TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) noopt, naast aanpassingen op wetsniveau,
en het niveau van algemene maatregel van bestuur, ook tot aanpassingen op het niveau
van Ministeriële regelingen en besluiten. Deze aanpassingen vloeien voort uit de noodzaak
de regelingen en de besluiten aan te passen aan de aangepaste opzet van de Wegenverkeerswet
1994 (verder: de wet) en het Reglement rijbewijzen (verder: het Rr), zoals die zijn
aangepast in verband met de aanpassing aan de AVG. Mede gelet op de aangepaste opzet
is ervoor gekozen om een nieuwe ministeriële regeling op te stellen. Deze regeling
vervangt de Regeling gegevensverstrekking rijbewijzenregister en enkele besluiten.
2. Administratieve lasten en regeldruk
De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven
of de burger of voor de nalevingskosten.
3. Vaste verandermomenten en internetconsultatie
Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat het hier om implementatieregelgeving
gaat.
Er heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden. Het gaat hier om spoedregelgeving
in verband met de implementatie van de AVG.
4. Advies van de autoriteit persoonsgegevens (AP)
Over de conceptregeling is advies gevraagd aan de AP. De opmerkingen van de AP betroffen
de volgende punten: de wens om te verduidelijken welke gegevens een advocaat zou mogen
ontvangen, de wens om het doel van de gegevensverstrekking ten behoeve van de verificatie
in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf te concretiseren en de noodzaak
daarvan in de toelichting op te nemen, en om in te gaan op verhouding tussen de gegevensverstrekking
aan de Dienst Logius en de grondslag van artikel 127, vijfde lid, van de wet. Ten
slotte merkt de AP op dat een verduidelijking van het begrip MRZ-code gewenst is.
Dit heeft geleid tot een aanpassing en een enkele verduidelijking die in de artikelsgewijze
toelichting zijn opgenomen.
5. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van
de regeling in de Staatscourant. Voorzien is in terugwerkende kracht, omdat de AVG
met ingang van 25 mei 2018 in werking is getreden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
De suggestie van de AP om een definitiebepaling op te nemen van het begrip MRZ-code
is opgevolgd.
Artikel 2
In dit artikel is de instantie opgenomen die is aangewezen als overheidsinstantie
op grond van artikel 125a, tweede lid, van de wet. Op grond van dat lid kunnen meerdere
personen of instanties worden aangewezen. Op dit moment is alleen het Waarborgfonds
Motorverkeer als zodanig aangewezen.
Artikel 3
Artikel 3 bevat de algemene bepaling dat verstrekking van gegevens, waaronder mede
begrepen persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens
van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf
3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, plaatsvindt overeenkomstig
de artikelen 4 tot en met 9.
Artikel 4
In dit artikel is vastgelegd welke gegevens worden verstrekt aan overheidsorganen
als bedoeld in artikel 125a, eerste lid, van de wet. Hierbij is onderscheid gemaakt
tussen verschillende categorieën overheidsorganen. Allereerst gaat het om de overheidsorganen
betrokken bij de uitvoering of de naleving van de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop
gebaseerde bepalingen. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om het CBR, gemeenten, de politie,
de Koninklijke Marechaussee en het OM. Deze organen hebben recht op alle gegevens
(onderdeel a). Daarnaast gaat het om een aantal overheidsorganen die betrokken zijn
bij de handhaving van andere wetten dan de Wegenverkeerswet 1994. Ook hier kan het
gaan om bijvoorbeeld de politie en het OM, maar ook om bijzondere opsporingsdiensten.
Deze instanties hebben weliswaar recht op alle gegevens, maar alleen voor zo ver zij
aangeven deze nodig te hebben voor de uitvoering van hun taak (onderdeel b).
Het kan verder zijn dat een van de in onderdelen a en b genoemde organen ook andere
taken heeft dan in deze onderdelen zijn genoemd. In die gevallen zou het bijvoorbeeld
wel nodig kunnen zijn om de identiteit van een persoon vast te stellen aan de hand
van zijn rijbewijs. In deze gevallen krijgt het orgaan de gegevens bedoeld in artikel
127, vijfde lid, van de wet (onderdeel c). Het gaat dan verder om de gegevens betreffende
de omvang van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
In onderdeel d is de gegevensverstrekking geregeld aan de Financiële inlichtingen
eenheid en in onderdeel e ten slotte die aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
in verband met de uitvoering van de in artikel 7:6, eerste lid, onder a, van de Arbeidstijdenwet
genoemde taak (een deugdelijke registratie als bedoeld in artikel 4:3, tweede en derde
lid, ten aanzien van arbeid verricht door personen werkzaam in of op motorrijtuigen)
of ter uitvoering van de ingevolge de artikelen 79, eerste lid, onderdeel e, en 104,
eerste lid, onderdeel c, van de Wet personenvervoer 2000 (beoordeling van de eisen
te stellen aan bestuurders van taxi’s respectievelijk bestuurders van auto, bus, metro,
tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig).
Naar aanleiding van het advies van de AP over de gegevensverstrekking aan Logius is
ervoor gekozen deze alsnog op te nemen in artikel 4 en niet in artikel 9. Logius is
immers een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en als zodanig aan te merken als overheidsorgaan.
Artikel 5
In dit artikel zijn de beperkingen opgenomen betreffende de gegevensverstrekking aan
de in artikel 2 aangewezen overheidsinstantie. Hierbij is aangesloten bij hetgeen
al was geregeld in het ingetrokken het Besluit aanwijzing Stichting Waarborgfonds
Motorverkeer voor het ontvangen van gegevens uit het rijbewijzenregister.
Artikel 6
Artikel 6 bevat de beperkingen opgenomen betreffende de gegevensverstrekking aan autoriteiten
in andere lidstaten van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte. Het gaat hier in onderdeel a om de autoriteiten
die belast zijn met de afgifte van rijbewijzen, kwalificatiekaarten bestuurders of
bestuurdersattesten. Zij krijgen alle gegevens die nodig zijn om tot afgifte van deze
documenten te komen overeenkomstig de daarvoor geldende EU-regelgeving.
Onderdeel b voorziet in de bevoegdheid tot verstrekking uit het rijbewijzenregister,
op basis van EU-regelgeving, aan andere instanties dan de instanties die zijn belast
met bijvoorbeeld de afgifte van rijbewijzen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om gegevensverstrekking
aan andere dan rijbewijsafgevende instanties die betrokken zijn bij bijvoorbeeld de
uitvoering van of de controle op richtlijn 2006/126/EG (de derde rijbewijsrichtlijn).
In onderdeel c is de gegevensverstrekking geregeld voor EU-lidstaten of staten die
partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die tevens
partij zijn bij het Eucarisverdrag.
Artikel 7
In dit artikel is de gegevensverstrekking uitgewerkt aan instanties uit derde landen
of instellingen van internationale organisaties. In het eerste geval zal het ook gaan
om instanties die rijbewijzen afgeven. Zij zullen die gegevens kunnen ontvangen die
voor die taak nodig zijn.
Het tweede geval heeft zich voor zover bekend nog niet voorgedaan. Maar het zou denkbaar
kunnen zijn dat een volkenrechtelijke organisatie een bindend besluit neemt op grond
waarvan een instelling gegevens nodig zou kunnen hebben.
In onderdeel c is de gegevensverstrekking opgenomen aan staten, niet zijnde EU-lidstaten
of staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte, die partij zijn bij het Eucarisverdrag. Het Eucarisverdrag staat immers ook
open voor derde landen. Op grond van het Eucarisverdrag kunnen alleen derde landen
tot dit verdrag toetreden die een adequaat niveau van gegevensbescherming kennen.
Artikel 8
Dit artikel bepaalt welke persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens
en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen worden verstrekt aan de personen
of instanties aan wie deze gegevens op grond van artikel 156 van het Reglement rijbewijzen
kunnen worden verstrekt. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij hetgeen al was
geregeld, zoals bijvoorbeeld voorheen artikel 156 van het Reglement rijbewijzen. Door
de andere opzet van de regelgeving betreffende de gegevensverstrekking zijn de te
verstrekken gegevens nu in de Ministeriële regeling opgenomen en zijn de oude regels
die hierop betrekking hadden aangepast dan wel ingetrokken. Nieuw zijn de gegevensverstrekking
aan advocaten en aan onderzoeks- en onderwijsinstellingen, ten behoeve van wetenschappelijk
onderzoek, voor zover zij aantonen dat dit onderzoek namens of in opdracht van een
overheidsorgaan wordt uitgevoerd. In reactie op het advies van de AP wordt opgemerkt
dat advocaten alle persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen opvragen, maar alleen voor zover
het gegevens van de cliënt betreft die zij in een concrete rechtszaak vertegenwoordigen.
Artikel 9
In artikel 9 is een opsomming opgenomen van de personen en instanties aan wie alle,
dan wel een deel van de in artikel 127, vijfde lid, van de wet bedoelde gegevens mogen
worden verstrekt. Het gaat hier om gegevens die strekken tot bevestiging of ontkenning
van de afgifte en de geldigheid van rijbewijzen, waaronder begrepen de rijbewijscategorieën,
of die strekken ter ontkenning of bevestiging van de identiteit van de houder, de
zogenoemde hit-no-hitgegevens. Het betreft hier vooral een herschikking in verband
met de aangepaste opzet van de wet en de algemene maatregel van bestuur. Nieuw is
de gegevensverstrekking aan de ANWB in verband met de afgifte van internationale rijbewijzen.
De in het tweede lid, onderdeel a, opgenomen gegevensverstrekking in de gevallen waarin
de desbetreffende rijbewijzen worden getoond op grond van een wettelijke identificatieplicht,
dan wel ten behoeve van de verificatie in het kader van de uitoefening van een beroep
of bedrijf is direct overgenomen uit de oude Regeling gegevensverstrekking rijbewijzenregister.
Het belang van de verificatie van de geldigheid van rijbewijzen (welke in toenemende
mate worden geaccepteerd als legitimatiemiddel) is niet alleen gelegen in preventie
van fraude. Gebruik van ongeldige rijbewijzen is een bijkomend verschijnsel van vele
vormen van (georganiseerde) criminaliteit. Naast de opsporingsinspanningen van de
zijde van de overheid kan misbruik van rijbewijzen door overige personen en instanties
worden voorkomen door preventieve maatregelen. De verificatie van de geldigheid van
een vooral in het bedrijfsleven als legitimatiebewijs getoond rijbewijs is hiervan
een onderdeel. Deze verificatie kan plaatsvinden door middel van een geautomatiseerde
bevraging van het rijbewijzenregister aan de hand waarvan de Dienst Wegverkeer, eveneens
geautomatiseerd, terugmeldt of het rijbewijs wel of niet geldig is. De bevraging kan
slechts plaatsvinden door opgave van onder meer het rijbewijsnummer (dus niet enkel
door de opgave van persoonsgegevens zoals naam en adres). Er wordt slechts teruggemeld
of het document geldig is. Gezien deze procedure en de beperkte informatie die wordt
teruggeleverd, is de privacy van geregistreerden gewaarborgd.
Artikel 10
Mede gelet op de aangepaste opzet is ervoor gekozen om een nieuwe Ministeriële regeling
op te stellen. Daarmee kan de oude regeling betreffende de gegevensverstrekking rijbewijzenregister
vervallen. Ook de in dit artikel genoemde besluiten kunnen vervallen, omdat de in
die besluiten genoemde instanties nu in de nieuwe Ministeriële regeling zijn opgenomen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga