Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 november 2018, nr. WJZ/ 18277113, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB in verband met onder meer de invulling van het ecologisch aandachtsgebied

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L347);

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel c, onder ii, 32, derde lid, onderdeel a en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L347);

Gelet op de artikelen 4 en 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Europese Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PbEU 2014, L181);

Gelet op de artikelen 15, lid 2 ter en 23, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 van de Europese Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L227);

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma een zinsnede toegevoegd, luidende: ‘tenzij de landbouwer als gevolg van een contract voor agrarisch natuurbeheer op basis van de subsidieregelingen ANLb, SNL of de Catalogus Groenblauwe diensten niet aan dit criterium kan voldoen, in welk geval het areaal ten minste één keer per twee jaar vóór 1 november wordt gemaaid.

B

In artikel 2.10, eerste lid, wordt ‘ANLB of SNL’ vervangen door ‘ANLb, SNL of de Catalogus Groenblauwe diensten’ en wordt ‘artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van Verordening (EU) nr. 1307/2013’ vervangen door ‘artikel 2.2, eerste lid’.

C

Artikel 2.11, derde en vierde lid, vervallen.

D

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • j. areaal waarop Olifantsgras (Miscanthus) wordt geteeld zonder de toepassing van minerale meststoffen en waarop na het eerste jaar waarin wordt aangeplant geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast;

  • k. areaal waarop Zonnekroon (Silphium perfoliatum) wordt geteeld zonder de toepassing van minerale meststoffen en waarop na het eerste jaar waarin wordt aangeplant geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast;

  • l. braakliggend land waarop, in de periode van 15 maart tot en met 15 november, gedurende 6 maanden, een mengsel van tenminste 3 drachtplanten van de soorten Karwij (Carum carvi), Koriander (Coriandrum sativum) Wilde Peen (, Daucus carota), Duizendblad (Achiella millefolium), Goudsbloem (Calendula officinalis), Korenbloem (Centaurea cyanus), Cichorei (Cichorium), Zonnebloem (Helianthus Annus), Komkommerkruid (Borago officinalis), Slangenkruid (Echium Vulgare), Phacelia (Phacelia tanacetifolia), Gele Mosterd (Sinapis alba), Gewone Rolklaver (Lotus corniculatus),Luzerne (Medicago sativa), Witte honingklaver (melilotus albus), Esparcette (Onobrychis viccifolia), Rode klaver (Trifolium pratense), Voederwikke (Vicia sativa), Lijnzaad/vlas (Linum usitatissimum), Malva (Malva), Klaproos (Papaver), Boekweit (Fagopyrum esculentum), Juffertje in ’t groen (Nigella damascena), Smalle Weegbree (Plantago lanceolata) of Incarnaatklaver (Trifolium incarnatum) wordt geteeld.

2. In het tweede lid wordt ‘onderdelen b, c, d, e, f, h en i’ vervangen door ‘onderdelen b, c, d, e, f, h, i, j, k en l’.

3. In het derde lid, onderdeel d, onder 1, wordt ‘de teelt van de vanggewassen’ vervangen door ‘de teelt van de stikstofbindende gewassen’.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 11. Ten aanzien van het ecologische aandachtsgebied, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l:

    • a. is het toegestaan een mengsel van drachtplanten te mengen met roodzwenkgras (Festuca rubra), rietzwenkgras (Festuca arundinacea), veldbeemgras (Poa pratensis) of Japanse haver (Avena strigosa) onder de voorwaarde dat de drachtplanten aantoonbaar in het mengsel overheersen;

    • b. draagt de landbouwer zorg voor een bloeiperiode van mei tot en met augustus;

    • c. draagt de landbouwer zorg voor een zichtbare bedekking waarbij de drachtplanten overheersen;

    • d. meldt de landbouwer de datum van inzaai uiterlijk op de dag van inzaai bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • e. meldt de landbouwer, indien sprake is van een meerjarige inzet, de startdatum van de instandhoudingsperiode van 6 maanden uiterlijk op de eerste dag van deze periode bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • f. bewaart de landbouwer aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaad(mengsel) gedurende 5 jaar in zijn administratie.

E

Aan artikel 4.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. De uiterste datum, bedoeld in artikel 15, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr. 809/2014, waarop de landbouwer wijzigingen kan aanbrengen in het gebruik van zijn landbouwpercelen met gebruikmaking van een middel dat door de minister ter beschikking is gesteld, is 15 oktober.

F

Aan artikel 4.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De minister kan besluiten ten onrechte toegewezen betalingsrechten niet in te trekken, overeenkomstig artikel 23, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014.

G

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan de voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 14. Hybride soorten vanggewassen die bestaan uit een kruising van de in de lijst met vanggewassen genoemde soorten uit Categorie 1 of een kruising van de in de lijst met vanggewassen genoemde soorten uit Categorie 2 worden geacht deel uit te maken van de opsomming in de respectievelijke lijsten.

H

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. RBE 9, onderdeel 9.4, komt te luiden:

9.4

artikel 15 van Verordening 999/2001, in samenhang met artikel 77 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 2.4 en 2.16 van de Regeling handel in levende dieren en levende producten.

2. Aan RBE 9 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

9.5

artikel 15 van Verordening 999/2001, in samenhang met de artikelen 2.1, tweede lid, eerste en derde gedachtestreepje en de artikelen 2.22, 2.33, 2.43, 10.5, 10.6, 11.4 en 11.5 van de Regeling handel in levende dieren en levende producten.

I

Bijlage 4, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In subonderdeel 2 vervalt ‘of’.

2. In subonderdeel 3 wordt ‘Titel II’ vervangen door ‘Titel III’.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 3 door ‘, of’, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 4°. indien de landbouwer als gevolg van een contract voor agrarisch natuurbeheer op basis van de subsidieregelingen ANLb, SNL of de Catalogus Groenblauwe diensten een beheer uitvoert bestaande uit een bedekking met andere vegetatie waardoor hij niet aan de voorwaarden, bedoeld in onderdeel A, kan voldoen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 en werkt ten aanzien van artikel I, onderdelen A en B, terug tot en met 10 oktober 2018 en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel F, terug tot en met 1 december 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 november 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Toevoeging Ecologisch Aandachtsgebied

Op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2018/1784 van de Commissie van 9 juli 2018 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft bepaalde voorschriften inzake vergroeningspraktijken die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L293) (hierna: Verordening (EU) nr. 2018/1784) wordt artikel 2.17 van de uitvoeringsregeling aangepast. Voor de invulling van het ecologisch aandachtsgebied mag vanaf 2019 gebruik gemaakt worden van olifantsgras (Miscanthus), zonnekroon (Silphium Perfoliatum) en braak met drachtplanten.

Voor olifantsgras en zonnekroon geldt dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van het eerste jaar van aanplant, en het gebruik van minerale meststoffen ingevolge artikel 45, lid 8 bis van Verordening (EU) nr. 639/2014 niet is toegestaan.

Voor braak met drachtplanten gelden ook bepaalde voorwaarden. Allereerst wordt er uit een lijst van toegestane soorten een mengsel van tenminste 3 soorten gekozen. Omdat braak met een groenbemester op zichzelf al een bijdrage levert aan de biodiversiteit, zal het toevoegen van een mengsel van minimaal drie drachtplanten de biodiversiteit extra versterken. Het betreffende EA perceel ligt in de nationaal vastgestelde periode tussen 15 maart en 15 november braak voor ten minste 6 maanden. De datum van inzaai wordt bij de minister gemeld door middel van een daartoe beschikbaar gesteld formulier op RVO.nl.

Als wordt gekozen voor een meerjarige inzet dan wordt de startdatum van de instandhoudingsperiode van 6 maanden bij de minister gemeld door middel van een daartoe beschikbaar gesteld formulier op RVO.nl. Op deze datum moeten de drachtplanten aanwezig zijn met een overheersende dekking.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is ingevolge artikel 45, lid 10 ter van Verordening (EU) nr. 639/2014 niet toegestaan, evenmin het gebruik van meststoffen ingevolge artikel 45, leden 2 en 10 bis van deze verordening.

De mengsels met drachtplanten kunnen eventueel gemengd worden met bepaalde aangewezen grassoorten, mits de drachtplanten overheersen in het mengsel. Tot slot wordt, voor een goede spreiding van de bloeiperiode, als aanvullende eis gesteld dat de drachtplanten moeten bloeien gedurende de periode van mei tot en met augustus. In onderstaande tabel wordt aangegeven wat de bloeiperioden zijn voor de verschillende drachtplanten. De tabel zal ook op de website van RVO.nl worden geplaatst.

Soortnaam (Ned.)

Latijnse naam

Bloeiperiode

Karwij

Carum carvi

Mei–Juni

Koriander

Coriandrum sativum

Juli–Augustus

Wilde peen

Daucus carota

Juni–September

Duizendblad

Achiella millefolium

Juni–September

Goudsbloem

Calendula officinalis

Juni–September

Korenbloem

Centaurea cyanus

Juni–September

Chicorei

Cichorium

Juli–September

Zonnebloem

Helianthus annus

Juli–September

Komkommer-kruid

Borago officinalis

Juni–September

Slangenkruid

Echium Vulgare

Mei–September

Phacelia

Phacelia tanacetifolia

Juli–September

Gele mosterd

Sinapis alba

Juni, Augustus–September

Gewone rolklaver

Lotus corniculatus

Mei–September

Luzerne

Medicago sativa

Juni–September

Witte honigklaver

Melilotus albus

Juni–September

Esparcette

Onobrychis viccifolia

Mei–Juli

Rode klaver

Trifolium pratense

Mei–Oktober

Incarnaat klaver

Trifolium incarnatum

Mei–Augustus

Voederwikke

Vicia sativa

Mei–Augustus

Lijnzaad/Vlas

Linum usitatissimum

Juni–September

Malva

Malva

Juni–September

Klaproos

Papaver

Mei–Augustus

Boekweit

Fagopyrum esculentum

Juli–September

Juffertje in het groen

Nigella damascena

Juni–Juli

Smalle weegbree

Plantago lanceolata

Mei–September

2.2. Kleine correcties

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om in deze regelingswijziging ook een tekstuele correctie door te voeren in artikel 2.17 van de uitvoeringsregeling en een verduidelijking aan te brengen ten aanzien van de toegestane soorten vanggewassen in bijlage 2 behorende bij de uitvoeringsregeling.

2.3 Relatie met agrarisch natuurbeheer

In het agrarisch natuurbeheer wordt door aangepast management van de landbouwgrond beoogd de biodiversiteit te vergroten. Dit aangepaste management kan soms conflicteren met activiteiten die horen bij het reguliere management van het landbouwareaal. Zo kan de minimum activiteit van jaarlijks maaien strijdig zijn met bepaalde voorwaarden uit het agrarisch natuurbeheer, waarin soms minder vaak wordt gemaaid om milieudoelen te realiseren.

Artikel 4, eerste lid, onder a, van Verordening (EU) nr. 639/2014 geeft lidstaten de ruimte in het kader van milieuredenen de jaarlijkse activiteit te vervangen door een tweejaarlijkse activiteit. Van die mogelijkheid wordt gebruik gemaakt door een uitzondering op de jaarlijkse maaiverplichting toe te staan voor contracten op basis van de subsidieregelingen ANLb, SNL of de Catalogus Groenblauwe diensten.

In artikel 2.10 staat een soortelijke uitzondering voor niet landbouwactiviteiten die in het kader van het agrarisch natuurbeheer kunnen plaatsvinden op landbouwgrond. Aan deze uitzondering wordt in verband met een consistente benaming de Catalogus Groenblauwe diensten toegevoegd.

De wijzigingen die zijn aangebracht in de artikelen 2.2 en 2.10 van de uitvoeringsregeling werken terug tot 10 oktober 2018. Op 10 oktober 2018 is het criterium waaraan de landbouwer dient te voldoen om een landbouwareaal in een staat te houden die teelt of begrazing mogelijk maakt aangepast naar jaarlijks maaien voor 1 november 2018. Naar aanleiding van deze wijziging ontstond onbedoeld het mogelijke conflict, dat met de onderhavige regeling wordt opgeheven.

Eenzelfde uitzondering wordt gemaakt voor de verplichting tot het inzaaien van een groenbemester op uit productie genomen grond. Deze verplichting staat opgenomen als eis in het kader van goede landbouw- en milieucondities (GLMC) in Bijlage 4, paragraaf 3, onderdeel A, van de uitvoeringsregeling. Het kan vanuit agrarisch natuurbeheer worden voorgeschreven om op percelen andere vegetatie te laten ontstaan om daarmee een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit. In die gevallen kan worden volstaan met een groenbedekking van deze andere vegetatie.

2.4 Aanpassing artikel 2.11

In 2019 zullen de betalingsrechten allemaal een gelijke waarde hebben, de zogenaamde flat rate. Om die reden zijn de leden 3 en 4 van artikel 2.11 van de uitvoeringsregeling over de volgorde van uitbetaling van rechten niet meer relevant.

2.5 Aanpassing van artikel 4.2

De komende jaren zal monitoring in Nederland stapsgewijs en naar bevindt van zaken worden ingevoerd. Monitoring kan worden omschreven als ‘een procedure van regelmatige en systematische observatie, tracking en beoordeling van alle subsidiabiliteitscriteria en andere verplichtingen door gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, over een tijdsperiode’. Naar gelang de monitoring verder wordt geoperationaliseerd zal een vereenvoudiging worden bereikt, die leidt tot een lastenvermindering voor zowel de boer als het betaalorgaan.

De betrokken landbouwers kunnen in verband met de resultaten van de monitoring nog wijzigingen aanbrengen op hun aanvraag tot uiterlijk 15 oktober.

2.6 Gevolgen actualisatie AAN voor betalingsrechten

Periodiek wordt het Agrarisch Areaal Nederland (AAN) geactualiseerd aan de hand van de nieuwste beschikbare informatie zoals recente luchtfoto’s. De eventueel ten onrechte toegekende betalingsrechten voor niet subsidiabele grond moeten ingetrokken worden. Om de administratieve lasten te beperken is het wenselijk om bij kleine verschillen de betalingsrechten niet in te trekken. Artikel 23, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 biedt lidstaten de mogelijkheid om de ten onrechte toegewezen betalingsrechten niet in te trekken indien de totale waarde van die betalingsrechten niet meer dan 50 euro bedraagt. Aan artikel 4.8 van de uitvoeringsregeling wordt een vijfde lid toegevoegd waarin wordt geregeld dat in Nederland voortaan gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid. Aan deze bepaling wordt terugwerkende kracht verbonden tot 1 december 2018. Vanaf 1 december 2018 worden namelijk de eventuele intrekkings- en terugvorderingsbeschikkingen verstuurd.

2.7 Randvoorwaarden

In Bijlage 3 wordt RBE 9 aangepast door wetstechnische verbeteringen en gewijzigde verwijzingen naar nationale regelgeving zodat deze in lijn gebracht wordt met de Europese regelgeving.

Daarnaast wordt een GLMC-eis in Bijlage 4 aangepast, zoals reeds toegelicht in paragraaf 2.3 van deze toelichting.

3. Regeldruk

De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling. De onderhavige wijzigingsregeling brengt geen nieuwe of wijzigingen in informatieverplichtingen met zich.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Een aantal onderdelen werkt terug tot 10 oktober 2018 respectievelijk 1 december 2018. De redenen hiervoor zijn toegelicht in paragraaf 2.3 en 2.6 van deze toelichting.

Voor wat betreft de datum van publicatie in de Staatscourant wordt afgeweken van het beleid voor Vaste Verander Momenten (VVM). Verordening (EU) nr. 2018/1784 is op 20 november 2018 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, waardoor de nationale keuzes als gevolg van deze wijzigingsverordening niet eerder formeel konden worden afgestemd. De wijzigingen die geen verband houden met de wijziging van bovengenoemde verordening hebben als doel bestaande artikelen te repareren, dan wel ongewenste nadelige uitwerking van artikelen voor de doelgroep, landbouwers, te voorkomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven