TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Aanleiding
Het lerarentekort is een urgent probleem in het primair onderwijs (po). Ramingen laten
zien dat, bij gelijkblijvende omstandigheden, het tekort in 2022 kan oplopen tot 4.100
fte en in 2027 tot 11.000 fte. Er zijn nu al regio’s waar scholen moeite hebben met
het vervullen van vacatures. Om te voorkomen dat de tekorten daadwerkelijk zo hoog
oplopen neemt het Ministerie van OCW verschillende maatregelen, waaronder deze subsidieregeling
voor werkende onderwijsassistenten om tegemoet te komen in de studiekosten (kosten
van college-, examen- en diplomagelden) en studieverlof bij het volgen van de opleiding
tot leraar. De subsidieregeling is op 24 augustus 2018 aangekondigd in een Kamerbrief
over het lerarentekort.1
Aanleiding voor de regeling is een combinatie van een motie van het lid Kwint en de
uitkomsten van een daaropvolgend onderzoek onder onderwijsassistenten dat in opdracht
van het ministerie is uitgevoerd.2 In de motie wordt de regering verzocht om de doorstroom van werkende onderwijsassistenten
te stimuleren en daarbij voostellen te doen die rekening houden met inkomstenverderving
en hoge kosten voor het collegegeld. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal personen
dat interesse heeft om de opleiding tot leraar te gaan doen circa 40% stijgt wanneer
het collegegeld en acht uur studieverlof per week worden vergoed.
2. Doel
De subsidieregeling heeft als doel om het lerarentekort te verminderen door te bevorderen
dat meer onderwijsassistenten de opleiding tot leraar gaan doen.
3. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de
Kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde
(artikel 1.4 van de Kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de
subsidie (artikel 2.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de
Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) ook gelden
voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.
4. Evaluatie
Wanneer het Ministerie van OCW deze regeling zal evalueren zijn subsidieontvangers
desgevraagd op grond van de Kaderregeling verplicht om aan deze evaluatie mee te werken.
5. Administratieve lasten aanvragers
Het aanvraagproces is zo ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten
met zich meebrengt. Vanuit DUS-I is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld,
waarmee de aanvraag wordt ingediend.
Voor de aanvragers worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa 2 uur
per aanvraag. We gaan uit van maximaal 50 subsidies in 2019 en 50 subsidies in 2020,
waarmee de totale lasten bij een uurtarief van € 60,– uitkomen op € 12.000,– in totaal.
6. Persoonsgegevens
Voor de uitvoering van deze regeling worden persoonsgegevens verwerkt. De naam van
de onderwijsassistent is nodig om te kunnen controleren of per onderwijsassistent
slechts één aanvraag voor een opleiding tot leraar wordt gedaan. De overeenkomst is
nodig om de vereisten te kunnen controleren die in de regeling worden gesteld aan
de overeenkomst.
7. Uitvoerings- en handhaafbaarheid
De regeling wordt namens de minister uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid heeft beoordeeld. DUS-I heeft de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar
beoordeeld.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In dit artikel worden de begripsbepalingen toegelicht.
De onderwijsassistent werkt bij een bekostigde school in Caribisch of Europees Nederland
op het moment van de aanvraag. Dit mag ook met een tijdelijk of invalcontract zijn.
De onderwijsassistent mag niet als zzp'er werkzaam zijn.
De opleiding tot leraar dient een opleiding te zijn die opleidt tot een bevoegd leraar
primair onderwijs, speciaal onderwijs of voorgezet speciaal onderwijs aan een bekostigde
instelling in Europees Nederland dan wel Caribisch Nederland of op Aruba, Curaçao
of Sint Maarten. De opleiding moet erkend of geaccrediteerd zijn of, in het geval
van het Caribisch deel van het Koninkrijk, een positief advies hebben van de Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie (NVAO).
Artikel 2
De Kaderregeling is van toepassing op deze subsidieregeling. Omdat de subsidie in
totaal maximaal 20.000 euro per onderwijsassistent bedraagt voor de vier jaren tezamen,
wordt de subsidie direct vastgesteld. Om die reden zijn de hoofdstukken 3, 4, 7 en
8 van de Kaderregeling niet van toepassing op deze regeling.
Het tweede lid regelt dat subsidie kan worden verleend voor activiteiten die al zijn
aangevangen. Hiervoor is gekozen omdat op dat moment zeker is dat de assistent de
opleiding gaat doen. Indien de aanvraag voor de start van activiteiten aangevraagd
zou moeten worden en de assistent kan toch niet starten met de opleiding, bijvoorbeeld
omdat een toelatingstoets niet wordt gehaald of vanwege andere redenen, dan zou de
subsidie ingetrokken moeten worden. Dit leidt tot extra administratie lasten.
Artikel 3
Artikel 3, eerste lid bepaalt dat de minister aan een bevoegd gezag subsidie kan verstrekken
als tegemoetkoming in de studiekosten van het volgen van een opleiding tot leraar
en kosten van studieverlof van een onderwijsassistent die in 2019 of 2020 start met
de opleiding tot leraar.
De in het tweede lid genoemde minimale eisen aan een overeenkomst tussen het bevoegd
gezag en de onderwijsassistent zorgen ervoor dat beiden afspraken met elkaar maken
over de inzet van de subsidie en vooraf nadenken over de verdeling van de kosten die
buiten de subsidie vallen.
Zo krijgen alle onderwijsassistent ten minste een acht uur per week studieverlof,
wordt het collegegeld vergoed, is vooraf helder hoe eventuele studievertraging wordt
bekostigd, weet de onderwijsassistent hoe de kosten van de studiemiddelen en reiskosten
worden verdeeld en verklaart de onderwijsassistent niet op andere wijze een studievergoeding
te krijgen vanuit het Rijk. Dit laatste ziet op bijvoorbeeld studiefinanciering of
een lening in het kader van een leven lang leren. De halvering van het collegegeld
op grond van het Regeerakkoord valt hier niet onder. Het tweede lid, onderdeel e,
ziet op afspraken die gemaakt worden over het volgen van de opleiding en de verdeling
van de te maken kosten indien de subsidie niet wordt toegekend.
Artikel 4
Op grond van het eerste lid bedraagt het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2019
1.000.000,00 euro en voor het kalenderjaar 2020 eveneens 1.000.000,00 euro.
Het tweede lid bepaalt dat de minister 5.000 euro per onderwijsassistent per jaar
voor een opleiding tot leraar subsidieert gedurende vier jaren, in totaal 20.000,00
euro. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de totale kosten en wordt ingevolge artikel
9 in één keer betaald.
Artikel 5
De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst. Op grond van de Kaderregeling
geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als
datum van ontvangst, wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet
bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen.
Op grond van het tweede lid worden in eerste instantie maximaal drie subsidies voor
de opleiding tot leraar van een onderwijsassistent per bevoegd gezag verstrekt. Deze
wijze van verdeling is gekozen voor het geval dat – bijvoorbeeld – de eerste een of
twee binnenkomende aanvragen samen het subsidieplafond bereiken. Dat zou betekenen
dat een of twee bevoegde gezagen samen vijftig onderwijsassistenten gesubsidieerd
de opleiding tot leraar zouden kunnen laten volgen en van de rest van de bevoegde
gezagen in (Caribisch) Nederland geen één. In dat geval komt de evenwichtige spreiding
over de besturen in het geding. Bij een verdeling op grond van het tweede lid, en
derde en vierde lid zal nog steeds de volgorde van binnenkomst worden gebruikt, maar
zal het aantal onderwijsassistenten dat in eerste instantie per bevoegd gezag wordt
toegekend worden stapsgewijs worden toegekend.
Indien een bevoegd gezag een aanvraag indient voor meer dan drie assistenten, dan
ontvangt het bevoegd gezag een voorlopige afwijzing voor het aantal boven de drie
assistenten. Indien met de verdeling op basis van maximaal drie subsidies per bevoegd
gezag het subsidieplafond niet wordt bereikt worden de resterende middelen na 15 oktober
van het jaar van de aanvraag verdeeld over de aanvragen die betrekking hebben op meer
dan drie opleidingen tot leraar van een onderwijsassistent. Dit gebeurt in volgorde
van binnenkomst van de aanvragen met steeds een subsidie per bevoegd gezag.
Het vijfde lid bepaalt dat, indien een aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar
2019 niet kan worden toegewezen omdat het subsidieplafond is bereikt, die aanvraag
wordt aangemerkt als aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar 2020. De aanvraag
wordt dan behandeld alsof zij op 16 oktober 2019 zou zijn ingediend.
Artikel 6
De verplichtingen in dit artikel zijn uitwerkingen van verplichtingen die op grond
van de Kaderregeling gelden en gelden naast de verplichtingen op grond van de Kaderregeling.
Het eerste onderdeel bepaalt dat het bevoegd gezag jaarlijks aan DUS-I meldt of de
assistent de opleiding nog volgt en in welk jaar de assistent zit (onderdeel a). DUS-I
stuurt besturen hiervoor ieder jaar een link met een korte vragenlijst. Met deze informatie
kan de regeling geëvalueerd worden en kan hierover aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.
Ook dient de subsidieontvanger te melden wanneer de onderwijsassistent het diploma
heeft behaald (onderdeel b), en dient de subsidieontvanger voor nadere (beleids)evaluatie
mee te werken aan evaluatie en monitoring (onderdeel c).
Onderdeel d is een voorbeeld van een verplichting uit de Kaderregeling. Namelijk de
meldingsplicht van artikel 5.7 Kaderregeling. Op grond van deze meldingsplicht dient
in ieder geval een melding te worden gedaan wanneer een onderwijsassistent is gestopt
met de opleiding. In dat geval kan de subsidie lager worden vastgesteld en (deels)
worden teruggevorderd.
De minister kan naast dit artikel 6 ook in de beschikking subsidieverlening nadere
verplichtingen opnemen.
Wanneer een subsidieontvanger zich niet houdt aan de subsidieverplichtingen kan de
minister besluiten de subsidie lager vast te stellen en de subsidie (gedeeltelijk)
terug te vorderen.
Meldingen kunnen worden gedaan bij DUS-I bij voorkeur per e-mail via OCWsubsidies@minvws.nl
Per post is het adres:
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen
Postbus 16006
2500 BA DEN HAAG
Artikel 7
Voor aanvragen dient gebruik te worden gemaakt van het op de website van DUS-I beschikbaar
gestelde aanvraagformulier. Aanvragen kunnen per e-mail worden ingediend via: OCWsubsidies@minvws.nl
of per post.
Het postadres is:
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen
Postbus 16006
2500 BA DEN HAAG
De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf het moment waarop de onderwijsassistent
is ingeschreven op de opleiding tot leraar en is gestart met de opleiding. Wanneer
de inschrijving heeft plaatsgevonden in 2019 kan de aanvraag tot en met 15 oktober
2019 worden ingediend voor subsidieverstrekking in het jaar 2019. Of voor 15 oktober
2020 voor subsidieverstrekking in 2020. Wanneer de inschrijving in 2020 heeft plaatsgevonden
kan een aanvraag worden ingediend vanaf het moment waarop de onderwijsassistent is
ingeschreven op de opleiding tot leraar tot 15 oktober 2020. Zoals in artikel 9 is
bepaald, wordt de subsidie in één keer betaald voor vier jaren.
Het derde lid bepaalt dat de subsidie slechts eenmaal wordt verstrekt per onderwijsassistent
voor één opleiding tot leraar. Voor dezelfde assistent kan dan ook niet twee keer
subsidie worden aangevraagd (zie ook de toelichting op artikel 10). De omvang van
de subsidie wordt niet aangepast indien de assistent de opleiding sneller doorloopt
of vertraging oploopt. In de meeste gevallen zal de opleiding tot leraar de deeltijdvariant
betreffen.
Artikel 8
Nu de subsidie een tegemoetkoming is in de kosten van de opleiding en het studieverlof,
wordt verwacht dat na het uitvoeren van de activiteiten en aan de verplichtingen is
voldaan geen subsidie resteert. Mocht dat wel het geval zijn, dan kan het niet aangewende
deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt
verstrekt. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 8 weken na ontvangst van de
aanvraag.
In het geval de onderwijsassistent tussentijds stopt met de opleiding tot leraar –
om welke reden dan ook – dient het bevoegd gezag dit te melden. De subsidie kan dan
lager worden vastgesteld en het teveel ontvangen bedrag zal worden teruggevorderd.
Artikel 9
Dit artikel bepaalt dat de minister het gehele subsidiebedrag ineens uitbetaalt.
Artikel 10
Artikel 10 bevat de regels in het geval dat een onderwijsassistent zijn dienstverband
met het bevoegd gezag, dat de subsidie ontvangt, gedurende de opleiding tot leraar
beëindigt. Indien de onderwijsassistent in dienst treedt bij een school of instelling
van een ander bevoegd gezag die valt onder de Wet op het primair onderwijs, de Wet
op de Expertisecentra of de Wet primair onderwijs BES, kan het wenselijk zijn dat
hij de opleiding tot leraar daar voortzet. Het oorspronkelijke bevoegd gezag blijft
als subsidieontvanger verantwoordelijk voor het nakomen van de subsidieverplichtingen
en de verantwoording. Het kan de resterende middelen vervolgens betalen aan het nieuwe
bevoegd gezag, dat de onderwijsassistent in staat kan stellen de opleiding tot leraar
af te ronden. De minister heeft hierin geen rol. Indien de opleiding niet wordt voortgezet
dient de subsidieontvanger dit op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling te melden
aan DUS-I en kan de minister de subsidievaststelling wijzigen in die zin dat de subsidie
lager wordt vastgesteld. De subsidie kan dan (deels) worden teruggevorderd.
Artikel 11
Het tweede lid bepaalt dat de subsidieontvanger op verzoek van de minister aantoont
dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan
aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. DUS-I kan dit door middel
van een steekproef controleren.
Artikel 12
In subsidieregelingen is een vervaldatum van maximaal 5 jaar verplicht. Het vervallen
van de regeling neemt niet weg dat de regeling op grond van het rechtszekerheidsbeginsel
een grondslag blijft bieden voor het rechtmatig afhandelen van gevestigde aanspraken.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob