Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2018, kenmerk 1431181-182536-WJZ, houdende regels over de betaling uit het pgb van hulp uit het sociaal netwerk, het schrappen van het maximumtarief voor dagdelen en het declareren op basis van etmalen in de Regeling langdurige zorg

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3.6.5, eerste lid, 3.6.7 van het Besluit langdurige zorg, 8.3 van het Besluit Jeugdwet en 5.3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. derde:

derde als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet;

b. hulp uit het sociale netwerk:

natuurlijk persoon die jeugdhulp verleent die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen hem en de jeugdige of zijn ouders bestaande sociale relatie, tenzij die jeugdhulp beroeps- of bedrijfsmatig wordt verleend.

B

In artikel 8a, eerste lid, wordt ‘behalve voor zover reeds vervoer van een derde is betrokken’ vervangen door ‘behalve voor zover reeds vervoer van een derde is betrokken of een hulp uit het sociaal netwerk jeugdhulp zal verlenen’.

C

Na artikel 8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8ab

  • 1. Indien een persoon aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt ten laste van zijn persoonsgebonden budget een hulp uit het sociaal netwerk een tegemoetkoming van maximaal € 141 per kalendermaand of een door het college vastgestelde tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding en reiskosten ten behoeve van de hulp, wenst te laten betalen voor op onverplichte basis verleende jeugdhulp, draagt hij daartoe zorg voor een verklaring. De verklaring wordt ingediend bij de Sociale verzekeringsbank. De Sociale verzekeringsbank stelt onmiddellijk het college daarvan in kennis.

  • 2. Een persoon aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt kan niet een overeenkomst als bedoeld in artikel 8b, eerste lid, onderdeel b, en de hiergenoemde verklaring met betrekking tot dezelfde derde, die ten laste van het persoonsgebonden budget betalingen zou ontvangen, indienen.

  • 3. Een verklaring wordt opgesteld volgens het vigerende, door de Sociale verzekeringsbank vastgestelde model en bevat ten minste:

    • a. de naam, de geboortedatum en het burgerservicenummer van de hulp uit het sociaal netwerk;

    • b. de ingangsdatum vanaf wanneer op verzoek een tegemoetkoming kan worden verstrekt;

    • c. de mededelingen dat de hulp uit het sociaal netwerk zonder dienstbetrekking jeugdhulp zal verlenen aan de persoon aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt en of een bedrag per kalendermaand en of door het college vastgestelde bedragen worden aangevraagd;

    • d. de handtekening van de persoon aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt, waarmee die persoon aangeeft dat hij inderdaad jeugdhulp uit het sociaal netwerk zal ontvangen, alsmede de handtekening van de hulp uit het sociaal netwerk.

  • 4. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het college.

  • 5. Het college kan de goedkeuring slechts geven indien de verklaring voldoet aan de eisen, bedoeld in het derde lid.

  • 6. Een wijziging van een goedgekeurde verklaring wordt onmiddellijk met een formulier aan de Sociale verzekeringsbank kenbaar gemaakt door middel van invulling van een daartoe door de Sociale verzekeringsbank beschikbaar gesteld modelformulier.

D

Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. overeenkomstig een door de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt met een derde gesloten overeenkomst of een verklaring als bedoeld in artikel 8ab, die respectievelijk overeenkomstig de artikelen 8a of 8ab is goedgekeurd.

2. In het tweede lid wordt na ‘inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in de Zorgverzekeringswet af’ ingevoegd ‘, tenzij het gaat om tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 8ab’.

3. In het derde lid, onderdeel d, wordt ‘aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen’ vervangen door ‘aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen’.

4. Onder vernummering van het vierde tot zevende lid tot het vijfde tot achtste lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien voor de geleverde jeugdhulp een goedgekeurde verklaring bestaat, betaalt de Sociale verzekeringsbank de hulp uit het sociaal netwerk op aanvraag van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8ab, eerste lid, uit. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen indien het verzoek is opgesteld met gebruikmaking van een model dat door de Sociale verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.

5. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘overeenkomst’ vervangen door ‘overeenkomst of verklaring’.

b. Onder verlettering van onderdeel f tot g wordt na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. indien de Sociale verzekeringsbank een verzoek als bedoeld in het vierde lid, niet heeft ontvangen binnen tien weken na de kalendermaand waarop een verzoek betrekking heeft;

6. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 6. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen dertig dagen na ontvangst van de declaratie of van het verzoek, bedoeld in het vierde lid, tenzij de declaratie of verzoek onjuist of onvolledig is ingediend. Indien een declaratie niet overeenkomstig het derde lid of vierde lid is ingediend, en betalingen niet zijn beëindigd, geweigerd of opgeschort, nodigt de Sociale verzekeringsbank de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verleend uit tot herstel van de declaratie of het verzoek. Na herstel wordt de betaling binnen dertig dagen verricht. De Sociale verzekeringsbank weigert de betaling geheel of gedeeltelijk indien de declaratie of het verzoek niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn is hersteld. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een declaratie werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid, wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.

E

Artikel 8c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het derde en vierde lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘vierde lid’ vervangen door ‘vijfde lid.’

ARTIKEL II

De regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.22, eerste lid, vervalt ‘of per dagdeel’

B

In artikel 5:23, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen’ vervangen door ‘aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen’.

ARTIKEL III

De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. derde:

derde als bedoeld in artikel 2.3.6, eerste lid, van de wet;

b. hulp uit het sociale netwerk:

natuurlijk persoon die maatschappelijke ondersteuning verleent die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen hem en de cliënt bestaande sociale relatie, tenzij die maatschappelijke ondersteuning beroeps- of bedrijfsmatig wordt verleend.

B

In artikel 2a, eerste lid, wordt ‘behalve voor zover reeds vervoer van een derde is betrokken’ vervangen door ‘behalve voor zover reeds vervoer van een derde is betrokken of een hulp uit het sociaal netwerk maatschappelijke ondersteuning zal verlenen’.

C

Na artikel 2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2ab

  • 1. Indien een cliënt ten laste van zijn persoonsgebonden budget een hulp uit het sociaal netwerk een tegemoetkoming van maximaal € 141 per kalendermaand of een door het college vastgestelde tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten ten behoeve van de hulp, wenst te laten betalen voor op onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning, draagt hij daartoe zorg voor een verklaring. De verklaring wordt ingediend bij de Sociale verzekeringsbank. De Sociale verzekeringsbank stelt onmiddellijk het college daarvan in kennis.

  • 2. Een cliënt kan niet een overeenkomst als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, onderdeel b, en de hiergenoemde verklaring met betrekking tot dezelfde derde, die ten laste van het persoonsgebonden budget betalingen zou ontvangen, indienen.

  • 3. Een verklaring wordt opgesteld volgens het vigerende, door de Sociale verzekeringsbank vastgestelde model en bevat ten minste:

    • a. de naam, de geboortedatum en het burgerservicenummer van de hulp uit het sociaal netwerk;

    • b. de ingangsdatum vanaf wanneer op verzoek een tegemoetkoming kan worden verstrekt;

    • c. de mededelingen dat de hulp uit het sociaal netwerk zonder dienstbetrekking maatschappelijke ondersteuning zal leveren aan de cliënt en of een bedrag per kalendermaand en of door het college vastgestelde bedragen worden aangevraagd;

    • d. de handtekening van de cliënt, waarmee die cliënt aangeeft dat hij inderdaad jeugdhulp uit het sociaal netwerk zal ontvangen, alsmede de handtekening van de hulp uit het sociaal netwerk.

  • 4. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het college.

  • 5. Het college kan de goedkeuring slechts geven indien de verklaring voldoet aan de eisen, bedoeld in het derde lid.

  • 6. Een wijziging van een goedgekeurde verklaring wordt onmiddellijk met een formulier aan de Sociale verzekeringsbank kenbaar gemaakt door middel van invulling van een daartoe door de Sociale verzekeringsbank beschikbaar gesteld modelformulier.

D

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. overeenkomstig een door de cliënt met een derde gesloten overeenkomst of verklaring of een verklaring als bedoeld in artikel 2ab, die overeenkomstig respectievelijk de artikelen 2a of 2ab is goedgekeurd.

2. In het tweede lid wordt na ‘inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in de Zorgverzekeringswet af’ ingevoegd ‘, tenzij het gaat om tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2ab’.

3. In het derde lid, onderdeel d, wordt ‘aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen’ vervangen door ‘aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen’.

4. Onder vernummering van het vierde tot zevende lid tot het vijfde tot achtste lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien voor de geleverde maatschappelijke ondersteuning een goedgekeurde verklaring bestaat, betaalt de Sociale verzekeringsbank de hulp uit het sociaal netwerk op aanvraag van de cliënt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2ab, eerste lid, uit. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen indien het verzoek is opgesteld met gebruikmaking van een model dat door de Sociale verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.

5. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘overeenkomst’ vervangen door ‘overeenkomst of verklaring’.

b. Onder verlettering van onderdeel f tot g wordt na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. indien de Sociale verzekeringsbank een verzoek als bedoeld in het vierde lid, niet heeft ontvangen binnen vier weken na de kalendermaand waarop een verzoek betrekking heeft;

6. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 6. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen dertig dagen na ontvangst van de declaratie of van het verzoek, bedoeld in het vierde lid, tenzij de declaratie of het verzoek onjuist of onvolledig is ingediend. Indien een declaratie niet overeenkomstig het derde of vierde lid is ingediend, en betalingen niet zijn beëindigd, geweigerd of opgeschort, nodigt de Sociale verzekeringsbank de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verleend uit tot herstel van de declaratie of het verzoek. Na herstel wordt de betaling binnen dertig dagen verricht. De Sociale verzekeringsbank weigert de betaling geheel of gedeeltelijk indien de declaratie of het verzoek niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn is hersteld. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een declaratie werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid, wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.

E

Artikel 2c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het derde en vierde lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘vierde lid’ vervangen door ‘vijfde lid.’

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2019, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel D, derde lid, II en III, onderdeel D, derde lid, die met ingang van 1 januari 2019 in werking treden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding en aanleiding

Deze regeling zorgt ervoor dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) een symbolisch laag bedrag per kalendermaand kan uitbetalen aan personen die hulp vanuit het sociaal netwerk verlenen aan een houder van een persoonsgebonden budget (pgb).

Deze hulpen zijn kort gezegd mensen die niet beroeps- of bedrijfsmatig en onverplicht maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp verlenen op basis van de sociale relatie met de jeugdige of de cliënt.

Deze regeling wordt eveneens ondertekend door de Minister voor Rechtsbescherming vanwege zijn verantwoordelijkheid krachtens de Jeugdwet en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vanwege het toebedelen van een nieuwe taak aan de SVB (art. 34a Wet SUWI).

Op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan arbeid worden verricht op grond van diverse contractvormen, echter in de huidige regelgeving krachtens de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is vastgelegd dat de budgethouder verplicht is om een vooraf bepaalde modelovereenkomst te gebruiken. Deze modelovereenkomsten geven keuze tussen een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht en een overeenkomst van vervoer. Op de budgethouder rusten de verplichtingen die het BW en ook andere wetten, zoals de belasting-, arbeidsomstandigheden- en sociale verzekeringswetten aan de budgethouder als werkgever, opdrachtgever of wederpartij van de vervoerder stelt.

Sinds 1 januari 2018 is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) onverkort van toepassing op alle overeenkomsten van opdracht die zijn gesloten buiten beroep of bedrijf. Voor overeenkomsten met niet-professionele hulpen uit het sociaal netwerk koos men tot nog toe vaak het model van de overeenkomst van opdracht, waarbij men dan echter ook vergoedingen kon overeenkomen die beneden het minimumloon lagen. Doordat in VWS-wetgeving is voorgeschreven dat er een overeenkomst (van opdracht of vervoer) tegen beloning moet worden afgesproken om uit het pgb te putten en hierdoor een arbeidsrelatie ontstaat, moet aan de Wml voldaan worden, ook in situaties die zich meer kenmerken als vrijwillige hulp in familieverband.

Desondanks is er voor sommige vormen van hulp uit het sociaal netwerk behoefte aan continuering van de voor 1 januari 2018 bestaande mogelijkheid om minder dan het minimumloon te vergoeden uit het pgb voor informele zorgrelaties (hulp hoofdzakelijk vanuit morele en sociale overwegingen). Bij niet-professionele hulp uit het sociaal netwerk gaat het om hulp of ondersteuning die op basis van sociale en morele overwegingen wordt verleend. In de uitvoeringspraktijk van het pgb is het gewenst dat deze hulpen bedragen ontvangen uit het pgb (los van het bestaande jaarlijkse mantelzorgcompliment ex artikel 2.1.6 Wmo 2015). Voor deze categorie introduceert deze regeling een nieuwe mogelijkheid om met een verklaring (niet zijnde een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht) bedragen te ontvangen.

De hier bedoelde relatie met de hulp is geen arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht of vervoer. Van een arbeidsovereenkomst is sprake indien een werknemer zich verbindt om in dienst van de andere partij, de werkgever, gedurende een zekere periode tegen loon arbeid te verrichten (art. 7:610 BW). De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst ‘waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken’ (art. 7:400 BW). In de begrippen ‘zich verbinden’ en ‘arbeid’ of ‘werkzaamheden’ ligt besloten dat er bij beide overeenkomsten sprake is van een verplichting jegens een ander om arbeid te verrichten. Er wordt met andere woorden een juridische verbintenis aangegaan die in beginsel moet worden nagekomen. Dit verplichtende element (en dus ook de mogelijkheid om nakoming af te dwingen, alsmede de andere verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien) is niet aanwezig bij hulp in familieverband, burenhulp, vriendendiensten en activiteiten in de sfeer van ‘heitje voor een karweitje’. Dit sluit aan bij wat in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Er is dus in die gevallen geen sprake van een overeenkomst van opdracht, noch van een arbeidsovereenkomst, noch van een andere overeenkomst in de zin van Boek 7 BW zoals de overeenkomst voor vervoer. Bij de hulp die in deze regeling wordt bedoeld, namelijk hulp in familieverband en vriendendiensten, gaat het om hulp en bijstand in de particuliere sfeer waarbij geen aanspraak op beloning wordt gemaakt, maar waarvoor de budgethouder een kleine (symbolisch) bedrag wenst te verstrekken.

De Wml geldt namelijk niet in situaties zoals een vriendendienst of vrijwillige hulp in familieverband. Dit is reeds tijdens de behandeling van het wetsvoorstel om de overeenkomst van opdracht zonder nadere voorwaarden onder de Wml te brengen met de Tweede Kamer gewisseld.1 In die situaties is er namelijk geen sprake van een juridische afdwingbare verbintenis om tegen beloning arbeid te verrichten.

Voor de vraag of er sprake is van een vriendendienst dan wel een overeenkomst in de zin van Boek 7 BW zijn uiteindelijk, evenals bij alle andere aspecten van het arbeidsrecht, de feiten en omstandigheden van het individuele geval doorslaggevend. Bij een relatie zoals in deze regeling bedoeld, kan er aangenomen worden dat er geen gezagsrelatie bestaat.

Ondanks het ontbreken van een arbeidsverhouding, en het niet kunnen vorderen van nakoming door de cliënt jegens de hulp, kan het college van burgemeester en wethouders een pgb-toekenningsbeschikking herzien of intrekken als de hulp of ondersteuning niet wordt geleverd. Uit de subsidierelatie2 van het college met de cliënt volgt dat kan worden getoetst of de beschikte jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning daadwerkelijk is geleverd. In deze situatie zullen dan opgaven van gewerkte uren ontbreken, maar een eventueel huisbezoek is onder omstandigheden zeer wel mogelijk (artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo 2015).

2. Hoofdlijnen van de regeling

Met deze regeling wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om met een verklaring van de budgethouder toch bedragen uit te keren door middel van het trekkingsrecht.

De budgethouder kan ten laste van het pgb op aanvraag per kalendermaand een bedrag laten uitbetalen door Svb van ten hoogste per maand € 141 als een lage symbolische tegemoetkoming en of onkosten vergoeden op basis van door het college vastgestelde vergoedingenlijsten.

Gemeenten zullen in regelgeving en de pgb-beschikking bepalen of, en zo ja, onder welke voorwaarden de tegemoetkomingen betaald kunnen worden. Zo kunnen zij in eigen regelgeving een lager maximumbedrag vaststellen (lager dan € 141) voor de lage symbolische vergoeding voor jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning. Op de vergoedingslijsten komen onderbouwde forfaitaire vergoedingen ten behoeve van de hulp voor vier kostensoorten, namelijk: schoonmaakmiddelen, levensmiddelen (eten & drinken), kleding en reiskosten.3 De Svb heeft kunnen toetsen op de uitvoerbaarheid van deze vier kostensoorten. Deze tegemoetkomingen worden berekend op het gebruik van deze zaken ten behoeve van de hulp die wordt geboden.

De bedragen moeten worden aangevraagd bij de Svb. In het verzoek om betaling hoeft slechts verwezen te worden naar de door de Svb ingediende en geregistreerde verklaring en een bedrag, dan wel een kostensoort te worden aangegeven. Er worden geen gewerkte uren doorgegeven.

De Svb stelt een modelverklaring vast. Met deze verklaring is in ieder geval vastgelegd dat de budgethouder en de hulp uit het sociaal netwerk een hulpverleningsrelatie in de in deze regeling bedoelde zin met elkaar hebben. Daarnaast moet het college de verklaring goedkeuren. De gemeente zal hierbij niet alleen kijken naar de eisen die deze regeling aan die verklaring stelt, maar ook naar de eigen eisen die zij aan het pgb stellen zoals of en met hoeveel van deze verklaringen kan worden gewerkt en ten behoeve van welke hulp.

Beide maatregelen zullen na twee jaren na inwerkingtreding worden geëvalueerd op doeltreffendheid.

Naast de hierboven genoemde maatregelen wordt ook de Regeling langdurige zorg gewijzigd om het maximumtarief voor dagdelen te schrappen wegens strijd met het minimumloon voor die overeenkomsten waarop het minimumloon van toepassing is. Concreet betekent dit dat er niet meer bij het declareren van een ‘etmaal’ 24 keer het minimumloontarief (incl. vakantiebijslag) wordt uitgekeerd. Men declareert op basis van uren of dagdelen. Als men daadwerkelijk 24 uur heeft gewerkt kan uiteraard 24 uur worden gedeclareerd. Daarnaast is het niet meer mogelijk om op basis van etmalen te declareren. Dit moet worden gedaan aan de hand van daadwerkelijk gewerkte uren of dagdelen.

3. Uitvoering en regeldruk

De Svb heeft een uitvoeringstoets op deze ministeriële regeling uitgevoerd. In de uitvoeringstoets geeft de Svb aan dat de maatregelen uitvoerbaar zijn, tenzij voor de tegemoetkomingen afdrachten aan de Belastingdienst moeten worden uitgevoerd. De Svb schat in dat de doelgroep die gebruik maakt van de uitzondering beperkt zal zijn. In gevallen waarbij de budgethouder geen gebruik maakt van de maatregel in de ministeriële regeling, geldt de hoofdregel dat er krachtens de materiewetten sprake moet zijn van een overeenkomst indien budgethouders met zorgverleners afspraken maken over betalingen ten laste van het pgb. Op een arbeidsverhouding waarbij sprake is van een overeenkomst van opdracht, zijnde niet in de zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf, is de Wml van toepassing. De omstandigheden van het individuele geval zullen bepalend zijn of er sprake is van een dienstbetrekking en daarmee of de Wml van toepassing is en of de lage symbolische tegemoetkoming geoorloofd is. De Svb zal de Belastingdienst doorgeven dat de tegemoetkomingen zijn verstrekt. In een uitvoeringstoets heeft de Belastingdienst aangegeven dat de gekozen werkwijze uitvoerbaar is en geen financiële gevolgen heeft.

Gekozen is voor een inwerkingtreding met ingang van 1 mei 2019. Ketenpartijen kunnen de regeling niet eerder uitvoeren vanwege het feit dat er ict-aanpassingen moeten worden gedaan en aanpassingen in gemeentelijke regelgeving. Gemeenten zullen de maatregelen in hun verordeningen en beleid moeten verankeren voordat er gebruik van de vergoedingen kan worden gemaakt.

Het is vooruitlopend op de inwerkingtreding niet goed in te schatten hoeveel budgethouders gebruik zullen maken van deze opties. Er is een groep van enkele duizenden potentiële gebruikers. Voor gebruikers zal de regeldruk minder zijn dan een reguliere zorgovereenkomst, omdat er minder opties en afspraken zijn te maken. Zij hoeven ook minder gegevens op hun declaratie op te nemen. Verder komt het proces overeen met de gang van zaken rond een zorgovereenkomst.

4. Fraude

Een frauderisico bij gebruik van de maatregelen bestaat, omdat de vergoedingen uit een pgb op grond van deze maatregelen niet verantwoord hoeven te worden. Er ontbreekt een schriftelijke onderbouwing van de geleverde hulp. Neemt niet weg dat in het kader van de subsidierelatie wel kan worden teruggevorderd als uit een huisbezoek of anderszins blijkt dat geen hulp wordt geboden. Tevens is de hoeveelheid geld die kan worden gedeclareerd beperkt en de gemeente kan het gebruik van deze hulp beperken via de pgb-beschikking (beperkt aantal hulpen die op deze manier werken). De noodzaak van de hulp moet vooraf vaststaan.

De betrokken gemeenten, de inspectie SZW en het Openbaar Ministerie (OM) hebben de gebruikelijke controle- en handhavingmogelijkheden in geval van fraude in de zorg of met pgb’s wordt geconstateerd. De gemeente ziet specifiek toe op de verantwoording door budgethouders met betrekking tot het pgb-Wmo en Pgb-Jeugd. De Inspectie SZW en het OM zien toe op fraude in de zorg in algemene zin.

Artikelsgewijze deel

Artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel B

De Sociale verzekeringsbank betaalt in de regel uit op basis van de pgb-beschikking en de overeenkomst tussen degene die ten laste van het pgb diensten verleent en de budgethouder. Geregeld wordt dat de Svb ook op basis van een pgb-beschikking en een verklaring een bedrag kan uitkeren aan de hulp uit het sociaal netwerk.

Artikelen I, onderdeel C, en II, onderdeel C

In deze onderdelen wordt geregeld dat de Svb ten hoogste een bedrag van € 141 per kalendermaand kan betalen aan een hulp uit het sociaal netwerk. Dit gebeurt op basis van een verzoek om betaling van de budgethouder. Voor dit verzoek stelt de Svb een model op. Een budgethouder mag betreffende dezelfde hulpverlener niet zowel een verklaring als een overeenkomst bij de Svb indienen. Als de samenloop zich voordoet dat wil zeggen een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht, en het uitbetalen van de genoemde € 141 is het alleen na feitelijk onderzoek mogelijk om vast te stellen of er inderdaad sprake is van een afzonderlijke rechtsbetrekking. Uit overwegingen van controleerbaarheid en ter voorkoming van misbruik is het wenselijk de samenloop te voorkomen. Dit is in het belang van de desbetreffende gemeenten.

Het blijft daarnaast altijd mogelijk dat de budgethouder ervoor kiest om toch het minimumloon aan zijn ondersteuner uit het sociaal netwerk te betalen, middels het reguliere instrument van een overeenkomst van opdracht.

Het bedrag van € 141 per maand sluit aan bij het bedrag van € 1.700 per kalenderjaar dat in het wetsvoorstel Belastingplan 2019 wordt voorgesteld als maximale vergoeding of verstrekking voor de fiscale vrijwilligersregeling.4 De tegemoetkomingen vallen overigens niet onder deze fiscale vrijwilligersregeling, omdat de vergoeding of verstrekking niet wordt gegeven door een zogenoemde algemeen nut beogende instelling, een sportvereniging of een organisatie die niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen of daarvan is vrijgesteld. De betalingen van de Svb zijn dan ook belast.

Naast het symbolisch lage bedrag kunnen ook door het college vastgestelde forfaitaire bedragen worden uitgekeerd voor specifieke kosten zoals het inkopen van eten of schoonmaakspullen. De gemeente stelt de vergoedingenlijst op en geeft in de toekenningsbeschikking aan dat een budgethouder recht heeft op een onkostenvergoeding op grond daarvan. De zaken die nodig zijn voor de hulp worden daarmee vergoed, maar niet de beschikbare tijd van de hulp.

De artikelen regelen verder dat de verklaring moet worden opgesteld volgens het toepasselijke model van de Svb. Daarin moeten onder andere de identificatiegegevens van de hulp worden opgenomen en uiteraard de mededeling dat die persoon hulp verleent.

Het college keurt de verklaring goed en kan daarbij toetsen aan de pgb-voorwaarden. De Svb controleert onder andere of de juiste (betalings)gegevens zijn opgenomen op basis waarvan de Svb tot betaling kan overgaan. Dit ziet met name op de correcte identificatie van de partijen. Zij heeft daarin een signaalfunctie richting het college.

Ten slotte regelen de artikelen de handelwijze bij het wijzigen van een goedgekeurde verklaring. Voor een nieuwe verklaring geldt een goedkeuringsvereiste. Eenmaal goedgekeurde verklaringen zullen soms moeten worden aangepast, omdat bijvoorbeeld een rekeningnummer wijzigt. Zulke aanpassingen moeten direct door middel van een formulier worden doorgegeven aan de Svb. De Svb stelt daarvoor het vereiste modelformulier beschikbaar. De wijzing moet aan de hand van dit model worden doorgegeven. Uiteraard moet een dergelijke wijziging wel in overeenstemming blijven met de toekenningsbeschikking.

Artikelen I, onderdeel D, en III, onderdeel D

Deze onderdelen regelen dat op basis van een door het college goedgekeurde verklaring bij de Svb kan worden verzocht om een betaling. De gemeente bepaalt of en hoe hoog het bedrag is dat mag worden betaald in eigen regelgeving. Betalingen moeten overeenkomstig de toekenningsbeschikking en de verklaring plaatsvinden. Het onderdeel regelt verder dat het verzoek om een betaling moet voldoen aan het model dat de Svb daartoe heeft opgesteld en dat het verzoek uiterlijk 10 weken na de kalendermaand waarop de tegemoetkoming betrekking heeft moet zijn in gediend. Dit is gelijk aan de volledige termijn van 10 weken die zorgverlener en budgethouder hebben om een declaratie te kunnen indienen bij de Svb na de maand waarin de prestatie is geleverd. Dit vanwege de uniformering van de processen. De Svb kan een bepaling weigeren als niet aan deze eisen is voldaan.

Het uniformeren van uitvoeringsprocessen is ook doorgezet in de regeling voor het herstel van een onjuist of onvolledig (een te hoog bedrag dan toegestaan bijvoorbeeld) ingevuld verzoek voor een laag symbolisch bedrag of een onkostenvergoeding op basis van een door het college vastgesteld forfaitair bedrag. Dit uitvoeringsproces wordt gelijkgeschakeld met het proces rond het herstellen van reguliere declaraties.

Ten slotte is geregeld dat de Svb in het kader van de tegemoetkomingen geen afdrachten doet ten behoeve van de inkomensbelastingen aan de Belastingdienst. De Svb keert een bruto bedrag uit waarvan de Belastingdienst in kennis wordt gesteld. De hulpverlener is verantwoordelijk voor het doorgeven van de ontvangen tegemoetkomingen bij de Belastingdienst (IB 47-formulier) als resultaat uit overige werkzaamheden.

Artikelen I, onderdeel E, en III, onderdeel E

Dit onderdeel wijzigt enkele verwijzingen vanwege vernummering in de artikelleden.

Artikelen I, onderdeel D, derde lid, II en III, onderdeel D, derde lid

Als gevolg van de wijziging van de Wml per 1 januari 2018 hebben meer zorgverleners recht op het wettelijk minimumloon. Het gaat om een overeenkomst van opdracht die met degene die ten laste van het pgb zorg, ondersteuning of hulp levert is afgesloten en die niet levert in de uitoefening van een bedrijf of als zelfstandige (zzp’er). Deze wijziging heeft gevolgen voor pgb-zorgverleners. Per domein is de omvang van het probleem reeds geïnventariseerd. Tijdens de inventarisatie voor het Wlz-domein kwam naar voren dat informele zorgverleners op grond van de Rlz maximaal € 20 per uur of dagdeel mogen verdienen. Het huidige artikel in de Rlz is daarmee in strijd met de (‘oude en nieuwe’) Wml en diende en dient niet toegepast te worden.

Daarnaast is in het kader van het omrekenen van tijdseenheden naar uren in het kader van de Wml de term ‘etmalen’ geschrapt als mogelijke tijdseenheid bij het declareren, tenzij men werkt met een overeenkomst van opdracht die is gesloten met een partij die diensten verleent bij de uitvoering van een beroep of bedrijf. Hierop is de Wml niet van toepassing. Een etmaal representeert zelden daadwerkelijk vierentwintig uur arbeid achtereen. Het is van belang dat iemand de daadwerkelijke uren weergeeft of dit nu slaapdiensten zijn of zorghandelingen bij de verzekerde.

Artikel IV

Het Ministerie van SZW spant zich in om de vervaldatum van de uitzondering zoals geregeld in artikel 2aa van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag, welke in eerste instantie zou vervallen per 1 januari 2019, te wijzigen naar 1 mei 2019. Deze regeling voorziet in een antwoord op de geschetste problematiek. Artikelen I, onderdeel D, derde lid, II en III, onderdeel D, derde lid treden met ingang van 1 januari 2019 in en zijn verbonden met de nieuwe jaarversie 2019 van de nieuwe modelovereenkomst van de Svb.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Regeling Jeugdwet en Uitvoeringsregeling Wmo: vast klein bedrag en onkostenvergoeding aan sociaal netwerk vanuit PGB

Beschrijving voorstel/regeling

Het betreft geen aanpassing van fiscale wetgeving. In de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt het per 1 mei 2019 mogelijk gemaakt om vanuit het persoonsgebonden budget door de Sociale verzekeringsbank (SVB) een vast klein bedrag per maand of per jaar uit te betalen aan personen die hulp vanuit het sociaal netwerk verlenen aan de houder van het persoonsgebonden budget. Het betreft maximaal € 141 per maand met een maximum van € 1.700 per jaar.

De regeling is overigens niet bedoeld voor betalingen aan personen waar reeds een zorgovereenkomst mee is gesloten. In dat geval is het onderscheid tussen de professionele hulp ingevolge het zorgcontract en de onverplichte hulp uit het sociaal netwerk nauwelijks te maken.

Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt om forfaitair vastgestelde kosten te vergoeden, voor specifieke kosten zoals schoonmaakspullen.

Interactie burgers/bedrijven

De SVB keert de vaste kleine bedragen bruto uit, de ontvanger zal deze bedragen moeten opgeven in de aangifte inkomstenbelasting. De SVB zal deze inkomsten renseigneren aan de Belastingdienst. De Belastingdienst kan deze gegevens gebruiken ten behoeve van de vooringevulde aangifte inkomsten-belasting. Van belang is het om de ontvangers van deze bedragen duidelijk te maken dat de bedragen belast zijn en moeten zijn opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting. Doordat deze bedragen belast zijn heeft het tevens invloed op het verzamel-inkomen en kan het daarmee van invloed zijn op het recht op bepaalde kortingen en/of toeslagen.

De aantoonbare, werkelijk gemaakte kosten mogen belastingvrij worden vergoed. Indien er sprake is van een kostenforfait dan behoeven die kosten niet te worden aangetoond. De SVB dient dit bij de reguliere controle te verantwoorden richting de Belastingdienst.

Maakbaarheid systemen

Systemen behoeven geen aanpassing. Deze gegevensstroom wordt toegevoegd aan de al bestaande gegevensstromen tussen de SVB en de Belastingdienst.

Handhaafbaarheid

Doordat deze inkomens vooringevuld kunnen worden bij de aangifte inkomstenbelasting is deze maatregel goed handhaafbaar.

Fraudebestendigheid

Doordat de gegevens van de SVB met de Belastingdienst gedeeld worden is deze regeling voor wat betreft de fiscale handhaving fraudebestendig.

Bijdrage complexiteitsreductie

Niet van toepassing.

Risico procesverstoringen

De omvang van de gegevensstroom van de SVB naar de Belastingdienst neemt toe hierdoor is er een klein risico op procesverstoringen die handmatig moeten worden hersteld.

Uitvoeringskosten

Er zijn geen incidentele of structurele kosten.

Personele gevolgen

Er zijn geen personele gevolgen.

Invoeringsmoment

Invoering is mogelijk per: 1 mei 2019.

Eindoordeel

Het voorstel is uitvoerbaar.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2013-2014, 33 623, nr. 9, p. 2.

X Noot
2

Ondanks dat hier specifiek de subsidietitel uit de Awb niet van toepassing is, maar de bijzondere regels uit de materiewetten.

X Noot
3

Reiskosten ook kunnen bestaan uit kosten die de hulp uit het sociale netwerk maakt voor het bijvoorbeeld wegbrengen van de budgethouder naar de dagbesteding.

X Noot
4

Artikel 2, lid 6, van de Wet op de loonbelasting 1964

Naar boven