Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 november 2018, kenmerk 1437102-183156-WJZ, houdende de instelling van de adviescommissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen (Regeling instelling adviescommissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 6 van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een adviescommissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen, hierna te noemen de commissie.

Artikel 2

  • 1. De commissie heeft tot taak onderzoek te doen naar en een advies uit te brengen over wat er nodig is om de zorg voor thuiswonende ouderen ook in de toekomst op peil te houden, rekening houdend met de demografische, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en de betaalbaarheid van de zorg.

  • 2. In aanvulling op de taakomschrijving in het eerste lid oefent de commissie haar taak uit met inachtneming van het volgende vragen:

    • a. Hoe ziet de zorg thuis voor ouderen er nu uit?

    • b. Welke trends en ontwikkelingen hebben gevolgen voor de zorg voor ouderen thuis?

    • c. Wat betekenen deze trends en ontwikkelingen voor de zorg thuis in 2030?

    • d. Wat betekent dit voor de organisatie van de zorg en de betaalbaarheid van de zorg – gegeven deze trends – in 2030?

    • e. Wat betekent dat voor de inrichting van de stelsels?

    • f. Wat is een langetermijnoplossing voor de zorgval van mensen bij de overgang van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Zorgverzekeringswet naar de Wet langdurige zorg?

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit maximaal 9 leden en een voorzitter.

  • 2. De commissie wordt benoemd tot het tijdstip waarop het advies is uitgebracht. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een nieuw lid benoemen.

  • 3. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 4

  • 1. De commissie brengt haar advies uit vóór 31 december 2019 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze minister kan deze termijn verlengen.

  • 2. Na het uitbrengen van het advies is de commissie opgeheven.

Artikel 5

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor publicatie van het advies.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan.

  • 3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De archiefbescheiden van de adviescommissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2020.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling adviescommissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

Aanleiding

Deze commissie is ingesteld naar aanleiding van de motie van het lid Bergkamp c.s. (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 XVI, nr. 86). In de motie werd geconstateerd dat de huishoudprognose van het CBS voorspelt dat het aantal ouderen dat langer thuis blijven wonen toeneemt. In dat licht werd de regering verzocht om een verkenning uit te voeren ten aanzien van de vraag op welke wijze het mogelijk is dat naast de verbeteringen in de verpleeghuiszorg ook de kwaliteit voor zorg thuis van goede kwaliteit blijft. Op grond van artikel 7 van de Kaderwet adviescolleges is de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties medeondertekenaar van deze regeling.

Opdracht commissie

De Nederlandse bevolking is geleidelijk aan het vergrijzen. Dit betekent dat het aantal ouderen in de totale bevolking toeneemt. Nu nog zijn er 1,3 miljoen mensen ouder dan 75, in 2030 zullen dat er 2,1 miljoen zijn en in 2040 maar liefst 2,5 miljoen. Van de huidige 75-plussers woont 92% procent zelfstandig, en zelfs twee derde van de 90-plussers woont nog zelfstandig. Van de thuiswonende 75-plussers maakt bijna een kwart gebruik van hulp en zorg uit meerdere domeinen. De vraag naar zorg zal toenemen; er zullen in 2030 1 miljoen ouderen kwetsbaar zijn. Daarentegen neemt in de toekomst het aantal beschikbare mantelzorgers af. Waar nu een 85-plusser een beroep kan doen op vijftien relatief ‘jonge’ ouderen (50–75 jaar), zullen dat er in 2040 nog maar zes zijn. Bovendien zal door de toenemende vergrijzing de vraag van ouderen naar een geschikte woning toenemen. We staan door al deze ontwikkelingen met zijn allen voor een enorme opgave.

Met het programma Langer thuis stimuleert het kabinet goede zorg en ondersteuning voor thuiswonende ouderen binnen de grenzen van de huidige stelsels. Als we kijken naar de toekomstige trends, zoals vergrijzing, tekorten op de arbeidsmarkt, een toename van het aantal kwetsbare ouderen met meerdere chronische aandoeningen, dan is het denkbaar dat op termijn meer fundamenteel gekeken moet worden hoe we deze trends het hoofd kunnen bieden. Het kabinet wil daarom een commissie instellen die advies uitbrengt over wat er nodig is om de zorg voor thuiswonende ouderen ook in de toekomst op peil te houden, rekening houdend met de demografische, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en betaalbaarheid van de zorg. Uitgangspunt van de commissie is de genoemde motie Bergkamp. De commissie zal ingaan op de volgende vragen:

  • a. Hoe ziet de zorg thuis voor ouderen er nu uit?

  • b. Welke trends en ontwikkelingen hebben gevolgen voor de zorg voor ouderen thuis?

  • c. Wat betekenen deze trends en ontwikkelingen voor de zorg thuis in 2030?

  • d. Wat betekent dit voor de organisatie en betaalbaarheid van de zorg – gegeven deze trends – in 2030?

  • e. Wat betekent dat voor de inrichting van de stelsels?

  • f. Wat is een langetermijnoplossing voor de zorgval (vermindering van de zorg) bij overgang van mensen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015/Zorgverzekeringswet naar de Wet langdurige zorg?

De commissie zal bij haar advies gebruik maken van de kennissynthese over de trends en ontwikkelingen. De commissie wordt ook gevraagd aandacht te besteden aan de gevolgen bij de overgangen tussen stelsels, zoals een lange termijn oplossing voor de zorgval.

Instellingsduur

De commissie is gevraagd uiterlijk eind 2019 advies uit te brengen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de eerdergenoemde vragen. De commissie wordt daarna opgeheven. De minister kan, indien nodig, verlenging geven van deze termijn.

Werkwijze

De commissie besluit zelf over zijn werkwijze, met inachtneming van artikel 21 van de Kaderwet adviescolleges. De werkwijze wordt in een reglement van orde vastgesteld door de voorzitter van de commissie.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven