De Minister van Financiën,
Gelet op het artikel 3:156, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
BESLUIT:
TOELICHTING
Algemeen
In artikel 3:156, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) wordt bepaald
welke bedragen ten hoogste beschikbaar zijn in het geval dat ten behoeve van een in
financieel gevaar verkerende levensverzekeraar gebruik moet worden gemaakt van de
in afdeling 3.5.4 van die wet geregelde opvangregeling voor levensverzekeraars.
Op grond van artikel 3:156, tweede lid, Wft worden die bedragen jaarlijks aangepast
aan de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste solvabiliteitsmarge van levensverzekeraars
waarop de Nederlandsche Bank toezicht houdt. Dit heeft geleid tot vaststelling voor
het jaar 2018 van de in artikel 1 van deze regeling genoemde bedragen, waarbij de
cijfers waarop de aanpassing is gebaseerd, zijn ontleend aan de solvabiliteitscijfers
zoals deze zijn gepubliceerd op de statistiekwebsite van DNB.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In artikel 1, eerste lid, is het bedrag vastgesteld dat voor toepassing van de opvangregeling
maximaal ter beschikking wordt gesteld (artikel 3:156, eerste lid, aanhef, Wft). Artikel
1, tweede lid, betreft het bedrag dat per opvangsituatie maximaal ter beschikking
kan worden gesteld (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel a, Wft) en het maximaal ter
beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan bij het in werking stellen van de opvangregeling
het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt terugbetaald (artikel 3:156, eerste
lid, onderdeel b, Wft).
Artikel 2
De bedragen gelden voor het gehele jaar 2018. Nu de regeling niet voor 1 januari 2018
tot stand is gekomen, is besloten dat de regeling na inwerkingtreding terugwerkt tot
en met 1 januari 2018.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra