Beleidsregel van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 21 november 2018, nr. VO/1397452, houdende nadere regels voor het organiseren van een pilot voor scholen voor praktijkonderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs om gemengde onderbouwklassen aan te bieden in de schooljaren 2019–2020 en 2020–2021 en 2021–2022 (Beleidsregel pilot pro/vbo)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

medezeggenschapsraad:

medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap op scholen;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

pilot:

pilot, bedoeld in artikel 2;

pro:

praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de wet;

school:

school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs waar openbaar of uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs wordt verzorgd als bedoeld in de artikelen 7, 8, 9 en 10a van de wet;

toelaatbaarheidsverklaring:

verklaring als bedoeld in artikel 10g, tweede en zesde lid, van de wet;

vbo:

voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet;

wet:

Wet op het voortgezet onderwijs;

zeer zwakke school:

zeer zwakke school als bedoeld in artikel 23a1 van de wet.

Artikel 2. Doel en inhoud

  • 1. De minister wijst op aanvraag ten hoogste dertig combinaties van pro- en vbo-scholen aan voor schooljaar 2019–2020, die mogen deelnemen aan de pilot. Elke combinatie bestaat uit een pro-school en een school voor vbo, die gezamenlijk een aanvraag hebben ingediend.

  • 2. Het doel van deze beleidsregel is om een pilot in te richten, op basis waarvan de aangewezen combinaties, in afwijking van artikel 10f van de wet, een gemengde onderbouwklas in het pro en vbo kunnen aanbieden, waarin een combinatie van pro en vbo wordt aangeboden. De pilot beoogt scholen meer ruimte te geven om maatwerk te leveren voor leerlingen, van wie bij aanvang van hun eerste leerjaar in het voortgezet onderwijs niet meteen duidelijk is of zij beter tot hun recht komen in het pro dan wel in het vbo.

Artikel 3. Voorwaarden

  • 1. Om in aanmerking te komen voor deelname aan de pilot, zorgen de bevoegde gezagen van een pro-school en een school voor vbo er gezamenlijk voor dat het onderwijs in de gemengde onderbouwklas zo is ingericht, dat:

    • a. leerlingen naar de kerndoelen van de onderbouw in het vbo toe werken;

    • b. leerlingen in twee of drie jaar worden voorbereid op basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg als bedoeld in artikel 10b van het vbo;

    • c. het programma aansluit op één van de vbo-profielen die de school verzorgt; en

    • d. alle leerlingen staan ingeschreven in het pro en over een toelaatbaarheidsverklaring beschikken.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor deelname aan de pilot, toont het bevoegd gezag van een pro-school in samenwerking met het bevoegd gezag van een school voor vbo aan:

    • a. hoe de pro-school waarborgt dat leerlingen die in staat zijn om door te stromen naar de bovenbouw van het vbo, na twee of drie jaar ook daadwerkelijk in staat zijn dat te doen; en

    • b. hoe de begeleiding van de leerlingen die overstappen naar het vbo wordt geregeld.

  • 3. De gemengde brugklas wordt aangeboden op de pro-school. Het onderwijsprogramma kan deels plaatsvinden op de school voor vbo voor ten hoogste 500 klokuren als bedoeld in artikel 10f.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag kan tot en met 31 januari 2019 worden ingediend bij de minister. De bevoegde gezagsorganen van een pro-school en van een school voor vbo dienen een aanvraag gezamenlijk in.

  • 2. De aanvraag wordt voorzien van:

    • a. een schriftelijk bewijs van instemming van de medezeggenschapsraad van de pro-school en de school voor vbo over de pilot; en

    • b. een schriftelijk bewijs van instemming van het samenwerkingsverband waartoe de pro-school behoort;

  • 3. Zeer zwakke scholen komen niet in aanmerking voor deelname aan de pilot.

Artikel 5. Aanwijzing scholencombinaties

  • 1. De minister beslist uiterlijk op 1 maart 2019 op de aanvragen.

  • 2. Het besluit tot aanwijzing van een combinatie van pro- en vbo-scholen voor deelname aan de pilot geldt vanaf 1 augustus 2019 voor de periode van drie schooljaren.

  • 3. Indien er meer aanvragen zijn ingediend dan er plaatsen zijn voor deelname aan de pilot, wijst de minister de aanvragen toe op basis van:

    • a. een evenwichtige verdeling tussen een school voor vbo met het profiel groen als bedoeld in artikel 10b, derde lid, onder i en een school voor vbo die de overige profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid, onder a tot en met h en letter j aanbiedt;

    • b. vervolgens spreiding over de provincies; en

    • c. vervolgens spreiding over de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.

    Indien binnen een provincie of samenwerkingsverband passend onderwijs meerdere aanvragen zijn ingediend, wijst de minister de betreffende aanvragen toe op basis van loting.

Artikel 6. Informatieplicht

De bevoegde gezagsorganen van scholen die zijn aangewezen voor deelname aan de pilot verstrekken op verzoek van de minister gegevens over de uitvoering, leerlingtevredenheid, doorstroom en leerresultaten aan de minister voor beleidsonderzoek. De bevoegde gezagen verstrekken de gegevens in geanonimiseerde vorm.

Artikel 7. Intrekking aanwijzing

  • 1. De minister kan een aanwijzing tot deelname aan de pilot intrekken, indien de pro-school of school voor vbo een zeer zwakke school wordt. De minister raadpleegt de Inspectie van het onderwijs voorafgaand aan het intrekken van een aanwijzing.

  • 2. Indien de minister besluit een aanwijzing in te trekken, dienen de leerlingen op een nader door de minister te bepalen tijdstip deel te nemen aan het reguliere onderwijsprogramma.

Artikel 8. Evaluatie

  • 1. De minister evalueert de beleidsregel na afloop van het schooljaar 2020–2021. De minister kan gedurende de looptijd van de beleidsregel tussentijdse evaluaties uitvoeren.

  • 2. Pro-scholen en vbo-scholen die deelnemen aan de pilot, leveren op verzoek van de minister gegevens aan ten behoeve van de evaluatie.

Artikel 9. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 augustus 2022.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel pilot pro/vbo.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

1. Inleiding en doelstelling

Praktijkonderwijs (pro) is oorspronkelijk ingericht om leerlingen, voor wie vaststaat dat zij geen diploma op het niveau van voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) kunnen halen, voor te bereiden op functies op de arbeidsmarkt. In de praktijk blijkt echter dat een groot aantal leerlingen zich bevindt op een grensgebied tussen pro en vbo. Bij de start van een leerling in het voortgezet onderwijs (vo) is daarom niet altijd duidelijk waar een leerling beter op zijn of haar plaats is. Daarom bieden scholen in andere schoolsoorten regelmatig verschillende vormen van maatwerk aan, zoals gemengde brugklassen. Ook in het pro is er behoefte aan meer mogelijkheden tot maatwerk voor de groep leerlingen die zich op het snijvlak pro/vbo bevindt.

Deze pilot is om te bezien of een pro/vbo-onderbouwklas, die voorbereidt op de bovenbouw van het vbo, tegemoetkomt aan de behoefte voor meer maatwerk in het pro. Onder maatwerk wordt verstaan dat er op het niveau van de leerling gekeken wordt naar het best passend onderwijs. Van deze groep leerlingen is bij de start binnen het vo vaak niet meteen duidelijk of ze beter tot hun recht komen in het pro of in het vbo. Voor sommige leerlingen kan het bijvoorbeeld leerzaam zijn om les te krijgen binnen een heterogene klas, waar ze kunnen leren van leerlingen van een ander niveau. Die ruimte willen we aan de scholen bieden.

De pilot richt zich in beginsel op onderwijs op de pro-school. De reden daarvoor is dat als leerlingen in de pro/vbo-onderbouwklas na twee of drie jaar niet in staat blijken vbo te halen, zij niet hoeven ‘af te stromen’ naar pro. De pilot beoogt immers mede te bezien of en in hoeverre pro-leerlingen naar het vbo kunnen opstromen. Opstromen geeft een positievere ervaring aan deze kwetsbare groep leerlingen. Daarnaast kan een pro/vbo-onderbouwklas positief bijdragen aan het imago van pro. Het pro kan zo immers voorbereiden op de bovenbouw van het vbo.

Dit laat onverlet dat de pro- en school voor vbo onder bepaalde omstandigheden er wel voor kunnen kiezen om bepaalde onderdelen van het onderwijs aan te bieden op de school voor vbo. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gezamenlijk aanbieden van een techniekles zodat beide klassen tegelijkertijd gebruik kunnen maken van dezelfde docenten en één lokaal. Of om leerlingen vast te laten wennen aan een grotere klas op het vbo. Er is voor gekozen om niet voor te schrijven welk deel van het onderwijsprogramma op het vbo gevolgd kan worden of hoe groot het gedeelte van het onderwijsprogramma mag zijn. Het precies aantal uren wordt overgelaten naar het eigen inzicht van de scholen. Het staat de beide scholen daarnaast vrij om een onderlinge verdeling van het budget voor leerlingen die ook onderwijs op de school voor vbo volgen te maken.

2. Aanvraag

De bevoegde gezagsorganen van een pro-school en een school voor vbo dienen een aanvraag gezamenlijk in. De aanvraag is in te dienen via een speciaal mailadres dat beschikbaar is via de website van de Rijksoverheid.nl.

Indien er meer aanvragen gedaan worden dan het toegestane aantal van 30, wordt eerst een verdeling gemaakt op basis van de verdeling tussen de scholen die vbo aanbieden met het profiel groen, hieronder worden tevens AOC’s begrepen, en scholen die vbo aanbieden in alle overige profielen (niet zijnde groen).Vervolgens wordt er gekeken naar de regionale spreiding. Deze regionale verdeling is gebaseerd op de provincies. Bij meer dan 30 aanvragen wordt gekeken naar een evenwichtige verdeling tussen de twaalf provincies. Vervolgens wordt, indien nodig, gekeken naar een evenwichtige verdeling tussen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs vo. Indien dit aantal nog boven het maximale aantal uitkomt dan komt het aantal van 30 scholen op basis van een willekeurig loting tot stand.

Figuur 1 – Verdeling van samenwerkingsverbanden passend onderwijs voortgezet onderwijs

Figuur 1 – Verdeling van samenwerkingsverbanden passend onderwijs voortgezet onderwijs

3. Evaluatie

De beleidsregel wordt geëvalueerd met als hoofddoel om te bezien of de pro/vbo-onderbouwklas tegemoet komt aan de behoefte voor meer maatwerk in het pro. Dit wordt gedaan door een evaluatie na afloop van het schooljaar 2020–2021 en door middel van tussentijdse evaluaties. Deze tussentijdse evaluaties worden gebruikt om inzichtelijk te krijgen hoe de pilot wordt ingericht. Hierbij valt te denken aan het inrichten van de onderbouwklassen, de afspraken over de begeleiding en overgang van de leerlingen naar de bovenbouw in het vbo. Deze informatie kan gebruikt worden ter inspiratie voor scholen indien er gestart wordt met een tweede tranche.

4. Caribisch Nederland

Deze beleidsregel is niet van toepassing in Caribisch Nederland. Het pro en vbo op Bonaire is net vormgegeven en Sint Eustatius en Saba zijn bezig met de overgang naar het Caribische systeem. De pilot sluit niet aan bij de organisatie van het onderwijs in Caribisch Nederland. Indien de uitkomsten van de pilot gunstig zouden kunnen uitpakken voor Caribisch Nederland, kan worden nagedacht over een vervolg voor de scholen aldaar.

5. Administratieve lasten

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Bij de voorbereiding van dit beleidskader is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. De administratieve lasten voor scholen die gemoeid zijn met dit beleidskader zijn beperkt. Het gaat om de volgende lasten:

  • Het indienen van een aanvraag. Bestaande uit een schriftelijk bewijs van de MR en van het samenwerkingsverband.

  • Bij goedkeuring: medewerking aan de evaluatie van de pilot.

De administratieve lasten voor het doen van een aanvraag voor pro- en vbo-scholen worden geraamd op basis van de verwachte tijd die het kost om de aanvraag in te dienen. Deze lasten worden geraamd op maximaal 24 uur met een uurtarief van € 45. De geraamde kosten voor een aanvraag komen daarmee op € 1.080.

Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Dit besluit treedt niet in werking op een vast verandermoment, maar op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. De reden daarvoor is dat de aanvraagtermijn anders niet goed zou aansluiten op de pilot. Scholen worden via andere communicatiekanalen op de hoogte gehouden van de pilot, zodat zij voldoende tijd hebben zich daarop voor te bereiden, indien zij interesse hebben.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven