  • artikel 34: aan boord houden, overladen of aanlanden van oceanische witpunthaaien en het terugzetten daarvan;

  • artikel 35: aan boord houden, overladen of aanlanden van hamerhaaien en het terugzetten daarvan;

  • artikel 36: aan boord houden, overladen of aanlanden van zijdehaaien en het terugzetten daarvan, inclusief het nemen van maatregelen om de overlevingskansen te verhogen;

  • artikel 38, eerste tot en met vierde lid: mitigerende maatregelen voor zeevogels in het gebied tussen 20° ZB en 25° ZB;

  • artikel 39: mitigerende maatregelen voor zeevogels in het gebied ten zuiden van 25°;

  • artikel 40, eerste lid: rapportageverplichtingen inzake zeevogels;

  • artikel 41, eerste tot en met derde lid: algemene bepalingen inzake zeeschildpadden;

  • artikel 44, vierde lid: ICCAT-register van grote vissersvaartuigen;

  • artikel 46: charteren;

  • artikel 52, eerst en tweede lid: overlading in de haven;

  • artikel 54, vijfde lid: overlading op zee;

  • artikel 56: voorafgaande machtiging overlading op zee;

  • artikel 57: ICCAT-overladingsaangifte;

  • artikel 58, derde lid: regionale ICCAT-waarnemer bij overlading in het ICCAT-verdragsgebied;

  • artikel 63, derde lid: toegang waarnemers tot het vaartuig en zijn activiteiten;

Uit het tweede lid van artikel 78 van de uitvoeringsregeling vloeit voort dat alleen met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 20 meter dat is opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die hiertoe gemachtigd zijn op grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn in de Atlantische Oceaan of de aangrenzende zeeën mag worden gevist. Tevens mogen alleen deze vaartuigen deze vissoorten aan boord houden, overladen, vervoeren, overbrengen, verwerken of aanlanden. Door in het tweede lid te bepalen dat het verboden is deze handelingen met andere vissersvaartuigen uit te voeren, wordt uitvoering gegeven aan artikel 7, tweede lid, van verordening 2017/2107.

In artikel 27, eerste lid, van verordening 2017/2107 is geregeld dat blauwe marlijn en witte marlijn die bij het aan boord brengen nog leeft moet worden teruggezet door vissersvaartuigen van lidstaten waarvan het quotum bijna is opgevist. Er kan geen sprake van zijn dat het Nederlandse quotum bijna is opgevist, omdat Nederland in de verordening vangstmogelijkheden geen vangstmogelijkheden toegekend heeft gekregen voor blauwe marlijn en witte marlijn. Uit artikel 28 van verordening 2017/2107 volgt dat in het geval het quotum is opgebruikt, aanlandingen van blauwe marlijn en witte marlijn die dood waren op het moment waarop zij langszij het vaartuig worden gebracht, niet worden verkocht of in de handel gebracht. De situatie waarin het quotum voor een vissoort is opgevist, kan worden gelijkgesteld met de situatie dat een lidstaat geen quotum heeft voor een vissoort. Daarom is in artikel 78, derde lid, van de uitvoeringsregeling geregeld dat indien het quotum voor blauwe marlijn of witte marlijn is opgevist, de desbetreffende vissoort niet in de handel wordt gebracht of verkocht.

Op grond van artikel 14, derde lid, van verordening 2017/2107 neemt elke lidstaat waarvan de vaartuigen vissen in het gebied dat wordt afgebakend door breedtelijn 5° NB, breedtelijn 4° ZB, meridiaan 20° WL en de Afrikaanse kust in de periode van 1 januari tot en met 28 februari passende maatregelen om ervoor te zorgen dat zij, wanneer zij betrokken zijn bij visserijactiviteiten, een waarnemer aan boord hebben. Aan deze verplichting wordt in artikel 78, vierde lid, van de uitvoeringsregeling uitvoering gegeven.

In artikel 58, eerste lid, van verordening 2017/2107 is geregeld dat elke lidstaat ervoor zorgt dat transportvaartuigen die overladen op zee een regionale ICCAT-waarnemer aan boord hebben. Bijlage VIII van die verordening heeft betrekking op het regionaal ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee. In punt vijf van deze bijlage zijn de taken van de regionale ICCAT-waarnemer opgenomen. Uit de punten 9 en 10 van de bijlage volgt op welke wijze de kapiteins van transportvaartuigen die overladen op zee medewerking moeten verlenen aan regionale ICCAT-waarnemers. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het verlenen van toegang tot de bemanning van het transportvaartuig en relevante documentatie. In artikel 78, vijfde lid, van de uitvoeringsregeling is daarom geregeld dat een kapitein van een transportvaartuig dat overlaadt op zee toegang verleent tot het vaartuig en alle medewerking verleent zodat regionale ICCAT-waarnemers hun taken aan boord van het vaartuig kunnen uitvoeren.

Ingevolge artikel 78, zesde lid, van de uitvoeringsregeling zendt de kapitein van een ontvangend transportvaartuig ten minste 48 uur voor aanlanding in Nederland de ICCAT-overladingsaangifte samen met het nummer van het desbetreffende vaartuig in het ICCAT-register van transportvaartuigen toe aan de NVWA.

Op grond van artikel 78, zevende lid, van de uitvoeringsregeling kunnen vissersvaartuigen van derde landen die ICCAT-soorten of van dergelijke soorten afkomstige visserijproducten aan boord hebben die niet eerder zijn aangeland of overgeladen, toegang vragen tot de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B van de uitvoeringsregeling, met uitzondering van Amsterdam. Dezelfde havens zijn in artikel 133, tweede lid, van de uitvoeringsregeling aangewezen voor aanlandingen of overladingen van visserijproducten door vissersvaartuigen van derde landen (op grond van artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1005/2008). Het betreft de havens van Vlissingen, Scheveningen, IJmuiden, Harlingen, Eemshaven en Velsen. Er is een uitzondering gemaakt voor de haven van Amsterdam, omdat vissersvaartuigen afkomstig uit derde landen partijen vis of visserijproducten bij een erkende grensinspectiepost moeten aanlanden ten behoeve van een veterinaire controle. Bij de in bijlage 2 B vermelde losplaats in Amsterdam is geen erkende grensinspectiepost aanwezig.

Artikel 78a

Het is verboden in strijd te handelen met de in het eerste lid van artikel 78a genoemde bepalingen van verordening 2018/975. Dit betreft:

  • artikel 9, waarin maatregelen zijn opgenomen om de impact van de beugvisserij op zeevogels te verminderen;

  • artikel 10, dat maatregelen bevat om de impact van de trawlvisserij op zeevogels te verminderen;

  • artikel 20, dat het gebruik van grote pelagische drijfnetten en alle diepzeekieuwnetten in het hele SPRFMO-verdragsgebied verbiedt;

  • artikel 22, vijfde lid, waarin het verbod is opgenomen om visserijactiviteiten te verrichten met betrekking tot soorten in het SPRFMO-verdragsgebied die onder de verantwoordelijkheid van de SPRFMO vallen voor vissersvaartuigen van de Unie die niet in het vaartuigenregister van de SPRFMO zijn opgenomen. Voor de werking van dit verbod is het van belang dat zowel ‘vissersvaartuigen’ als ‘visserijactiviteiten’ in artikel 1, punt 2, onderscheidenlijk punt 6, ruimer zijn gedefinieerd dan in overige in het kader van het GVB vastgestelde verordeningen, waardoor onder meer ook transportvaartuigen en louter visverwerkende vaartuigen onder dit verbod vallen;

  • artikel 23, tweede tot en met vierde lid, dat nadere bepalingen bevat over de overlading;

  • artikel 41, eerste en tweede lid, waarin verplichtingen zijn opgenomen die gelden als de satellietvolgapparatuur aan boord defect is en die een aanvulling vormen op de verplichtingen die terzake op grond van de controleverordening gelden.

Op grond van de artikelen 12, 13 en 18 mogen lidstaten niet toestaan dat de onder hun vlag varende vissersvaartuigen zonder voorafgaande toelating van de SPRFMO, bodemvisserij, bodemvisserij die bepaalde vangstniveaus overschrijdt, onderscheidenlijk experimentele visserij bedrijven. Aan deze verplichting wordt in artikel 78a, tweede lid, van de uitvoeringsregeling uitvoering gegeven.

Bovendien moeten lidstaten op grond van artikel 14, tweede lid, van verordening 2018/975 de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die wel gerechtigd zijn in het SPRFMO-verdragsgebied bodemvisserij te bedrijven, verplichten bodemvisserijactiviteiten stop te zetten binnen vijf zeemijl van een locatie in het SPRFMO-verdragsgebied waar het aantal contacten met kwetsbaar marien ecosysteem bepaalde maximumniveaus overschrijdt. Ook moet de bodemvisserij ingevolge artikel 16, derde lid, van verordening 2018/975 worden verboden indien het vissersvaartuig niet de in bijlage V bij de verordening voorgeschreven gegevens inzake vissersvaartuigidentificatie heeft verstrekt. Deze twee verplichtingen zijn uitgewerkt in artikel 78a, derde lid.

Ingevolge 30, eerste lid, van verordening 2018/975 moeten lidstaten de havens aanwijzen waar vissersvaartuigen van derde landen met aan boord SPRFMO-visserijproducten die in het SPRFMO-verdragsgebied zijn gevangen mogen aanlanden. In artikel 78a, vierde lid, van de uitvoeringsregeling zijn hiertoe – evenals het geval is bij de hierboven toegelichte aanlanding van ICCAT-soorten – de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B van de uitvoeringsregeling, met uitzondering van Amsterdam, aangewezen. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar bovenstaande toelichting op artikel 78, zevende lid, van de uitvoeringsregeling.

Tot slot is in artikel 78a, vijfde lid, de meldkamer van de NVWA in Echt aangewezen als contactpunt voor de voorafgaande kennisgeving voor aanlanding en voor het ontvangen van inspectieverslagen.

Artikel I, onderdeel H

In artikel 120 van de uitvoeringsregeling zijn de bepalingen die betrekking hebben op de recreatievisserij opgenomen. Daarom is het verbod om in strijd te handelen met artikel 29, vierde lid, van Verordening 2017/2107, waarin een verbod is opgenomen om hele karkassen of delen van in de recreatievisserij gevangen blauwe marlijn of witte marlijn te verkopen of te koop aan te bieden, aan artikel 120, eerste lid, van de uitvoeringsregeling toegevoegd. In artikel 120, zesde lid, van de uitvoeringsregeling is de minimummaat voor blauwe marlijn en witte marlijn toegevoegd om uitvoering te geven aan artikel 29, tweede en derde lid, van verordening 2017/2107.

Artikel I, onderdeel I

In artikel 131 was voorheen uitvoering gegeven aan verordening nr. 1006/2008 die zoals in het algemene deel van deze wijzigingsregeling is toegelicht, is vervangen door verordening 2017/2403, waarin het machtigingsregiem voor visserijactiviteiten van EU-vissersvaartuigen buiten de wateren van de Unie en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de wateren van de Unie is geregeld.

Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt thans in dit artikel uitvoering gegeven aan deze nieuwe verordening.

Het eerste lid, bevat de voorschriften van verordening 2017/2403, waarmee het verboden is in strijd te handelen. Kort samengevat zijn dit:

  • artikel 4, waarin het algemene beginsel is opgenomen dat vissersvaartuigen die buiten de EU wateren visserijactiviteiten verrichten daarvoor een geldige machtiging moeten hebben van hun vlaggenstaat en in voorkomend geval een machtiging van het derde land of de ROVB waar zij hun activiteiten verrichten. Indien er geen machtiging is verleend of in de situatie dat de machtiging is geschorst is er geen sprake van een geldige machtiging en in dat geval is het hoe dan ook verboden buiten de EU-wateren visserijactiviteiten te verrichten;

  • artikel 7, tweede lid, dat voorschrijft dat de exploitant van een vissersvaartuig waaraan een machtiging is verstrekt, zijn vlaggenstaat in kennis moet stellen van elke wijziging in de gegevens op basis waarvan de machtiging ooit is verleend;

  • artikel 9, dat bepaalt dat er uitsluitend in de wateren van een derde land op door een ROVB beheerde bestanden mag worden gevist indien dat derde land verdrag- of overeenkomst sluitende partij bij die ROVB is;

  • artikel 20, eerste lid, waarin de voorschriften zijn opgenomen om visserijactiviteiten die zijn onderworpen aan een door de ROVB ingestelde machtigingsregeling, te kunnen verrichten;

  • artikel 26, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, dat de voorschriften bevat voor het verrichten van visserijactiviteiten in het kader van charterovereenkomsten;

  • artikel 28, tweede lid, waarin aanvullend op de controleverordening extra regels zijn gesteld voor overladingen op volle zee of in het kader van rechtstreekse machtigingen;

  • artikel 29, dat eisen stelt met betrekking tot de toezending van waarnemersprogramma;

  • artikel 30, eerste lid, op basis waarvan de kapitein van een EU-vissersvaartuig de relevante vangstaangiften en aanlandingsaangiften ter beschikking van het derde land moet stellen en een elektronische kopie van die gegevens moet toezenden aan zijn vlaggenlidstaat;

  • artikel 31, waarin is voorgeschreven dat een vissersvaartuig uit een derde land enkel visserijactiviteiten mag verrichten in de wateren van de EU op door een ROVB beheerde bestanden indien dat derde land verdrag- of overeenkomst sluitende partij bij die ROVB is;

  • artikel 32, dat bepaalt dat een vissersvaartuig van een derde land een machtiging van de Europese Commissie moet hebben om visserijactiviteiten in EU-wateren te mogen verrichten;

  • artikel 38, eerste, tweede lid en vierde lid, waarin controle- en handhavingsvoorschriften zijn gesteld voor vissersvaartuigen van derde landen die actief zijn in de EU-wateren.

Voorts is in artikel 7, zesde en zevende lid, van verordening 2017/2403 geregeld dat de Europese Commissie passende maatregelen kan vaststellen indien een vissersvaartuig niet voldoet aan de in het kader van de POVD of de ROVB gestelde regels en de vlaggenstaat vervolgens nalaat handelend op te treden. In het eerste lid van artikel 131 van de uitvoeringsregeling is voorgeschreven dat in overeenstemming met deze maatregelen moet worden gehandeld.

In de leden 2 tot en met 6 van de uitvoeringsregeling zijn de voor het verlenen van de vismachtiging noodzakelijke voorschriften opgenomen.

Artikel I, onderdeel J

In artikel 133 van de uitvoeringsregeling zijn de voorschriften opgenomen inzake de toegang tot havens en het gebruik havendiensten vaartuigen derde landen. Met deze voorschriften is uitvoering gegeven aan de IOO-verordening. Artikel 31 van verordening 2018/975 schrijft voor aanlanding van SPRFMO-visbestanden een strenger regiem voor dan voortvloeit uit de IOO-verordening. Aan deze aanscherping is uitvoering gegeven in het zesde lid, van artikel 133 van de uitvoeringsregeling.

Artikel I, onderdeel K

Om aan de wijziging van verordening nr. 1984/2003 uitvoering te geven is artikel 134 van de uitvoeringsregeling aangepast. Artikel 134, tweede lid, van de uitvoeringsregeling heeft betrekking op de documenten waarvan gebruik gemaakt moet worden bij de invoer van visserijproducten. Aan artikel 134, tweede lid, onderdeel b, van de uitvoeringsregeling is toegevoegd dat het statistisch document, bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 1984/2003, in voorkomend geval moet zijn gewaarmerkt overeenkomstig artikel 7bis, derde lid, van verordening nr. 1984/2003 en vergezeld dient te gaan van een kopie van de ICCAT-overladingsaangifte. Uit artikel 7bis, derde lid, van verordening nr. 1984/2003 vloeit voort dat het statistisch document moet zijn gewaarmerkt voor de vaartuigen op de ICCAT-lijst van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die zijn gemachtigd om over te laden op zee bij de invoer van onder de programma’s inzake statistische statistische documenten vallende soorten die in het ICCAT-verdragsgebied door grote pelagische beugvisserijvaartuigen zijn gevangen.

Aan artikel 134, derde lid, is toegevoegd dat de invoer van visserijproducten als bedoeld in artikel 2, achtste lid, van verordening nr. 1005/2008 verboden is, indien het statistisch document niet is aanvaard, omdat het vissersvaartuig niet is opgenomen in het ICCAT-register. Hiermee is uitvoering gegeven aan artikel 4 van verordening nr. 1984/2003 waaruit voortvloeit dat het statistisch document voor invoer van een vissersvaartuig met een lengte over alles van 20 meter of meer enkel mag worden aanvaard wanneer het desbetreffende vaartuig is opgenomen in het ICCAT-register. Zonder een statistisch document voor invoer mag geen zwaardvis of grootoogtonijn worden ingevoerd.

Artikel II (inwerkingtreding)

Artikel I van deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de publicatie van deze wijzigingsregeling in de Staatscourant. In paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie en datum van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG), nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2017, L 315).

X Noot
2

Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PbEU 2017, L 347)

X Noot
3

Verordening (EU) 2018/975 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) (PbEU 2018, L 179)

X Noot
4

Besluit 86/238/EEG van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het Protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende Slotakte van de conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (PbEG 1986, L 162).

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot invoering in de Gemeenschap van een regeling voor de statistische registratie van zwaardvis en grootoogtonijn (PbEU 2003, L 295).

X Noot
6

Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG 2001, L 263).

X Noot
7

Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001 (PbEG 2007, L 123).

X Noot
8

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343)

X Noot
9

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU 2008, L 286)

X Noot
10

Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEU 2008, L 286)

X Noot
11

Besluit 2012/130/EU van de Raad van 3 oktober 2011 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (Pb EU 2012, L 67)

X Noot
12

Verordening (EU) 2018/120 van de Raad van 23 januari 2018 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PbEU 2018, L 27)

Naar boven