Besluit van de directeur-generaal Belastingdienst van 5 december 2018, nr. 2018-211420 houdende vaststelling van het mandaatbesluit

Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018.

De Directeur-Generaal Belastingdienst;

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 4, 10, 11, 12 en 14, 19, 20, 20a, 20c en 20d van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015; en In overeenstemming met de secretaris-generaal;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 BEGRIPPEN

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. het DGBD:

het directoraat-generaal Belastingdienst;

b. de directeur-generaal Belastingdienst:

de DG;

c. de plaatsvervangend directeur-generaal Belastingdienst:

de pDG;

d. algemene leiding DGBD:

de DG en de plaatsvervangend directeur-generaal (pDG); en

e. directeuren van de topstructuur DGBD:

algemeen directeur, (hoofd)directeur van concerndirecties, shared service organisaties (SSO) of corporate diensten.

Artikel 2 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a) volmacht: de bevoegdheid om namens de Minister voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten; en

  • b) machtiging: de bevoegdheid om namens de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 3 Mandaat bij afwezigheid/verhindering

  • 1. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de gemandateerde worden diens taken volledig uitgeoefend door een aangewezen plaatsvervanger. De aanwijzing van een plaatsvervanger geschiedt door de mandaatgever met inachtneming van het Organisatiebesluit DGBD en in overeenstemming met de algemene leiding DGBD ten aanzien van de directeuren van de topstructuur DGBD.

    De aanwijzing van een plaatsvervanger anders dan plaatsvervanger voor de directeuren van de topstructuur DGBD, geschiedt door de mandaatgever met inachtneming van het Organisatiebesluit DGBD en in overeenstemming met de directeur van de topstructuur DGBD.

  • 2. Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de gemandateerde en diens plaatsvervanger worden de taken volledig uitgeoefend door de naasthogere leidinggevende functionaris.

Artikel 4 Bevoegdheden bij het ontbreken van beslissingsbevoegde functionarissen

Indien beslissingsbevoegde functionarissen zoals bedoeld in dit besluit, in een onderdeel niet voorkomen behoren de bevoegdheden toe aan de naast hogere leidinggevende functionaris.

Artikel 5 Overleg met algemene leiding

Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden mandaathouders in overleg met de algemene leiding van het DGBD, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

Artikel 6 Ondertekening

De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, resp. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

namens deze,

(handtekening)

gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.

HOOFDSTUK 2. MANDATEN

Artikel 7 Mandaat aan de pDG en directeuren van de topstructuur DGBD

  • 1. De pDG is (beheersmatig) verantwoordelijk voor de directies, genoemd in het organisatiebesluit opgenomen bijlagen A en K tot en met X, voor de samenhang tussen die directies en – met inachtneming van de hetgeen bepaald in de artikelen 20, 20a, 20c en 20d van het mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën – voor de bijbehorende bedrijfsvoering.

  • 2. De directeuren van de topstructuur DGBD hebben binnen het kader van de jaarcontracten en binnen eventueel door de Staatssecretaris of namens de Staatssecretaris door de algemene leiding van het ministerie of de algemene leiding van het DGBD gegeven richtlijnen mandaat ten aanzien van het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle aangelegenheden die behoren tot hun werkterrein tenzij bij wet anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 3. Verplichtingen van of boven de 66.550 euro inclusief btw mogen alleen worden aangegaan mits er goedkeuring is van de controller van de concerndirectie Control & Financiën.

Artikel 8 Budgethouderschap

  • 1. Conform het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015, verleent de DG voor de in artikel 11 en 12 van het voornoemde organisatie- en mandaatbesluit genoemde bevoegdheden ondermandaat aan budgethouders.

  • 2. De directeuren van de topstructuur DGBD zoals genoemd in artikel 7 lid 2 worden gemandateerd door de DG om financiële verplichtingen aan te gaan. In een ondermandaat wordt de omvang ervan aangegeven.

  • 3. De leidinggevende functionarissen, zoals genoemd in bijlage 1, die ressorteren onder de directeuren behorende tot de topstructuur DGBD, worden gemandateerd, voor zover het binnen het eigen werkterrein betreft, financiële verplichtingen aan te gaan. Deze verplichtingen zijn beperkt tot de maximumbedragen als genoemd in bijlage 1. Daarnaast geldt de restrictie dat een budgethouder niet meer mag verplichten dan het beschikbare budget.

Artikel 9 Inkoop

  • 1. Categoriemanagement: De Belastingdienst is belast met het inkopen van categorieën Rijksbreed. Het eigenaarschap van categorieën is belegd bij de DG. De DG is bevoegd te beslissen op het aangaan van financiële verplichtingen hieruit voortvloeiend.

  • 2. Raamovereenkomsten/overige verplichtingen: de budgethouder is bevoegd tot het aangaan van raamovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 1.1. van de aanbestedingswet 2012, alsmede tot het aangaan van andere financiële verplichtingen volgend uit aanbestedingsprocedures zoals bedoeld in de aanbestedingswet 2012. Het gunningsbesluit wordt door de budgethouder vastgesteld en machtigt daarmee de directeur van het SSO Centrum voor Facilitaire Dienstverlening om de raamovereenkomst/overige verplichting te ondertekenen.

Artikel 10 Ontvangsten als gevolg van dienstverlening

Het aangaan van verplichtingen tot het leveren van dienstverlening door het DGBD onder de 1.000.000 euro – materieel – aan derden zijn voorbehouden aan de algemeen directeur directie Informatievoorziening en directeur SSO Facilitaire Dienstverlening, na goedkeuring van de controller van de concerndirectie Control & Financiën. Het aangaan van verplichtingen tot het leveren van dienstverlening door het DGBD boven de 1.000.000 euro, is voorbehouden aan de algemene leiding van het DGBD.

Artikel 11 Uitzonderingen aanbestedingsprocedure

Aan de DG is voorbehouden te beslissen over aanbestedingsprocedures, indien een andere dan de procedures als bedoeld in de hoofdstukken 1.2 en 2.1 van de Aanbestedingswet 2012 wordt gevolgd.

Artikel 12 Personeelsbesluiten

  • 1. Bij het nemen van besluiten, afdoen van stukken en ondertekenen van uitgaande brieven met betrekking tot de in bijlage 2 opgenomen personeelsaangelegenheden is voorafgaand advies van de directeur SSO Organisatie & Personeel (O&P) of een door de directeur SSO O&P aan te wijzen afdelingshoofd, vereist, of is voorafgaand advies van de directeur DLSO vereist indien het de Douane betreft, of is voorafgaand advies van de directeur FIOD vereist indien het de FIOD betreft.

  • 2. Bij het nemen van beslissingen op bezwaar met betrekking tot personeelsaangelegenheden is voorafgaande goedkeuring door de directeur concerndirectie Organisatie & Personeel vereist.

Artikel 13 Mandaatregister

Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat wordt gepubliceerd. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de gemandateerde functionarissen zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van dit besluit.

HOOFDSTUK 3. ALGEMENE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE UITOEFENING VAN TAKEN

Artikel 14 Voorbehouden aan de algemene leiding van het DGBD.

Met inachtneming van de artikelen 19, 20, 20a, 20c en 20d van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 is de algemene leiding van het DGBD bevoegd namens de Staatssecretaris ten aanzien van het personeel van het DGBD de navolgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Tot het aanstellen, benoemen en plaatsen van ambtenaren met een bezoldiging van schaal 15 of hoger in functies met een lagere schaal dan de voor de ambtenaar tot dan toe geldende schaal;

  • 2. Het voordragen van functies die ten behoeve van het instellen van een veiligheidsonderzoek voor aanwijzing als vertrouwensfuncties in aanmerking komen;

  • 3. Het voeren van formele correspondentie met Hoge Colleges van Staat;

  • 4. Het beslissen tot directie overstijgende groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

  • 5. Het afkondigen van een vacaturestop;

  • 6. Het aanwijzen van vertrouwenspersonen integriteit;

  • 7. Het beslissen over de toekenning van een stimuleringspremie op grond van artikel 49tt ARAR;

  • 8. Het beslissen over de afwijkingen bij de toepassing van het sociaal flankerend beleid op grond van artikel 49aaa ARAR;

  • 9. Het beslissen over het maken van een buitenlandse dienstreis, uitgezonderd de buitenlandse dienstreizen vanuit de directies Douane en FIOD;

  • 10. Het beslissen over privéverlenging van een buitenlandse dienstreis;

  • 11. Het nemen van besluiten ten aanzien van de vergoeding van representatiekosten;

  • 12. Het aanwijzen van brugdagen voor het DGBD; en

  • 13. Het beslissen ten aanzien van schadeloosstelling op grond van artikel 69 ARAR (vanaf € 5.000), inclusief besluitvorming over schadevergoeding die voortvloeit uit door de rechter vernietigde besluiten;

  • 14. Het nemen van besluiten ten aanzien van ontslag:

    • a. bij benoeming tot Minister of Staatssecretaris (artikel 96c ARAR);

    • b. van een herplaatste ambtenaar die wachtgeld genoot (artikel 98a ARAR);

    • c. van een ambtenaar voor wie, nadat hij een functie in een publiekrechtelijk college waarin hij is benoemd of verkozen dan wel de functie van substituut-ombudsman heeft vervuld en tijdelijk was ontheven van de waarneming van zijn ambt, geen passende functie in de dienst meer is te vinden (artikel 96b, eerste en derde lid, ARAR);

    • d. uit een vertrouwensfunctie om speciale redenen (artikel 125e, tweede lid, AW); en

    • e. in verband met een veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf (artikel 98, eerste lid, letter e, ARAR).

  • 15. Het aanwijzen van de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter(s), leden en plaatsvervangend leden, de secretaris en plaatsvervangend secretarissen van de Centrale Adviescommissie Bezwaren Personeel Belastingdienst (CABP);

  • 16. Het aanwijzen van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangend leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen;

  • 17. Handelingen en besluiten verband houdende met de klachtenregeling seksuele intimidatie;

  • 18. Handelingen en besluiten verband houdende met een adviesaanvraag bij de Commissie gelijke behandeling;

  • 19. Met inachtneming van de artikelen 20, 20a, 20c en 20d van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 worden de bevoegdheden opgenomen in artikelen 16, 19, 20 en 21 uitgeoefend door de algemene leiding voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande directeuren van de topstructuur DGBD; en

  • 20. Het verrichten van handelingen en nemen van besluiten voor zover dit besluit daarin niet voorziet.

Artikel 15 Voorbehouden aan de pDG.

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 is de pDG bevoegd om ten aanzien van de directies als bedoeld in artikel 7 lid 1 van dit besluit namens de Staatssecretaris de navolgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Te beslissen op bezwaren, voor zover die betrekking hebben op handelingen of besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is;

  • 2. Het beslissen tot groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

  • 3. Het vaststellen van de organisatie op afdelings- en teamniveau, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties van deze onderdelen. Het vaststellen van de organisatie en hiermee samenhangende besluiten tot reorganisatie op het niveau van afdelingen vindt plaats na instemming van de DG.

Artikel 16 Voorbehouden aan de directeuren van de topstructuur DGBD.

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie en mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën zijn de directeuren van de topstructuur DGBD bevoegd om ten aanzien van het tot het eigen organisatieonderdeel behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Het openstellen van een vacature op grond van artikel 4a ARAR en het besluit Werving en Selectie;

  • 2. Het wijzigen van een salarisschaal zonder wijziging van de functie op grond van artikel 5 BBRA;

  • 3. Het besluiten tot disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR) aan functionarissen tot en met schaal 14 voor zover het geen leidinggevende functionarissen betreft;

  • 4. Toekennen van buitengewoon verlof van lange duur op grond van art 32b of 34 t/m 39g ARAR voor zover het buitengewoon verlof niet wordt verleend voorafgaand aan ontslag;

  • 5. Het opmaken en bespreken van de personeelsbeoordeling en het indien wenselijk aanwijzen van informanten en adviseurs op grond van artikel 71a ARAR ten aanzien van de direct onder de directeur ressorterend personeel;

  • 6. Het toekennen van een beloning dan wel non-activiteitswedde in verband met het vervullen van een openbare functie op grond van art 15 of 16 ARAR;

  • 7. Tijdelijke ontheffing uit de functie in verband met het bekleden van een functie in een publiekrechtelijk college op grond van art 125c AW;

  • 8. Het toestaan van de door de ambtenaar opgegeven nevenwerkzaamheden op grond van artikel 61 ARAR;

  • 9. Het afleggen van de eed of de belofte, tenzij dit verband houdt met een aanstelling op grond van artikel 6, tweede lid, van het ARAR;

  • 10. Uitvoering geven aan een sociale dan wel medische indicatie op grond van artikel 40b ARAR;

  • 11. Beslissing tot ontslag op grond van artikel 49z ARAR;

  • 12. Het beslissen op bezwaren, voor zover die betrekking hebben op handelingen of besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is; en

  • 13. De bevoegdheden opgenomen in artikelen 19, 20 en 21 worden uitgeoefend door de directeuren van de topstructuur DGBD voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande de direct onder hen ressorterende leidinggevenden.

Artikel 17 Voorbehouden aan de algemeen directeuren van de topstructuur DGBD.

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de algemeen directeuren bevoegd de navolgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Het vaststellen van de organisatie op afdelings- en teamniveau, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties van deze onderdelen binnen de eigen directie. Het vaststellen van de organisatie en hiermee samenhangende besluiten tot reorganisatie op het niveau van afdelingen vindt plaats na instemming van de DG.

  • 2. Het beslissen tot groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

Artikel 18 Voorbehouden aan de algemeen directeuren van de Douane en FIOD.

De algemeen directeur van de Douane en de FIOD is bevoegd te beslissen over het maken en verlengen van een buitenlandse dienstreis ten aanzien van het personeel van de eigen directie.

Artikel 19 Voorbehouden aan de overige directeuren of vergelijkbare leidinggevende functionarissen mogen worden uitgeoefend.

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de overige directeuren bevoegd om ten aanzien van het tot het eigen organisatieonderdeel behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Ten aanzien van de onder de directeur ressorterende teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen:

    • a. Het vaststellen van een vacante functie zoals bedoeld in het besluit werving en selectie (AB85/U1833);

    • b. Het openstellen van een vacature op grond van artikel 4a ARAR en het besluit Werving en Selectie;

    • c. Bij openstelling van een vacature is de directeur ten aanzien van het eigen organisatieonderdeel waar de vacature bestaat bevoegd met betrekking tot het besluit tot aanstelling dan wel plaatsing van de kandidaat die voor de functie in aanmerking komt en het besluit tot afwijzing van de overige kandidaten; en

    • d. Het stellen van voorwaarden voor aanstelling zoals bedoeld in artikelen 9, 9a, 10 en 11 ARAR.

  • 2. Het bepalen van de inhoud en het waarderingsniveau van de feitelijk opgedragen functie binnen de kaders van het functiegebouw Rijk dan wel op grond van de systematiek voor groepsfuncties;

  • 3. Het benoemen niet op verzoek of op speciale gronden op grond van de artikelen 57 en 58 ARAR;

  • 4. Het met personeel direct ressorterend onder de directeur en het personeel van schaal 15 BBRA ’84 en hoger voeren van voortgang dan wel personeelsgesprekken zoals bedoeld artikel 71 ARAR;

  • 5. Het opmaken en bespreken van de personeelsbeoordeling en het indien wenselijk aanwijzen van informanten en adviseurs op grond van artikel 71a ARAR ten aanzien van de direct onder de directeur ressorterend personeel;

  • 6. Verzoeken tot uitbreiding tot en met 36 uur per week dan wel vermindering van de arbeidsduur;

  • 7. Afwijzing van de aanvraag betreffende Partiële Arbeidsparticipatie Senioren (PAS);

  • 8. Het inhouden van bezoldiging op grond van artikel 14 ARAR;

  • 9. Ten aanzien van bezoldiging aan de ambtenaar die als militair of als vrijwillig ambtenaar van politie, in werkelijke dienst is als bedoeld in artikel 17 e.v. ARAR;

  • 10. Ten aanzien van bezoldiging op grond van artikel 102 ARAR in geval van overlijden van de ambtenaar;

  • 11. Ten aanzien van de bezoldiging op grond van artikel 104a ARAR bij vermissing van een ambtenaar;

  • 12. Ten aanzien van het geen aanspraak hebben op bezoldiging dan wel het vervallen van aanspraken op grond van artikel 40 of 40a ARAR;

  • 13. Het uitbetalen van niet genoten vakantie na ontslag;

  • 14. Het aanwijzen van bedrijfshulpverleners;

  • 15. Het vaststellen van de personeelsbeoordeling als beoordelingsautoriteit;

  • 16. Het optreden als beoordelingsautoriteit voor zover dit betrekking heeft op het afwegen van ingediende bedenkingen, het wijzigen van de beoordeling na bedenkingen, en het vaststellen van de beoordeling;

  • 17. Het toekennen van een diensttijd of ambtsjubileumgratificatie;

  • 18. Het toekennen van toeslagen op grond van artikel 7, 22a, 22c en 22e van het BBRA 1984;

  • 19. Het toekennen van vergoedingen op grond van artikel 23 BBRA 1984;

  • 20. Ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte;

  • 21. Handelingen en besluiten met betrekking tot het treffen van ordemaatregelen (al dan niet tijdelijke verplaatsing naar een andere functie, ontzeggen van de toegang tot de dienstgebouwen, schorsing, onderzoek aan kleding en eigendommen van ambtenaren, verval van aanspraak op bezoldiging en verhaal van schade op de ambtenaar);

  • 22. Vertegenwoordiging van de Minister van Financiën bij de behandeling van een beroep bij de rechtbank, sector bestuursrecht, dan wel bij de Centrale Raad van Beroep; en

  • 23. De bevoegdheden opgenomen in artikelen 20 en 21 worden uitgeoefend door de overige directeuren voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande de direct onder hen ressorterende leidinggevenden.

Artikel 20 Voorbehouden aan de afdelingshoofden of vergelijkbare leidinggevende functionarissen

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de afdelingshoofden of daarmee vergelijkbare leidinggevende functionarissen bevoegd om ten aanzien van het tot hun afdeling behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Het vaststellen van een vacante functie zoals bedoeld in het besluit werving en selectie (AB85/U1833);

  • 2. Het openstellen van een vacature op grond van artikel 4a ARAR en het besluit Werving en Selectie;

  • 3. Bij openstelling van een vacature is het afdelingshoofd ten aanzien van het eigen organisatieonderdeel waar de vacature bestaat bevoegd met betrekking tot het besluit tot aanstelling dan wel plaatsing van de kandidaat die voor de functie in aanmerking komt en het besluit tot afwijzing van de overige kandidaten, uitgezonderd de teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen.

  • 4. Het stellen van voorwaarden voor aanstelling zoals bedoeld in artikelen 9, 9a, 10 en 11 ARAR en het vaststellen van het arbeidspatroon;

  • 5. Het toekennen van buitengewoon verlof op grond van artikel 33e ARAR.

  • 6. Het toekennen van toelagen op grond van hoofdstuk III BBRA 1984;

  • 7. Ten aanzien van de goedkeuring van bijzondere beloningsregelingen zoals de vergoeding voor Bedrijfshulpverlening en stagevergoeding;

  • 8. Het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid, uitgezonderd de toekenning van een stimuleringspremie op grond van artikel 49tt ARAR;

  • 9. Het met personeel direct ressorterend onder het afdelingshoofd voeren van voortgang dan wel personeelsgesprekken zoals bedoeld artikel 71 ARAR;

  • 10. Het opmaken en bespreken van de personeelsbeoordeling en het indien wenselijk aanwijzen van informanten en adviseurs op grond van artikel 71a ARAR;

  • 11. Goedkeuring dan wel afwijzing van verzoeken tot vergoeding buitenlandse dienstreizen binnen Europa en de bijbehorende reis en verblijfskosten;

  • 12. Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken;

  • 13. Het toekennen van bezoldiging bij ziekte;

  • 14. Het uitvoeren van de verplichtingen van de werkgever met betrekking tot de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar bij ziekte en arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 36a en 36d ARAR; en

  • 15. De bevoegdheden opgenomen in artikel 21 worden uitgeoefend door de afdelingshoofden voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande de direct onder hen ressorterende leidinggevenden.

Artikel 21 Voorbehouden aan de teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen.

Met inachtneming van hetgeen bepaald is voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie en mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën zijn de teamleiders of daarmee vergelijkbare leidinggevende functionarissen bevoegd om ten aanzien van het tot hun team behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1. Ten aanzien van de toekenning aan ambtenaren van individuele keuzemogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenpakket;

  • 2. Toekennen aanvraag aanpassing van de werktijdregeling in het kader van de regeling Partiële Arbeidsparticipatie Senioren (PAS);

  • 3. Toekenning van buitengewoon verlof betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, ouderschapsverlof, zorgverlof en studieverlof;

  • 4. Goedkeuring dan wel afwijzing van verzoeken tot vergoeding van verhuiskosten en -verlof, declaraties woon-werk-verkeer, binnenlandse dienstreizen en de bijbehorende reis- en verblijfskosten;

  • 5. Het met ambtenaren voeren van voortgang dan wel personeelsgesprekken zoals bedoeld in artikel 71 ARAR; en

  • 6. Het uitvoeren van de verplichtingen van de werkgever met betrekking tot de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar bij ziekte en arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 36 ARAR.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Intrekking andere regelingen

‘Het Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2016’ wordt ingetrokken. De besluiten die op grond van ‘Het Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2016’ het verlenen van ondermandaat regelen worden eveneens ingetrokken.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 24 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018.

NOTA VAN TOELICHTING MANDAATBESLUIT DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGDIENST 2018

Algemeen

De Belastingdienst is sterk in ontwikkeling en op weg naar een toekomstbestendige organisatie. Modernisering van de interactie met burgers en bedrijven, informatiegericht toezicht en data- analyse staan centraal. De invloed van politieke, publicitaire en maatschappelijke dynamiek is ook voor de Belastingdienst de laatste jaren flink toegenomen.

Een heldere verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, moet de Belastingdienst in staat stellen om een duidelijke werkwijze en sturing te hanteren.

Het nemen van besluiten is voorbehouden aan daartoe aangewezen functionarissen. Daarbij is relevant dat uit de functie (zoals is opgenomen in het besluit) eenduidig naar voren komt wat voor soort functionaris het is en in welke hoedanigheid (namens wie) getekend wordt. Ook dit stelt eisen aan de inrichting.

In dit mandaatbesluit van het DGBD is een verdeling opgenomen van de personele en financiële en inkoopbevoegdheden binnen het DGBD. Dit op grond van het mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën waarin is bepaald dat de directeur-generaal het verlenen van ondermandaat dient te regelen in een daartoe stekkend mandaatbesluit. Het mandaatbesluit voorziet in volledige mandaattoedeling en verleend geen ondermandaat om bevoegdheden anders te beleggen. Voor alle onderdelen is de bevoegdheidsverdeling daarmee gelijk. Indien blijkt dat het mandaatbesluit in voorkomende gevallen niet voorziet in de toedeling, is de DG beslissingsbevoegd.

Uitgangspunt bij het mandaatbesluit is dat de (algemeen/hoofd) directeuren die behoren tot de topstructuur van het DGBD centraal staan. Aan hen wordt het zwaartepunt van de bevoegdheden toegekend. Bij de directies in het primair proces waar een algemeen directeur wordt ondersteund door directeuren is er, gelet op de omvang van de onderdelen, gekozen voor een verdeling van bevoegdheden tussen de algemeen directeur (topstructuur) en de onder hen ressorterende directeuren.

De bevoegdhedenstructuur van het DGBD kent in totaal vijf te onderscheiden lagen, te weten:

  • algemene leiding van het DGBD

  • (algemeen/hoofd) directeuren topstructuur DGBD

  • Directeuren

  • Afdelingshoofden

  • Teamleiders.

In het mandaatbesluit zijn achtereenvolgens bevoegdheden opgenomen ten aanzien van financiën, inkoop en personeel. De kaders zijn gegeven in het O&M-besluit Ministerie van Financiën en worden niet herhaald in het mandaatbesluit DGBD.

Naast het mandaatbesluit wordt er een organisatiebesluit opgesteld. Dit besluit is een zelfstandig document waar in afzonderlijke bijlagen de taken en organisatieopbouw van de directies op hoofdlijnen zijn beschreven. De keuze om een apart mandaat en organisatiebesluit op te stellen is ingegeven vanuit het idee dat hierdoor wijzigingen/aanpassingen in het mandaat dan wel in de organisatie eenvoudiger kunnen worden doorgevoerd. Beide documenten worden gepubliceerd in de Staatscourant en vervolgens op rijksoverheid.nl. Aanpassingen in een van de bijlagen kunnen (relatief) eenvoudig worden gepubliceerd op rijksoverheid.nl.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Beschrijving van begrippen die in het mandaat worden gebruikt. Ook in het mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën zijn begrippen opgenomen die voorkomen in het mandaatbesluit van het DGBD maar worden niet herhaald en dienen in samenhang gelezen te worden.

Artikel 2

Regelt de gelijkstelling van volmacht (privaat) en machtiging (publiek) met mandaat. Er volgt dan ook geen apart volmachtregister.

Artikel 3

Bij afwezigheid of verhindering is er één plaatsvervanger. Eén plaatsvervanger zorgt voor duidelijkheid in de bevoegdheidsuitoefening bij afwezigheid.

Bij afwezigheid moet gedacht worden aan vakanties, ziekte etc. Het gaat hierbij niet om korte afwezigheid waarbij de reguliere mandaatverdeling geen hinder ondervindt. In uitzonderlijke gevallen waarbij het bevoegd gezag verhinderd is en besluitvorming vereist is, kan de plaatsvervanger beslissen.

Schriftelijk dient te worden vastgelegd aan welke functie de rol van plaatsvervanger is gekoppeld.

Artikel 4

Niet iedere directie binnen het DGBD kent een gelijke opbouw in managementlagen. Daar waar een laag in een directie ontbreekt en er vanuit het mandaat bevoegdheden zijn toebedeeld, ligt de bevoegdheid bij de naasthogere managementlaag.

Artikel 5

Binnen de Belastingdienst kunnen zich situaties voordoen waarbij besluiten of handelingen mogelijk leiden tot vragen aan de algemene leiding van het DGBD waarbij (negatieve) publiciteit kan ontstaan. Publiciteit kan onder andere ontstaan door Kamervragen, media-aandacht dan wel het op andere wijze bekend worden of bekend maken van besluiten vanuit het DGBD of vanuit andere instanties waarbij relatie bestaat met het werkterrein van het DGBD.

Als zo’n situatie zich dreigt voor te doen of voor doet informeert de directeur van de desbetreffende organisatieonderdeel actief de DG. Het gaat hierbij om het tijdig informeren en zo nodig consulteren. Dit om te voorkomen dat het Directie Team ‘overvallen’ wordt door vragen of publiciteit.

Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden mandaathouders in overleg met de algemene leiding van het DGBD, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

Artikel 6

Veruit de meeste niet-fiscale besluiten, brieven en handelingen die worden genomen, geschreven of verricht, zijn namens de Staatssecretaris van Financiën. Dit omdat de Staatssecretaris politiek verantwoordelijk is voor de Belastingdienst (Besluit van de Minister van Financiën van 4 december 2017, kenmerk BJZ 2017-227551).

Dat wil zeggen dat dit soort besluiten wordt ondertekend namens de Staatssecretaris. Deze ondertekening luistert nauw omdat het denkbaar is dat de ingenomen stelling of standpunt getoetst wordt in een rechtsgang. In dat geval is het van belang dat er geen twijfel bestaat of het besluit wel bevoegd genomen is.

Het mandaatbesluit geeft aan hoe de ondertekening luidt:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, resp. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

namens deze,

(handtekening)

gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.

Artikel 7

De (algemeen/hoofd)directeuren van de topstructuur zijn binnen de geldende kaders verantwoordelijk voor het werkterrein van de hun directie. Daarbij is ook geregeld dat vanuit de algemene leiding van het DGBD de pDG beheersmatig verantwoordelijk is voor de concerndirectie, corporate diensten en de shared serviceorganisaties.

Artikel 8

Van de budgethouder wordt verwacht dat het algemene kader en de financiële (spel)regels in acht zijn genomen zoals geldende afspraken bij contracteren, afspraken die horen bij een inkoopproces, past de verplichting binnen de eigen budgetbrief, etc. Ook wordt altijd een afweging gemaakt tussen risico en (politieke) impact bij het aangaan van financiële verplichtingen door de budgethouder.

De genoemde functionarissen zoals in bijlage 1 mogen per keer niet meer uitgeven dan de genoemde grensbedragen in bijlage 1. Het is niet toegestaan om het grensbedrag op te splitsen waardoor het grensbedrag niet wordt overschreden.

Artikel 9

Gelet op de taak en verantwoordelijkheid van de algemeen directeur van directie Informatie-Voorziening, krijgt de algemeen directeur IV het mandaat om verplichtingen, met financiële gevolgen, tot een grensbedrag van 5 miljoen inclusief btw aan te gaan.

Alle inkoopprocessen verlopen onder de verantwoordelijkheid van de directeur SSO Facilitaire Dienstverlening. De directeur SSO Facilitaire Dienstverlening/Inkoop toetst op het juist en volledig verloop van het inkoopproces en wordt daarom altijd betrokken bij het inkoopproces. De budgethouder is de opdrachtgever. De budgethouder is degene die de financiële verplichting aangaat. Het gunningsbesluit wordt daarom door de budgethouder vastgesteld en machtigt daarmee de directeur van het SSO Facilitaire Dienstverlening om de raamovereenkomst/overige verplichting te ondertekenen.

Artikel 10

Het aangaan van verplichtingen voor het leveren van dienstverlening door het DGBD is voorbehouden aan de algemeen directeur directie Informatievoorziening en directeur SSO Facilitaire Dienstverlening. Het gaat hier om dienstverlening aan derden. Voor dienstverlening boven de één miljoen euro is dit voorbehouden aan de DG.

Artikel 11

Het betreft hier uitzonderingen (waivers) die binnen de kaders van de aanbestedingswet 2012 mogelijk zijn.

Artikel 12

Voor een aantal personele beslissingen zal alvorens te beslissen advies moeten worden ingewonnen. Dit wordt gedaan bij het SSO O&P. Voor de FIOD en de Douane zijn daarvoor, gelet op de wijze waarop de O&P-dienstverlening is ingericht andere functionarissen opgesteld om advies aan te vragen.

Ten aanzien van het nemen van een beslissing op bezwaar is goedkeuring van de directeur van de concerndirectie O&P nodig.

Artikel 13

Om controle uit te kunnen oefenen op de uitoefening van de verleende mandaten, is een mandaatregister gecreëerd. Het mandaatregister wordt gepubliceerd. Het register zal gefaseerd gepubliceerd worden, omdat de nieuwe organisatie en de daarbij behorende benoemingen in de nieuwe structuur nog niet (geheel) is doorgevoerd bij publicatie van het besluit.

Vanuit het mandaatbesluit DGBD laat iedere eindverantwoordelijke directeur (generaal, algemeen en van organisatieonderdelen) een tekenbevoegdheidslijst opstellen met daarin de tekenbevoegde functionarissen en hun specifieke bevoegdheid. Het register wordt beheerd door de SSO F&MI.

Artikel 14

In artikel 20c van het mandaatbesluit zijn enkele bevoegdheden voorbehouden aan de DG. In aanvulling op dit artikel is binnen het DGBD gekozen om nog een aantal bevoegdheden voor te behouden aan de algemene leiding van het DGBD. Ook is hier bepaald dat indien besluiten moeten worden genomen waarin dit mandaat niet voorziet, dit is voorbehouden aan de algemene leiding van het DGBD.

Artikel 15

Een specifiek voorbehoud ten aanzien van het nemen van beslissingen op bezwaar is gedaan ten aanzien van de onderdelen die beheersmatig vallen onder de pDG. De pDG is in die gevallen bevoegd te beslissen op bezwaar.

Artikel 16

Het betreft hier een opsomming van bevoegdheden voorbehouden aan de (algemeen/hoofd) directeuren van de topstructuur.

Artikel 17

De algemeen directeuren van de topstructuur van het DGBD mogen voor de afdelingen en teams reorganisaties doorvoeren. Indien het gaat om wijzigingen op afdelingsniveau dient daar voorafgaand instemming van de DG op verkregen te zijn. Voor de directies die niet worden aangestuurd door een algemeen directeur geldt dat de reorganisaties zijn voorbehouden aan de algemene leiding van het DGBD.

Artikel 18

Gelet op de frequentie en de soms korte en onverwachte termijnen voor aanvang van een buitenlandse dienstreis bij de directies Douane en FIOD is een uitzondering gemaakt voor deze twee algemeen directeuren te beslissen over buitenlandse dienstreizen zowel binnen Europa als intercontinentaal.

Artikel 19

Het betreft hier een opsomming van bevoegdheden voorbehouden aan de overige directeuren. Het gaat hier om directeuren die daarmee niet behoren tot de topstructuur.

Artikel 20

Het betreft hier een opsomming van bevoegdheden voorbehouden aan afdelingshoofden. Het betreft hier veelal meer operationele bevoegdheden met een mogelijk grote impact op de individuele medewerker.

Artikel 21

Het betreft hier een opsomming van bevoegdheden voorbehouden aan afdelingshoofden. Het betreft hier veelal meer operationele bevoegdheden die van belang zijn om de continuïteit in de dagelijkse gang van zaken te waarborgen.

BIJLAGE 1.

Maximumbedragen in euro’s en inclusief btw voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in artikel 7, tweede lid:

Functionaris

Grensbedrag in euro’s

Algemeen directeur directie Informatie-Voorziening

5.000.000

Directeuren van de topstructuur DGBD

1.000.000

Directeuren niet behorende tot de topstructuur DGBD

Directeur Caribisch Nederland1

174.2402

Afdelingshoofden

66.5503

Teamleiders

5.000

X Noot
1

Het maximumbedrag voor de directeur Caribisch Nederland is 200.000 US Dollar (is omgerekend het equivalent van het maximumbedrag in euro’s, koersbepaling op 31 augustus 2018).

X Noot
2

drempelbedrag voor Europese aanbestedingen inzake dienstverlening

X Noot
3

bedrag inclusief btw waarbij meervoudige uitvraag dient plaats te vinden. Bij opdrachten tussen 33.000-50.000 exclusief btw (66.550 inclusief btw) dient meervoudige uitvraag plaats te vinden.

Daar waar de functionaris niet is benoemd in de organisatie, geldt de regel dat het mandaat hoger in de organisatie is belegd en daarmee voorbehouden aan de hoger genoemde functionaris.

BIJLAGE 2

Advies personeelsaangelegenheden op grond van artikel 12 mandaat DGBD.

Bij het nemen van besluiten, afdoen van stukken en ondertekenen van uitgaande brieven met betrekking tot de volgende personeelsaangelegenheden is voorafgaand advies van de directeur of een nader te noemen afdelingshoofd van de SSO/O&P vereist, of is voorafgaand advies van de directeur DLSO vereist indien het de Douane betreft, of is voorafgaand advies van de directeur FIOD vereist indien het de FIOD betreft:

  • artikel 40 ARAR (stopzetten bezoldiging bij ziekte)

  • artikel 40a ARAR (verplichtingen en sancties)

  • artikel 40b ARAR (verplichtingen van het bevoegd gezag)

  • artikel 49z ARAR (ontslag/sanctie bij reorganisatie)

  • paragrafen 3 en 4 in hoofdstuk VIIbis, ARAR (VWNW-voorzieningen + stimuleringspremie)

  • artikel 49aaa ARAR (hardheidsclausule)

  • verplaatsing in het kader van dienstbelang (artikel 57 en 58 ARAR)

  • artikel 73 ARAR (aanzuiveren tekort)

  • artikel 77 ARAR (ontzegging toegang tot gebouw)

  • artikel 80-84 ARAR (disciplinaire straffen)

  • artikel 90, 91 lid 1 onder a en c, 92 ARAR (schorsing)

  • artikel 94, derde lid, ARAR (blokkeren ontslag op verzoek)

  • artikel 94, vierde lid, ARAR (blokkeren ontslag op verzoek wijziging termijn)

  • uit een vertrouwensfunctie om speciale redenen (artikel 125e, tweede lid, AW)

  • artikel 98, eerste lid, ARAR (ontslag ongeschiktheid)

  • artikel 98b (re-integratieontslag)

  • artikel 99 ARAR (ontslag om andere reden)

  • artikel 104a ARAR (vermissing)

  • alsmede aangelegenheden met betrekking tot (de aansprakelijkheidsstelling al dan niet als gevolg van) dienstongevallen, beroepsziekten en beroepsincidenten

  • Het wijzigen van een salarisschaal zonder wijziging van de functie op grond van artikel 5 BBRA

Naar boven