BIJLAGE
BIJLAGE 1. REFERENTIEKADER SPREIDING EN BESCHIKBAARHEID AMBULANCEZORG 2018
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017
RIVM Briefrapport 2018-0128
Publiekssamenvatting
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2018
Op basis van ritgegevens over het jaar 2017 heeft het RIVM berekend hoeveel ambulances
er in Nederland nodig zijn. Op werkdagen overdag zijn er 614 ambulances nodig, vijf
meer dan uit de doorrekening over 2016 bleek. Op werkdagen in de avond zijn drie ambulances
meer nodig. De berekeningen wijzen uit dat er in het weekend, op zaterdagen overdag
en in de nacht van zaterdag op zondag, twee ambulances minder nodig zijn. Op andere
uren van de weekenddagen varieert het aantal extra benodigde ambulances tussen nul
en één.
De stijging op landelijk niveau van vijf ambulances was minder groot dan in 2016.
Toen waren er nog tien ambulances meer nodig ten opzichte van het voorgaande jaar.
De afnemende stijging heeft te maken met de relatief lichte groei van het aantal ingezette
ambulances in 2017. Het aantal spoedeisende inzetten steeg in 2017 met 0,3 procent
ten opzichte van 2016, het aantal inzetten in de planbare ambulancezorg daalde met
0,8 procent.
De benodigde capaciteit van de ambulancezorg in Nederland wordt berekend met behulp
van een zogeheten referentiekader. Dit kader definieert het aantal ambulances waarmee
de ambulancezorg in Nederland kan worden uitgevoerd. Dit gebeurt op basis van een
aantal randvoorwaarden, zoals de tijd na een melding waarbinnen een ambulance ter
plaatse moet zijn en de spreiding van de standplaatsen over het land.
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2018
geactualiseerd met cijfers over het gebruik van ambulancezorg in Nederland in 2017.
Kernwoorden: ambulancezorg, referentiekader, spreiding en beschikbaarheid, capaciteitsmodel
Synopsis
Frame of reference for distribution and availability of ambulance care 2018
Based on production data for 2017, RIVM calculated how many ambulances are needed
in the Netherlands. On workdays 614 ambulances are needed during the day, five more
than calculated for 2016. On workdays in the evening, three more ambulances are needed.
On weekends, this varies between minus two and plus one ambulances, depending on the
day and time.
The increase of the number of ambulances needed is less than in 2016. In 2016, compared
to the year before, ten more ambulances were needed. The slight increase in the number
of ambulances needed is related to the minor increase in the number of ambulance services
in 2017. The number of emergency services increased by 0.3 percent, the number of
planned services decreased by 0.8 percent.
The required capacity of ambulance care in the Netherlands is calculated using a national
ambulance plan. This is a framework that defines the number of ambulances with which
ambulance care can be carried out in the Netherlands, given a number of preconditions,
such as the time after notification within which an ambulance must be on site and
the distribution of the stations.
On behalf of the Ministry of Health, Welfare and Sport, RIVM updated the national
ambulance plan in 2018 with figures on the use of ambulance care in the Netherlands
in 2017.
Keywords: ambulance care, national ambulance plan, distribution and availability,
capacity model
Inhoudsopgave
|
Samenvatting
|
3
|
|
Inleiding
|
5
|
|
Productiecijfers 2017
|
6
|
|
Productie 2017
|
6
|
|
Nadere selecties voor het referentiekader
|
7
|
|
Gemiddelde ritduur
|
10
|
|
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2018
|
11
|
|
Conclusies en discussie
|
14
|
|
Referenties
|
16
|
|
Bijlage 1: Regio-indeling
|
17
|
|
Bijlage 2: Spreiding referentiekader 2018
|
18
|
|
Bijlage 3: Selectie en herverdelen van inzetten
|
23
|
|
Bijlage 4: Gemeentelijke herindeling Vijfheerenlanden
|
27
|
Samenvatting
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de
ambulancezorg waarin per Regionale Ambulancevoorziening (RAV)-regio in Nederland wordt
vastgesteld hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg
te voldoen. Het referentiekader wordt jaarlijks geactualiseerd. In 2018 is het referentiekader
opnieuw doorgerekend op basis van productiecijfers van de ambulancezorg over het jaar
2017. In deze actualisatie is gebruik gemaakt van dezelfde rekenmodellen als in de
vorige doorrekening die in 2017 heeft plaatsgevonden.
Productie 2017 in het referentiekader-2018
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader zijn gebaseerd op de productiecijfers
over 2017. Deze productiecijfers worden door Ambulancezorg Nederland (AZN) gepubliceerd
in het Sectorkompas Ambulancezorg. Voor het referentiekader wordt, op basis van bepaalde uitgangspunten en randvoorwaarden,
een aantal ritten uit de productie weggelaten. Dit betreft inzetten zonder tijdenregistratie
en inzetten van een rapid responder waarbij er een tweede ambulance is ingezet. Op
basis van deze filters wordt 0,8% van de productie uit de selectie gefilterd. Het
referentiekader gaat uit van 1.302.146 inzetten, waarvan 605.561 met A1-urgentie,
359.159 met A2-urgentie en 337.427 inzetten in de planbare ambulancezorg (B-urgentie).
In vergelijking met de cijfers voor het referentiekader-2017 is dat een productiestijging
van 0,3%. Tussen regio’s bestaan grote verschillen in productiegroei. De groei van
de totale productie varieert tussen -6,0% en +3,3%.
Bewerking voor het referentiekader
Voor het referentiekader is er één bewerking van de gegevens, namelijk een herverdeling
van spoedritten. Deze herverdeling wordt ook wel een ‘correctie voor burenhulp’ genoemd
en is uitgangspunt van het referentiekader. Op basis van het adres waar de ambulance
de patiënt heeft verzorgd, het ‘afhaaladres’, worden inzetten toegewezen aan de dichtstbijzijnde
standplaats, op basis van kortste rijtijd. De standplaats bepaalt aan welke RAV de
productie voor de capaciteitsberekening wordt toegewezen. De standplaatslocaties zijn
afkomstig uit het spreidingsplan van het referentiekader. Door de herverdeling kan
een deel van de productie van een RAV worden toegewezen aan een andere RAV. Het totaal
aantal inzetten blijft onveranderd door de herverdeling. Inzetten in de planbare ambulancezorg
worden niet herverdeeld maar blijven toegewezen aan de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
Gemiddelde ritduur
De gemiddelde ritduur is geschat aan de hand van een selectie van ritten met valide
tijdenregistratie. Landelijk is de gemiddelde ritduur van alle soorten inzetten (urgent
en planbaar) toegenomen: met 26 seconden (A1-urgentie), 18 seconden (A2-urgentie)
en 39 seconden (B-urgentie).
Uren ambulancezorg in de capaciteitsberekening
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden uitgevoerd op regionaal
niveau, met differentiatie naar dagsoort en uur van de dag. In het model wordt op
detailniveau het aantal uren ambulancezorg bepaald waarvoor ambulancecapaciteit nodig
is. In totaal gaat het referentiekader uit van 1.467.406 uren verleende ambulancezorg
in 2017, een stijging van 0,9% ten opzichte van 2016. Daarvan zijn 1.014.956 uren
spoedeisende ambulancezorg en 452.450 uren planbare ambulancezorg. Ten opzichte van
2016 is het aantal geleverde uren spoedeisende ambulancezorg in 2017 met 1,3% gestegen.
De stijging van het aantal uren planbare ambulancezorg was 0,1%. Ten opzichte van
het totaal aantal van 8.784 beschikbare uren op jaarbasis werd door de Nederlandse
ambulancezorg per beschikbaar uur 167 uur ambulancezorg geleverd. Een stijging van
1 uur (0,9%) ten opzichte van 2016. Dit betekent dat, gemiddeld gezien, de ambulances
in Nederland samen per uur van de dag een uur meer ambulancezorg hebben geleverd.
Ze hadden het in 2017 dus drukker dan in 2016 en hebben minder tijd hoeven wachten
op een inzet.
Resultaten referentiekader-2018
Op werkdagen overdag (8-16 uur) zijn 614 ambulances nodig. Dit zijn vijf meer dan
in het referentiekader-2017. Op werkdagen in de avonduren (16-24 uur) zijn er twee
ambulances meer nodig, in de nachturen (0-8 uur) is het aantal benodigde ambulances
onveranderd ten opzichte van het referentiekader-2017. Op zaterdagen en zondagen varieert
het aantal extra benodigde ambulances tussen -2 en +1. Omgerekend naar het aantal
benodigde diensten betekent dit dat volgens het referentiekader-2018 er 8.862 diensten
ambulancezorg nodig zijn, 0,4% meer dan in 2017 was berekend. Een dienst is hierbij
gedefinieerd als het verlenen van 8 uur ambulancezorg door een ambulanceteam. Voor
het verlenen van ambulancezorg over een etmaal zijn dan drie diensten nodig.
Verschillen in stijging/daling van productie
De totale productie van de Nederlandse ambulancezorg is in 2017 vrijwel gelijk gebleven
aan 2016. De productie naar soort urgentie is in 2017 wel sterk veranderd ten opzichte
van 2016. Er is geen onderzoek gedaan naar de achtergronden van deze veranderingen.
Het is mogelijk dat de toename van het aantal A2-inzetten verband houdt met een toename
in het aantal inzetten onder het protocol Directe Inzet Ambulances (DIA). In dit protocol wordt bij een 112-melding een ambulance onder A2-urgentie
ingezet voordat de melding volledig is uitgevraagd en de urgentie is vastgesteld.
Als uit de uitvraag blijkt dat inzet van een ambulance niet noodzakelijk is wordt
de inzet afgebroken. Ook kan de urgentie worden gewijzigd naar A1. Inzetten onder
het DIA-protocol zijn in de registraties vaak niet als zodanig herkenbaar waardoor
een relatie met de toename van het aantal A2-inzetten in 2017 niet uitgesloten kan
worden. Ambulancezorg Nederland constateert in haar Sectorkompas Ambulancezorg een stijging van 10% van het aantal afgebroken ritten in 2017, deze stijging kan
gerelateerd zijn aan de stijging van het aantal A2-inzetten.
Registraties zijn op onderdelen verbeterd
In 2017 is de registratie van ritgegevens verbeterd. Ten opzichte van 2016 zijn er
meer inzetten met volledige tijdenregistratie en hoefden minder inzetten te worden
uitgefilterd. Voor het referentiekader-2018 is 0,01% van de inzetten uitgefilterd
vanwege onvolledige tijdenregistratie. Voor het referentiekader-2017 was dit 0,12%.
Invoering nieuwe systemen is niet zonder problemen
Het in gebruik nemen van nieuwe registratiesystemen door een aantal RAV’s ging gepaard
met problemen in de aanlevering van valide ritgegevens. Hierdoor zijn meerdere leveringen
van ritgegevens geweest. Verwerking van deze gegevens nam extra tijd in beslag en
vertraagde het proces van het doorrekenen van het referentiekader.
Stijging van het aantal benodigde ambulances
De stijging van 0,9% in 2017 van het aantal urenambulancezorg in de cijfers voor het
referentiekader leidt tot een stijging van 0,4% van het aantal diensten: van 8.824
diensten in het referentiekader-2017 tot 8.862 in het referentiekader-2018. De relatie
tussen het aantal uren geleverde ambulancezorg en de benodigde capaciteit is niet
evenredig omdat in het rekenmodel de bezettingsgraad van ambulances een rol speelt.
Een hogere productie, in aantal uren ambulancezorg, leidt in het model niet noodzakelijk
tot een evenredig hoger aantal benodigd ambulances Andersom hoeft een dalende productie
niet altijd te leiden tot een evenredig lager aantal benodigde ambulances. Dit is
een gevolg van het niet-lineaire karakter van het capaciteitsmodel.
Aanbevelingen
-
1. Er zijn grote verschillen in productiegroei tussen de regio’s en binnen urgentiesoorten.
De achtergronden van deze verschillen zijn niet onderzocht. Het is echter niet waarschijnlijk
dat deze verschillen volledig zijn toe te schrijven aan regionale verschillen in demografie,
epidemiologie, infrastructuur of zorgaanbod. Aanbevolen wordt om de regionale achtergronden
van de productiegroei nader te onderzoeken.
-
2. In de rittenregistraties wordt de aanvrager van de inzet, degene die de melding heeft
gedaan, niet goed geregistreerd. Als gevolg is er beperkt inzicht in de achtergronden
van meldingen en inzetten. Aanbevolen wordt om de aanvrager van de inzet beter te
registeren. Dit geeft tegelijkertijd ook inzicht in groeicijfers.
Inleiding
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per RAV in Nederland wordt vastgesteld
hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen.
Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met de capaciteit die nodig is om voldoende
geografische dekking te garanderen. In het referentiekader wordt aan de hand van vooraf
gekozen uitgangspunten en randvoorwaarden modelmatig de benodigde spreiding en capaciteit
berekend. De uitgangspunten en randvoorwaarden beschrijven een bepaald minimumniveau
voor de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg. Het rekenmodel waarmee
de benodigde capaciteit wordt berekend is hierop toegesneden. De berekeningen zijn
gebaseerd op ritgegevens van de ambulancezorg in een basisjaar.
De Minister van VWS stelt het referentiekader vast. Dat gebeurde voor het eerst in
2004, actualisaties volgden in 2008, 2013, 2016 en in 2017 (Ministerie van VWS, 2004;
2008; 2013; 2016; 2017). De uitkomsten van het referentiekader vormen de basis voor
het bekostigingsmodel voor de ambulancezorg dat door de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) wordt beheerd. Het RIVM beheert de rekenmodellen voor het referentiekader en
rekent deze in opdracht van het Ministerie van VWS door (PVAZ, 2004), (Kommer en Zwakhals,
2009; 2013a; 2016; Kommer en Mulder, 2017). Naast deze rapportages van het referentiekader
zijn de afgelopen jaren drie achtergrondrapporten gepubliceerd. Een gedetailleerde
documentatie van het rijtijden en capaciteitsmodel is gegeven in het achtergrondrapport
uit 2011 (Kommer en Zwakhals, 2011). In de achtergrondrapporten uit 2013 en 2017 zijn
verschillende modelvarianten uitgewerkt die inzicht bieden in het effect van alternatieve
uitgangspunten en aannames op de uitkomsten van het referentiekader (Kommer en Zwakhals,
2013; Kommer et al.; 2017).
Actualisatie van het referentiekader in 2018
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2018
geactualiseerd. Dit rapport geeft hiervan verslag. De rekenmodellen, uitgangspunten
en randvoorwaarden zijn gelijk aan het referentiekader-2017. Het enige verschil ten
opzichte van 2017 is gelegen in de ritgegevens. Het referentiekader-2017 maakte gebruik
van ritgegevens over het productiejaar 2016, het referentiekader-2018 is gebaseerd
op ritgegevens over 2017. De ritgegevens, het aantal inzetten en de ritduur, bepalen
het aantal uren ambulancezorg waarop de capaciteitsberekeningen zijn gebaseerd.
Extra doorrekening in verband met gemeentelijke herindeling
De gemeenten Zederik, Leerdam en Vianen gaan per 1 januari 2019 samen in een nieuwe
gemeente Vijfheerenlanden. In verband hiermee wordt de grens tussen de provincies
Zuid-Holland en Utrecht, en dus de veiligheidsregio’s Utrecht en Zuid-Holland Zuid,
gewijzigd. De nieuwe gemeente Vijfherenlanden wordt ingedeeld bij de provincie Utrecht.
De herindeling heeft gevolgen voor de berekeningen van het referentiekader. In verband
hiermee is het referentiekader-2018 ook doorgerekend waarbij rekening is gehouden
met de herindeling. Deze doorrekening gaat uit van de productieaantallen en ritstatistieken
die in het referentiekader-2018 worden gehanteerd.
Terminologie
In de toelichting op de bewerking van de ritgegevens voor de doorrekening van het
referentiekader is het noodzakelijk om bepaalde kenmerken van de ambulancezorg en
de geregistreerde ritgegevens te bespreken. De terminologie die in dit rapport wordt
gehanteerd sluit aan bij het Uniform Begrippenkader Ambulancezorg van Ambulancezorg Nederland (AZN, 2013). Voor de leesbaarheid wordt in enkele gevallen
alternatieve terminologie gebruikt. Meestal wordt de term inzet gehanteerd voor een dienstverlening door een ambulance maar soms spreken we van een
rit. In de meeste gevallen vindt er bij een inzet/rit daadwerkelijk vervoer van de patiënt
plaats, dit zijn declarabele inzetten. In een aantal gevallen wordt ter plaatse eerste hulp verleend maar vindt
geen vervoer van de patiënt plaats. Dit zijn EHGV-inzetten (Eerste hulp geen vervoer). In sommige gevallen wordt geen patiënt aangetroffen of wordt ter plaatse geconcludeerd
dat hulpverlening niet noodzakelijk is. In die gevallen is er noch hulpverlening geweest
noch vervoer. Dit zijn zogenaamde loze ritten. In al deze gevallen is de ambulance ter plaatse gekomen. Er zijn ook gevallen
waarbij de inzet vroegtijdig wordt geannuleerd of afgebroken. Als de ambulance op
het tijdstip van annulering al rijdt is er sprake van een afgebroken rit. Als het ambulanceteam wel een opdracht heeft gekregen, maar nog niet is uitgerukt,
is er sprake van een geannuleerde rit. Inzetten van de ambulance hebben altijd een urgentiecodering. Voor spoedeisende
inzetten is dit een A-urgentie. Bij levensbedreigende situaties wordt een inzet onder
A1-urgentie uitgevoerd, anders is er A2-urgentie. Naast de spoedeisende inzetten zijn
er ook inzetten in de planbare ambulancezorg. Dit zijn inzetten met B-urgentie, hierbij
wordt een tijdstip afgesproken voor het halen of brengen van een patiënt. Vaak wordt
de patiënt van of naar een ziekenhuis of andere zorginstelling gebracht voor therapie
of behandeling. Het planbare vervoer wordt soms ook besteld vervoer of B-vervoer genoemd.
De regio-indeling van het referentiekader wijkt af van de reguliere RAV-indeling omdat
in het referentiekader de zogenaamde ‘eilandbenadering’ wordt gehanteerd. In deze
benadering wordt de capaciteitsberekening voor de Waddeneilanden, voor Goeree-Overflakkee
en voor de Zeeuwse (schier-)eilanden apart berekend. Ook wordt de capaciteitsberekening
voor de regio’s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland apart gedaan, waar deze
twee regio’s in de praktijk in veel opzichten organisatorisch één geheel vormen. In
Bijlage 1 is een nummering gegeven van de regio’s zoals in het referentiekader gehanteerd.
Deze nummering wordt in een aantal tabellen in dit rapport gehanteerd. Voor de productiecijfers,
zoals gehanteerd in het Sectorkompas Ambulancezorg, voorheen de rapportage Ambulances in-zicht, hanteren we de term ‘RAV’, voor de indeling van het referentiekader hanteren we
de term ‘regio’.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg besproken.
Paragraaf 2.1 geeft de cijfers zoals de ambulancesector publiceert in het Sectorkompas Ambulancezorg. De selecties die voor het referentiekader zijn gedaan worden in paragraaf 2.2 besproken.
In paragraaf 2.3 zijn de cijfers van de gemiddelde ritduur gegeven. Hoofdstuk 3 geeft
de resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader. Hoofdstuk 4
geeft de conclusies en geeft een discussie op de actualisatie van het referentiekader.
In de bijlages van dit rapport is detailinformatie van de modellering en bewerking
van de ritgegevens beschreven en is de extra doorrekening in verband met de gemeentelijke
herindeling Vijfheerenlanden gegeven.
Productiecijfers 2017
Cijfers over de vraag naar, het aanbod van en de prestaties in de ambulancezorg in
Nederland worden jaarlijks door Ambulancezorg Nederland (AZN) op de website Sectorkompas Ambulancezorg gepubliceerd1. Voor 2017 heette deze rapportage Ambulances in-zicht. Het RIVM verzorgt sinds 2008 de verzameling en analyse van de logistieke gegevens.
In de jaarlijkse cyclus wordt in januari begonnen met het verzamelen van ritgegevens.
Meestal zijn de productie- en prestatiecijfers in juni vastgesteld. Voor deze vaststelling
is er afstemming van de RIVM-analyses met de 24 Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s).
Er wordt aan elke RAV goedkeuring gevraagd van de door het RIVM geanalyseerde productie-
en prestatiecijfers.
Dit hoofdstuk beschrijft de selecties van ritgegevens voor het referentiekader. De
productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg liggen aan de basis van het referentiekader
(paragraaf 2.1). Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uitgesloten, dit
gebeurt op grond van de uitgangspunten van het referentiekader (paragraaf 2.2). Voor
de schattingen van de gemiddelde ritduur zijn enkele specifieke selecties gedaan (paragraaf
2.3).
Productie 2017
De productie van de Nederlandse ambulancezorg in 2017 is gegeven in tabel 2.1. Deze
cijfers hebben betrekking op de reguliere productie en zijn door AZN gepubliceerd
op de website Sectorkompas Ambulancezorg (AZN, 2018). Details over de selectie van deze productiecijfers met een toelichting
op welke inzetten wel of niet worden meegenomen, zijn gegeven in Bijlage 3.
De totale productie van de ambulancezorg is in 2017 niet gestegen. Wel zijn er verschillen
in de groei van inzetten naar urgentiesoort. Het aantal inzetten met A1-urgentie is
in 2017 met 3,4% afgenomen, het aantal inzetten met A2-urgentie is met 7,2% toegenomen
en het aantal inzetten in de planbare ambulancezorg is met 0,8% licht gedaald. Opvallend
zijn de grote verschillen tussen de regio’s. De RAV met de grootste stijging van de
totale productie had 3,3% stijging (Flevoland), de RAV met de grootste afname van
de totale productie had 6,0% afname (Kennemerland). Per urgentiesoort zijn de verschillen
tussen minimum en maximum groei nog groter: bij A1-urgentie varieert de groei tussen
-10,9% en +3,5%, bij A2-urgentie tussen -16,0% en +20,2% en bij de planbare ambulancezorg
tussen -8,0% en +7,5%. Er is geen onderzoek gedaan naar de achtergronden van deze
verschillen in groeicijfers.
Tabel 2.1: Productiecijfers 2017 per RAV en de verandering ten opzichte van 2016 (bron:
AZN 2017; 2018, cijfers bewerkt door RIVM).
| |
|
|
2017
|
|
|
Toename 2016–2017 (%)
|
|
nr
|
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
|
1
|
Groningen
|
24.668
|
14.631
|
14.763
|
54.062
|
– 5,4
|
12,6
|
1,4
|
0,8
|
|
2
|
Friesland
|
23.250
|
15.397
|
11.376
|
50.023
|
– 6,5
|
15,3
|
1,6
|
1,2
|
|
3
|
Drenthe
|
19.784
|
12.432
|
10.228
|
42.444
|
– 5,0
|
13,6
|
– 1,3
|
0,7
|
|
4
|
IJsselland
|
14.458
|
10.997
|
9.264
|
34.719
|
– 1,1
|
3,9
|
3,0
|
1,5
|
|
5
|
Twente
|
14.987
|
15.107
|
10.731
|
40.825
|
3,5
|
1,5
|
– 2,3
|
1,2
|
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
20.828
|
16.102
|
11.277
|
48.207
|
– 2,8
|
2,3
|
1,0
|
– 0,3
|
|
7
|
Midden Gelderland
|
20.867
|
13.756
|
9.660
|
44.283
|
1,2
|
1,4
|
1,0
|
1,2
|
|
8
|
Gelderland Zuid
|
15.892
|
12.846
|
11.546
|
40.284
|
2,2
|
1,5
|
0,3
|
1,4
|
|
9
|
Utrecht
|
36.523
|
26.248
|
29.512
|
92.283
|
0,3
|
– 1,4
|
– 2,8
|
– 1,2
|
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
23.302
|
12.224
|
7.777
|
43.303
|
– 8,7
|
18,1
|
– 7,6
|
– 2,2
|
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
67.400
|
20.805
|
39.848
|
128.053
|
– 5,4
|
9,5
|
4,5
|
– 0,2
|
|
12
|
Kennemerland 1
|
24.594
|
9.550
|
9.535
|
43.679
|
– 2,9
|
– 16,0
|
– 2,3
|
– 6,0
|
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
7.484
|
4.057
|
6.471
|
18.012
|
– 9,3
|
8,0
|
4,8
|
– 1,0
|
|
15
|
Haaglanden
|
47.141
|
25.620
|
27.571
|
100.332
|
– 2,4
|
7,2
|
– 3,4
|
– 0,4
|
|
16
|
Hollands Midden
|
28.415
|
14.960
|
12.885
|
56.260
|
– 6,6
|
15,3
|
– 5,5
|
– 1,4
|
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
52.033
|
29.330
|
33.449
|
114.812
|
– 2,3
|
12,9
|
0,1
|
1,9
|
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
16.041
|
9.976
|
9.632
|
35.649
|
– 10,9
|
20,2
|
1,9
|
– 0,3
|
|
19
|
Zeeland
|
13.839
|
9.315
|
5.226
|
28.380
|
– 4,6
|
7,4
|
– 8,0
|
– 1,7
|
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
38.959
|
27.558
|
20.436
|
86.953
|
– 4,0
|
10,2
|
– 1,9
|
0,6
|
|
21
|
Brabant-Noord
|
21.635
|
14.838
|
8.191
|
44.664
|
– 1,6
|
4,8
|
– 5,6
|
– 0,3
|
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
25.122
|
15.164
|
12.588
|
52.874
|
– 5,1
|
12,3
|
– 0,3
|
0,5
|
|
23
|
Limburg Noord
|
18.677
|
12.129
|
6.643
|
37.449
|
0,9
|
– 0,8
|
2,0
|
0,5
|
|
24
|
Zuid Limburg
|
21.162
|
13.514
|
14.317
|
48.993
|
– 0,5
|
8,9
|
– 7,8
|
– 0,4
|
|
25
|
Flevoland
|
14.132
|
7.866
|
4.563
|
26.561
|
– 1,9
|
11,4
|
7,5
|
3,3
|
| |
Totaal
|
611.193
|
364.422
|
337.489
|
1.313.104
|
– 3,4
|
7,2
|
– 0,8
|
0,0
|
1) In de productiecijfers van RAV Kennemerland over 2017 zijn inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol niet meegenomen.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor de capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden drie soorten inzetten
uit de productie niet meegenomen. Het gaat om de volgende inzetten:
-
1. Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet
kunnen worden toegedeeld naar uur van de dag. In totaal worden hierdoor 100 inzetten
uitgefilterd, dit komt overeen met bijna 0,1 promille van de totale productie in 2017.
-
2. Inzetten van rapid responders2 met inzet van een tweede voertuig
De inzet van de rapid responder waarbij er een tweede voertuig is ingezet wordt in
het referentiekader als ‘dubbel’ gezien en niet meegenomen in de productie. In totaal
worden om deze reden 10.857 inzetten uitgefilterd, dit is 0,8% van het totaal aantal
spoedeisende inzetten in 2017.
-
3. Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
In 2017 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen,
cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
Na het uitfilteren van deze inzetten is er nog een bewerking van de ritgegevens. Hierbij
worden de spoedritten herverdeeld naar de dichtstbijzijnde standplaats en de bijbehorende
RAV, op basis van kortste rijtijd en uitgaande van de locatie van het incident, het
‘afhaaladres’. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er vindt alleen
een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie naar ‘burenhulp’
of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. De planbare ambulancezorg wordt niet
herverdeeld. De planbare ambulancezorg (B-urgentie) blijft bij de RAV die de productie
heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering3 die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat de planbare ambulancezorg
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van de planbare ambulancezorg van de
RAV Amsterdam-Waterland opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland.
De inzetten in de planbare ambulancezorg van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten
de provincie Zeeland hebben zijn toegekend aan Walcheren-Bevelanden.
Uitzondering voor RAV Hollands Midden
In 2018 is er nog één uitzonderlijke situatie die een herberekening van productieaantallen
nodig maakte. Omdat de ritgegevens van RAV Hollands Midden over 2017 niet volledig
waren, ritgegevens over de maanden november en december 2017 ontbraken, is de productie
getalsmatig met 15% opgehoogd. Voor het herverdelen van spoedritten voor het referentiekader
ontbraken details van de ontbrekende ritten waardoor de burenhulp niet exact kon worden
bepaald. De toedeling vanuit RAV Hollands Midden naar andere (buur-)regio’s is daarom
met 15% opgehoogd. De productie van RAV Hollands Midden in eigen regio is ook met
15% opgehoogd. De burenhulp vanuit andere RAV’s naar RAV Hollands Midden is niet opgehoogd.
Inzetten in het buitenland
Spoedeisende inzetten in het buitenland worden wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen
maar vallen buiten de herverdeling. Het betreft hier reguliere inzetten in de grensstreek
met Duitsland en België. Repatriëring van patiënten valt hier niet onder. Inzetten
van specifieke buitenlandvervoerders, voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten
uit het buitenland, vallen buiten de reguliere productie. Spoedritten in het buitenland
worden niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen
niet voorkomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. De buitenlandse inzetten
worden toegewezen aan de uitvoerende RAV. De ritgegevens zijn ook meegenomen in de
berekening van de gemiddelde ritduur. In 2017 zijn 470 inzetten in het buitenland
uitgevoerd, 118 inzetten met A1-urgentie, 44 met A2-urgentie en 308 inzetten planbare
ambulancezorg.
Tabel 2.2 geeft een overzicht van de uitgefilterde ritten. Bijlage 3 geeft details
van deze selecties. Tabel 2.3 geeft een overzicht op RAV-niveau van het aantal inzetten
dat uit de selectie is gefilterd en de aantallen inzetten in de herverdeling van spoedritten
tussen regio’s. Tabel 2.4 geeft de aantallen inzetten naar urgentie zoals in het capaciteitsmodel
van het referentiekader gehanteerd.
Tabel 2.2: Uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2017.
|
Productiecijfers-2017
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
|
Totale productie1
|
611.193
|
364.422
|
337.489
|
1.313.104
|
|
Inzetten zonder tijdsregistratie
|
22 -
|
16 -
|
62 -
|
100 -
|
|
Rapid responder inzetten met een vervolgauto
|
5.610 -
|
5.247 -
|
0 -
|
10.857 -
|
|
Productie in referentiekader2
|
605.561
|
359.159
|
337.427
|
1.302.146
|
|
Aandeel in totale productie (%)
|
99,1
|
98,6
|
100,0
|
99,1
|
X Noot
1De productie 2017 is conform Tabel 2.1.
X Noot
2Door afronding in verband met bijschatten van de productie van RAV Hollands Midden
is er in het totaal aantal inzetten een verschil van één inzet.
Tabel 2.3: Overzicht van de spoedritten per RAV na selecties en herverdeling voor
het referentiekader.
|
Nr.
|
RAV
|
Spoedritten in 2017
|
Uitgefilterd
obv criteria
uit Tabel 2.2
|
Netto verschil van herverdeling van spoedritten
|
Totaal aantal spoedritten in referentiekader
|
|
1
|
Groningen
|
39.299
|
223
|
439
|
39.515
|
|
2
|
Friesland
|
38.647
|
351
|
270
|
38.566
|
|
3
|
Drenthe
|
32.216
|
–
|
– 120
|
32.096
|
|
4
|
IJsselland
|
25.455
|
391
|
– 1.472
|
23.592
|
|
5
|
Twente
|
30.094
|
464
|
574
|
30.204
|
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
36.930
|
237
|
– 408
|
36.285
|
|
7
|
Midden Gelderland
|
34.623
|
529
|
– 807
|
33.287
|
|
8
|
Gelderland Zuid
|
28.738
|
543
|
– 557
|
27.638
|
|
9
|
Utrecht
|
62.771
|
2.150
|
– 1.500
|
59.121
|
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
35.526
|
339
|
– 1.198
|
33.989
|
|
11
|
Zaanstreek-Waterland1
|
20.655
|
–
|
218
|
20.873
|
|
12
|
Kennemerland
|
34.144
|
488
|
– 423
|
33.233
|
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
67.122
|
438
|
2.796
|
69.908
|
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
11.541
|
216
|
685
|
12.010
|
|
15
|
Haaglanden
|
72.761
|
332
|
1.181
|
73.610
|
|
16
|
Hollands Midden
|
43.376
|
–
|
– 1.428
|
41.948
|
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
81.363
|
1.000
|
– 2.300
|
78.063
|
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
26.017
|
258
|
3.293
|
29.052
|
|
19
|
Zeeland
|
23.154
|
270
|
1.006
|
23.890
|
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
66.517
|
1.155
|
61
|
65.423
|
|
21
|
Brabant-Noord
|
36.473
|
523
|
628
|
36.578
|
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
40.286
|
129
|
– 498
|
39.659
|
|
23
|
Limburg Noord
|
30.806
|
320
|
– 583
|
29.903
|
|
24
|
Zuid Limburg
|
34.676
|
327
|
– 41
|
34.308
|
|
25
|
Flevoland
|
21.998
|
274
|
245
|
21.969
|
| |
Totaal2
|
975.616
|
10.957
|
– 1
|
964.720
|
X Noot
1De productie van RAV Zaanstreek-Waterland is uit de totale productie van Amsterdam-Waterland
geschat op basis van afhaaladres van de spoedeisende inzet.
X Noot
2Door afronding in verband met bijschatten van de productie van RAV Hollands Midden
is er in het totaal aantal inzetten een verschil van één inzet.
Tabel 2.4: Productiecijfers 2017 per regio zoals gehanteerd in het referentiekader
spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2018.
| |
Regio
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
|
1
|
Groningen
|
24.907
|
14.608
|
14.763
|
54.278
|
|
2
|
Friesland
|
22.557
|
14.651
|
11.224
|
48.432
|
|
3
|
Drenthe
|
19.739
|
12.357
|
10.228
|
42.324
|
|
4
|
IJsselland
|
13.307
|
10.285
|
9.264
|
32.856
|
|
5
|
Twente
|
15.216
|
14.988
|
10.731
|
40.935
|
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
20.391
|
15.894
|
11.277
|
47.562
|
|
7
|
Gelderland Midden
|
20.058
|
13.229
|
9.660
|
42.947
|
|
8
|
Gelderland Zuid
|
15.325
|
12.313
|
11.546
|
39.184
|
|
9
|
Utrecht
|
34.788
|
24.333
|
29.512
|
88.633
|
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
21.714
|
11.151
|
7.658
|
40.523
|
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
15.994
|
4.879
|
5.430
|
26.303
|
|
12
|
Kennemerland
|
23.706
|
9.526
|
9.535
|
42.768
|
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
53.342
|
16.566
|
34.418
|
104.326
|
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
7.560
|
4.450
|
6.471
|
18.481
|
|
15
|
Haaglanden
|
47.787
|
25.823
|
27.571
|
101.181
|
|
16
|
Hollands Midden
|
27.373
|
14.576
|
12.885
|
54.833
|
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
48.415
|
27.172
|
32.246
|
107.833
|
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
18.018
|
11.033
|
9.632
|
38.684
|
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
38.363
|
27.060
|
20.436
|
85.859
|
|
21
|
Brabant-Noord
|
21.764
|
14.814
|
8.191
|
44.769
|
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
24.750
|
14.909
|
12.588
|
52.247
|
|
23
|
Limburg Noord
|
18.218
|
11.685
|
6.643
|
36.546
|
|
24
|
Zuid Limburg
|
21.022
|
13.286
|
14.317
|
48.625
|
|
25
|
Flevoland
|
14.123
|
7.846
|
4.563
|
26.532
|
|
30
|
Texel
|
677
|
447
|
119
|
1.243
|
|
31
|
Vlieland
|
56
|
82
|
20
|
158
|
|
32
|
Terschelling
|
345
|
416
|
62
|
823
|
|
33
|
Ameland
|
143
|
220
|
58
|
421
|
|
34
|
Schiermonnikoog
|
39
|
57
|
12
|
108
|
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
1.579
|
897
|
1.141
|
3.617
|
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
1.546
|
989
|
222
|
2.757
|
|
37
|
Tholen
|
823
|
388
|
93
|
1.304
|
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
8.189
|
5.594
|
3.080
|
16.863
|
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
3.727
|
2.634
|
1.831
|
8.192
|
|
|
Totaal
|
605.561
|
359.159
|
337.427
|
1.302.146
|
Gemiddelde ritduur
In de capaciteitsberekening van het referentiekader wordt het aantal benodigde ambulances
bepaald aan de hand van het aantal uren ambulancezorg dat is geleverd. Het aantal
uren ambulancezorg wordt berekend door het aantal inzetten van tabel 2.4 te vermenigvuldigen
met een gemiddelde ritduur (uitgezonderd de extremen zoals hieronder beschreven).
De ritduur is gedefinieerd als de tijd tussen het tijdstip ‘einde rit’ en het tijdstip
‘vertrek ambulance’. Als het tijdstip ‘einde rit’ niet is geregistreerd wordt uitgegaan
van het tijdstip ‘vrijmelden’. In de berekening van de gemiddelde ritduur worden extreme
waarden niet meegenomen:
-
– de gemiddelde ritduur voor spoedritten is gebaseerd op ritten met een ritduur kleiner
dan 4 uur;
-
– de gemiddelde ritduur voor planbare ambulancezorg is gebaseerd op ritten met een ritduur
groter dan 10 minuten en kleiner dan 8 uur.
De gemiddelde ritduur wordt per regio (34 regio’s) en urgentietype (3 urgenties),
per tijdsinterval van twee uur (12 blokuren) en soort dag (werkdag, zaterdag, zondag)
berekend. Inzetten in het buitenland in 2017 zijn integraal meegenomen in de berekening
van de gemiddelde ritduur. Tabel 2.5 geeft een overzicht van de geaggregeerde gemiddelde
ritduur per regio en urgentieklasse en een vergelijking met de cijfers van 2016.
Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2017 met 26 seconden toegenomen
naar 63 minuten en 34 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is met 18 seconden
licht toegenomen naar 62 minuten en 25 seconden. De gemiddelde ritduur van planbare
ambulancezorg is in 2016 met 39 seconden toegenomen tot 80 minuten en 39 seconden.4
Tabel 2.5: Gemiddelde ritduur per regio in 2017 naar urgentieklasse (minuten en decimalen)
en het verschil ten opzichte van 2016 (%).
| |
|
A1
|
A2
|
B
|
| |
RAV
|
2017
|
Verschil tov 2016 (%)
|
2017
|
Verschil tov 2016 (%)
|
2017
|
Verschil tov 20161 (%)
|
|
1
|
Groningen
|
71,0
|
0,6
|
69,7
|
3,6
|
86,6
|
0,2
|
|
2
|
Friesland
|
69,4
|
0,9
|
68,8
|
1,9
|
87,0
|
0,2
|
|
3
|
Drenthe
|
64,4
|
4,1
|
61,4
|
6,3
|
81,9
|
1,1
|
|
4
|
IJsselland
|
69,6
|
2,0
|
69,0
|
4,6
|
100,5
|
– 0,8
|
|
5
|
Twente
|
67,5
|
1,3
|
68,7
|
2,7
|
87,3
|
1,1
|
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
66,4
|
0,0
|
64,9
|
2,6
|
84,1
|
– 1,6
|
|
7
|
Gelderland Midden
|
59,0
|
1,8
|
59,6
|
4,6
|
77,8
|
– 0,7
|
|
8
|
Gelderland Zuid
|
62,5
|
1,0
|
58,8
|
2,7
|
90,5
|
3,5
|
|
9
|
Utrecht
|
68,9
|
3,7
|
68,1
|
7,6
|
88,1
|
3,7
|
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
66,2
|
2,2
|
61,3
|
4,1
|
83,9
|
– 0,4
|
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
59,0
|
1,0
|
58,4
|
4,2
|
72,4
|
– 0,4
|
|
12
|
Kennemerland
|
61,9
|
3,6
|
61,0
|
24,1
|
74,6
|
– 0,5
|
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
57,3
|
0,5
|
59,6
|
1,6
|
78,9
|
– 1,7
|
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
55,7
|
4,1
|
56,1
|
3,8
|
61,4
|
3,9
|
|
15
|
Haaglanden
|
62,2
|
2,5
|
61,3
|
2,7
|
72,0
|
2,9
|
|
16
|
Hollands Midden
|
67,0
|
2,4
|
63,2
|
6,1
|
79,7
|
3,7
|
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
63,7
|
– 1,5
|
58,5
|
1,7
|
77,6
|
0,7
|
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
65,3
|
3,8
|
61,6
|
5,5
|
72,9
|
1,5
|
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
63,1
|
3,9
|
60,0
|
8,4
|
76,4
|
2,1
|
|
21
|
Brabant-Noord
|
64,0
|
1,0
|
59,7
|
3,5
|
85,1
|
1,9
|
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
57,4
|
0,0
|
54,9
|
5,3
|
79,0
|
– 0,8
|
|
23
|
Limburg Noord
|
66,5
|
4,8
|
65,6
|
4,0
|
86,9
|
– 1,9
|
|
24
|
Zuid Limburg
|
56,0
|
1,7
|
55,7
|
3,5
|
69,3
|
0,3
|
|
25
|
Flevoland
|
58,5
|
0,7
|
60,1
|
– 0,1
|
77,0
|
2,0
|
|
30
|
Texel
|
104,2
|
6,5
|
96,0
|
11,5
|
113,1
|
– 10,6
|
|
31
|
Vlieland
|
70,4
|
2,3
|
75,3
|
– 4,3
|
66,5
|
– 25,4
|
|
32
|
Terschelling
|
86,0
|
– 4,1
|
73,3
|
– 20,5
|
65,2
|
– 28,3
|
|
33
|
Ameland
|
68,8
|
– 10,5
|
65,4
|
– 12,3
|
97,5
|
– 6,2
|
|
34
|
Schiermonnikoog
|
77,7
|
11,3
|
69,0
|
– 1,0
|
67,8
|
– 33,5
|
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
65,0
|
– 5,0
|
62,2
|
– 7,4
|
97,1
|
– 0,1
|
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
82,3
|
0,5
|
82,7
|
1,3
|
105,4
|
9,3
|
|
37
|
Tholen
|
80,7
|
– 0,1
|
74,8
|
– 1,1
|
89,4
|
– 13,2
|
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
67,7
|
1,0
|
68,5
|
3,1
|
94,0
|
0,3
|
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
67,2
|
0,9
|
67,0
|
7,4
|
93,9
|
– 2,4
|
| |
Landelijk
|
63,6
|
– 4,3
|
62,4
|
– 1,7
|
80,7
|
0,8
|
X Noot
1De gemiddelde ritduur zoals in het rapport referentiekader-2017 gerapporteerd is herberekend
volgens een vergelijkbare systematiek als in het referentiekader-2018, zie eerdere
voetnoot 4. De herberekening is van toepassing op de presentatie in de rapportage;
de gemiddelde ritduur die in modelberekeningen van het referentiekader-2017 zijn gehanteerd
zijn correct.
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2018
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de doorrekening van het capaciteitsmodel
van het referentiekader gepresenteerd. Het capaciteitsmodel en de manier waarop de
berekening van de benodigde capaciteit plaatsvindt, is beschreven in achtergrondrapporten
(Kommer en Zwakhals, 2011; 2013). Zonder in de details van deze rapporten te treden
schetsen we hier kort de globale berekeningswijze.
Input: aantal uren ambulancezorg
Het capaciteitsmodel van het referentiekader berekent het aantal benodigde ambulances
aan de hand van de ritgegevens in hoofdstuk 2. Het aantal inzetten vermenigvuldigd
met de gemiddelde ritduur geeft een aantal uren ambulancezorg waarvoor de capaciteit
wordt bepaald. Voor het referentiekader wordt uitgegaan van 1.467.502 uren ambulancezorg,
waarvan 1.014.957 uren spoedeisende inzetten en 452.545 uren planbare ambulancezorg.
Het referentiekader-2018 gaat uit van 0,9% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2017.
Berekeningswijze
Het capaciteitsmodel bestaat uit drie deelmodellen: een model voor spoedvervoer, een
model voor de geografische paraatheid en een model voor planbare ambulancezorg. Het
deelmodel voor het spoedvervoer berekent aan de hand van de zogenaamde ‘faalkans’-methode
hoeveel ambulances nodig zijn om in 95% van de gevallen een ambulance beschikbaar
te hebben. ‘Beschikbaar’ betekent hier aanwezig om ingezet te worden. De faalkans
van 5% is een uitgangspunt van het referentiekader en door het Ministerie van VWS,
Zorgverzekeraars Nederland en Ambulancezorg Nederland vastgesteld. Het aantal benodigde
ambulances wordt per regio opgehoogd met het aantal standplaatsen van het spreidingsplan
van het referentiekader. Deze zijn gegeven in Bijlage 2. Tot slot wordt in het deelmodel
voor de planbare ambulancezorg de benodigde capaciteit voor het verzorgen van de planbare
ambulancezorg berekend, op basis van het aantal uren planbare ambulancezorg. In de
berekening wordt een bezettingsgraad gehanteerd en er vindt een overheveling plaats
van restcapaciteit van het spoedvervoer naar de planbare ambulancezorg.
Uitkomsten: aantal ambulances
Het eindresultaat van het capaciteitsmodel is het aantal benodigde ambulances per
dagsoort en per blokuur. Aan de hand van deze aantallen benodigde ambulances is het
aantal diensten per week bepaald. Een dienst is hier gedefinieerd als een werkduur
van een ambulanceteam van 8 uur. Er wordt in het referentiekader geen onderscheid
gemaakt naar dienstvorm (parate dienst, aanwezigheidsdienst of 24-uurs dienst). Het
aantal diensten is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren
op te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een
factor vijf, het aantal werkdagen in een week.
Tabel 3.1 geeft de resultaten van het referentiekader-2018 per regio, dagsoort en
blokuur, tabel 3.2 geeft het verschil met het referentiekader-2017. In Nederland zijn
op werkdagen overdag 614 ambulances nodig. Dat zijn vijf meer dan in het referentiekader-2017.
In de avonduren en nacht en op weekenden varieert het aantal extra benodigde ambulances
tussen plus één (zaterdagen 0-8 uur en zondagen 8-16 uur) en minus twee (zaterdagen
8-16 uur en zondagen 0-8 uur).
Tabel 3.3 geeft het aantal benodigde diensten per week. In heel Nederland zijn per
week 8.862 diensten nodig. Dat is 38 meer dan in het referentiekader-2017, een toename
van 0,4%. De toe- of afname van het aantal diensten in het referentiekader-2018 ten
opzichte van 2017 verschilt per regio.
Tabel 3.1: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2018:
aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
| |
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
|
Regio
|
0-8
uur
|
8-16
uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
|
Groningen
|
16
|
33
|
21
|
17
|
24
|
20
|
17
|
22
|
20
|
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
19
|
33
|
23
|
19
|
25
|
23
|
20
|
24
|
22
|
|
Drenthe
|
13
|
25
|
17
|
14
|
18
|
16
|
14
|
17
|
16
|
|
IJsselland
|
12
|
24
|
15
|
12
|
18
|
14
|
13
|
16
|
14
|
|
Twente
|
12
|
23
|
16
|
12
|
17
|
15
|
12
|
15
|
15
|
|
Noordoost Gelderland
|
13
|
26
|
17
|
13
|
19
|
16
|
13
|
18
|
16
|
|
Midden Gelderland
|
9
|
19
|
13
|
10
|
15
|
13
|
10
|
14
|
13
|
|
Gelderland Zuid
|
10
|
21
|
14
|
10
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
|
Utrecht
|
17
|
41
|
27
|
17
|
29
|
24
|
18
|
27
|
23
|
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
10
|
18
|
13
|
10
|
14
|
13
|
11
|
14
|
12
|
|
Zaanstreek-Waterland
|
6
|
11
|
8
|
6
|
8
|
8
|
6
|
8
|
7
|
|
Kennemerland
|
8
|
17
|
11
|
8
|
12
|
11
|
8
|
12
|
10
|
|
Amsterdam-Amstelland
|
11
|
36
|
22
|
12
|
21
|
18
|
12
|
20
|
17
|
|
Gooi en Vechtstreek
|
3
|
7
|
5
|
3
|
5
|
5
|
4
|
5
|
4
|
|
Haaglanden
|
12
|
34
|
21
|
13
|
22
|
19
|
13
|
20
|
18
|
|
Hollands Midden
|
11
|
23
|
16
|
11
|
17
|
15
|
11
|
16
|
14
|
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
15
|
40
|
25
|
15
|
24
|
21
|
16
|
23
|
21
|
|
Zuid-Holland Zuid
|
10
|
18
|
13
|
10
|
14
|
12
|
10
|
13
|
12
|
|
Midden- en West-Brabant
|
18
|
38
|
25
|
19
|
27
|
24
|
19
|
25
|
23
|
|
Brabant-Noord
|
10
|
20
|
13
|
11
|
14
|
13
|
11
|
14
|
13
|
|
Brabant-Zuidoost
|
10
|
22
|
14
|
10
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
|
Limburg Noord
|
9
|
18
|
12
|
10
|
14
|
12
|
10
|
13
|
12
|
|
Zuid Limburg
|
7
|
18
|
11
|
7
|
11
|
10
|
7
|
10
|
10
|
|
Flevoland
|
8
|
13
|
10
|
8
|
10
|
10
|
8
|
10
|
9
|
|
Texel
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
Vlieland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
Terschelling
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
Ameland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
Schiermonnikoog
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
Goeree-Overflakkee
|
3
|
4
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
|
Schouwen-Duiveland
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
|
Tholen
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
Walcheren en Bevelanden
|
6
|
11
|
8
|
6
|
8
|
8
|
7
|
8
|
7
|
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4
|
6
|
5
|
4
|
5
|
5
|
4
|
5
|
4
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
297
|
614
|
413
|
305
|
441
|
389
|
314
|
417
|
376
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
27
|
41
|
31
|
27
|
33
|
31
|
28
|
32
|
30
|
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
12
|
20
|
15
|
12
|
16
|
15
|
13
|
16
|
14
|
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
18
|
44
|
28
|
18
|
27
|
24
|
19
|
26
|
24
|
|
Totaal Zeeland
|
15
|
22
|
18
|
15
|
18
|
18
|
16
|
18
|
16
|
Tabel 3.2: Verschil van de capaciteitsberekeningen tussen het referentiekader-2018
en 2017: aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok
| |
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
|
Regio
|
0-8
uur
|
8-16
uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
|
Groningen
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Drenthe
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
IJsselland
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
– 1
|
0
|
1
|
0
|
|
Twente
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
1
|
|
Noordoost Gelderland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Midden Gelderland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
|
Gelderland Zuid
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Utrecht
|
0
|
1
|
1
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
|
Zaanstreek-Waterland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Kennemerland
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Amsterdam-Amstelland
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
|
Gooi en Vechtstreek
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
|
Haaglanden
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Hollands Midden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
0
|
1
|
1
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
|
Zuid-Holland Zuid
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Midden- en West-Brabant
|
0
|
1
|
0
|
1
|
– 1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
|
Brabant-Noord
|
0
|
0
|
0
|
1
|
– 1
|
0
|
0
|
– 1
|
0
|
|
Brabant-Zuidoost
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Limburg Noord
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Zuid Limburg
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Flevoland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Texel
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Vlieland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Terschelling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Ameland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Schiermonnikoog
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Goeree-Overflakkee
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Schouwen-Duiveland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Tholen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Walcheren en Bevelanden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
0
|
5
|
3
|
1
|
– 2
|
0
|
– 2
|
1
|
0
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 1
|
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
0
|
1
|
1
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
|
Totaal Zeeland
|
0
|
– 1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
– 2
|
Tabel 3.3: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2018:
aantal diensten per week.
|
Regio
|
Aantal diensten referentiekader-2018
|
Aantal diensten referentiekader-2017
|
Absoluut verschil
|
Relatief verschil (%)
|
|
Groningen
|
470
|
466
|
4
|
0,9
|
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
508
|
508
|
0
|
0,0
|
|
Drenthe
|
370
|
370
|
0
|
0,0
|
|
IJsselland
|
342
|
336
|
6
|
1,8
|
|
Twente
|
341
|
336
|
5
|
1,5
|
|
Noordoost Gelderland
|
375
|
375
|
0
|
0,0
|
|
Midden Gelderland
|
280
|
279
|
1
|
0,4
|
|
Gelderland Zuid
|
303
|
303
|
0
|
0,0
|
|
Utrecht
|
563
|
553
|
10
|
1,8
|
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
279
|
280
|
– 1
|
– 0,4
|
|
Zaanstreek-Waterland
|
168
|
168
|
0
|
0,0
|
|
Kennemerland
|
241
|
247
|
– 6
|
– 2,5
|
|
Amsterdam-Amstelland
|
445
|
441
|
4
|
0,9
|
|
Gooi en Vechtstreek
|
101
|
100
|
1
|
1,0
|
|
Haaglanden
|
440
|
434
|
6
|
1,4
|
|
Hollands Midden
|
334
|
335
|
– 1
|
– 0,3
|
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
520
|
509
|
11
|
2,1
|
|
Zuid-Holland Zuid
|
276
|
276
|
0
|
0,0
|
|
Midden- en West-Brabant
|
542
|
536
|
6
|
1,1
|
|
Brabant-Noord
|
291
|
292
|
– 1
|
– 0,3
|
|
Brabant-Zuidoost
|
308
|
309
|
– 1
|
– 0,3
|
|
Limburg Noord
|
266
|
265
|
1
|
0,4
|
|
Zuid Limburg
|
235
|
235
|
0
|
0,0
|
|
Flevoland
|
210
|
210
|
0
|
0,0
|
|
Texel
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
|
Vlieland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
|
Terschelling
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
|
Ameland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
|
Schiermonnikoog
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
|
Goeree-Overflakkee
|
68
|
68
|
0
|
0,0
|
|
Schouwen-Duiveland
|
63
|
63
|
0
|
0,0
|
|
Tholen
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
|
Walcheren en Bevelanden
|
169
|
170
|
– 1
|
– 0,6
|
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
102
|
108
|
– 6
|
– 5,9
|
| |
|
|
|
|
|
Totaal
|
8.862
|
8.824
|
38
|
0,4
|
| |
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
676
|
676
|
0
|
0,0
|
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
321
|
322
|
– 1
|
– 0,3
|
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
588
|
577
|
6
|
1,0
|
|
Totaal Zeeland
|
376
|
383
|
– 7
|
– 1,9
|
Conclusies en discussie
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is in 2018 geactualiseerd
op basis van productiecijfers over 2017. Hierbij zijn de rekenmodellen onveranderd
ten opzichte van de vorige doorrekening uit 2017.
Productiestijging
De productie van de Nederlandse ambulancezorg wordt door Ambulancezorg Nederland gepubliceerd
op de website Sectorkompas Ambulancezorg. Het totaal aantal inzetten in 2017 was 1.313.104, dat is vrijwel onveranderd aan de
productie in 2016. Wel is er verandering in het aantal inzetten naar urgentiesoort.
Het aantal inzetten met A1-urgentie is 3,4% afgenomen, het aantal inzetten met A2-urgentie
is met 7,2% toegenomen en het aantal inzetten in de planbare ambulancezorg is met
0,8% afgenomen. Voor het referentiekader worden op basis van uitgangspunten van het
referentiekader bijna 11.000 inzetten uit de productie gefilterd. Het merendeel van
de uitgefilterde inzetten zijn inzetten van een rapid responder waarbij een tweede
voertuig is ingezet voor vervoer van de patiënt. De capaciteitsberekeningen van het
referentiekader gaan uit van een schatting van het aantal uren ambulancezorg in 2017.
Hiervoor is de gemiddelde ritduur van belang. Landelijk is de gemiddelde ritduur van
alle soorten inzetten toegenomen: met 26 seconden (A1-urgentie), 18 seconden (A2)
en 39 seconden (B urgentie). In het capaciteitsmodel wordt gerekend op het niveau
van regio, dagsoort en uur van de dag en zijn de gemiddelde ritduren gedifferentieerd.
In totaal wordt voor het referentiekader uitgegaan van 1.467.502 uren ambulancezorg,
waarvan 1.014.957 uren spoedeisende inzetten en 452.545 uren planbare ambulancezorg.
Het referentiekader-2018 gaat uit van 0,9% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2017.
Aantal benodigde ambulances en diensten
Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er op werkdagen
overdag 614 ambulances nodig zijn. Dat zijn er vijf meer ten opzichte van het referentiekader-2017.
In de avond- en nachturen en in het weekend is het aantal extra benodigde ambulances
tussen minus twee en plus één. De veranderingen verschillen per regio. Enkele regio’s
hebben in 2017 ten opzichte van 2016 een forse daling van het aantal inzetten gehad.
In de ene regio gaat het om spoedvervoer, in de andere om een daling in de planbare
ambulancezorg. Andere regio’s hebben juist een stijging van de productie gehad, soms
zowel spoedvervoer als planbare ambulancezorg. Door deze verschillende ontwikkelingen
zijn er regio’s die twee tot drie auto’s minder berekend krijgen dan in het referentiekader-2017.
Van de 34 regio’s in de eilandbenadering van het referentiekader zijn er 18 waarvan
het benodigde aantal ambulances onveranderd is ten opzichte van het referentiekader-2017.
Volgens het referentiekader-2018 zijn er 8.862 diensten nodig. Het aantal diensten
is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren op te tellen,
waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een factor vijf,
het aantal werkdagen in een week. Ten opzichte van het referentiekader-2017 zijn in
2016 38 meer diensten nodig, een toename van 0,4% ten opzichte van het referentiekader-2017.
Discussie
Discussie: stijging/daling productie
De totale productie van de Nederlandse ambulancezorg is in 2017 vrijwel gelijk gebleven
aan 2016. De productie naar urgentie is in 2017 wel sterk veranderd ten opzichte van
2016. Er is geen onderzoek gedaan naar de achtergronden van deze veranderingen. Mogelijk
dat de toename van het aantal A2-inzetten verband houdt met een toename in het aantal
inzetten onder het protocol Directe Inzet Ambulances (DIA). In dit protocol wordt bij een 112-melding een ambulance onder A2-urgentie
ingezet voordat de melding volledig is uitgevraagd en de urgentie is vastgesteld.
Als uit de uitvraag blijkt dat inzet van een ambulance niet noodzakelijk is wordt
de inzet afgebroken. Ook kan de urgentie worden gewijzigd naar A1. Inzetten onder
het DIA-protocol zijn in de registraties vaak niet als zodanig herkenbaar waardoor
een relatie met de toename van het aantal A2-inzetten in 2017 niet uitgesloten kan
worden.
Discussie: registraties op onderdelen verbeterd
In 2017 is de registratie van ritgegevens verbeterd. Ten opzichte van 2016 zijn er
meer inzetten met volledige tijdenregistratie en hoefden minder inzetten te worden
uitgefilterd. Voor het referentiekader-2018 is 0,01% van de inzetten uitgefilterd
vanwege onvolledige tijdenregistratie. Voor het referentiekader-2017 was dit 0,12%.
Discussie: invoering nieuwe systemen niet zonder problemen
Het in gebruik nemen van nieuwe registratiesystemen door een aantal RAV’s ging gepaard
met problemen in de aanlevering van valide ritgegevens. Hierdoor zijn meerdere leveringen
van ritgegevens geweest. Verwerking van deze gegevens nam extra tijd in beslag en
vertraagde het proces van het doorrekenen van het referentiekader.
Discussie: stijging van het aantal benodigde ambulances
De stijging van 0,9% in 2017 van het aantal uren ambulancezorg in de cijfers voor
het referentiekader leidt tot een stijging van 0,4% van het aantal diensten: van 8.824
diensten in het referentiekader-2017 tot 8.862 in het referentiekader-2018. De relatie
tussen het aantal uren geleverde ambulancezorg en de benodigde capaciteit is niet
evenredig omdat in het rekenmodel de bezettingsgraad van ambulances een rol speelt.
Een hogere productie, in aantal uren ambulancezorg, leidt in het model tot een hogere
bezettingsgraad van ambulances. De bezettingsgraad kan blijven toenemen tot een bepaalde
grenswaarde wordt bereikt en de kans dat er geen vrije ambulance beschikbaar is bij
een volgende melding groter wordt dan 5%. Dan wordt een extra ambulance toegekend
en daalt de bezettingsgraad. Andersom hoeft een dalende productie niet altijd te leiden
tot een lager aantal benodigde ambulances. Het niet-lineaire karakter van het capaciteitsmodel
heeft als resultaat dat een half procent stijging van de totale productie in de ene
regio kan leiden tot een daling van de benodigde capaciteit en in de andere regio
tot een stijging van de benodigde capaciteit.
Aanbevelingen
Er zijn grote verschillen in productiegroei tussen de regio’s en binnen urgentiesoorten.
De achtergronden van deze verschillen zijn niet onderzocht. Het is echter niet waarschijnlijk
dat deze verschillen volledig zijn toe te schrijven aan regionale verschillen in demografie,
epidemiologie, infrastructuur of zorgaanbod. Waarschijnlijk spelen verschillen in
indicatiestelling tussen meldkamers hierbij een rol. Aanbevolen wordt om de regionale
achtergronden van de productiegroei te onderzoeken.
In de rittenregistraties wordt de aanvrager van de inzet, degene die de melding heeft
gedaan, niet goed geregistreerd. Als gevolg is er beperkt inzicht in de achtergronden
van meldingen en inzetten. Aanbevolen wordt om de aanvrager van de inzet beter te
registeren. Dit geeft tegelijkertijd ook inzicht in groeicijfers.
Referenties
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2013). Uniform begrippenkader ambulancezorg. Versie
3,0. Zwolle, 13 februari 2013.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2016). Ambulances in-zicht 2015. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2018). Sectorkompas ambulancezorg, website https://www.ambulancezorg.nl/themas/sectorkompas-ambulancezorg; geraadpleegd augustus 2018.
Kommer, G.J., A.A. van der Veen, W.F. Botter en I. Tan. (2003). Ambulances binnen
bereik - analyse van de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg in Nederland.
RIVM rapport 270556006. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2009). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2008. RIVM briefrapport 270192001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2011). Modellen referentiekader ambulancezorg 2008.
RIVM rapport 270412001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013). Modellen referentiekader ambulancezorg. RIVM
rapport 270412002. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013a). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2013. RIVM briefrapport 270412003. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2016. RIVM briefrapport 2016-0093. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J., S.L.N. Zwakhals, E. Over (2017). Modellen referentiekader ambulancezorg
2016. Ontwikkeling modellen voor DAM, B-vervoer en rijtijden. RIVM rapport 2015-0190.
Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en M. Mulder (2017). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. RIVM briefrapport 2017-0109. Bilthoven: RIVM.
Ministerie van VWS (2004). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg.
Kamerstuk CZ/EZ 2487006. Den Haag, 4 juni 2004.
Ministerie van VWS (2008). Herijking landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg. Kamerstuk 1CZ-EKZ-2854207. Den Haag, 5 juni 2008.
Ministerie van VWS (2013). Actualisatie referentiekader spreiding en beschikbaarheid.
Kamerbrief 131849-106797-CZ. Den Haag, 16 juli 2013.
Ministerie van VWS (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2016. Bijlage bij Kamerbrief over aanpak drukte acute zorgketen. Kamerbrief 1002963-153940-CZ.
Den Haag, 5 oktober 2016.
Ministerie van VWS (2017). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. Bijlage bij Kamerbrief over referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. Kamerbrief 1234698-167897-CZ. Den Haag, 25 september 2017.
Project Versterking Ambulancezorg (PVAZ) (2004). Landelijk referentiekader spreiding-
en beschikbaarheid - Een landelijk referentiekader als planningsgrondslag. Van Naem
& Partners, 04.0177jk, eindrapport S&B II; Woerden.
RIVM (2015). Trendanalyse spoedeisende ambulancezorg. Brief met kenmerk 039/2015 V&Z/AvB/GJK/tv.
Bilthoven, 19 maart 2015.
BIJLAGE 3: SELECTIE EN HERVERDELEN VAN INZETTEN
Deze bijlage geeft een beschrijving van de selectie van inzetten voor de productiecijfers
van de ambulancezorg, de nadere selecties voor het referentiekader en de herverdeling
van spoedritten die voor het referentiekader wordt uitgevoerd. Ook wordt een toelichting
gegeven op de validatie van het ‘afhaaladres’, deze validatie is nodig voor de herverdeling
van spoedritten.
Selectie van inzetten voor productiecijfers
De productie en prestaties van de Nederlandse ambulancezorg wordt jaarlijks door Ambulancezorg
Nederland (AZN) gepubliceerd in voorheen de sectorrapportages Sectorkompas Ambulancezorg, tegenwoordig de website Sectorkompas Ambulancezorg. In opdracht van AZN verzamelt en analyseert het RIVM de logistieke gegevens van
de ambulancezorg ten behoeve van deze jaarlijkse rapportages. In dit proces worden
ruwe ritgegevens door de RAV’s aan het RIVM aangeleverd. Op deze ruwe gegevens worden
selecties gedaan voor de productiecijfers. Deze selecties worden aan de RAV’s voorgelegd
en na goedkeuring door de RAV’s vastgesteld.
Selecties voor productiecijfers voor Sectorkompas Ambulanczorg
De ruwe rittendatabases die door de RAV’s worden geleverd bevatten meer dan alleen
inzetten van de reguliere ambulancezorg. In sommige regio’s komen in de databases
ook inzetten voor van huisartsen, huisartsenposten (HAP’s), thuiszorg, andere zorgverleners
of inzetten van mobiele medische teams (MMT’s). Ook worden inzetten van andere vervoerders
geregistreerd of inzetten in dienst van de GHOR. Dat is mogelijk omdat de gegevens
via de meldkamer ambulancezorg worden geregistreerd en een RAV ook een inzet ten behoeve
van andere organisaties en zorgverleners kan verlenen. Voor de productiecijfers van
de reguliere ambulancezorg worden dit soort inzetten uitgesloten. In totaal gaat het
om de volgende uitsluitingen:
-
– inzetten van andere vervoerders, tenzij de andere vervoerder in opdracht van de RAV
een reguliere inzet verzorgde;
-
– inzetten uitgevoerd voor een andere zorgaanbieder (first-responder, huisarts, thuiszorg)
of organisatie (zoals KNRM, SAR, Koninklijke Marine);
-
– inzetten in dienst van de GHOR, OvDG, GGD, RGF5;
-
– MICU en PICU6 inzetten, tenzij deze voertuigen in de reguliere paraatheid worden ingezet;
-
– standby-inzetten, voor evenementen of multidisciplinaire bijstandverlening;
-
– inzetten voor training of voor onderhoud voertuigen.
Voor de productiecijfers worden verder alleen inzetten geselecteerd die voortkomen
uit een melding en waarbij de ambulance daadwerkelijk heeft gereden. Dat betekent
dat de volgende inzetten worden uitgesloten:
En om dubbeltellingen te voorkomen worden de volgende inzetten uitgesloten:
Deze inzetten zijn overgedragen aan een andere meldkamer ambulancezorg. Een inzet
wordt alleen meegeteld bij de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
De selectie van reguliere inzetten op bovengenoemde criteria gebeurt door in de ritgegevens
selecties te maken op bepaalde kenmerken. In de ritgegevens wordt eerst een selectie
gedaan op ‘vervoerder’, de organisatie die de inzet heeft verzorgd. In een RAV kunnen
meerdere vervoerders actief zijn. Via het kenmerk ‘vervoerder’ worden reguliere inzetten
geselecteerd en worden inzetten voor andere organisaties, zoals huisartsenposten of
MMT, uitgesloten. De wijze van registreren verschilt per regio en niet alle regio’s
registreren inzetten voor andere organisaties op deze wijze. Daarom worden nadere
selecties gedaan op de kenmerken ‘standplaats’ en ‘ambulance’. Een ambulance wordt
geïdentificeerd aan het wagennummer. Tot slot wordt ook een selectie gedaan op het
kenmerk ‘soort vervoer’. Per regio is maatwerk vereist voor de selectie van de reguliere
productie.
Valideren van het afhaaladres
Voor sommige analyses wordt gebruik gemaakt van de geografische kenmerken van de inzet,
de locatie van het ‘afhaaladres’. Bijvoorbeeld voor het bepalen van het aantal overschrijdingen
per regio of voor de herverdeling van spoedeisende inzetten aan de dichtstbijzijnde
standplaats, zoals gebeurt voor het referentiekader. Het ‘afhaaladres’ is de locatie
waar de ambulance naar toe rijdt om zorg te verlenen. In spoedeisende gevallen is
dit de plaats van het incident dat aanleiding geeft tot de ambulance inzet, bij planbare
ambulancezorg is dit de locatie waar de patiënt opgehaald wordt, het ziekenhuis, een
andere zorginstelling of het woon- of verblijfadres van de patiënt. In de ritgegevens
wordt het afhaaladres geregistreerd als een adres, inclusief een zespositie postcode
(vier cijfers en twee letters). Het RIVM leidt hiervan een vierpositie postcode af.
Ook wordt de vierpositie postcode gevalideerd, dat wil zeggen dat wordt nagegaan of
het een bestaande en logische code is. In een aantal gevallen is de postcode niet
valide, ofwel omdat een niet-bestaande zespositie postcode is vastgelegd, ofwel omdat
een code oneigenlijk wordt gebruikt. Bijvoorbeeld worden de codes ‘9999’ of ‘1111’
vaak oneigenlijk gebruikt. In deze gevallen kan een analyse op basis van de vierpositie
postcode van het afhaaladres tot onzuivere uitkomsten leiden. Het RIVM heeft zich
ingespannen om een valide vierpositie postcode af te leiden, maar heeft niet altijd
kunnen voorkomen dat er soms een onjuiste vierpositie postcode wordt afgeleid.
Er zijn ook inzetten waarbij het afhaaladres of de zespositie postcode niet is geregistreerd.
In die gevallen is gekeken naar de plaats van het afhaaladres en is de centroïde van
de plaatsnaam gehanteerd als vierpositie postcode van het afhaaladres. Als ook de
plaatsnaam van het afhaaladres niet bekend was, is de centroïde van de uitvoerende
RAV gebruikt als vierpositie postcode van het afhaaladres.
Van 97,4% van de inzetten, spoedeisende inzetten en planbare ambulancezorg, kon de
4-positie postcode worden afgeleid van de 6-positie postcode. Van 2,5% van de inzetten
is de 4-positie postcode afgeleid van de gemeente of plaatsnaam van de inzet. Van
0,1% van de inzetten is de 4-positie postcode afgeleid van de RAV die de inzet heeft
verzorgd. Voor de herverdeling van de spoedeisende inzetten voor het referentiekader
betekent dit dat vrijwel alle spoedeisende inzetten op een valide wijze is toegerekend
aan de dichtstbijzijnde standplaats. Een zeer klein aantal inzetten is toegekend aan
een standplaats die de centroïde van de RAV in haar verzorgingsgebied heeft. Dit heeft
geen gevolgen voor de capaciteitsberekeningen omdat deze op RAV-niveau worden gedaan.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uit de productie niet meegenomen.
Deze worden uit productie gefilterd op grond van bepaalde uitgangspunten van het referentiekader.
Het gaat om de volgende inzetten.
-
1. Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet
kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag. In totaal worden uit de 2017-productiecijfers
hierdoor 100 inzetten uitgefilterd: 22 A1-inzetten, 16 A2-inzetten en 62 inzetten
met B-urgentie. Dit komt overeen met minder dan 0,01% van de totale productie in 2017.
-
2. Inzetten van rapid responders met een ‘vervolgauto’
Inzetten van rapid responder8 waarbij er ook een ambulance is ingezet ten behoeve van vervoer van de patiënt worden
niet meegenomen in de productie. De inzet voor het vervoer van de patiënt wordt wel
meegenomen. Inzetten van rapid responders zonder vervoer van de patiënt worden wel
meegenomen in de selecties. In totaal gaat het om 10.857 inzetten die worden uitgefilterd:
5.610 A1-inzetten en 5.247 A2-inzetten. Dit komt overeen met 0,8% van het totaal aantal
spoedeisende inzetten in 2017.
-
3. Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
In 2017 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen,
cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
In 2018 is er nog één uitzonderlijke situatie die een herberekening van productieaantallen
nodig maakte. Omdat de ritgegevens van RAV Hollands Midden over 2017 niet volledig
waren, ritgegevens over de maanden november en december 2017 ontbraken, is de productie
getalsmatig met 15% opgehoogd. Voor het herverdelen van spoedritten voor het referentiekader
ontbraken details van de ontbrekende ritten waardoor de burenhulp niet exact kon worden
bepaald. De toedeling vanuit RAV Hollands Midden naar andere (buur-)regio’s is daarom
met 15% opgehoogd. De productie van RAV Hollands Midden in eigen regio is ook met
15% opgehoogd. De burenhulp vanuit andere RAV’s naar RAV Hollands Midden is niet opgehoogd.
Tabellen B3.1a-b geven per RAV de aantallen inzetten die op grond van bovenstaande
criteria zijn uitgefilterd.
Tabel B3.1a: Overzicht van de uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2018:
ritten zonder tijdenregistratie.
| |
|
A1
|
A2
|
B
|
totaal
|
|
Totale productie in 2017
|
611.193
|
364.422
|
337.489
|
1.313.104
|
|
15
|
RAV Haaglanden
|
1
|
1
|
|
2
|
|
17
|
RAV Rotterdam-Rijnmond
|
17
|
15
|
59
|
91
|
|
18
|
RAV Zuid-Holland Zuid
|
2
|
|
|
2
|
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
1
|
|
3
|
4
|
|
37
|
Tholen
|
1
|
|
|
1
|
| |
Totaal
|
22
|
16
|
62
|
100
|
Tabel B3.1b: Overzicht van de uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2018:
uitgefilterde rapid responder inzetten
| |
|
A1
|
A2
|
totaal
|
|
1
|
Groningen
|
139
|
84
|
223
|
|
2
|
Friesland
|
218
|
133
|
351
|
|
3
|
Drenthe
|
–
|
–
|
–
|
|
4
|
IJsselland
|
214
|
177
|
391
|
|
5
|
Twente
|
116
|
348
|
464
|
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
123
|
114
|
237
|
|
7
|
Gelderland Midden
|
286
|
243
|
529
|
|
8
|
Gelderland Zuid
|
214
|
329
|
543
|
|
9
|
Utrecht
|
1.010
|
1.140
|
2.150
|
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
201
|
138
|
339
|
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
|
|
|
|
12
|
Kennemerland
|
335
|
153
|
488
|
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
308
|
130
|
438
|
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
114
|
102
|
216
|
|
15
|
Haaglanden
|
185
|
147
|
332
|
|
16
|
Hollands Midden
|
–
|
–
|
–
|
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
526
|
340
|
866
|
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
143
|
115
|
258
|
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
587
|
568
|
1.155
|
|
21
|
Brabant-Noord
|
258
|
265
|
523
|
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
44
|
85
|
129
|
|
23
|
Limburg Noord
|
116
|
204
|
320
|
|
24
|
Zuid Limburg
|
140
|
187
|
327
|
|
25
|
Flevoland
|
134
|
140
|
274
|
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
27
|
7
|
34
|
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
17
|
5
|
22
|
|
37
|
Tholen
|
3
|
|
3
|
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
151
|
93
|
244
|
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
1
|
|
1
|
| |
Totaal
|
5.610
|
5.247
|
10.857
|
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
Voor het referentiekader wordt een bewerking op de ritaantallen gedaan. Hierbij worden
spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, toegedeeld aan de dichtstbijzijnde
standplaats, volgens het spreidingsplan van het referentiekader. Deze toedeling wordt
gedaan met gebruik van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg. Elke
postcodegebied in Nederland wordt toegewezen aan de dichtstbijzijnde standplaats.
Zo worden ’verzorgingsgebieden’ van standplaatsen van het referentiekader bepaald.
Spoedritten met het afhaaladres in een verzorgingsgebied worden toegewezen aan de
bijbehorende standplaats. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er
vindt alleen een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie
naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. De planbare ambulancezorg
wordt niet herverdeeld. Het aantal inzetten in de planbare ambulancezorg blijft bij
de RAV die de productie heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering9 die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat de planbare ambulancezorg
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van de planbare ambulancezorg van de
RAV Amsterdam-Waterland opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland.
De inzetten met B-urgentie van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie
Zeeland hebben zijn toegekend aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Inzetten van Nederlandse RAV’s in het buitenland zijn meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
Het betreft hier reguliere inzetten. Inzetten van specifieke buitenlandvervoerders,
voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten uit het buitenland, vallen buiten de
reguliere productie. In 2017 zijn 470 inzetten in het buitenland uitgevoerd: 118 inzetten
met A1-urgentie, 44 met A2-urgentie en 308 inzetten met B-urgentie. Het gaat hier
om spoedeisende inzetten of planbare ambulancezorg in Duitsland of België. Deze inzetten
zijn niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen
niet zijn opgenomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. Deze verzorgingsgebieden
zijn alleen bepaald voor Nederlandse postcodegebieden. Inzetten in het buitenland
toegewezen aan de uitvoerende RAV. De ritgegevens zijn wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen
en in de berekening van de gemiddelde ritduur.