De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 1.2, derde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;
Besluit:
ARTIKEL I
In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
wordt ‘€ 250.000’ vervangen door ‘€ 270.000’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
TOELICHTING
Algemeen
Op grond van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II zijn verhuurders van meer dan
vijftig huurwoningen een verhuurderheffing verschuldigd.
De verhuurderheffing wordt geheven naar het belastbare bedrag. Dat belastbare bedrag
is de som van de WOZ-waarden van de huurwoningen van de belastingplichtige verhuurder
verminderd met vijftig maal de gemiddelde WOZ-waarde van die huurwoningen.
Voor de verhuurderheffing is de WOZ-waarde van de huurwoningen in artikel 1.2, eerste
lid, onderdeel h, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II gemaximeerd. De verhuurderheffing
wordt derhalve berekend op basis van de werkelijke WOZ-waarde, voor zover die lager
is dan of gelijk aan de maximale WOZ-waarde; indien de werkelijke WOZ-waarde hoger
is dan de vastgestelde maximale WOZ-waarde wordt voor de verhuurderheffing gerekend
met die maximale waarde.
De maximale WOZ-waarde wordt op grond van artikel 1.2, derde lid, van de Wet maatregelen
woningmarkt 2014 II jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling gewijzigd met
het percentage waarmee het gemiddelde van de woningwaarden in het voorafgaande kalenderjaar
gewijzigd is ten opzichte van het gemiddelde van die waarden in het daaraan voorafgaande
kalenderjaar. Dit betreft de door de Waarderingskamer geconstateerde marktontwikkeling
van de gemiddelde woningwaarde.
De maximale WOZ-waarde is op 1 januari 2018 in de Wet maatregelen woningmarkt 2014
II opgenomen, per 1 januari 2019 is die grens dus voor de eerste keer aangepast overeenkomstig
het bepaalde in artikel 1.2, derde lid, van die wet.
Deze wijziging betreft uitsluitend de aanpassing, overeenkomstig een bij wet bepaalde
methodiek, van een bedrag. De wijziging heeft derhalve geen gevolgen voor de regeldruk.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Het percentage waarmee het gemiddelde van de woningwaarden zijn gestegen tussen 1 januari
2017 en 1 januari 2018 is: 8,30. Het bedrag, genoemd in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel
h, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II komt daarmee op € 270.000 (250.000 x
1,0830 = (afgerond) 270.000).
Artikel 2
In overeenstemming met het stelsel van vaste verandermomenten is deze regeling in
werking getreden met ingang van 1 januari 2019. Aangezien deze indexering van belang
is voor het heffingsjaar dat begint op 1 januari was een latere inwerkingtreding niet
mogelijk. Omdat het benodigde percentage pas laat beschikbaar is, kon gelet op de
verplichte inwerkingtreding per 1 januari geen minimale invoeringstermijn worden gehanteerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren