Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 26 november 2018, nr. PO/1416144, houdende regels voor subsidieverstrekking als tegemoetkoming in de studiekosten en kosten van studieverlof voor het volgen van de opleiding tot leraar door een onderwijsassistent (Subsidieregeling onderwijsassistenten opleiding tot leraar)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra en artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES;

DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

leraar: degene die voldoet aan bevoegdheidseisen gesteld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra of artikel 3 van de Wet primair onderwijs BES;

minister: Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

onderwijsassistent: iemand die als onderwijsassistent werkzaam is op een school of instelling die valt onder de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de Expertisecentra of de Wet primair onderwijs BES;

opleiding tot leraar: de opleiding die leidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven in een school of instelling die valt onder de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de Expertisecentra of de Wet primair onderwijs BES;studiekosten: de kosten van college-, examen- en diplomagelden;

studieverlof: verlof ten behoeve van het bijwonen van lessen van de opleiding tot leraar en verlof ten behoeve van de uren die de onderwijsassistent besteedt voor de opleiding tot leraar.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

  • 1. Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

  • 2. Artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling is niet van toepassing.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan een bevoegd gezag subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de studiekosten en kosten van studieverlof in verband met het volgen van een opleiding tot leraar gedurende een periode van ten hoogste vier jaren door een bij het bevoegd gezag in dienst zijnde onderwijsassistent die in 2019 of 2020 met die opleiding is gestart.

  • 2. Het bevoegd gezag en de onderwijsassistent sluiten een overeenkomst, waarin ten minste is opgenomen:

    • a. dat de onderwijsassistent ten minste acht uur per week studieverlof ontvangt;

    • b. door wie de overige kosten naast de studiekosten worden gedragen;

    • c. wie welke de kosten draagt indien de onderwijsassistent langer dan vier jaar over de opleiding tot leraar doet;

    • d. dat de onderwijsassistent niet op andere wijze een studievergoeding krijgt vanuit het Rijk; en

    • e. welke afspraken zijn gemaakt voor het geval dat geen subsidie wordt toegekend.

Artikel 4. Subsidieplafond en hoogte subsidie

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in de kalenderjaren 2019 en 2020 voor elk kalenderjaar een bedrag van € 1.000.000,00 beschikbaar.

  • 2. De subsidie bedraagt € 5.000 per onderwijsassistent per jaar gedurende maximaal vier jaren.

Artikel 5. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2. De minister verstrekt per bevoegd gezag voor maximaal drie onderwijsassistenten subsidie.

  • 3. Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag in het betreffende kalenderjaar na toepassing van het eerste en tweede lid niet wordt uitgeput, worden de resterende middelen in afwijking van het tweede lid verdeeld over de aanvragen die betrekking hebben op een vierde onderwijsassistent per bevoegd gezag. Hierbij wordt beslist in volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 4. Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag na toepassing van het derde lid op 15 oktober 2019 niet wordt uitgeput, is het derde lid van overeenkomstige toepassing op elke volgende onderwijsassistent per bevoegd gezag.

  • 5. Indien een aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar 2019 niet kan worden toegewezen omdat het subsidieplafond is bereikt, wordt zij aangemerkt als aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar 2020 en behandeld als ware zij op 16 oktober 2019 ingediend.

Artikel 6. Verplichtingen subsidie

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het bevoegd gezag informeert jaarlijks DUS-I of de onderwijsassistent de opleiding nog volgt en in welk studiejaar de onderwijsassistent zit;

  • b. het bevoegd gezag informeert DUS-I wanneer de onderwijsassistent het diploma heeft behaald;

  • c. het bevoegd gezag werkt mee aan evaluatie of monitoring van deze subsidie.

  • d. indien de onderwijsassistent tussentijds stopt met de opleiding tot leraar meldt het bevoegd dit aan DUS-I. De subsidie kan dan lager worden vastgesteld en het teveel ontvangen bedrag zal worden teruggevorderd.

Artikel 7. Aanvraag subsidie

  • 1. Het bevoegd gezag dient de aanvraag in met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat op de website www.dus-i.nl beschikbaar is gesteld.

  • 2. De subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf het moment waarop de onderwijsassistent is gestart met de opleiding tot leraar, bedoeld in artikel 3, eerste lid:

    • a. tot en met 15 oktober 2019, voor subsidieverstrekking in het jaar 2019; en

    • b. van 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020, voor subsidieverstrekking in het jaar 2020.

  • 3. Per onderwijsassistent kan eenmaal op grond van deze regeling subsidie worden verstrekt.

Artikel 8. Vaststelling en besteding subsidie

  • 1. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 2. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt de subsidie, indien de aanvraag is ingediend in de periode van 16 oktober 2019 tot en met 31 december 2019, uiterlijk vóór 1 maart 2020 direct vastgesteld.

Artikel 9. Betaling

De minister betaalt het gehele subsidiebedrag ineens.

Artikel 10. Overgang bevoegd gezag

Indien de onderwijsassistent het dienstverband met de subsidieontvanger beëindigt en de opleiding tot leraar voortzet in dienst bij een ander bevoegd gezag, kan de subsidieontvanger de subsidie aanwenden om de onderwijsassistent de opleiding tot leraar te laten voortzetten bij dat andere bevoegd gezag.

Artikel 11. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling onderwijsassistenten opleiding tot leraar.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Aanleiding

Het lerarentekort is een urgent probleem in het primair onderwijs (po). Ramingen laten zien dat, bij gelijkblijvende omstandigheden, het tekort in 2022 kan oplopen tot 4.100 fte en in 2027 tot 11.000 fte. Er zijn nu al regio’s waar scholen moeite hebben met het vervullen van vacatures. Om te voorkomen dat de tekorten daadwerkelijk zo hoog oplopen neemt het Ministerie van OCW verschillende maatregelen, waaronder deze subsidieregeling voor werkende onderwijsassistenten om tegemoet te komen in de studiekosten (kosten van college-, examen- en diplomagelden) en studieverlof bij het volgen van de opleiding tot leraar. De subsidieregeling is op 24 augustus 2018 aangekondigd in een Kamerbrief over het lerarentekort.1

Aanleiding voor de regeling is een combinatie van een motie van het lid Kwint en de uitkomsten van een daaropvolgend onderzoek onder onderwijsassistenten dat in opdracht van het ministerie is uitgevoerd.2 In de motie wordt de regering verzocht om de doorstroom van werkende onderwijsassistenten te stimuleren en daarbij voostellen te doen die rekening houden met inkomstenverderving en hoge kosten voor het collegegeld. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal personen dat interesse heeft om de opleiding tot leraar te gaan doen circa 40% stijgt wanneer het collegegeld en acht uur studieverlof per week worden vergoed.

2. Doel

De subsidieregeling heeft als doel om het lerarentekort te verminderen door te bevorderen dat meer onderwijsassistenten de opleiding tot leraar gaan doen.

3. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de subsidie (artikel 2.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.

4. Evaluatie

Wanneer het Ministerie van OCW deze regeling zal evalueren zijn subsidieontvangers desgevraagd op grond van de Kaderregeling verplicht om aan deze evaluatie mee te werken.

5. Administratieve lasten aanvragers

Het aanvraagproces is zo ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten met zich meebrengt. Vanuit DUS-I is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend.

Voor de aanvragers worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa 2 uur per aanvraag. We gaan uit van maximaal 50 subsidies in 2019 en 50 subsidies in 2020, waarmee de totale lasten bij een uurtarief van € 60,– uitkomen op € 12.000,– in totaal.

6. Persoonsgegevens

Voor de uitvoering van deze regeling worden persoonsgegevens verwerkt. De naam van de onderwijsassistent is nodig om te kunnen controleren of per onderwijsassistent slechts één aanvraag voor een opleiding tot leraar wordt gedaan. De overeenkomst is nodig om de vereisten te kunnen controleren die in de regeling worden gesteld aan de overeenkomst.

7. Uitvoerings- en handhaafbaarheid

De regeling wordt namens de minister uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid heeft beoordeeld. DUS-I heeft de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel worden de begripsbepalingen toegelicht.

De onderwijsassistent werkt bij een bekostigde school in Caribisch of Europees Nederland op het moment van de aanvraag. Dit mag ook met een tijdelijk of invalcontract zijn. De onderwijsassistent mag niet als zzp'er werkzaam zijn.

De opleiding tot leraar dient een opleiding te zijn die opleidt tot een bevoegd leraar primair onderwijs, speciaal onderwijs of voorgezet speciaal onderwijs aan een bekostigde instelling in Europees Nederland dan wel Caribisch Nederland of op Aruba, Curaçao of Sint Maarten. De opleiding moet erkend of geaccrediteerd zijn of, in het geval van het Caribisch deel van het Koninkrijk, een positief advies hebben van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).

Artikel 2

De Kaderregeling is van toepassing op deze subsidieregeling. Omdat de subsidie in totaal maximaal 20.000 euro per onderwijsassistent bedraagt voor de vier jaren tezamen, wordt de subsidie direct vastgesteld. Om die reden zijn de hoofdstukken 3, 4, 7 en 8 van de Kaderregeling niet van toepassing op deze regeling.

Het tweede lid regelt dat subsidie kan worden verleend voor activiteiten die al zijn aangevangen. Hiervoor is gekozen omdat op dat moment zeker is dat de assistent de opleiding gaat doen. Indien de aanvraag voor de start van activiteiten aangevraagd zou moeten worden en de assistent kan toch niet starten met de opleiding, bijvoorbeeld omdat een toelatingstoets niet wordt gehaald of vanwege andere redenen, dan zou de subsidie ingetrokken moeten worden. Dit leidt tot extra administratie lasten.

Artikel 3

Artikel 3, eerste lid bepaalt dat de minister aan een bevoegd gezag subsidie kan verstrekken als tegemoetkoming in de studiekosten van het volgen van een opleiding tot leraar en kosten van studieverlof van een onderwijsassistent die in 2019 of 2020 start met de opleiding tot leraar.

De in het tweede lid genoemde minimale eisen aan een overeenkomst tussen het bevoegd gezag en de onderwijsassistent zorgen ervoor dat beiden afspraken met elkaar maken over de inzet van de subsidie en vooraf nadenken over de verdeling van de kosten die buiten de subsidie vallen.

Zo krijgen alle onderwijsassistent ten minste een acht uur per week studieverlof, wordt het collegegeld vergoed, is vooraf helder hoe eventuele studievertraging wordt bekostigd, weet de onderwijsassistent hoe de kosten van de studiemiddelen en reiskosten worden verdeeld en verklaart de onderwijsassistent niet op andere wijze een studievergoeding te krijgen vanuit het Rijk. Dit laatste ziet op bijvoorbeeld studiefinanciering of een lening in het kader van een leven lang leren. De halvering van het collegegeld op grond van het Regeerakkoord valt hier niet onder. Het tweede lid, onderdeel e, ziet op afspraken die gemaakt worden over het volgen van de opleiding en de verdeling van de te maken kosten indien de subsidie niet wordt toegekend.

Artikel 4

Op grond van het eerste lid bedraagt het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2019 1.000.000,00 euro en voor het kalenderjaar 2020 eveneens 1.000.000,00 euro.

Het tweede lid bepaalt dat de minister 5.000 euro per onderwijsassistent per jaar voor een opleiding tot leraar subsidieert gedurende vier jaren, in totaal 20.000,00 euro. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de totale kosten en wordt ingevolge artikel 9 in één keer betaald.

Artikel 5

De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst. Op grond van de Kaderregeling geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst, wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen.

Op grond van het tweede lid worden in eerste instantie maximaal drie subsidies voor de opleiding tot leraar van een onderwijsassistent per bevoegd gezag verstrekt. Deze wijze van verdeling is gekozen voor het geval dat – bijvoorbeeld – de eerste een of twee binnenkomende aanvragen samen het subsidieplafond bereiken. Dat zou betekenen dat een of twee bevoegde gezagen samen vijftig onderwijsassistenten gesubsidieerd de opleiding tot leraar zouden kunnen laten volgen en van de rest van de bevoegde gezagen in (Caribisch) Nederland geen één. In dat geval komt de evenwichtige spreiding over de besturen in het geding. Bij een verdeling op grond van het tweede lid, en derde en vierde lid zal nog steeds de volgorde van binnenkomst worden gebruikt, maar zal het aantal onderwijsassistenten dat in eerste instantie per bevoegd gezag wordt toegekend worden stapsgewijs worden toegekend.

Indien een bevoegd gezag een aanvraag indient voor meer dan drie assistenten, dan ontvangt het bevoegd gezag een voorlopige afwijzing voor het aantal boven de drie assistenten. Indien met de verdeling op basis van maximaal drie subsidies per bevoegd gezag het subsidieplafond niet wordt bereikt worden de resterende middelen na 15 oktober van het jaar van de aanvraag verdeeld over de aanvragen die betrekking hebben op meer dan drie opleidingen tot leraar van een onderwijsassistent. Dit gebeurt in volgorde van binnenkomst van de aanvragen met steeds een subsidie per bevoegd gezag.

Het vijfde lid bepaalt dat, indien een aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar 2019 niet kan worden toegewezen omdat het subsidieplafond is bereikt, die aanvraag wordt aangemerkt als aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar 2020. De aanvraag wordt dan behandeld alsof zij op 16 oktober 2019 zou zijn ingediend.

Artikel 6

De verplichtingen in dit artikel zijn uitwerkingen van verplichtingen die op grond van de Kaderregeling gelden en gelden naast de verplichtingen op grond van de Kaderregeling.

Het eerste onderdeel bepaalt dat het bevoegd gezag jaarlijks aan DUS-I meldt of de assistent de opleiding nog volgt en in welk jaar de assistent zit (onderdeel a). DUS-I stuurt besturen hiervoor ieder jaar een link met een korte vragenlijst. Met deze informatie kan de regeling geëvalueerd worden en kan hierover aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.

Ook dient de subsidieontvanger te melden wanneer de onderwijsassistent het diploma heeft behaald (onderdeel b), en dient de subsidieontvanger voor nadere (beleids)evaluatie mee te werken aan evaluatie en monitoring (onderdeel c).

Onderdeel d is een voorbeeld van een verplichting uit de Kaderregeling. Namelijk de meldingsplicht van artikel 5.7 Kaderregeling. Op grond van deze meldingsplicht dient in ieder geval een melding te worden gedaan wanneer een onderwijsassistent is gestopt met de opleiding. In dat geval kan de subsidie lager worden vastgesteld en (deels) worden teruggevorderd.

De minister kan naast dit artikel 6 ook in de beschikking subsidieverlening nadere verplichtingen opnemen.

Wanneer een subsidieontvanger zich niet houdt aan de subsidieverplichtingen kan de minister besluiten de subsidie lager vast te stellen en de subsidie (gedeeltelijk) terug te vorderen.

Meldingen kunnen worden gedaan bij DUS-I bij voorkeur per e-mail via OCWsubsidies@minvws.nl

Per post is het adres:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen

Postbus 16006

2500 BA DEN HAAG

Artikel 7

Voor aanvragen dient gebruik te worden gemaakt van het op de website van DUS-I beschikbaar gestelde aanvraagformulier. Aanvragen kunnen per e-mail worden ingediend via: OCWsubsidies@minvws.nl of per post.

Het postadres is:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen

Postbus 16006

2500 BA DEN HAAG

De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf het moment waarop de onderwijsassistent is ingeschreven op de opleiding tot leraar en is gestart met de opleiding. Wanneer de inschrijving heeft plaatsgevonden in 2019 kan de aanvraag tot en met 15 oktober 2019 worden ingediend voor subsidieverstrekking in het jaar 2019. Of voor 15 oktober 2020 voor subsidieverstrekking in 2020. Wanneer de inschrijving in 2020 heeft plaatsgevonden kan een aanvraag worden ingediend vanaf het moment waarop de onderwijsassistent is ingeschreven op de opleiding tot leraar tot 15 oktober 2020. Zoals in artikel 9 is bepaald, wordt de subsidie in één keer betaald voor vier jaren.

Het derde lid bepaalt dat de subsidie slechts eenmaal wordt verstrekt per onderwijsassistent voor één opleiding tot leraar. Voor dezelfde assistent kan dan ook niet twee keer subsidie worden aangevraagd (zie ook de toelichting op artikel 10). De omvang van de subsidie wordt niet aangepast indien de assistent de opleiding sneller doorloopt of vertraging oploopt. In de meeste gevallen zal de opleiding tot leraar de deeltijdvariant betreffen.

Artikel 8

Nu de subsidie een tegemoetkoming is in de kosten van de opleiding en het studieverlof, wordt verwacht dat na het uitvoeren van de activiteiten en aan de verplichtingen is voldaan geen subsidie resteert. Mocht dat wel het geval zijn, dan kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

In het geval de onderwijsassistent tussentijds stopt met de opleiding tot leraar – om welke reden dan ook – dient het bevoegd gezag dit te melden. De subsidie kan dan lager worden vastgesteld en het teveel ontvangen bedrag zal worden teruggevorderd.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt dat de minister het gehele subsidiebedrag ineens uitbetaalt.

Artikel 10

Artikel 10 bevat de regels in het geval dat een onderwijsassistent zijn dienstverband met het bevoegd gezag, dat de subsidie ontvangt, gedurende de opleiding tot leraar beëindigt. Indien de onderwijsassistent in dienst treedt bij een school of instelling van een ander bevoegd gezag die valt onder de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de Expertisecentra of de Wet primair onderwijs BES, kan het wenselijk zijn dat hij de opleiding tot leraar daar voortzet. Het oorspronkelijke bevoegd gezag blijft als subsidieontvanger verantwoordelijk voor het nakomen van de subsidieverplichtingen en de verantwoording. Het kan de resterende middelen vervolgens betalen aan het nieuwe bevoegd gezag, dat de onderwijsassistent in staat kan stellen de opleiding tot leraar af te ronden. De minister heeft hierin geen rol. Indien de opleiding niet wordt voortgezet dient de subsidieontvanger dit op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling te melden aan DUS-I en kan de minister de subsidievaststelling wijzigen in die zin dat de subsidie lager wordt vastgesteld. De subsidie kan dan (deels) worden teruggevorderd.

Artikel 11

Het tweede lid bepaalt dat de subsidieontvanger op verzoek van de minister aantoont dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. DUS-I kan dit door middel van een steekproef controleren.

Artikel 12

In subsidieregelingen is een vervaldatum van maximaal 5 jaar verplicht. Het vervallen van de regeling neemt niet weg dat de regeling op grond van het rechtszekerheidsbeginsel een grondslag blijft bieden voor het rechtmatig afhandelen van gevestigde aanspraken.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2017–2018, 27 923, nr. 318.

Naar boven